Officieel Nieuws- en Advertenfieblad voor Overflakkee en Goedereede EERSTE BLAD waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN". I7de jaargang. Zaterdag 26 Mei 1917. No. 29 Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te MIDDELHARNIS. DE WIJDE, WIJDE WERELD Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG. Prijs per kwartaal, franco per post 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Prijs der Advertentiën van 1 6 regels f 0,60 Iedere regel meern 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Uit de Liberale Unie. Op 26 April werd door het Hoofdbe stuur van de Liberale Unie de volgende brief ontvangen: 's-Gravenhage, den 26 April 1917. Aan het Hoofdbestuur van de Liberale Unie. Mijne Heeren, Het Hoofdbestuur van den B >nd van Vrije Liberalen besloot in zijne vergade ring van 20 April het volgende schrijven tot u te richten Het is u bekend, dat de Gedegeleerden van den Bond van Vrije Liberalen in het Ceniraal Comité der Vrijzinnigen in de voorlaatste bijeenkomst van dat Comité mede het voorstel hebben gedaan, in beg mei en behoudens goedkeuring hun ner leden vergadering, te besluiten, dat de Concentratie in 1918 bij de verkie zingen onder het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zal worden voortge zet, indien men er in mocht slagen tot overeenstemming te geraken omtrent een gemeenschappelijk program. Nu dit voorstel do r de Gedelegeerden van den Vrijzinnig-Demociatischen Bond is afgewezen, meent ons Hoofdbestuur dat er te meer reden is voor de beide andere vrijzinnige pariijen naar samen werking te streven, omdat een verder doorgedreven scheiding onder de vrijzin nigen, onvermijdelijk gevolgd door een bestrijding van elkaar zeer verwante groepen, verwarring en lusteloosheid onder de liberale kiezers zal brengen. Ons Hoofdbestuur doet uw Hoofdbe stuur daarom bij deze bet voorstel geza menlijk te overleggen of in beginsel tot samenwerking voor 1918 kan worden besloten op den grondslag van een ge zamenlijk program van actie. Ons Hoofd bestuur is van overtuiging, dat deze samenwerking mogelijk is en dat zulk een program bij goeden wil van weers zijden kan worden opgestrld. Indien uw Hoofdbestuur zich met 'it voorstel kan vereenigen, zou ons Hoofd bestuur het zeer in het belang achten van onze beide partijen en van de zoo- noodige eeusgezinsde liberale propaganda in het geheele land, als ren spoedigste met het overleg werd aangevangen, te meer, daar op een voorloopig plan tot samenwerking nog de goedkeuring der beide partij vergaderingen zal moeten worden gevraagd, en ook daarmee eenige tijd gemoeid is. Ons Hoofdbestuur zou het daarom zeer op prijs stellen, indien het zeer spoedig uw antwoord mocht tegemoet ien. Hoogachtend, Namens het Hoofdbestuur van den Bond van Vrije Liberalen, H. C. DRESSELHUIS, Voorzitter. F. J. W. DRION, Secretaris. Op dit schrijven is door het Hoofdbe stuur van de L. U. het volgende ant woord toegezonden het Hoofdbestuur van den Bond van Vrije Liberalen. Mijne Heeren, Met groote belangstelling en waardee ring hebben wij kennis genomen van uw geërd schrijven van 26 April j.l., waarbij uw Hoofdbestuur ons voorstelt gezamenlijk te overleggen of in beginsel tot samenwerking voor 1918 kan worden besloten op den grondslag van een ge zamenlijk program van actie. Ongeveer tezelfder tijd werden wij door eenige bij de L. U. aangesloten kies- vereenigingen, met bet oog op dezelfde verkiezingen, uitgenoodigd aan testuren op samenwerking met den Vrijzinnig- Democralischen Bond. Dit samentreffen leidde er als vanzelf toe, dat de genoemde voorstellen tegelij kertijd in behandeling genomen en het vraagstuk der samenwerking in zijn geheel moest overzien worden. FEUILLETON. ELIZABETH WETHERELL. Renithoriipprde orerdruk tan het srelU^nArnboek, Ter- srhenen hij «Ie Firma l> HOLLE te Rotterdam. 94) Ellen bespeurde, dat zij, als zij aan hel denken raakte, droefgeestig werd, en ging dus wyselijk naar de boekenkasten, om hare gedachten Ie verdrijven. Daar zij terstond eene geschiedenis van Schotland vond, nam zij die er uit en besloot hare gedachten bezig te houden met een onder werp. dat zulk een nieuwe en vreemde belang rijkheid voor haar gekregen had. De vermoeienis en de wijn, dien zjj gedronken had, verkregen nochtans spoedig de overhand over diepzinnige gedachten; zij strekte zich op de sofa uit en viel in een gerusten slaap Daar vond Mijnheer Lindsay haar een paar uren laler onder de hoede van de huishoudster. Ik kwam binnen. Mijnheer, zeide zjj fluiste rende, meer dan een uur geleden, en zij lag daar evenals een klein kind al dien tijd te slapen zij heeft geen lid verroerd. O, Mijnheer Lindsay wal een lief meisje! Welk een zegen voor dit huis! Ge hebt daarin gelijk, geloof ik, Margaretha; maar hoe hebt ge dat zoo spoedig bemerkt? Ik kan mij hierin niet vergissen, Mijnheer Lindsay! ik ken haar reeds zoo goed, alsof wij elkander een jaar lang gekend hadden; ik weet dat aan dien lieven mond, en aan dien blik, waarmee zjj mij beschouwde, toen ge haar straks zeidet. Mijnheer, dat ik hier bijna even lang in huis geweest was als gij. Eu beschouw haar nu eens! Er woont een hemelsche vrede in haar gemoed, daar houd ik mij van verzekerd. De kus, die Ellen deed ontwaken, stoorde haar juist te midden van een droom. Zij dacht, dat Jan koning van Schotland was, en dat hij in een koninklijk gewaad voor haar stond. Zij bood hem, meende zij, een glas wjjn aan, doch zijn prachtig zwaard met de zilveren scheede opheffende, sloeg hij met een geduchten slag haar het glas uit de hand en boog zich toen zij verbijsterd bleef staan, met zijn ouden ern- stigen en vriendelijken blik voorover, oin haar te kussen. Toen de kus hare lippen aanraakte, opende Ellen de oogen, en zag haar broeder in Mjjnheer Lindsay veranderd, en liet ledige glas op de tafel staan. Ge hebt zeker een aangenaam slaapje gehad, zeide Mijnheer Lindsay, Want ge wordt glim lachende wakker. Kom. haast u wat, ik heb een vriend in liet rijtuig gelaten. Neem uw boek mee, als ge er lusi toe. hebt. De tegenwoordigheid van den vreemdeling, die een paar dagen op „de Braes" ging door brengen, verhinderde Ellen verder te kunnen praten. Gemakkelijk in den hoek van de voorste Het standpunt van ons Bestuur mogen wij als bekend onderstellen. Wij waren en zijn nog voorstanders van samenwer king tusschen alle vrijzinnigen van verschillende nuanceering, overtuigd als wij zijn, dat dit verschil, evenmin als in '1913, behoeft te leiden tot een afzon derlijk optreden van de drie groepen. Het is onze stellige meening, dat de vrijzinnige partij, die in haar geheel slechts minderheid is in ons Parlement zich de weelde niet mag veroorloven, zich in drie groepen te splitsen, die haar kracht ten rieele zullen moeten verspillen in onderlingen strijd, ten schade van de kracht, waarmede bet streven van den gemeenscbappelijken tegenstander op politiek terrein moet weerstaan en bestreden worden. Wij zullen niet nalaten, naar aanlei ding van uw schrijven, het belangrijke vraagstuk der samenwerking opnieuw aan het oordeel van onze partij, in haar eerste algemeene vergadering, naar wij hopen in het einde van Juni a.s., te onderwerpen. Aan haar is uit den aard der zaak de eindbeslissing. Wij mogen echter niet verzwijgen, dat wij meenen niet te mogen adviseeren tot samenwer king, hetzij alléén met de Vrije Liberalen, hetzij alléén met de Vrijzinnig-Demo craten. Zulk een partieele samenwerking toch brengt, naar de ondervinding leert, politieke nadeelen mede, welke de ver wachte gunstige resultataten waarschijn lijk zullen overtreffen. Zij zou een blijvend beletsel kunnen worden, om, nu ot later, tot de meer algemeene samenwerking te geraken, welke wij noodzakelijk achten. Zij zou de beteekenis hebben van een stap, waardoor w i het politiek karakter der Liberale Unie eene principieele wijzi ging deden ondergaan. Inlusschen hopen wij na afloop der bovenbedoelde partij vergadering nader op uw schrijven te mogen terug komen. Hoogachtend, P. RINK, Voorzitter, A. ROODHUIZEN, Secretaris, Het concentratieprogram. Wat is de beteekenis geweest van het Concentratieprogram der vrijzinnigen in 1913? In de eerste plaats deze, dat men aan de vrijzinnigen in den lande wilde doen weten, waarop zij konden rekenen, als de verkiezingen in 1913 aan de ge zamenlijke vrijzinnigen meer dan de helft der Kamerzetels zouden bezorgen. Maar in de tweede plaats zeker ook deze, dat hier weid uitgesproken, waar voor de drie vrijzinnige partijen zouden strijden, onverschillig of zij meerderheid in de Kamer werden of niet. Dit is zoo waar, dat zelfs het extra-parlementaire Kabinet, dat ten slotte uit de verkiezings strijd voortkwam, terdege met het Con centratieprogram rekende en de hoofd punten daarvan op het ministerieele program overnam. Zoodra die drie hoofdpunten dus in de wetgeving waren verwezenlijkt, stond elk der drie partijen weer vrijop dat oogenblik kon voortzetting van de Con centratie een punt van overweging zijn, maar de vrijheid om van meening te verschillen, over het al of niet wensche- lijke daarvan, kon door niemand worden betwist. Maar en dit is gerechte grief, de Vrijzinnig-democrateu zeggen het ver bond op vóór alle hoofdpunten van het Concentratieprogram verzekerd zijn. Het Algemeen Kiesrecht, de wegneming van de beletselen tegen invoering van vrou wenkiesrecht, de Evenredige Vertegen woordiging, zijn zoo goed als verkregen, maar het Staatspensioen is dat niet, en om dat te verkrijgen, zal men wel degelijk aan het Concentratieprogram gebonden moeten blijven; er is toch al heel weinig kans, d t de Eerste Kamer het desbe treffende ontwerp aanneemt. En zoodra de Vrijzinnig-democraten los komen te staan van het Concentratieprogram, vree- zen wij voor het Staatspensioen het ergste omdat het aanvaarden van dien eisch voor hen in 1912 eene concessie is ge weest, die zij noode hebben gedaan. Het bank der barouchet gezeten, en gedoken in de kussens van het rijtuig, werd zij aan hare over denkingen overgelaten. „Twee maanden geleden zat ik nog goed en wel in huis, en ik scheen daar wel aitjjd te zullen blijvenen nu, zonder dat er juist iets bijzonders gebeurd is, zit ik hier even vast. Ja, en vóór dien tijd, toen ik nog bij tante Fortuna was, toen scheen het niet waarschijnlijk, dat ik ooit zou ophouden, haar kind te zijn, en hoe gemakkelijk werd dat noch tans geschikt! En evenzoo kunnen de zaken op eene wijze, die ik nu nog niet voorzien kan, zoodanig veranderen, dat ik hier weder gemak kelijk vandaan kom." Zij besloot, geduldig te zijn, en dankbaar te genieten, wat haar nu aan geboden werd, en in die gemoedsstemming was het rijden naar huis zeer genoeglijk, en de avond werd aangenaam doorgebrachl met het lezen van de geschiedenis van Schotland. Dien zelfden avond was hot in de familie een ernstige vraag, of Ellen naar school zou gezonden worden. Lady Keith was daartoe ge neigd; hare moeder scheen in twjjfel te zijn Mijnheer Lindsay die de kleine gestalte op de sofa in zjjne bibliotheek nog voor zich zag, meende, dat de kamer hem vroeger nooit zoo vroolijk voorgekomen was, en had juist besloten, dat zjj gedurende den aanstaanden winter er het schoonste sieraad van zou uitmaken Lady Keith drong op het schoolplan aan. Dan ten minste gcene kostschool, zeide Mevrouw Lindsay, daar wil ik niet van hooren. Neen, maar eene dagschool; het zal goed voor haar zijn, dat geloof ik zeker, het is hoog noodig, dat hare denkbeelden eens wat veran deren. En ik heb nog nooit een kind van haar leeftijd gezien, dal nog zoo geheel kind was, En ik verzeker u, dat ik nog nooit een kind gezien heb, dat zoo ontwikkeld was. Zij heeft mij vandaag, geloof ik, wel honderd en meer vragen gedaan, zeide hij glimlachende, en ik verzeker u, dat zij alles behalve kinderachtig waren, niet één dier vragen, die niet verstandig was, de meesten waren het bijzonder. Zij was zeer met haar dag ingenomen, zeide Mevrouw Lindsay. Ik heb nog nooit van mijn leven zulk een kinderachtig gezicht gezien, zeide Lady Keith, bij een kind van hare jaren. Haar gelaat teekent een ongemeen verstand, zeide haar broeder. Het is beide waar, zeide Mevrouw Lindsay. Ik was er laatst door getroffen, zeide Lady Keith, zij had over iets geschreid en hare oog leden waren nog vochtig, en zij had dien zelfden wonderlijken, ernstigen en onnoozelen blik, dien men slechts bij kinderen ziet. Had zjj geschreid zeideMjjnheer Lindsay, hoé kwam dat Och, het was niets, zeide Mevrouw Lindsay zjj was genoodzaakt, zich in iets aan mjj te onderwerpen, en dat beviel haar niet. Gaf zjj u eenige reden tot misnoegen? Neen, ofschoon ik wel zien kan, dat zjj hevige hartstochten heeft. Maar zjj is het eerste kind, dat ik ooit gezien heb, waarop ik, geloot

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1917 | | pagina 1