Land- en Tuinbouw. 2 als de Staat net als de particuliere werkgever aan zijn personeel de gele genheid gaf om te toonen wat het ver mag. Maar dat is niet het geval, de jonge man, die als klerk aan het Depar tement komt, is, vooral als hij geen acadernischen titel heeft, gedoemd dag in dag uit hetzelfde werk te doen, al is hij ook tot veel beter in staat, en in zijn geestelijke rust roest hij zou, dat hij zelfs niet meer oproerig wordt als wel de rang, dien hij bekleedt, maar niet de aard van zijn werkzaamheden wordt veranderd. Zoo wordt menig jonge man van goeden aanleg in onze rninisterieele bureaux vervormd tot een moedeloos ambtenaar, wiens hoogste ideaal is het te brengen tot hoofdcom mies zoo gaat een belangrijk quan tum van uitstekende arbeidskracht ver loren, zoo moet men het wel zoeken in de quantiteit. En het hopelooze van het geval is, dat er niets aan te doen is; dat zou alleen, als een van de groote bedrijfsleiders in Nederland zich met deze hervormingstaak wilde belas ten, en dit zal wel een vrome wensch blijven. En wat het ambtenarental bui ten de Departementen betreft,ook daarbij lijden wij in hooge mate aan het quan- titeitseuvel, vooral de wetten Talma hebben ons een heirleger van ambte naren gegeven, dat bewijs is, dat deze te vroeg overleden minister wel groote bekwaamheden had, maar niet als be drijfsleider. De klacht, dat er niet genoeg zuinig heid wordt betracht, is oud, maar kan niet genoeg herhaald worden. Het lijkt vreemd, dat, terwijl zuinigheid altijd als speciale Hollandsche deugd wordt ge noemd, die zoozeer in ons publiek leven wordt gemist. Maar dit heeft niets ver wonderlijks; wie royaal is met eigen beurs, is natuurlijk geneigd om ten zeer ste op zichzelven te passen, als hij met andersmans geld werkt. En zoo hebben wij penningmeesters van vereenigingen gezien, die in hun privé tot vorstelijke gift bereid waren aan hun vereeniging, maar die boos waren, als er een kwartje uit de kas onnoodig was uitgegeven. Maai' wie voor zichzelf zuinig is, en dat is het meerendeel der Nederlanders, moet zijne royaliteit wel bot vieren met andermans geld. En zoo kan men wel haast zeker zijn, dat de man, die met het staatsgeld er maar op inhakt, voor zichzelf een zeer zuinig man is. Wij hebben een bur gemeester gekend, men hoeft den man niet te zoeken, want hij is sinds jaren ter ziele, die door de ingezetenen een engel van een man genoemd werd, om zijne adviezen inzake de vergoeding aan kostwinners, maar geld van hem los te krijgen voor een goed doel, was, niette genstaande hij een zeer vermogend man was, schier ondoenlijk. En in zijn burge meesterskamer op het stadhuis werd er nog maandenlang gestookt, als de kachel iD eigen woning reeds lang was verdwe nen. Het is de oude historie, en tot zui nigheid in het staatsleven zal het in Ne derland wel nooit komen, juist omdat ons volk, als het om eigen portemonnaie gaat, in den regel zoo zuinig is. Steeds maar door. „De Standaard" gaat maar steeds door art. 192 bij hare lezers in mis- crediet te brengen. Nu heet het weer, dat er recht was tot het vermoeden, dat de Regeering metterdaad bedoelde Kom, kom, zeide Mijnheer Lindsay, haar in zijne armen nemende, dat wil ik niet hebben. Bedaar, mijne dochter. Wat scheelt er aan Ellen? Maar Ellen had zich reeds gedurende het ge sprek met moeite bedwongen, en schreide nu des te heviger. Wat scheelt er aan, Ellen? Omdat ik hen onuitsprekelijk liefheb, snikte Ellen hevig aangedaan, en ik behoor hen van ganseher harte lief te hebben. Ik kan hen niet vergeten, en zal het ook nooit kunnen; en ik kan nooit betere vrienden hebben, neen, nooit! dat is onmogelijk, o, het is volstrekt onmogelijk? Mijnheer Lindsay zeide eerst niets, maar t rachtte haar tot bedaren te brengen; doch toen zjj aan zjjne borst uitgeschreid had, fluisterde hij: Het is goed, dat ge die menschen, die zoo vriendelijk jegens u waren, liefhebt; maar dat is zooais uwe tante zegt, nu voorbij. Het is niet noodig, daarheen terug te keeren. Vergeet nu, dat ge in Amerika geweest zijt, Ellen, ge behoort mij toe: uw naam is niet meer Mont- gomerry, inaar voortaan Lindsay; en ik wil niet hebben, dat ge mjj „oom" noemt, ik ben uw vader; gij zjjt mijne eigene dochter en moet juist doen, wat ik u zeg. Hebt ge mjj begrepen Hjj moest een „ja" van haar hebben,en voegde er toen bjj„Ga u gereedmaken, dan zal ik u mee naar Ëdinburg nemen." Ellens tranen waren op het punt bij-zijne woorden weer voor den dag to komeamet groote het Bijzonder Onderwijs tot de vervul ling van zijn ideaal te leiden, maar dat het vrij spoedig bleek, dat ze zoo hoog niet mikte. En dat, toen ze te wor stelen kreeg met een groep van Links, die het Bijzonder Ouderwijs, nu ja, wei aan een ietwat betere conditie' wilde helpen, doch voor zijn gelijkstelling met het Openbaar Onderwijs paste, zij bak zeil haaide. Deze voorstelling van zaken is ten eenenmale onjuist. Gort van der Linden heeft nooit be oogd en kon nooit beoogen, het Bijzon der Onderwijs tot de vervulling van zijn ideaal te leiden, zooals Dr. Kuy- per dat verstaat, omdat dit volgens diens eigen uitspraak geheel moet ver dwijnen, omdat het zoover moest ko men, dat ieder vader in ons land zich zou schamen zijne kinderen naar de openbare .school te zenden. Cort van der Linden heeft dan ook nooit aange stuurd op gelijkstelling van bet Open baar en Bijzonder Onderwijs, en als hij dat gedaan had, zou hij bij geen man van Links daarvoor steun hebben ge vonden. Hij wilde s'echts de finan cieel e gelijkstelling, opdat geen ouder in Nederland oui finantieele redenen in de keuze van de school voor zijn kinderen zal worden bemoeilijkt. En ook de Staatscommissie heeft zich nooit op ander standpunt gesteld. De leden van Links daarin hebben eenparig als voorwaarde voor hunne medewerking gesteld, dat het openbaar onderwijs zijn bevoorrechte positie zou behouden als het voor iedereen verkrijgbare, zoodra hij het voor zijne kinderen begeerde, en Rechts heeft daarin, zooals uit de Onderwijsvoorstellen genoegzaam blijkt, toegestemd. Het is vervelend telkens op de onjuistheden van „De Standaard" in deze te wijzen, maar het is noodig en nuttig. Legenden moet men in haar geboorte smoren. Wij willen niet voor bijzien, dat „De Standaard" in hare ergernis over het welslagen van de Pa cificatie telkens van nieuwe vinding rijkheid blijk geeft, eene ergernis, die nog verhoogd wordt door het feit, dat ze in deze onderwijszaak geheel ver slagen is door Lohman en Nolens, maar dat is slechts eene verzachtende om standigheid en geen verontschuldiging voor valsche voorstellingen. Dat Dr. Kuyper in deze zaak geheel in den hoek is gedrongen door de Lin. kerzijde plus de Katholieken en de Christelijk-Historischen, is trouwens ge heel en al zijn eigen schuldVous l'avez voulu George Dandin. De Engelschen en de aardrijkskunde. Het schijnt nu vrijwel vast te staan, dat de groote ramp, die Zierikzee trof, op rekening van een Engelschen vlie genier moet worden gesteld. En de des kundige heer Wijnmalen, daarover door het '„Handelsblad" geraadpleegd, heeft als zijne meening te kennen gegeven, dat het zeer wel mogelijk is, dat een uit Engeland vertrokken vlieger, zich bij aankomst boven het vasteland een 50 kilometer heeft vergist. Onderstelt men daarbij de mogelijkheid, zoo ver volgde deze deskundige, dat de aard rijkskundige kennis van den bewusten vlieger niet al te groot is, dan kan men zich voorstellen, dat hij ergens boven de Zeeuwsehe kust denkt, boven moeite bedwong zij ze, en gehoorzaamde hem. HOOFDSTUK XXI. Hoe oude vrienden mei de koninklijke waardigheid bekleed werden. Mijnheer Lindsay had dien ochtend wel eeoige reden om te wenschen, dat Ellen er wat vrooljjker uitzag; het was al een zeer ernstig gezichtje, dat hjj naast zich in het rijtuig zag zitten, terwjjl zij laDgzaam naar Edinburg reden, het zag bjjna bleek van treurigheid. Hjj overlaadde haar met de teederste liefkoozingen, en zooveel mogeijjk het gesprek van dien ochtend vermij dende, deed hjj zjjn best hare aandacht bjj de verschillende voorwerpen van eenig aanbelang, die zjj voorbijreden, te bepalen. Het was een schoone dag, en evenzoo was de landstreek, het rjjtuig en de paarden; Ellen hield ontzagljjk veel van rjjden; en lang voordat zjj dc stad bereikten, had Mjjnheer Lindsay de voldoening, haar weder te zien glimlachen, terwjjl hare oogen zich verhelderden en hare bljjinoedige opmerkzaamheid geboeid scheen door al de dingen, die hjj haar aanwees, en nog door vele andere, die hjj zelf onder hel rjjden opmerkte, zjjne paarden het allereerst. Mjjnheer Lindsay staakte nu zjjne pogingen en zag hot met inner lijke vreugde aan; Ellen was recht op haar dreef om alles met bijjdschap in zich op te nemen de Noord-Belgische kust te zijn. Nu, de aardrijkskundige kennis van dezen Engelschman zal wel even groot zijn als van zoovelen van zijn landge- nooten, die van den aardbol niet veel meer weten dan wat Engeland is en de landen, waar dit rechtstreeks of zijdelings invloed uitoefent. Men heeft zich in 1870 zeer vroolijk gemaakt over die Fransche oificiereu, die naar Bres- lau in krijgsgevangenschap gingen, en die na één uur sporen van Keulen uit vroegen, of ze er al warenmaar de Engelschen hebben waarlijk ook niet op hunne aardrijkskundige kennis te roemen zeer velen van hen welen niet eens, dat er een Holland bestaat. Ze kennen Rotterdam en Flushing (Vlis- singen) door de ^stoomvaartlijnen als ze aan een bar een glaasje klare wil len drinken, vragen zij om een Schie dam, maar dat op zoo korten afstand van hen een rijk ligt van 6 millioen inwoners, de tweede koloniale mogend heid der were dweet het meeren deel der bevolking niet; misschien wordt het op de scholen met voordacht verzwegenjuist zooals de Ruyters tocht naar Chattam, in de Engelsche schoolboeken voor geschiedenis niet wordt vermeld. Nu gunnen wij graag den Engelschen hunne achterlukheid opaaidrijkskundig gebied, mits die voor onze bevolking niet zoo gruwelijke gevolgen heeft. En wij vragen Heeft zoo'n vliegenier dan geen instrument bij zich om de leng'e en breedte te bepalen v^n de plaats waarboven hij zich bevindt, mitsgaders een kaartje, om na te zien in welk grondgebied die plaats wordt aange troffen 7 En, zoo ja, is hier dan niet een misdrijf, dat nog op andere wijze zal moeten goedgemaakt worden dan door vergoeding van geleden materieele schade Doperwten en Peulen. In dezen tijd, nu zoovelen zich gaan toeleggen op de bodemculluur, om zooveel mogelijk te voorzien in de behoefte aan levensmiddelen, en overal gronden ter be schikking gesteld, ja zelfs geheel gereedge maakt worden om direct daarop met zaaien planten en poten te kunnen beginnen, is voorlichting van 't grootst belang. Onder deskundige leiding kan er althans iets bereikt worden. Voor de liefhebbers van tuinieren wil ik voor erwten en peulen, die ook onder de aanbevolen te verbouwen gewassen voor komen, nog iets mededeelen. Naar ik vermoed, zijn mijn reeds vroeger gegeven raadgevingen over zaaien en planten in Maart opgevolgd, en zullen wellicht hier en daar, genoemde peulvruchten aan den grond toevertrouwd en misschien reeds boven den grond verschenen zijn. Dat men met het leggen van erwten en peulen tot zelf in Mei kandoorgaan, om deze heerlijke groenten zoolang mogelijk ter beschikking te hebben is ook reeds gezegd. Ik wil er dan op wijzen, dat voorzooverre er nog met het leggen dezer peulvruchten begonnen, of doorgegaan wordt, gezorgd dieDt te worden, ze vooral niet te dicht te leggen, want de opbrengst wordt daardoor niet grooter. De plant, die zich uit een erwt ontwikkelt, heeft een bepaalde ruimte noodig om tot volkomen vruchtdragen te gerakeü waar nu twee erwten dicht naast elkaar ontkiemen en opgroeien, komen ze beide. Diet tot haar recht; scbadeD ze eikaars ontwikkeling en sleepen slechts een kom merlijk bestaan voort; het spoedig geel worden, dus afsterven is een noodzakelijk gevolg, Gebrek aan licht en te weinig voedsel, Ge z\jt gemakkelijk te bevredigen, Ellen, zeide hij, in antwoord op eene eenvoudige uiting van hare bewondering. Ik heb zeer veel om mij genoegen te geven, zeide Ellen, Wat zoudt ge nu gaarne in Edinburg willen zien tk weet het niet, Mjjnheer, dat laat ik aan u over. -— Nu, dan. zal ik u in de eerste plaats iets van de stad laten zien. Zjj reden de straten van Edinburg, zoowel van de oude als van de nieuwe stad, in ver schillende richtingen door. Mjjnheer Lindsay was ongemeen verheugd, te zien hoeveel genoegen Ellen had, en amuseerde zich over de nieuws gierigheid, die zjj in hare vragen liet blijken, ofschoon deze geenszins zoo vrjj en menigvuldig waren, als wel het geval zou geweest zjjn indien Jan Humphreys de plaats van haar oom bekleed had. Wat is dat voor een groot gebouw daar? zeide Ellen. Dal? - Dat is Holyrood, Holyrood I O, daar heb ik vroeger wel van gehoord, is het niet diiar, dat Koningin Maria hare vertrekken had? en waar Rizziogedood werd Ja; zoudt ge het. gaarne, willen zien? O ja, zeer gaarne I Rijd naar de Abdij 1 Ge hebt dus zoowel de geschiedenis van Schotland als die van Amerika geleten, Ellen? alsook gebrek aan plaats, om haar ytnken aan de rijzen of andere steunsels te hechten noodzaakt ze dit aan elkaDder te doen en dit werkt zoodoende mede, dat de stengels door de zwaarte "op den grond vallen. Dan geven de erwten en peulenrjjeu een warboel waardoor het plukken een wanhopig werk wordt. Op een afstand van minstens 2 centi meters legt men de erwten en op het einde van de rjj kan men er eenige bjj elkander leggen om deze te gebruiken voorinboeten, als door de een of andere omstandigheid, enkele teruggebleven zjjn. In een stad, of in de kom van een dorp, waar gewoonlijk veel musschen zijn, moeten voorzorgsmaat regelen genomen wotden tegen deze brutale erwtendieven. Vooral op de pas gezaaide of pas ontkiemde zaden die week en zoet zjjn hebben ze het gemunt. Een afdoend middel tegen dit gevaar is, het bedekken der erwtebedden met gegal vaniseerd vlechtwerk met mazen, zoo klein dat de musch er niet door kan. Dit kan jaren lang dieneD, terwjjl het op de plaats brengen, vrij wat minder moeite kost dan het telkens spannen van zwarte draden. Gewoonlijk worden twee rijen erwten gelegd op een afstand van plm. 15 centimeter om daartusschen later de rijzen te plaatsen. Vóór dien tijd kan men een reep vlechtwerk zoolang het bed is, en ter breedte van 4 d.M. nemen, dit eenigszins rond buigen, zoodat het over de twee rijen erwten een gewelf vormt. Waar het links en rechts van die ijjen op den grond rust, wordt het met gaffelvormige takjes met een kort en lang been, op den grond bevestigd. Aan de uit einden wordt het gewelf door een loodrecht in den grond gegraven stukje vlechtwerk afgesloten. Op deze wjjze word n de musschen afdoende geweerd. Zjjn de erwten en peulen flink boven den grond gekomen, dan neemt men die reepen gaas weg, schoffelt de bedden goed en aardt men de rijen erwten aan. Nu hebben de eenigszins hoog groeiende peul vruchten den steun van andere voorwerpen noodig, want het zijn klimplanten, wat te zien is aan de bladranken. Gewoonlijk iaat men ze tegen rijs opklimmen; maar dat is, in vele streken nogal duur mati-iiaal, eu ook niet geschikt voor langdurig gebruik. Zyn die rijzen eenmaal gebruikt, dan worden de takjes broos, breken af, terwijl ook het droog bewaren nogal moeilijkheid geeft, en bovendien dit rjjs voor een volgend jaar niet veel waarde meer heeft. Beter is het, om vlechtwerk te gebruiken, hetwelk vrjj wijde mazen kan hebben Men zet het lood recht tusschen de beide rjjer) erwten of peulen, terwjjl op afstanden van een of anderhalven meter flinke stokken tot steun geplaatst worden waaraan 't vlechtwerk met kiammetjes bevestigd wordt. Deze stok ken worden zoo lang genomen, dat ze van boven met den zelfkant van het vlechtwerk gelijk komen en er van onderen 20 a 30 c.M. uitsteken. Op deze manier kan het zonlicht de planten van alle kanten berei ken, terwjjl de vruahten zoo goed als alle buiten aanhangen, hetgeen ook tijdens den bloei een fraai aanzicht in den tuin oplevert. Om te zorgen, dat alles goed klimt tegen het vlechtwerk, is het geradeD, om, als de erwten het vlechtwerk beieikthebbsn,sterke touwtjes te spannen, waardoor de steDgels er tegen aangedrukt worden. Als eindelijk de zaden in de peulen gaan ontwikkelen, daagt de vijand, die in het begin van den groei der planten zoo goed bestreden was, opnieuw op, om de nog onrijpe zaden uit de peulen te halen. Dit den musschen te beletten eischt nogal zorg, want voor een klein geruchtje zjjn ze niet vervaard. Een goed geplaatste vogelverschrikker kan alleen dan nut doen, indien hij telkens op een audere plaats gezet wordt. Blijft hjj onbe weeglijk op dezelfde plaats staan, dan raken de gauwdiefjes er mee vertrouwd, ja, kiezen hem zelfs tot zetel, om van daaruit hun lekkerbeetjes te bespieden. De liefhebber-tuinier doet verder het best zich elk jaar van nieuw zaadgoed te voor zien, daar verbastering van erwten en peulen slecht te voorkomen is. Niet zooveel, Mijnheer; alleen de Vertellin gen van een grootvader van Walter Scott. Maar dat ik er toe kwam dit te zeggen was omdat ik ergens een verhaal van Holyrood ge lezen heb, oom. Ellen! Ik heet immers uw vader. Ik vraag u vergeving, Mijnheer ik vergat het, het is mjj nog zoo vreemd, zeide Ellen, een weinig verlegen kijkende. Dat moet u niet vreemd zjjn, mijne dochter. Zjj traden het paleis binnen. Is het zeer oud, Mjjnheer? zeide Ellen. Neen, niet erg; hel is afgebrand en verwoest en weder herbouwd. Het oudste gedeelte van dit huis is dal, wat wij nu gaan zien; het werd gebouwd door Jacobus V, den vader van Maria, en daar bevinden zich ook hare kamers Deze kamers beschouwde Ellen met do grootste belangstelling. Zjj bekeek van nabjj de zittingen der oude stoelen, waarvan het naaldwerk, gelijk men haar verhaald had, ten minste gedeeltelijk liet werk van de schoone vingeren der koningin was, - zij staarde op de vlekken in den vloer der slaapkamer, dat, zooals men verhaalde, het bloed van Rizzio was, zjj beschouwde de trapdeur in de gang, waar angs de samenzweer ders gekomen wnrenn, en ging eindelijk in de kamer zitten, en trachtte zich het tooneel, dat daar eenihaal plaats had gehad, voor den geest te brengen. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1917 | | pagina 2