Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
Zaterdag 5 Mei 1917.
No. 26
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
I7de Jaargang
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Uiterst jammer.
Ons politieke leven staat tegenwoor
dig, dank zij het optreden van het extra
parlementair Kabinet, in het teeken der
verzoening. Het kiesrechtvraagstuk en
het onderwijsvraagstuk naderen hunne
oplossing, en er is geen waarder woord
in de Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag van de Eerste Kamer
over de Grondwetsherzienin;;, dan dat
eene zelfstandige regeering, geboren uit
eene wellicht niet wederkeerende con
junctuur, de poging kon wagen beide
vraagstukken gelijktijdig tot oplossing te
brengen. En dat pogen is niet beschaamd.
Bij de behandeling der beide vraagstuk
ken is er in de Tweede Kamer gebleken
van zoo ernstig streven om tot elkaar
te komen ais waarvan onze staatkundige
geschiedenis geen tweede voorbeeld heeft
aan te wijzen. Wij stellen zoo hoogen
prijs op zulk een geest van samenwer
king, omdat die voor or.s in den oorlogs
tijd, en zeker niet minder als het eens
vrede zal zijn, in de eerste plaats noodig
zal wezen; er zal dan toch zoo menig
vraagstuk op de proppen komen, waar
van geen partijzaak mag gemaakt worden,
en ook niet behoeft gemaaktteworden,
omdat daarbij de scheidingslijn aller
minst zal loopen tusschen Links en
Rechts.
En waar dat zoo is, vinden wij het
zoo uiterst jammer, dat de Rechterzijde
hare medewerking blijkbaar weigert om
ook ten opzichte van den Ouderdomsvoor
ziening tot overeenstemming te raken.
Minister Lely is haar op de meest wel
willende houding tegemoei gekomende
Memorie van Toelichting, die Minister
Treub bij zijne wet op de Ouderdoms
voorziening heeft geschreven, is door
die houding niet alleen door woorden,
maar ook door daden goed gemaakt, en
toch heelt de Rechterzijde als één man
hare stem aan Lely's wet onthouden, en
men behoeft nu juist niet doorkneed in
de politiek te wezen, om te begrijpen,
wat deze halsstarrigheid voorspelt ten
opzichte van de houding, die de Eerste
Kamer tegenover het Ouderdomsontwerp
zal aannemen.
Wij kunnen hier inderdaad geen zach
ter woord dan halsstarrigheid gebruiken,
want de Ouderdomspensionneering is
niet alleen de hartewensch van een zeer
groot deel der natie, maar in dat deel
zit zeker geen onbelangrijk quantum van
menschen, die, wat hunne beginselen
betreft. Rechts staan. De stembus van
van 1913 heeft zich daarenboven vóór
het Ouderdomspensioen uitgesproken, en
dat die strijdig zou zijn met Rechtsche
beginselen, is steeds een argument pour
le besoin de la cause, waar in Engeland,
zoowel Calvinisten als Roomsch-Katho-
lieken, met de wet van Lloyd George
zijn meegegaan. En nu is het altijd heel
gemakkelijk den staatkundigen tegen
stander van allerlei onedele bedoelingen
te verdenkingen, en te verkondigen, dat
men Links niet van Talma's ouderdoms
voorziening wilde weten om politiek
gewin, maar wie met ons van meening
is, dat de waarheid in de politiek toch
zeker niet afhangt van de vraag of men
in de Tweede Kamer ter Linker of ter
Rechterzijde is gezeten, zal ons toch
zeker niet betwisten, dat vierderlei vast
staat lo dat de ervaring in andere landen
reeds geleerd heeft, dat men de Invalidi
teitsverzekering ganschelijk bederft door
ze in onverbrekelijk verband te brengen
met de Ouderdomsvoorziening; 2o dat
zij, die de Staatspensionneering wel
wenschten, maar de invoering daarvan
min of meer als utopie beschouwden,
vasten grond onder de voeten kregen
door de wet van Lloyd George; 3o dat
Talma zelf, door het f 2-pensioen los te
maken van de wet zelf, het beginsel van
Staatspensionneering heeft aanvaard ;4o
dat noch de Staatspensionneering alleen,
noch de Invaliditeits- en Ouderdomsver-
zekering zonder meer bevrediging kan
FEUILLETON.
ELIZABETH WETHERELL.
9«ABthorlseerde orerdrak run het gelijknamig boek, ror-
schenen bij de Firma D. BOLLE te Rotterdam.
91)
Zij werd van het raam geroepen ora te komen
eten.
Wel, wat ziet ge er goed uit! zeide Mevrouw
Gillespie, ik dacht, dat ge halfdood van vermoeid
heid zoudt zijn. Ziet zij cr niet goed nit?
Zjj ziel er uit, alsof zjj nooit vermoeid,
hongerig of slaperig was geweest, zeide majoor
Gillespie vriendelijk, en toch moet zij hel
alle drie zjjn.
Ellen roos het ook alle drie. Maar zjj smaakte de
rast van een kalm gemoed.
In die zelfde kalme gemoedsstemming, ofschoon
nu eenigszins beklemd en zenuwachtig, vertrok
zjj den volgenden morgen met hare goede vrien
den in een rijtuig naar George Street. Doch toen
zij de woning bereikten, bevonden zjj dat de
familie niet te huis was, zjj waren boiten,
op hun landgoed aan den Esk. Men duidde hun
den weg uit. cn na een Hinken rit, langs een
gtreek, waarvan Ellen nauwelijks iels zou hebben
kunnen vertellen, kwamen zij op het landgoed.
Het was schoon gelegen; en zij reden langs
goed onderhouden landerijen naar een groot
eenigszins ouderwetsch, massief gebouwd huis.
De dames waren te huis; en nu nam Ellen een
hartelijk afscheid van Mevrouw Gillespie, schudde
den majoor bij de deur de hand en werd voor
de tweede maal in haar leven alleen gelaten,
om met nieuwe en onbekende vrienden kennis
te maken. Zij wierp nog even een blik op het
terugkeerende rijtuig, eene vluchtige gedachte
ging naar haar thans verwijderden aangenomen
vader en broeder, eene naar haar Vriend in
den hemel, en toen wendde Ellen zich schie
lijk tot den knecht en vroeg naar Mevrouw
Lindsay.
Zjj werd in eene groote kamer gelaten, waarin
zich niemand bevond, en ging mei een kioppend
hart zitten, terwijl de knecht naar boven liep.
Met eene vreemde gewaarwording beschouwde
zij haar toekomstig verblijf. Het huis was fraai,
en van gemakkelijke en prachtige meubelen
voorzien, zonder dat men zich evenwel moeite
schei n gegeven te hebben, er vertooning mee
te willen maken. Ellen, die onwillekeurig naar
de grondstellingen van haar broeder handelde,
namelijk de menschen naar hunne daden te
beoordeelen, vatte uit hetgeen zjj rondom zich
zag oen gunstige meening omtrent hare betrek
kingen op, zonder dat zij het nochtans zelf wist,
want zjj dacht waarlijk aan geheel iels anders.
Nu trad er eene dame binnen, die zeide, dat
Mevrouw Lindsay niet wel was. Daar zjj den
aarzelenden blik van Ellen bespeurde, voegde
geven, en bevrediging is toch net eerste
criterium, waaraan eene sociale voor
ziening heeft te voldoen, juister gezegd,
het is het doel, waarmede dergelijke
wetten worden gegeven.
Wij wijzen op dit alles met bijzonde
ren nadruk, omdat wij aan den vooravond
staan van de behandeling in de Tweede
Kamer van het wetsontwerp, waarbij de
gelden, aangevraagd worden voor de
Radenwet, eene wet, die bij geene der
partijen ook maar de minste sympathie
heeft, eene uiterst dure bureaucratische
rompslomp, in haar wezen door niemand
minder dan den oud-Minister Loeff in
strijd met onze Grondwet genoemd, dooi
de Eerste Kamer niet geslikt, dan nadat
meer dan één lid van Rechts zich be
klaagd had over de bitterheid der pil,
die het keelgat binnen moest gaan. Maar,
zoo zouden wij vragen, kan er nu van
één man van Links gevergd worden, dat
hij doet wat Rechts indertijd uit politieke
overwegingen in de Tweede en Eerste
Kamer deed, dat hij er toe medewerkt
alweer een bureaucratisch monster in
het leven te roepen? En nu is het zeer
gemakkelijk voor de Linkerzijde, die in
de Tweede Kamer over de meerderheid
beschikt, die gelden aan den Minister te
weigeren, maar in de gemakkelijkheid
daarvan ligt voor ons weinig bekoring,
al dunkt ons dat weigeren zeker op den
weg te liggen van hen, die den strijd
voor de Staatspensionneering in 4913
uit volle overtuiging hebben gestreden;
over concessies in deze kan uit den aard
der zaak eerst gedacht worden, als men
eenige zekerheid aan onze zijde heeft,
dat de Ouderdomsvoorziening-Lely het
Staatsblad zal bereiken. En die moge
lijkheid van concessie zou daarom ook
van zoo groote waarde wezen, omdat dan
door onderling overleg van de van boven
af opgelegde Radenwet iets zou kunnen
worden gemaakt wat organisatorisch uit
het volksleven zelf opgroeide. Geschiedt
dit alles niet, wordt er van Rechts
er zijn daar middelen genoeg voor
niet eenige verzekering gegeven, dat de
zij er bij; „Wil ik haar uwe boodschap over
brengen
Deze dame zag er goed uit en was met smaak
gekleed; er was echter niets in haar gelaat en
hare manieren, dat Ellen aanmoedigde zich be
kend te maken; het was haar volstrekt onmo
gelijk. Zjj gaf haar zwijgend den brief haars
vaders, waarmee de dame de kamer verliet.
Binnen een paar minuten keerde zjj terug en
zeide, dat hare moeder Ellen boven verlangde
te zien; zij verzocht haar dus, te volgen. Dit
moest dus Lady Keith zijn, en geen teeken
van herkenning? Dit verwonderde Ellen, terwjjl
zjj bevende de trap opging, tot aan de deur van
de kamer, die de dame haar verzocht binnen
te treden; zij zelf volgde haar niet.
Zjj kwam in eene groote fraaie kleedkamer;
Ellen zag echter niets van de deftige gestalte
en den uilvorschenden blik van eene dame in
het zwart, die in het midden van de kamer stond.
Op den blik, die terstond op haar binnenkomen
volgde, snelde Ellen naar haar toe en werd in
armen ontvangen, die haar zoo innig en hartelijk
omhelsden, als die van hare eigen moeder ooit
gedaan hadden. Mevrouw Lindsay ging terstond
zitten, zonder Ellen los te laten, en nam haar
op haar schoot, waar zjj haar eene geruime poos
zonder een woord tc spreken, met liefkoozingen
overlaadde, -- die dikwjjls afgebroken werden
door hartstochtelijke uitbarstingen van tranen.
Ellen schreide zelf harteljjk incde, ofschoon Me
vrouw Lindsay weinig vermoedde, waarom. Met
de blijdschap en teederheid. die in haar werde
Ouderdomswet ook in de Eerste Kamer
zal worden aangenomen, dan komen wij
met de ouderdomsvoorziening in dezelfde
impasse, waarin wij jarenlang op onder
wijsgebied hebben verkeerd, dan staat
ons daarover een jarenlange strijd te
wachten, en het einde van tiet lied zal
zijn, dat men maar wanneer? toch
tot een compromis moet komen, dat de
geheele natie bevredigt. Het is zoo
makkelijk voor Rechts om te zeggen:
Wij rekenen in J 918 op eene meerder
heid in beide takken van de volks
vertegenwoordiging, en kunnen dan aan
de voorstanders van Staatspensionnee
ring onzen wil dicteeren, maar men zal
toch zeker aan die zijde wel begrijpen,
dat daarmede de sti ijd met uit zal wezen,
evenmin als Kappeyne met zijn wet van
1878 met zijne machtopiossing het onder
wijsvraagstuk, dat toen reeds de natie
in twee tegenover elkaar staande kam
pen verdeelde, van de baan heeft kunnen
brengen.
Nu is het de tijd en de hoogste tijd,
dat de Rechterzijde zich ernstig be-
rade of het op haar weg kan liggen
aan eene Linkerzijde, welker meerder
heid in 1913 ook voor een belangrijk
deel door haar strijd voor Staatspen
sionneering werd verkregen, en die zich
buitengewoon verzoeningsgezind be
toonde in zake het onderwijsvraagstuk,
te weigeren wat haar als billijke vrucht
van de stembusoverwinning van vier
jaar geleden toekomt. Thans geve zij
er zich rekenschap van dat hij, die er
toe medewerkt om de beslissing van
de stembus krachteloos te maken of
te verzwakken door de Eerste Kamer
een rol te laten vervullen, die de hare
niet is en niet mag zijn, de verant
woording draagt voor eene ontwrichting
van onze staatsinstellingen, die zich te
zijner tijd wel eens op zeer onge-
wensehte wijze zou kunnen wreken.
Eindelijk bedenke zij, of de verantwoor
ding van eene staatkundige partij, die
op het cogenblik zelf, dat dit Ministe
rie twee gewichtige vraagstukken tot op-
opgewekt door het vinden eener bloedverwante,
die haar zoo hartelijk scheen lief te hebben, en
met de sympathie, waardoor zij zich in de ge
dachten van Mevrouw Lindsay kon verplaatsen
vermengden zich nog andere gewaarwordingen.
Zij begon als door ingeving, te ontdekken, hoe
iemand hare grootmoeder was. Hare omhelzing
scheen haar zoo duidelijk mogelijk te kennen te
geven: „Ik zal u nooit laten gaan 1" Ellen gevoelde
het; in hare verwarring wist zij niet, ot zij er zich
over verheugen of bedroeven moest; en deze
onzekerheid was groootendeels de oorzaak van
hare tranen.
Toen dit tooneel eenigen tijd voortgeduurd
had, begon Mevrouw Lindsay met de grootste
teederheid Ellens handschoenen uit te trekken,
(haar hoed had zjj al lang le voren haastig
neergeworpen) en terwijl zij haar hel haar glad
streek, en het mooie gezichtje in beide handen
nam, beschouwde zij hel. eD drukte het aan haar
hart, als iets, waarop zij den hoogste» prijs
stelde. Daarop zeide zij„Ik moet wat gaan liggen,
kom hier, lieve". Zij bracht haar ioen in de
naaste kamer, sloot de deur, deed Ellen op haal
bed nederliggeu, en. zich nevens haar plaatsende
drukte zij haar nogmaals innig aan hare borst
en zeide; „Mjjn kind mjjn dierbaar kind
mjjne lieveiing 'waarom zjjt ge zoo lang van
mij weggebleven? vertel mjj dat eens".
Zij moest het nntuurljjk vertellen, en dit kon
niet geschieden zonder het schandelijk gedrag
van Juffrouw Fortuna te openharen. Toen het
■--„I ten einde was, kuste Mevrouw Lindsay