Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE READ
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
I7de Jaargang
Zaterdag 7 April 1917.
No. 22
Uitgave der
Fiakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiën van 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
G-roote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiöa aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
De Concentratie.
In de vergadering van het Centraal
Comité d> r Vrijzinnigen van 30 Maart
1.1. is de viaag behandeld of voor het
geval de grondwetsherziening tot stand
komt, door de drie vrijzinnige parlijen
in beginsel zou worden besloten, behou
dens goedkeuring door hare ledenver
gaderingen, de concentratie in 1918 hij
de verkiezingen onder het stelsel van
evenredige vertegenwoordiging voort te
zetten, indien men er in mocht slagen
tot overeenstemming te geraken omtrent
een gemeenschappelijk program.
Deze vraag werd bevestigend beant
woord door de gedelegeerden van de
Liberale Unie en den Bond van Vrije
Liberalen. De gedelegeerden van den
Vrijzinnig-Democraiischen Bond beant
woordden haar ontkennend. Ditantwoord
werd gegeven ineen schrijven, dat hier
onder werd afgedrukt.
Het spreekt intusschen vanzelf, dat
de concentratie tot de ver kiezingen van
1918 op gelijken voet zal worden voort
gezet als tot nu toe.
„Aan het Centraal Comilé
der Vrijzinnigen.
In antwoord op het in de laatste ver
gadering van het Centraal C-rmité der
Vrijzinnigen t d onze afgeva rdigden ge
richt verzoek, dat in beginsel zou worden
besloten tot samenwerking van de drie
vrijzinnige partijen bij de stembus van
1918, de eerste verkiezing onder het
stelsel van evenredige vertegenwoordi
ging te houden, hebben wij de eer u,
in opdracht van ons hoofdbestuur, liet
volgende berichten:
„Ons hoofdbestuur heeft gemeend, hit
gevraagde beginselbesluit niet ie kunnen
nemen.
„Vooreerst meent het, dat een besluit
in beginsel geen nut heeft, zoolang in
de verste veile niet kan worden aange
geven, hoe een gezamenlijk te verdedi
gen program zou moeien luiden.
„Niemand weet svelke onderwerpen
van wetgeving en slaatsbestuur hij de
verkiezing van 1918 het meest op den
voorgrond komen. De geweldige lijden,
die wij beleven en onze afhankelijk
heid van waf er om ons heen zal ge
schieden, maken liet onmogelijk ook
maar bij benadering vast te stellen, hoe
de politieke toestand na verloop van
anderhalf jaar zai zijn afgeteekend."
Sarnenwei king van. politieke partijen
kan Cechts zin hebben strak- als vroe
ger, indien zij worden samengebracht
door de gemeenschappelijke begeei té om
dit zelfde doel te bereiken. Anders is.
er niet sprake van samenwerking in een
bepaalden stembusstrijd, doch van samen
smelting voor goed. Van dit laatste kan,
meen e het hoofdbestnur van den Vrij-
zinnig-democratischen Bond, geen sprake-
zijn. De groepen gaan in ovi-rtuigingte
ver uiteen en de geschiedenis en de
practijk zijn te leerzaam dan dat daaraan
ook maar een oogenblik valt te denken.
Het beginsel der evenredige vertegen
woordiging heeft ten doel, de beteekenis
van de verschillende j olitieke stroomin
gen zoojuist mogelijk in de vertegenwoor
diging te. doen weergeven. Het motiet
voor sarnenwei king gelegen in het stre
ven naar behoud of verovering van
bepaalde districten, is vervallen. De
voornaamste aanleiding tot het aangaan
van stembusverbonden is met invoering
van evenredige vertegenwoordigingopge-
heven.
„Iets anders is de vraag, of de toesland
ten aanzien van de organisatie der vrij
zinnigen niet zuiverder zou zijn, indien
er twee gioepen bestonden in plaats van
drie: een behoudend liberale en een
democratisch vrijzinnige. Stappen in deze
lichting gedaan zullen door onze orga
nisatie met groote belangstelling worden
gevolgd.
„De gevraagde verklaring in beginsel
kan ons hoofdbestuur op bovenvermelde
gronden niet geven."
Voor het hoofdbestuur van den V.-D.
Bde afgevaardigden in hel cenlraal
comité der vrijzinnigen, Marcbanl, Lim
burg, Kobnsfamm, Koster."
FEUILLETON.
ELIZABETH WETHERELL.
Wpauf.horlsferde orenlruk ran liet ifelljknamlcr hoek, rer-
schenen Hij de firm a I) HOLLE te Rotterdam.
Nood leert bidden.
Hoe weinig de gemeenschappelijke
geloofswoitel het eigenlijke bindings-
cement der Coalitie is, blijkt wel uit
het feit, dat de anti-revolutionairen met
vreeze en heven de vermeerdering der
Roomsche zetels tegemoet zien, die het
gevolg van de~ Evenredige Vertegen
woordiging zal wezen. „De Standaard"
van 27 dezer, er op wijze de, hoe on
begonnen werk het van Mr. S. van Hou
ten c. s. is, om bij hun verzet legen
de Grondwetsherziening iets van de
Kerst'e Kamer te hopen, zegt, dat dit
is „om de eenvoudige reden, dat de
Roomsche Staatspartij, die in de Eer
ste Kamer de sterkste is, zonder eenig
sans gêne zich op de Evenredige Ver
tegenwoordiging heeft geworpen, om,
met Cort van cLr Linden in heimelijk
verbond, meester te worden van de po
sitie in de Tweede Kamer". Aan deze
onvriendelijkheid die in de woorden
„heimelijk verbond" culmineert, wordt
dan nog deze toegevoegd „Reeds voor
lange jaren wees ons blad er op, dat
het stelsel van Evenredige Vertegen
woordiging dit gevaar met zich bracht.
Immera we aarzelden geen oogenblik
ten deze van een gevaar te gewagen,
omdat, gelijk thans dan ook de uitkomst
za' zijn, de Roomsche Slaatsparlij, in
beide Kamers saam, over zulk een
groot aantal stemmen zal kunnen be
schikken, dat zij bij elke Grondwets
revisie de eindbeslissing in haar hand
heeft. Dit moest van zelf de Roomsche
Staatspartij in zulk een mate toelachen,
dat ze er alles voor verzaakte, om dit
haar voorgestelde doel te hereiken.
Maar genoeg om te doen zien, dat
„De Standaard" uitermate bevreesd is
voor het Roomsche gevaar. In dezen
87)
O ja, dat wee» ik, zeide Ellen. De camelia
ge weet wel, de witfe cunelia, daar hond
ik zooveel van, sedert gij er mjj op zekeren
dag van verleid hebt. Ik zie ze nooit, zonder
er aan te denken, en zonder dat zou zij mij niet
half zoo schoon toeschijnen.
Ik heb somtijds heerljjke dingen uit de
bloemruikers gelezen, waa 1'van ge zooveel houd 1,
Ellen. Kunt ge dat ook niet?
Ik weet het niet, ik denk alleen aan
de bloemen; somtijds evenwel doen zij mij aan
Alice denken.
Ge weet dat men iemands meening of
karakter somtijds uil zjjne handelingen opmaken
kan
Ik weet wel, dal inen dit uit iemands
schrift kan doen, zeide Ellen; maar kunt gjj het
ook uil andere dingen?
Uit sommige, die niet werk! uigljjk zjjn
waf b. v. de vrouwelijke werkzaamheden betreft
ik kan niet nalaten, mij eenig denkbeeld van
de geaardheid en het karakter eener vrouw te
vormen uit de wijze, waarop zij zich kleedt.
Kunt gij dat doen?
Ja, onwillekeurig. De wijze waarop eene
vrouw zich kleedt, brengt velerlei dingen aan
het licht, die zij nooit vermoed zou hebben; hare
wjjze van denken onder anderen.
Het is wel jammer, dat de vrouwen dit
niet weten, zeide Ellen lachende; zij zouden dan
zeker behoedzamer zjjn.
Dat zou de zaak niet verbeteren, Ellen. Dat
is een van die dingen, waarin de menschen ge
noodzaakt zjjn de waarheid te spreken. Zooals
de gezindheid is, zal zij zich ook vertoonen.
Maar wij zjjn ver van de bloemen afgedwaald,
zeide Ellen.
Ge moet er mjj morgen eenige brengen.
Ellen, en dan zullen wij ze samen lezen.
Hoeveel ziet gij toch in ieder ding dat ik
in het geheel niet zie, zeide Ellen zuchtend.
Tijd, Ellen, zeide Jau, daar is lijd voor
noodig. Het zal wel komon De lijd word! als
een groote dief uitgekrelen, «ui het is des
menschen eigen schuld. Besteed hein slechts
goed, en ge zult meer van hem verkrijgen, dat
hjj u ooit ontnemen kan
Ellens gedachten dwaalden een weinig van
dit gesprek af, daarop volgde een beklemde
zucht. naar het scheen; en haar gelaat werd
zachtjes op den arm gelegd, dien zjj vasthield.
Dok zag hjj h(j het maanlicht het glinsteren
van een paar tranen, die neervielen. Hij vatto
tender hare hand en vervolgde, torwjjl zij lang-
nood ieert het blad bidden, en het ge
bed richt zich lot de vroeger zoo ge
ring geschatte Christeliik-Hislorischen.
Op de driestar toch, waarin het Room
sche gevaar met zoo schrille kleuren
wordt gemaald, volgt direct eene andere,
getiteld „1894", die het wel de moeite
waard is in haar geheel over te nemen.
„Het is verblijdend te merken, hoe er
van meer dan één kant verlangen op
leeft, om de splitsing van 1894 zoo mo
gelijk overbodig te maken. Wij zullen
er ons wei voor wachten, om op dit
oogenblik in het toen gebeurde terug te
grijpen. Dit toch ware bijna ondenkbaar
zonder het gevaar van de toen uitge
broken scheiding nog te verscherpen.
Alleen zooveel ma: men wel zeggen,
dat thans, nu het Kiesrechtvraagstuk
opnieuw aan de orde kwam, en beider
zijds ten slotte in gelijken zin beantwoord
werd, het motief, dat eertijds goldt, al-
Ihans veel van zijn vroegere beteekenis
heeft veiloret). Vooral nu toch vraagt
men zich onwillekeurig af, waarom wat
van Groen's dagen tot in 1894 ém was,
niet weer tot samenleven zou kunnen
overgaan. Slechts zij men er wel op be
dacht, dat hetgeen hier den doorslag
zou mo ten geven, uiterst kiesche be
spreking eischt, en vooral door over
haasting zoo licht zou kunnen bedorven
worden. Verreweg het meest gewenscht
zou 'tzijn, zoo de wensch tot herziening
geheel spontaan en dan liefst van beide
zijden tegelijk, zich uiten kon.
Doch dan zou uiteraard tevens eisch
zijn, dat men met scherpen blik op het
velleden teruggaande, zich zoo helder
als 't even kon, rekenschap gaf van het
gebrekkige in de vroegere vereeniging,
waaruit toen ter tijd de breuk ontstaan is.
Het (eit zel(Toch,dat destijds de breuke
zoo scherp insloeg, doet vermoeden dat
erin de organisatie iets was, dat haperde
en daarom zou niets zoozeer gewenscht
zijn, als da* mende toen bestaande fout
op 't spoor zocht te komen en beiderzijds
er op bedacht was, thans vóór alle din-
zaam op en neer wandelden, op.een zacht vrien
delijken en opgeruimden toon zijne aangename
gesprekken, totdat zij zich in het tegenwoordige
te gelukkig gevoelde om angstig aan de toekomst
te denken, en zij hein weder helder in de oogen
keek, terwijl vragen en antwoorden zoo vroolijk
als ooit voor den dag kwamen.
HOOFDSTUK XIX.
Er komt iets voor den dag.
Het overige gedeelte van den winter, ofliever
het eerste gedeelte van de lente, ging gelukkig
voorbij. Te Thirlwall scheen de maand Maart
meer lol den eersten dan tot de laatste te he-
hooien Toén echter kwam de lente in alltm
ernsl; April en Mei brachten warme dagen en
veldbloemen mee. Ellen ontlook weder en ver
sierde het vertrek er mee; en zoodra zij kon
begaf zjj zich naar den tuin, om de verwoesting,
door den winter aa"gericht, Ie herstellen.
Als om de opmerking van Van Brund Ie be
vestigen, dat er bijna alle jaren iets gebeuren
moet, kwamen er in hel midden van de maand
Mei brieven, die Jan tóch deden besluiten op
reis Ie gaan. Door den plotselingen dood van
twee bloedverwanten, die kort na elkander ge
storven waren, was het familiegoed aan Mjjnheer
Humphreys vervallen; en nu werd de tegen
woordigheid van hem of zjjn zoon gevorderd.
Daar hij niet kon, inocst. zjjn zoon dus gaan.
En nu meende Mjjnheer Jan, dat, als hij dan
toch den Atlantischen Oceaan moest oversteken
hij geljjktijdig al de overige wenschen van
Mjjnheer Humphreys en Mijnheer Marshman
kon vervullen; dit alles zou zijn verblijf aldaar
wel minstens een jaar doen duren, en waar
schijnlijk nog langer. En hjj moest zonder uitstel
vertrekken; maar te midden van zijne drukte
droeg hjj bijzondere zorg voor alles, wat Ellen
betrof, of met mogelijkheid betreffen kon.
De familie op Vent nor was zeer verlangend
dat zij daar haar intrek zou nemen gedurende
den lijd, dat Jan weg was; zjj drongen er ten
sterkste op aan. Ellen zeide weinig, maar Jan
zag wel, dat zjj het niet wcnschte, en besliste
de zaak door te bepalen, dat zij gedurende den
zomer in de pastorie, zou blijven, en den winter
op Venl nor doorbrengen waar zij in al de voor
rechten van Ellen Chauncey doelen zou. Deze
schikking beviel Ellen nog te meer, daar Mijn
heer George Marshman thuis zou zjjn. De ge
meente, die Jan had bediend, had zich bijzonder
aan hem gehecht en wilde er volstrekt niet
van hoorei) hem voorgoed te verliezen; en nu
had Mijnheer George Marshman zich verbonden
terwijl hij w< g was, zijne plaats te vervullen
Ellen Chauncey was ten toppunt van bljjdscbap.
Ook werd er verder nog beloofd, dat de zomer
niet voorhij zou gaan, zonder dat zjj elkander
zoo dikwijls bezochten, als het mogeljjk was.
Wordt vervolgd.