pou.
if
Officiéél Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
iLO
verzeteriQi
lerlanden"
rborg
v.
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
l7de Jaargang
Zaterdag 31 Maart 19 i 7.
No. 21
K,drogist
r pak te
INE
delharnis.
ELDE,
LHARNI5.
ter inzage,
oomen
en.
<en van
7%.
ster-
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
Het compromis voor Juni a.s.
T
«e, Haema-
Bioglobin,
au Eraulji,
sn, Forstera
meel, Jacht-
Teer-Cap
ena.
rygbaar kbp
iLHARNIS.
r Winkeliers
K.ER,
ELHARNIS.
aan voor
Ie soorten «j
bakjes en
ebak,zoo n
d of met
n
velend.
G IK:
WOLLEN
BEDDEN,
UTR&SSEM.
xn voor het
co doorge-
DER
rij en Chem.
te Dordrecht.
(JEN BOSCH
1838.)
egen matige
schuren, in-
gaarne ver-
WE1V Ce.
Uk-
elharnis.
erikzee
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiën van 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Als men sommigen persorganen ge
loof zou schenken, zou men in de ver
beelding komen, dat er heel wat ver
anderd wordt door het aanheffen van
de leus: „Laat zitten wat zit", bij de
eerste ontbinding op de Grondwetsher
ziening. Niets is echter minder waar dan
dat. Toen in 1887 de Tweede Kamer op
de Grondwetsherziening werdontbonden,
werden s echts twee leden van de Tweede
Kamer door andere vervangen, en die
twee niet berkozenen hadden zich niet
hei kiesbaar gesteld. Ons kiezersvolk voelt
die eerste ontbinding slechts als forma
liteit, en dat zal het altijd doen, als er
geen gewichtig strijdpunt bij die eerste
ontbinding is uit te vechten. Laat er dan
gerust strijd wezen, hooren wij iemand
zeggen waarom dan zoo iets ongewoons
als het thans aangegane compromis,
wanneer de ervaring leert, dat eene ver
kiezing bij de eerste ontbinding op de
Grondwetsherziening toch weinig of niets
aan de samenstelling van de Tweede
Kamer verandert. Wie echter zoo spreekt,
vergeet, dat het niet de bedoeling van
hnt compromis is om het Kamerlidmaat
schap der thans zittende Kamerleden één
jaar te verlengen, maar dat het is om
strijd te voorkomen. De Euro-
peesche toestand is op dit oogeublik van
dien aard, dat wij die.n strijd, met zijn
maandenlange voor bereiding daartoe, niet
mogen aangaan. En nu inuet men niet
zeggen'. Dan had ook de strijd bij de
Provinciale stembus niet moe en zijn
gestreden, want die vergelijking gaat
absoluut niet op. In de eerste plaats was
toen de Buitenlandsche toestand niet
precair, in de tweede plaals iseenP.o-
vincialè stembusstrijd van veel minder
omvang; in de derde plaats was er toen
object van strijd. Wij vinden dan ook
dat zij, die er moeite voor doen, om in
Juni a.s. toch stembusstrijd te hebben,
op z ii allerminst van groote lichtvaar
digheid beschuldigd kunn n worden. Dat
hun pogen vooruit met lamheid ge-lagen
is, doe: aan de appreciatie van hunne
handeling natuurlijk niets af.
Leuk.
In de Eerste Kamer hadden vei schei
den leden onoverkomelijke, bezwaren
tegen het ontwerp van wet tot voorko
ming van onredelijke opdrijving van de
huurprijzen v.ui woningen van lagere
huurwaarde, en wél, omdat de Regeering
in gebreke zou gebleven zijn het bewijs
te leveren, dat bij het verhuren vau
huizen in de tegenwoordige omstandig
heden veelvuldig woekerwinst wordt
gemaaki.
Heel leuk antwoordt de Regeering
daarop in de Memorie van Antwoord op
het desbetreffend wetsontwerp, „dat zij
hijzonder voldaan is over den grooten
steun, die aan dit wetsontwerp wordt
verleend door de Eerste Kamer, omdai
deze algemeen van oordeel is, dat, indien
het maken van woekerwinst in de tegen
woordige omstandigheden bij het verhu
ren van huizen veelvuldig voorkwam,
de wetgever zou moeten ingrijpen om
dit tegen te gaan. Immers zoo gaat
de Minister van Justitie voortwaar
aan de juistheid der praetriisse, helaas,
niet valt te twijfelen, meenen onderge-
teekenden bij deze uitspraak der Kamer
de gevolgtrekking te mogen maken, dat
de poging, om die woekerwinst door
eerie doeltreffende wettelijke regeling te
verijdelen, algemeen op medewerking
van de Kamer zal mogen rekenen."
Het is echter ook weer uit dit bezwaar
van de Eerste Kamer voor den dag ge
komen, h e weinig zij toch weet van
wat er in het volk omgaat, van zijne
nooden en behoeften.
Daar is letterlijk haasl geen menseh,
die niet weet, hoe de huiseigenaren van
den woningnood Jiebhen geprofiteerd;
de Regeering is nog zoo goed geweest
bij vijf'van de belangrijke gemeenten des
lands inlichtingen in te winnen, en een
stemmig luidden de adviezen, dat alge
meen gebruik gemaakt werd van den
lieerschenden woningnood om de huren
op le drijven; zij voegden er aan toe,
dut geen maatschappelijk euvel, waarte
gen ooit onze weigever te velde is ge
trokken, duidelijker aan het licht was
getreden, en zich in meer sprekenden
vorm geopenbaard dan de onredelijke
huuropdrijving van thans; en ze vertelt
niemand daarmede iets nieuws dan aan
de Eerste Kamer. Oogen om te zien
en ooren om te hooren schijnen dit
hooge Staatscollege te ontbreken.
Rij de openbare beraadslagingen drong
dan toch- ten slotte eenig licht in de
duisternis door. Althans buiten verwach
ting nam de Eerste Kamer het wetsont
werp met 23 tegen 10 stemmen aan.
De aanwezige Anti-Revolulionairen, de
mannen der „kleine luyden", stemden
alien tegen.
FEUILLETON.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
ELIZABETH WETHERELL.
flpftuthoriseenlp nrerdruk ran het gelijknamig hoek, ver
qchenen h|J de Firma I) ROLI.K fe KnUerriam.
86)
Toen zij terugkwamen, bracht Juffrouw Sophia
die groote genegenheid voor haar had opgevat
haar in hare kamer, en drong er op aan, dat
zij wat zou gaan rusten, ofschoon Ellen verzekerde
dat zij niet vermoeid was.
Nu, dan zult ge liet wel worden, als ge
het nog niet zfjt, zei de jonge dame; ik ben
vermoeid Maak voort, Ellen Chauncey, gfj
kunt nergens zijn zonder Ie praten. Ge kunt
toch wel een half uur buiten Ellen zijn, niet
waar? Laat ons nu eens een poosje met rust.
Ellen was van haar kant wel geneigd stil te
zijn. Maar Juffrouw Sophia was niet slaperig,
en weldra bleek hel, dat zft volstrekt niet gezind
was zelve stil le zjjn.
Wel, begon zij, hoe bevalt uw broeder u op
den kansel?
Hij bevalt mjj overal, Juffrouw, zeide Ellen
op eene zeer ondubbelzinnige wjjze glimlachende.
Jk geloof, dat. ge nog net zoo ernstig zult
worden als hjj en zjjn vader, zeide juffrouw
Behartigenswaardig woord,
In eene rede, die de heerïreub kort
vóór hij minister werd, voor de D<>rdt-
sche Winkeliersvereeniging hield, heeft
hij o.a. het volgende gezegd:
„De winkeliers voelen nog veel te
weinig het belang van onderlinge sa
menwerking en beseffen nog lang niet
tn voldoende mate dat zij achterop zul
len geraken, als zij zich niet organisee-
ren en niet willen begrijpen, dat zij
met vereende krachten moeilijkheden
te boven kunnen komen, die zij niet
alleen kunnen trotseeren. Zij kunnen
samenwerken, wan eer degenen, die in
eenzelfde tak van bedrijf werkzaam
zijn, niet alleen denken aan de onder
linge concurrentie, maar tevens besef
fen, dat zij door onderlinge samenwer
king met hun mededingers agentschap
pen kunner^ krijgen en samen kunnen
koopen komen zij er toe a contant, te
koopen, dan zullen zij aanmerkelijk be
tere inkoopvoo waarden verkrijgen dan
de meest geslepen winkelier verwerven
kan, want coöperatie is voor den win
kelstand van even groote beteekenis
als voor den boer het aanschaffen van
zaaizaad, meststof, enz. Welk een ge-
zegenden invloed dit samen koopen
voor den landbouw heeft gehad, behoeft
niet meer gezegd te worden. Niet alleen
dat men op die manier betere condi
ties kan bedingen, bovendien geett deze
wijze van handelen de absolute zeker
heid tot verkrijging van waren, die vol
doen aan de eischen, welke daaraan
gesteld moeten worden.
Ziedaar een zeer behartigenswaardig
woord, onze winkeliers beschouwen
elkander in den ivgel als vijanden, en
meenen, dat ze het best geholpen wor
den, als men hen tegen elkaar helpt.
Vandaar hunne blijdschap met de wet
op de oneerlijke concurrentie, eene
blijdschap, die tbans misschien reeds
in teleurstelling is verkeerd. Maar van
eenig bewustzijn, dat zij ook een ge
meenschappelijk belang hebben, en wel
tegenover den groothandelaar, n.l. om
van dezen de waren zoo goed en zoo
goedkoop mogelijk te verkrijgen, valt
weinig of niets te bespeuren. Wij heb
ben daarvan eens een treffend voor
beeld gehad. Een van onze groote
comesliblewinkeliersdie een grooten
omzet in chocolade had, kwam op het
zeer gezonde denkbeeld, dat hij met
zijne medewinkeliers, die chocolade ver
kochten, deze gezamenlijk zou in koo
pen. Hij zou dan de hestelling doen,
en aan de anderen doen toekomen wat
ze noodig hadden. De korting, die op
eene partij chocolade wordt verleend is
progressief in verhouding tot de hoe
veelheid, die men bestelt, en vermeer
dert zich nog aanzienlijk als a con
tant wordt gekocht. Toen hij echter het
voorstel aan zijn mede win keiiers deed,
werd hem direct de vraag gesteld, wat
hij als besteller namens allen aan het
zaakje extra zou verdienen, en zoo
Sophia maar Mijnheer Humphreys is niet altijd
zoo s'il en afgetrokken geweesl, als hij nu is;
ik herinner mij hem nog toen hij geheel anders
was, ofschoon ik niet geloof, dat hij ooit zoo
geweest is als zijn zoon. Hebt ge daar wel eens
ooit van gehoord?
Waarvan, juffrouw?
Och van z(jne komst in dit land, en wat
hem naar Carra-Carra dreef?
Neen Juffrouw.
Ge moet dan weten, dat mijn vader al
lang te voren overgekomen was, maar beide
familiën waren in Engeland altijd zeer bevriend
met elkander geweest, en dat bleef na zijn ver
trek nog voortduren. Hij was een bijzonder
vriend van een ouderen broeder van Mijnheer
Humphreys; zijn landgoed en dat van mijn
grootvader lagen zeer dicht hij elkander; daar
enboven waren er nog andere dingen, die hen
nader tot elkander brachten, hij trouwde
met eene tante van m(j. Mijn vader verlangde
zeer, dat Mijnheer Humphreys ook hier heen
zou komen. deze Mijnheer Humphreys, weet
ge. Hij was de jongste broeder* de jongste
broeders in Engeland bezitten over 't algemeen
weinig of niets; maar daar weet ge niets van,
Ellen. Hij bezat (oen niets dan zijn inkomen,
en dat was al zeer klein; hij had echter ook
nog een eigendom, dat hij erfde even voordat,
hij in Amerika kwam.
Maar, Juffrouw Sophia, zeide Ellen aarze
lende zijl ge er wel van verzekerd, dat zij er
niet op legen hebben, dat ik dit alles hoor?
Wel ja. kind! natuurlijkiedereen weet
het. Eenige dingen maakten Mijnheer Humphreys
op dien lijd even verlaugend Engeland te ver
laten, als mijn vader was hem hier te hebben.
Men bood hem een voordeelige betrekking alhier
aau, en hij kwam over. Dat is geleden, laat
eens zien, ik waö toen twaalf jaren oud, en
Alice was een jaar jonger. Zij en ik waren van
dien lijd af altijd als zusters. Wij woonden dicht
hij elkander en zagen elkander dagelijks, en onze
beide famitiën maakten slechts ééne uit. Maar
zij werden door iedereen bemind. Mevrouw
Humphreys was eene zeer schoone vrouw, o
zoo schoon! Tk heb nog nooit eene vrouw ge-
/ion, die ik meer bewonderde Haar dood sleepte
haar echtgenoot bijna ten grave; en Alice ook,
geloof ik, er is niet het minste teeken van een
wankelende gezondheid hij Mijnheer Humphreys
of Jan te bespeuren, maar men zou het van
Mevrouw Humphreys ook niet gezegd hebben.
Zij was eene zeer schoone vrouw!
Hoe lang is het geleden, dat zij gestorven
is? zeide Ellen.
Vijf zes, zeven zeven jaar. Mijnheer
Jan was in Engeland gebleven lol kort vóór
dien tijd Mijnheer Humphreys was nadien lijd
niet meer dezelfde. Hij wilde zijn hoogleeraars-
ambt niet langer behouden; gezelschap was
hem ondraaglijk, hij vertrok en kwam zich te
Carra-Carra begraven. Dat was kort nadat wij
hier kwamen.
Met hoeveel belangstelling hoorde Ellen dit
alles aan! Zij was nochtans blijde, toen Juffrouw
Sophia uitgepraat scheen te zijn, want zij ver
langde meer over de preek van Jan na te deuken.
En daar Juffrouw Sophia gelukkig kort daarna
in een sluimering viel, had zij er een langen
stillen tjjd toe, totdat het duister werd, en Ellen
Chauncey die haar ongeduld niet langer kon
bedwingen, haar kwam opzoeken.
Jan kwam in den avond. Ellens geduld en
beleefdheid werden in den loop daarvan op eene
zware proef gesteld; want terwijl zij zoozeer
verlangde te hooren, wat haar broeder en de
oudere leden der familie met elkander spraken
een belangrijk aangenaam gesprek, dat wist
zij zeker, hield Ellen Chauncey haar iu een
anderen hoek der kamer op; en een groot ge
deelte van den avond moest zij haar ongeduld
beteugelen en luisteren naar datgene, wat haar
geen belang inboezemde. Zij deed het nochtans
en Ellen Chauncey vermoedde niels van dit
alles: eindelijk vond zij gelegenheid zoowel haar
als zich zelve naar de grootero groep te brengen.
Zij schenen echter hun gesprek geëindigd te
hebben; er was eene pauze. Ellen wachtte en
hoopte, dat zij weder beginnen zouden.
Ge had vanmiddag eene volle kerk, Mijnheer
Jan. zeide Juffrouw Sophia.
Hij hoog statig
Weet ge, wie ge onder uwe hoorders had?
die en die waren er. Mier noemde zijdenamen
van eenige aanzienlijke vreemdelingen uit den
omtrek.
Ik meen ze gezien te hebben.
Gc meent ze gezien te hebben! Is dat over-