mm
Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Coedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
l7de Jaargang.
Zaterdag 17 Maart 1917.
No. 19
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
Zuinigheid.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
'Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer 0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Wliddelharnis.
Het program van gemeentepolitiek
der Liberale Unie.
INLEfDING.
Op 22 Mei 1915 tiield de Liberale
Unie te Amsterdam een algemeene ver
gadering, waarin o.a. werd vastgesteld
„het program van gemeentepolitiek van
de L. U."
Evenmin als elk ander politiek pro
gram moet zulk een program beschouwd
worden als een soort van passe-partout,
als een sleutel op alle vragen, waarvoor
de vertegenwoordiger der bevolking in
den gemeenteraad kan gesteld worden.
Een vrijzinnig program is wel aller
minst met dit doel opgesteld? Ieder onzer
gemeenteraadsleden, behoort binnen (ten
welornlijnden kring onzer beginselen de
vrijheid te behouden om een eigen
•opvatting te hebben over de maatregelen,
welke op een gegeven tijdstip wensche-
lijk zijn te achten.
Inzicht in de gestadige wisseling der
omstandigheden, waarin de gemeente
komt te verkeeren in den kringlöop van
den tijddaarmee gepaard gaand inzicht
in de wisselende behoeften op een be-
paild oogenblik, sluiten vooreen vrijzin
nige partij uithet geven van voorschrif
ten, die tot in bijzonderheden afdalen.
De vertegenwoordigers onzer beginselen,
de jaadsleden, dienen ook in de gemeen
teraden onze beginselen te toetsen aan
de behoeften, waarin van gemeentewege
dient te worden voorzien onder bepaalde
omstandigheden.
Het woord van Thorbecke, den vader
ook onzer gemeentewetgeving, geldt ook
nog voor onzen tijd en voor het onder
werp, dat ons thans gaat bezighouden.
Hij sprak in zijn tijd aldus:
„In welke maatregelen van wetgeving
en bestuur zich het karakter eener libe
rale regeering zal openbaren, hangt op
elk tijdstip van velerlei omstandighe
den af."
Gedachtig aan die woorden heeft de
Liberale Unie in haar program slechts
de groote lijnen aangegeven, \velke uit
haar beginselen als van zelf voortvloeien.
Zij dienen slechts de richiing aan te
geven voor een vooruitstrevende vrijzit -
nige politiek inden tegenw>ordigen tijd,
niet tevens voor een lange toekomst.
Dat is dus: de beginselen dienen uit
gewerkt te worden naar de behoeften
van het oogenblik en dan voorzooverre
dit door de tijdsomstandigheden wordt
mogelijk gemaakt, en in overeenstemming
en in aansluiting met de voorschriften,
die daarbij door de algemeene wetgeving
van rijkswege zijn gesteld.
Rij de wisseling der behoefte in opvol
gende tijden, zal dus ook een program
voor gemeentepolitiek slechts beperkten
levensduur hebben. Onze inzichten, zich
wijzigende met en aanpassing zoekende
aan de steeds veranderende omstandig
heden, zullen over een zeker aantal jaren
niet meer geheel dezelfde zijn als thans.
Maar toch ook: een program is er om
te worden uitgevoerd, het dient te wor
den omgezet in daden. Dat wil dus zeggen
dat zij, die er; mee instemmen, zullen
trachten, zooveel mogelijk de beginselen,
in het program neergelegd, tot uitvoe
ring te brengen.
Gewenscht is, dat vele verlangens, in
hét program opgenomen, verwezenlijkt
worden en bij een latere herziening
zóó als van zelf sprekend beschouwd
worden, dat hun voorkomen op het pro
gram ten eenenmale overbodig kan geacht
worden.
(Wordt vervolgd.)
FEUILLETON.
ELIZABETH WETHERELL.
fJe»othori*eerde> omrdrak het ^eUJknamltc boek, Ter
m-henen b(J de Firma D. DOLLE te Botterdam.
84)
Wat Jan betreft, het kwam Ellen nooit in
het hoofd te denken, dat zjj hem tot troost
was; hjj was haar tot troost; zjj beschouwde
dit uit een geheel ander oogpunt. Hij had weder
zijne oude slaapkamer boven betrokken, en Mar-
garetha had bij zich zelve gedacht, dat hij deze
kamer ook wel voor studeerkamer zou gebruiken;
daarvoor gebruikte hjj echter de huiskamer.
Deze was ook Ellens studeerkamer, dus was zij
gedurig bij hem; en zjj trachtte altijd zoo geinig
mogoljjk beweging te maken.
Waarom loopt ge 7.00 stilletjes? zeide hy op
zekeren dag, haar hij de hand vattende, terwijl
zjj langs hem heen sloop-
Ge waart bezig, ik dacht, dat ge bezig
waart, zeide Ellen.
En wat zou dat dan?
Ik was bang, dat ik u storen zou.
Gij stoort mjj nooit, zeide hjj; daar behoeft
ge niet bang voor te zijnStap zoo hard als ge
verkiest, en sluit de deuren niet zoo behoedzaam
Hoezeer de zuinigheid op elk gebied
in deze tijden geboden is, zal zeker
niet uiteengezet behoeven te worden,
en hoe weinig dit nog door het Ne-
derlandsche volk wordt gevoeldis
droeve waarheid. De prediker, die tot
dicht. Ik zie en hoor u; doch zonder eenige
stoornis.
Ellen ondervond, dat dit zoo was. Zij was
echter een uitzondering op den algemeenen
regel; anderen hinderden hem.
Van één ding was zij volkomen zeker, dat hij
haar zag en hoorde, wat hij ook deed; ook was
zij er even zeker van, dat, wanneer zij iets ver
keerds deed, zij er vroeger of later van hooren
zou.
Op zekeren dag kwam Margaretha met een
papier in de bahd de kamer binnen.
Jongejuffrouw Ellen, zeide zij half fluiste
rend, daar is Anthonie Fox weder hij heeft
andermaal een zijner zonderlinge brieven mee
gebracht en zou gaarne wenschen, dat de jon
gejuffrouw Ellen de goedheid wilde hebben,
dien nog eens voor hem over te schrijven. Hij
zegt, dat hij er mee verlegen is, 11 zoo dikwijls
lastig te vallen-
Ellen zal zeer gemakkelijk in een hoek van
de mime sofa te lezen. Zjj wierp een zeer mis
noegden blik op den brief, dien Margaretha in
de hand hield. En die blik voorspelde niet veel
goeds.
Alweder een! lieve tijdweet li ij dan nie
mand anders te vinden, die het voor hein doon
wil, Margaretha? Ik hel) er, dunkt mjj, reeds
genoeg aan gedaan. Ge weet niet welk een
moeiljjk werk het is, dat gekrabbel over to
schrijven. Het houdt injj zoo lang op, vooreerst
zjjn geschrijf te lezen, en dan hel zoo leschrjjven
dat iemand anders er ecnigen samenhang in
zuinigheid aanmaant, ondervindt het
niet ongewone lot des predikers, dat
zijne predicatie met veel devotie door
de aanwezigen wordt aangehoord, maar
dat ze die elk voor zich alleen voor
een ander van toepassing vinden. Zeker,
in het begin van den oorlog bracht
de oorlogspaniek zelfs zeer welgestel-
den tot groote zuinigheid, maar die
tijden zijn lang voorbijmen is hier
nu eenmaal buiten den wereldoorlog
gebleven en zal er wel bui:en blijven,
zoo is de overtuigingwaarom zouden
wij ons inkrimpen, Posthuma moet maar
zorgen, dat er genoeg blijft. En het so
ciaal-democratische Kamerlid de heer
Van den Tempel, heeft gemaakt, dat
althans van de „bewuste" arbeiders in
zake zuinigheid niets te hopen zal val
len volgens hem is er eten genoeg in
Nederland, al bleef hij dan ook in zijne
rede geheel in gebreke voor deze stoute
stelling eenig bewijs te geven. Wij vin
den zijne uiting niet alleen hoogst ge
vaarlijk tegenover den arbeider, maar
van nog bedenkelijker aard tegenover
het Buitenland, dat ons van zoovele
artikelen moet voorzien, willen wij daar
aan geen totaal gebrek krijgen. Een
lid van het Hollandsche Parlement, dat
in dezen tijd voor gansch de wereld
komt verklaren, dat er in Nederland
voorraad genoeg is, kan voor de oor
logvoerenden moeilijk anders dan een
ongekend fortuintje genoemd worden.
Waar nu van uit de natie zelve geen
drang naar zuinigheid is te verwach
ten, zal de Regeering er op aangewe
zen zijn ons volk te dwingen in te
gaan in den tempel van het goede. De
tijd is daar om niet al _te bang te zijn
voor ingrijpende maatregelenin de
maand Januari alleen hebben de duik-
booten der Duitschers van oorlogvoe
renden en niet-oorlogvoerenden meer
dan 400.000 ton scbeepsruimte vernield,
en wat dit zeggen wil met het oog op
wat van buiten moet komen, of door ons
zeiven moet worden gehaald, is duidelijk.
vinden kan, ik heb er vrij wel genoeg van.
Zoudt ge niet denken, dat hij genoeg menschen
vinden kau, die het voor hem doeu willen?
Ik weet het niet, jongejuffrouw Ellen,
ik zou denken van ja.
Vraag het hem dan, Margaretha, wilt ge?
het verveelt mij zoo! en dit is reeds de derde
maal; ik heb wel wat anders te doen. Vraag
hem, of hjj niet iemand weet, die het voor hem
doen kan: als hij niemand weet, dan zal ik
het voor hemdoen ;zeg hem,dat ik bezigheden heb.
Margaretha ging heen, cn Ellen hield zich
weder met haar boek bezig. Anthonie Fox was
een arme Ier, aan wicn Elien eens aangehoden
had, een brief, waarmee by niet terecht kon
komen, voor hem over te. schrijven en in orde
te brengen, daar zij van Margaretha vernomen
had, hoe hij zich beklaagde, dat hij niet in staat
was, een behoorlijken brief te schrijven, 0111
dien naar zjjne moeder te zenden.
Margaretha kwam terstond weder terug, maar
Meet ditmaal voor de tafel slaan, die Mijnheer
Jan naar het andere einde der kamer geschoven
had, om verder van het vuur verwijderd te zjjn.
Ik vraag u oin verschooning, Mijnheer!
zeide zij, dat ik zoo vrij ben, 11 testoren, maar
die Ier, die Anthonie Fox. heeft mjj verzocht,
en ik zag geen kans het hem te weigeren, ol'
ik n om een vel papier en ecne pen voor hem
wilde vragen, Mjjnheer, hjj wilde een briefschrij
ven, als Mjjnheer Jan zoo goed wil zjjn; eene
ganzenpen, Mjjnheer, als het n belieft; hjj kan
niet goed met andere schrjjvcn.
Schijnvertoning.
Als men de anti-revolutionairen be
luistert in de Kamer en in de pers, dan
zouden zij eigenlijk de ware bestrijders
zijn van het opium gebruik, dat inden
regel opium misbruik is, in onze kolo
niale bezittingen. Dit is alles echter niets
dan schijnvertooning; juist zooals de
verklaring van het ministerie-Heemskerk
op de Opiumsconferentie te Shangai in
1909, „dat de Nederlandsche Regeering,
overtuigd van de wenschelijkheid tot
bestrijding van het opiumverbruik, zich
nimmer door financieele overwegingen
zal laten weerhouden van het nemen
van maatregelen, waarvan volgens haar
oordeel te verwaehten is, dat zij inderdaad
tot geleidelijke vermindering van het
verbruik zuilen kunnen leiden". Hoe
nietszeggend deze phrase is, mag blijken
uit het feit, dat onder de opiumregie
de inkomsten voor de Indische schatkist
uit dat genotmiddel steeds stijgende zijn
geweest, en over 1915 reeds bijna het
dubbele bedroegen van de inkomsten
over 1903. Waaruit wel zonneklaar blijkt,
dat, al liet Minister De Waal Malefijt
zich dan ook niet door financieele rede
nen weerhouden, hij toch niets van eenige
beteekenis gedaan heeft om het opium
gebruik in onze koloniën te verminderen.
Ware dit toch wel het geval, dan zouden
de inkomsten daaruit voor de schatkist
zijn gedaald.
Trouwens de opiumregie, d. i. de distri
butie, van den opium door de Regeering,
gaat buiten de vraag van de hoeveelheid
van het gebruik om. Met bet pacletstelsel
is wel de aansporing tot het gebruik
verdwenen, aangezien de distribuanten
niet geïnteresseerd zijn bij het debiet;
en zelfs hebben wij in de leesboekjes
op de Indische scholen eene waarschu
wing tegen het gebruik van opium. Tout
comme chez nous, zouden wij kunnen
zeggen; bier in Nederland subsidieert
de Staat diverse geheel-ontboudersver-
eenigingen met eenige dozijnen honder
den gulkens voor hare propaganda tegen
Neen, zeide Jan koeltjes, Ellen zal het doen.
Margaretha keek eenigszins twijfelachtig van
de tafel naar de sofa; Ellen stond echter oogen»
blikkelyk op en trad voorwaarts met gloeiende
wangen, terwijl zij het papier van Margaretha
aannam, die het nog steeds in de hand hield.
'Vraag hein, of hij een klein poosje wachten
wil, Margaretha, zeide zjj haastig, ik zal het
zoo spoedig doen als ik kan, binnen een half
uur, zeg hem dat.
liet was geen zoo gemakkelijk of prettig
werkje. Ellen begaf zich geduldig aan liet werk,
en bracht het in een half uur ten einde; ofschoon
hare wangen bleven gloeion, en hare oogen
soms zoodanig verduisterd werden, dat zij ge
noodzaakt was op te houden, totdal zij weder
duidelijk zieu kon. Toen de brief klaar was,
bracht zjj hem zelve naar de keuken.
De arme man betuigde haar op de hartelijkste
wjjze zijne daukbaarheid, maar dat was het niet
waaraan Ellen hehocfte'had Zij was niet gerust
zoolang zij geen woord van haar broeder ge
hoord had. (lij was nog bezig, zij durfde hem
dus niet aanspreken; zjj zat onrustig op de sofa.
totdat het fjjd was, zich voor het rijden gereed
te maken. Zij had dus overvloedig tijd om bet
goede en verkeerde van haar eigen gedrag te
overdenken,
Onder het rjjden was hjj als naar gewoonte,
en zij begon reeds te denken, dat. hjj niet voor
nemens was, iets meer over de zaak te spreken.
Aangename gesprekkeu en aangename beweging
hadden die bijna uit haar geheugen verdreven,