Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
I7d« Jaargang.
Zaterdag 10 Maart 1917.
No. 18
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekbandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handeisdrukkerq te Middelharnis.
Oe Oistributiewet.
In eene uitnemende rede heelt de heer
Patijn het rechte licht laten vallen op
de Distributiewet. Ze is onvermijdelijk
in een tijd als deze, maar juist deze
onvermijdelijkheid legt den plicht op om
zoo krachtig mogelijk te waken tegen
geldverspilling, en dat te meer, waar
door deze wet aan honderdduizenden
geldelijke steun wordt verleend, die
daarvoor niet in de termen vallen. Doe
dat dan niet, hooren wij reeds zeggen,
maar wie zoo reeds spreekt, vergeet,
dat het practiseh onuitvoerbaar is een
weistandsgrens te stellenhet geval kan
zich toch voordoen, dat iemand met
1 3000 inkomen heel wat meer in de
termen valt om van Regeeringsartikelen
te profi eeren dan iemand met f 2000
inkomen. Dat hangt alles van zooveel
verschillende factoren af, dat een eenigs-
zins g ondig onderzoek daarnaar absoluut
onmogelijk is. Terecht wees spreker er
op, dat de vraag, in hoeverre ons volk
door den oorlog economisch wordt ge
drukt, uiterst moeilijk is te beantwoorden.
Daar is een deel van het volk, en een
belangrijk deel, waarvoor de tijden hoogst
drukkend zijn, de menschen met een
beperkt inkomen, de laagst bezoldigde
ambtenaren, de arbeiders, die buiten de
loonsverhopging zijn gevallen, de men
schen wier bedrijf, doordat zij gemobili
seerd zijn, belangrijk is achteruit gegaan.
Maar men heeft ook een groot deel van
de bevolking, dieook langs den eerlijksten
weg totdeO.-W.ërs behonren. Er heerscht
groote welvaart b.v. bij de landbouwers
en de visschers. Maar en dat is een
belangrijk punt, het is een absoluut ver
keerd denkbeeld, dat eenige Regeerings-
maatregelen zou kunnen maken, dat
het deel van ons volk, dat onder den
oorlog lijdt, daarvan geen last zou onder
vinden. En nu is eene schaduwzijde van
de Distributiewet, dat zij niet het besef
wekt bij het Nederlandsche volk, dat het
thans plicht is om zoo zuinig mogelijk
te wezen; dat zoovelen, en dat niet alleen
onder de gegoeden, er maar op los leven,
aan de Regeering den plicht opleggende,
er maar voor te zorgen, dat onze voor
raden voldoende blijven. Zeker, Treub
sprak eens het gulden woord, dat er in
Nederland geen honger moet worden
geleden, maar daarbij heeft hij dan ook
gerekend op de medewerking van het
Nederlandsche volk. Daarenb >ven moet
niet vergeten worden, dat (lit woord ge
sproken werd in een tijd, dat niemand
zich voorstelde, dat de oorlog van langen
duur zou zijn, en onder gansch andere
omstandigheden dan de tegenwoordige.
De heer Patijn heelt er zoo terecht op
gewezen, dat wij dit oogenblik nog veel
meer zitten met de schaarschte dan met
de duurte der levensmiddelen. En wij
zijn in Nederland niet zoo geschoold in
zelfbeperking als in de oorlogvoerende
landenintegendeel, er zijn vele elemen
ten in ons volk, die het harde woord
verdienen, dat zij zich het groote geluk,
dat wij tot nog toe buiten den oorlog
bleven, niet waardig hebben gemaakt.
Verder blijft het reeds vroeger door ons
aangetoonde bezwaar tegen de Distribu
tiewet van kracht, dat ze slechts behoorlijk
zou kunnen worden uitgevoerd, als ieder
een, die tot de uitvoering daarvan moet
mepwerkeD, een rechtschapen en van
gemeenschapszin vervuld mensch was,
maar zulks is helaas niet het geval. Als
men dus de wet handhaaft, is het in
hoofdzaak, omdat er nu eenmaal geen
stelsel is te bedenken, dat aan de boven
genoemde gebreken ontkomt, maar als
er iels is wat van dwepen mot Staats-
socialisme kan genezen, is het zeker deze
wet. De wee geeft te veel gelegenheid
tot riemen snijden van andermans leer.
De verlaging van den aardappelprijs in
Amsterdam b.v., het veel geprezen kunst
stuk van den sociaal-demociatischen wet
houder Wibout. wil niet anders zeggen,
dan dat de hoofdstad op kosten van alle
FEUILLETON.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
Doon
ELIZABETH WETHERELL.
GMOthoriHe.r-i. orenirsk T.n lift eflljknnmiit lioi'k,fr
«dienen lilj fa rirni» l> BOLI.K te Knf f erilnro.
belastingbetalers in de overige gemeen
ten goedkooper aardappelen geeft dan
elders. Amsterdam betaalt toch slechts
10 procent van het geld, die deze verla
ging kost en 's Rijks schatkist 90 percent.
Wij zijn het dan ook volkomen eens met
den heer Patijn, dat de Minister aan de
gemeenten moet kunnen beletten zulke
stukjes uit te halen, en dat hij zulks
niet moet doen door bedreiging met
onthouding van een deel der Oorlogs
winstbelasting, maar door wetswijziging,
zoodra zulks noodig is.
Men mag in onze partij den afgevaar
digde voor Zierikzee dankbaar zijn, dat
hij op zijne gewone zaakkundige en hel
dere wijze de schaduwzijde van de Dis
tributiewet heeft aangewezen; hij heeft
het genoegen beleefd, dat de Minister
met het door hem aangevoerde zal
rekenen.
83)
^u- ZÜ d30 wel, zij kon er inee terecht
zeide Margaretha, terwijl ze in hare mand met
waschgoed naar eenige bijzondere stukken zocht.
Zjj kon dan maar netjes verstellen! 'Zie eens
hier jongejuffrouw Ellen, zie dat slukjeeens',
hoe netjes het er in gezel is. - zoo geljjk op
den draad; en zie dat stikken eens, en hoe
netjes is die scheur gestopt- och, zoo deed
zjj alles!
Zoo kan ik het niet doen, zeide Ellen
zuchtende, maar ilc kan het lee.ren, ziet ge! Gij
zult mij wel onderrichten niet wam- Margaretha?
r Dat is waarlijk meer dan ik -/elf kan.joh-
gejuffrouw Ellen; maar ik wil zeggen, wie het
doen kan. en dat is vrouw Vawse. Ik geloof
haast, dat, zjj het was, die het Alice hek eerst
geleerd heeft, ofschoon ik het niet zeker weet.
Hoe het ook zij, 7,ij is ei4 zeer bedreven in.
Dan zal ik haar vragen, of zjj het mij leeren
wil, zeide Ellen; dat zal het beste zjjn.' En nu
Margaretha, wat verder?
Och, mijne lieve jongejuffrouw Ellen, ik
weet het niet; er waren duizend kleinigheden
die ik mij slechts bij gelegenheid herinneren
kan; zij dekte de tafel voor mij, als ik het wat
volhandig had, en ipenigmaal kwam zij bjj mij
om een kleinigheid voor Mijnheer klaar te
maken, als ik geen tjjd had het zelf te doen;
maar ik kan het u zoo niet zeggen, men kan
zich dat alles niet maar zoo terstond herinneren
Lieve jongejuffrouw Ellen, het zou mij waarlijk
leed doen, uwe handjes aan dat alles bezig te
zien, wat zij deed.
O. bekommer u daar niet over, Margaretha
zeide Ellen en zij omhelsde de goede oude
vrouw, terwijl zij sprak; 'ik zal u niet lastig
vallen en gij zult het ii immers niet aantrekken
als ik in het eerst met sommige dingen wat
onhandig ben, niet waar?
Margaietha kon Ellen slechts tot. zich trekken
hare üefkoozing teedev en eerbiedig beantwoorden
en een hartelijke» kus op haar voorhoofd drukken.
Ellen begaf zich nu naar vrouw Vawse en
verzocht haar, dat zij haar in het verstellen
van linnengoed mocht onderrichten. Hare oude
vriendin was zeer bljjdc toen zjj zag. dat Ellen
iets met ijver begon aan te vatten, en zjj was
terstond bereid haar hierin behulpzaam te zjjn.
Er werden dus eenige oude kleederen opgeschom
meld; lapjes linnen en flanel bjj elkander gezocht
en dat alles in eene groote inand gedaan; en
de eersvolgende weken was Ellen onvermoeid
bezig. Zjj kon uren lang vruchteloos besteden,
om een groeten linnen lap neljes in te zetten,
Een Kamer van eenlingen.
Tot onze niet geringe verwondering
houdt het „Vrijzinnig Weekblad voor
Zeeland" een pleidooi voor eene Tweede
Kamer van eenlingen, en hoopt het dat
de Evenredige Vertegenwoordiging ons
zulks brengen zal. Wij zullen nu maar
niets zeggen över hetgeen 't blad over de
thans zittende Tweede Kamer zegt, die
zich aan getbeoriseer overgeven zou,
waaraan geen enkel verstandig mensch
eenige waarde hecht. Maar de E. V. zal
ons daar moeten brengen de eenlingen,
die de belangen van etn bepaalde groep
vertegenwoordigen, en wier kracht ligt
in hun betoog, in het welbegrepen eigen
belang der velen.
Wij kunnen tegen dergelijk geschrijf
niet anders dan met den meesten ernst
waarschuwen. Ook onder de E. V. zul
len de leden der Tweede Kamer de be
langen hebben te behartigen van gansch
het Nederlandsche volk. Wij achten
juist één van de voordeelen van deE. V.
dat de Kamerleden los komen van de
districtsbelangen, die vaak in strijd zijn
met het landsbelang. Wij wijzen erin
dit verband op, hoe de districten-indee
ling in Engeland eens maakte, dat
Gladstone voor zijn zetel voor Green
wich bedankte, ter wille van eene
vlootwet, die geheel naar zijn zin was,
maar die aan de werven in die plaats
heel wat minder werk zou verschaffen
dan voorheen. Hij achtte zich, zoolang
hij voor Greenwich zat, niet gerechtigd
vóór eene wet te stemmen, die voor
de hoofdplaats van zijn district zoo na-
deelig zou wezen. Uit dit geval is wat
te leeren.
Wij achten het juist een nadeel, dat
de E. V. de mogelijkheid scheptal
zal het, dunkt ons, in de practijk zoo'n
vaart niet loopen dat niet meer met
de groote geestesstrooming in de Ne
derlandsche natie, maar met de belan
gen van een bepaalde groep zal ge
rekend worden. Daar komt nog iets an
ders bij. Als het genoemde Zeeuwsche
blad zegt: „Het benoodigd getal van
boeren b.v. breng ik bijeen, en een
b o e r e n - afgevaardigde komt in de
Tweede Kamer. Let wel, geen fantaisie-
boeren - afgevaardigde maar een die in
dat bedrijf is geboren en grootgebracht,
die de nooden en wenschen van de
boerenstanden-bevolking door en door
kent en het plattelandsleven daarbij,
niet alleen uit de boeken, maar uit
eigen rijpe en rijke ervaring," dan wil
len wil toch deze vraag stellen: Is het
dan aan bet blad, dat altijd tegen het
clerica'isme gestreden heeft, onverschil
lig tot welke richting de boerenafgevaar-
digde zal behooren, die het door hem
bijeengebrachte benoodigde aantal boe
ren naar de 2e Kamer zal afvaardigen?
Deze boerenafgevaardigde zal toch over
nog heel wat andere vragen hebben
te beslissen dan die, welke met het
landbouwbedrijf in verband staan. En
wij willen hem, na hetgeen wij van
agrarische candidalen gezien hebben,
wel dit zeggen, dat het misschien wel
mogelijk is liberale boeren hunne stem
te doen geven aan den clericalen land-
zoodat hare wangen gloeiden van inspanning,
en zij zat zoo op een stop te turen, om het toch
vooral op den draad te doen, dat vrouw Vawse
genoodzaakt was haar te verzekeren, dat liet
volstrekt niet noodig was zich zoo veel moeite
te geven. Zich moeite geven is evenwel de zekere
weg om te slagen. Ellen was niet voldaan, zoo
lang yj Alice niet in het verstellen en stoppen
evenaarde; en ofschoon zij nog niet op die
hoogte was, toen vrouw Vawse haar verliet,
was zij mooi op weg, om het binnen kort zoover
te brengen.
In andere dingen gevoelde zij zich meer te
huis Zij kon tamelijk goed melk afrooinen, en
begon het terstond voor Margaretha te doen.
Ook nain zjj de z.org der kasten, met alles wat
er in was, in de huiskamer voor hare rekening
daar zij wist, dat dit Alice's werk geweest was.
Wat de bibliotheek betreft, daar durfde zjj niet
komen. Zjj zag Mijnheer Humphreys aan den
maaltijd, en bjj het gebed, maar anders ook
niet. lljj had haar nooit gevraagd, in zjjne stu
deerkamer te komen, sedert dien avond, toen
zjj voor hem gezongen had, en voor haar
zou het onmogeljjk geweest zjjn, het hem te
vragen. Zelfs wanneer hjj niet thuis was, dan
nog zon Ellen er niet aan gedacht hebben ergens
heen le gaan, waar liet haar niet iiildrukkeljjk
vergund was.
Toen van Brund zjjne vrouw bekend maakte,
dal Ellen voornemens was. haar te verlaten, en
voortaan haar verbljjf in de pastorie te nemen
was hare verbazing bjjna even groot als hare
verontwaardiging; en de laatste verminderde
geenszins, toen zjj vernam, dat Ellen tot kind
des huizes aangenomen was. Voor een oogen
blik gaf zij door een vloed van woorden lucht
aan haar ongenoegen; Van Brund zeide intus-
sclien niet veel en stond gelijk een vaste rots,
waar de golven wel langs, maar niet over sloegen.
Zjj verklaarde, dat dit op alles, wat Juffrouw
Humphreys gedaan had, de kroon zette; het
speet haar, dal zjj zoo dwaas geweest was, dit
niet te vermoeden, want dan zou liet niet gebeurd
zijn! Had zjj er Ellen daarom heen laten gaan?
en was dat nu haar dank? Maarzjj ging verder.
Zjj wilde wel eens weten, hoe liet in hunne
gedachten kwam aanspraak op Ellen te durven
maken? Zij had liet eerste en eenige reeht op
haar; en Ellen had niet meer vrjjheid heen te
gaan en zich zelve aldus weg te geven dan een
van hare ossen; zjj zou dat wel eens zeer spoedig
onderzoeken, beweerde zjj; Mijnheer Jan en de
rest zouden haar kwijt zjjn, eer zjj er om dachten 1
Doch Van Brund zeide koeltjes, dat hjj het be
loofd had; zjj kon zooveel hulp nemen, als zjj
verkoos hjj wilde daar gaarne voor betalen:
maar Ellen zon bljjven waar zjj was. Ellen had
de gansche zaak aan Van Brund overgelaten,
daar zjj wel een slorm verwachtte, en er niet
gaarne in wilde deelen. Zoo dreef dan alles ge
lukkig over.
Toen de maand ten einde spoedde, en reeds
lang te voren zelfs, liet Ellen hare gcdachlen
gedurig op de aanstaande tehuiskomst van Jan
gaan. Zjj had geen lijst alleen te gaan rjjden