Officieel Nieuws- en Advertentieblad vnor Overflakkee en Goedereede
mwerij i
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
I7de Jaargang.
Zaterdag 25 November 1916.
No. 3
n
sa
Uitgave der
Fiakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
tDA.
J DE HAAS, E
©4
T
m
v
SB
m
U
N
i
Sommelsdijk
KIEFOOS So. 4.
kwaliteit
J verkrijgbaar.
Inovertrefbaar
pe en spiertjes
geschieden
kking.
sevolen..
leb Kalfsvleesch
ber 1916.
(zij heelt dit
erk mede ge-
i zelve nagaat
en voorkomt.
en gemakke-
|er ten zeerste
ad,
IMOORS.
Ier 1916.
Igen omtrent
het volgende
Ibruik in bie-
gezaaid.
bouwer aan-
l,
JVEL.
sr 1916,
machine, in
gekocht, uit-
i, kool enz.,
6 veel zegt.
en vast was.
JT.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advsrtentiënvan 1—6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
De Voedselvoorziening.
Bij de a. s. behandeling der Staats-
begrooting zal dit vraagstuk ook stellig
ter sprake komen. De vraag dient dan
ernstig onder de oogen gezien te worden,
of we met het thans geldende stelsel in
de goede richting gaan.
Vele verschijnselen wijzen er op, dat
in de naaste toekomst de voedselvoor
ziening zich steeds ernstiger zal voor
doen. De geweldige tijden, die Europa
doormaakt zijn oorzaak, dat er gebrek
is of komen zal aan tal van artikelen.
„Er zal in Nederland geen honger wor
den geleden" sprak minister Treub in
1915 en voor zoo ver de regeering daar
toe in staat was, zijn vele maatregelen
genomen om deze uitspraak gestand te
doen. De lange oorlogsduur spot even
wel met alle maatregelen, die slechts
een tijdelijk karakter droegen om gun
stig te werken.
Er dreigt een tekort, waartegen wet
noch regeering in staat is het hoofd te
bieden. De Amerikaansche oogst is tegen
gevallen, Rusland voert niet uit, West-
Europa heeft minder opbrengsten door
schraler bemesting en vele millioenen
mannen in de kracht van hun leven
zijn aan hun werkkring onttrokken door
oorlog of mobilisatie. Dit alles houdt niet
straffeloos twee jaar en langer stand, doch
wreekt zich in de gevolgen.
Het gevaar dreigt, dat voor goud geen
goed meer te krijpen is en dan helpen
geen maximum prijzen meer.
Twee middelen kunnen er toe bij
dragen een dreigend tekort te verzachten
of te ontgaande voortbrenging van
levensmiddelen aanmoedigen en het ver
bruik regelen, zoodat verkwisting wordt
voorkomen.
Tot heden is aan het eerste niet de
noodige aandacht geschonken.
Drukken der prijzen schijnt als het
FEUILLETON.
BOOR
ELIZABETH WETHERELL.
Heanthorl«pop1« orerrtruk ran bot gelijknamig boek, rer-
Ko.henen hij de Firma D. BOLLE te Rotterdam.
69)
Maar ge denkt toch morgen vroegtijdig
hier te komen. Ellen?
O, zou ik niet? riep Ellen uil, terwjjl zjj
Alice om den hals vloog, tenminste zoo vroeg
als ik kan; ik weet niet, wanneer tante mjj zal
laten gaaD.
De weg naar huis scheen haar niet lang. In
dien zij ook al vermoeid was, zoo bemerkte zij
het nnchtaDS niet. Bruintje, BruintjeI dege-
dachte aan hem d jed haar zoo luchtig over den
grond zweven, alsof hij haar reeds op den rug
droeg. Zij kwam schielijk de plaats op loopen,
O, Van Brund, zeide Ellen, terwijl zij naar
hem toe kwam en op een fluisterenden toon
sprak, ge raadt niet. wal ik gekregen heb!
Wat denkt ge wel. dat Mijnheer Marshrnan mij
uit Ventnor gezonden heeft?
Ik kan het niet raden, zeide Van Brund,
terwjjl hjj het einde van den disselboom op den
blok liet rusten en er met zijn kapmes aan hakte
Ik heb nooit van mjjn leven iets kunnen
beste middel te gelden om het gevaar
af te wenden. Doch de ervaring leert,
dat dit ten gevolge hadtelen vau pro-
dukten voor uitvoer, die meer opbren
gen-
Nu invoer van granen enz. onvoldoende
is en de scheepsvrachten zeer hoog zijn,
had het streven moeten voorzitten om
de teelt van zulke gewassen te regeien
en aan te moedigen, die in de eerste
plaats voor het eigen volk noodig zijn.
Niet drukken der prijzen was het eerst
noodige; de boer komt voor deze teelten
behoorlijke prijzen toe om hem af te
houden van export-artikelen, waaraan
toch steeds veel risico verbonden blijft.
Natuurlijk tegen uitwassen en woeker
in levensmiddelen moet door de regee
ring worden opgetreden; doch meer dan
prijsbepalingen moet de productie beter
geregeld worden.
Een verstandige huismoeder, die van
een artikel schraal voorzien is en voor
eerst niet kan aanvullen, zal natuurlijk
de uiterste zuinigheid betrachten om
langer toe te komen.
Zoo behoort het thans ook in Neder
land te gaan.
De regeering late de voorraden graan,
groenten, erwten, boonen, vee en var
kens opnemen. Dan kan worden na
gegaan, hoever we daarmee tot den vol
genden oogst kunnen komen. Tevens
kon dan met oordeel worden nagegaan,
wat en hoeveel voor uitvoer bestemd
kan worden, want men vergete ook niet,
hoe meer nog uitgevoerd kan worden,
hoe gemakkelijker het zal gaan invoer te
erlangen van die artikelen, die we uit
het buitenland noodig hebben, met
namesteenkolen, ijzer, hout e. a.
Blijken er voorraden krap te zijn of
te gering, dan dient overwogen te wor
den, naast billijke prijsbepaling, een
regeling van het gebruik, zoodat er maar
niet op los geleefd wordt door wie per
soonlijk geen krimp geslagen behoeft te
worden.
Voorraden, waarvan te weinig is, kun
nen duurder, voorraden, waarvan vol-
raden, wat is het?
Hij heeft my het mooiste hitje gezonden,
dat ge ooit gezien hebtvoor my voor mij
om er op te rijden; en een mooi nieuw zaaien
toom; ge hebt nooit zoo iets moois gezien, Van
Brund; hij is geheel bruin, met een witten voor
poot, en ik heb hem Bruintje genoemd; en o,
Van Brund! zoudt ge denken, dat tante hem
hier wil laten komen?
Van Brund ging voort met aan zijn disselboom
te snijden, terwyl hij zeer goedig keek.
Want ge begrijpt wel, dat ik maar half ge
not van hem heb, als hij op den berg moet blij
ven. Ik zou er graag alle dagen op willen rijden.
Denkt ge, dat tante hem hier zal willen hebben,
van Brund?
Ik geloof het wel, zeide Van Brund ernstig,
en in zijn toon lag opgeslotenAls zij het al
niet wil dan wil ik het toch.
Ge zult het haar dus vragen en naar eene
plaats voor hem uitzien, niet waar, Van Brund?
Dat zou ik zoo graag willen. En ge zult hem
immers niet voor het ploegen of iets anders ge
bruiken, Van Brund? Juffrouw Sophia zegt, dat
hij daarvan zou bederven.
Ik zou nog liever zelf ploegen, zeide Van
Brund met zyn gewonen glimlach, er zal hem
geen haar van zyn vel gekrenkt worden. Ik zal
hem oppassen, alsof hij een prins was.
O, ik dank u, Van Brund 1 Wat zijt ge goed
Ik zal er dus inaar in 't geheel niet over spreken,
totdat gij het gedaan hebt. Ik ben u zeer ver
plicht, van Brund
doende is of die minder gewild zijn,
kunnen billijker gesteld worden.
Dit zal de bevolking met zachten drang
er toe brengen zich eenigszins anders
te gaan voeden dan gebruikelijk is, doch
het zal ten gevolge hebben, dat we toe
komen of ten minste langer volhouden
kunnen om in onze behoeften te voor
zien.
De overdreven waarde bijv., die aan
aardappelen en run Ivleesch wordt toe
gekend mag wel eens plaats maken voor
meer waardeering van peulvruchten en
schapenvleesch.
Hopen we, dat de komende dagen van
regeeringswege nog geruststellende mede-
deelingen volgen en maatregelen worden
genomen om het gevaar af te wenden
of te temperen.
NEDERLANDSCHE ANTI-OORLOG RAAD.
Pacifisme en Socialisme.
Onder dezen titel heeft de Duitsche So
cialist Heinrich Ströbel geschreven over het
standpunt dat het socialisme moet innemen
tegenover het pacifisme.
De schrijver begint met te erkennen, dat
vóór den oorlog in de sociaal-democratie
weinig aandacht werd geschonken aan de
burgerlijke vredesbewegingMen beschouw
de deze als een uitvloeisel van een goed
bedoelde philantropie, die als moreel ver
schijnsel allen eerbied verdiende, maar die
met al te rooskleurig optimisme en al te
weinig politiek besef en politieke energie
zocht naar de buitengewoon moeilijke op
lossing vande internationale vraagstukken".
Men had toen de overtuiging, dat niet dit
pacifisme den vrede zou kunnen verzekeren,
maar alleen de moderne proletarische ar
beidersbeweging.
Voor dit standpunt viel naar de meening
van den schrijver ook véél te zeggen.
Immers „Al mocht het burgerlijk pacifisme
ook vele ethisch hoogstaande personen met
vaste overtuiging in zijn rijen tellen, de
breede volksmassa's en sterke politieke
groepen had het niet achter zich." Aldus
kon dit pacifisme „geen practischen invloed
uitoefenen op den nootlottigen ontwikke
lingsgang van het nationale en internatio
nale leven."
Ellen liep naar binnen. Zij kreeg eene berisping
over haar lang wegblijven, maar die vond doove
ooren. Bruintje kwam als een schild tusschen
hare tante en al hare moeilijkheden. Zij glim
lachte bij de harde woorden harer tante, alsof
het suikerboonen geweest waren. Enhaarslaap
mocht dien nacht wel weiland geheeten hebben,
zulk eene menigte paarden van allerlei soort
zweefden haar voor den geest.
Hebt ge het nieuws al gehoord zeide Van
Brund, toen hij den volgenden morgen bij het
ontbijt zijn kopje koffie leegdronk.
Neen, zeide Juffrouw Fortnna. Welk nieuws?
Wel, onze Ellen heeft een prachtig paardje
ten geschenke gekregen van een harer vermo
gende vrienden, Mijnheer Marshrnan. Zijns
gelijke is er in deu gauschen omtrek niet te
vinden, zooals ik heb hooren zeggen, en ik denk
voor bet naast, dat hjj gelijk een damp over
alle velden en hekken heen zal vliegen.
Er had een veelbeleekenend stilzwjjgen plaats.
Ellens hart klople.
En wat denkt ge, dat er met hem gedaan
zal worden? zeide Juffrouw Fortuna, Haar blik
zeide: Als ge denkt, dat ik er mij mede belas
ten zal, dan vergist ge. u.
Och, zeide Van Brund, ik denk, dal lijj gras
in de weide zal eten, en in den stal zal er wel
een plaats voor hem te vinden z.jjn.
Niet in mijn stal. zeide zij kortaf.
Neen, in den münen, zeide Van Brund
half glimlachonde; ik zal dat wel met u vinden
als wij onze rekening vereffenen.
Thans meent echter de schrijver: „Nadat
wij beleefd hebben, hoe slecht ook het in
ternationale socialisme voor het grootste
gedeelte de eerste ernstige proeve heeft
doorstaan, betaamt het eerlijken socialisten
niet meer, op phariseïsche wijze de staf te
breken over het zuiver platonische en th»o-
retisch karakter van het burgerlijke paci
fisme. Integendeel Ströbel erkent, dat ook
in niet-socialistische kringen een niet gering
aantal personen gevonden worden, die ook
thans nog hun idealen trouw zijn gebleven.
Voorts wordt uiteengezet, hoe alles waar
naar de pacifisten streefden ook geheel lag
in de lijn van wat het socialisme, zij het
dan ook met meer betrouwbare middelen,
trachtte te bereiken. „Steeds duidelijker
wordt het, zoo vervolgt de schrijver, dat
juist deze oorlog met zijn geweldige inspan
ning van alle militaire en economische
krachten, en met zijn onnoemelijke offers
ten slotte zal eindigen met de erkenning
van die beginselen, die reeds vroeger zoowel
door het pacifisme als door het socialisme
waren aangewezen als het noodzakelijk
ontwikkelingsstadium van de internationale
samenleving."
De conclusie van den schrijver is dan ook
deze „In plaats van te spotten over de toe
nadering der volkeren, die thans nog bezig
zijn elkaar te vernietigen, op den grondslag
van een nieuw te scheppen volkerenrecht,
zouden alle socialisten hun krachten er aan
moeten wijden, voorarbeid voor dit verheven
doel te verrichten, voor een doel, dat het
eenige is, dat de mogelijkheid kan waar
borgen voor een zich steeds ontwikkelende
beschaving, niet in de laatste plaats voor
de ontwikkeling van het socialisme.
Een legende.
„Het vrouwtje van Stavoren" zond één
harer kapiteins uit om „het kostbaarste" te
halen, dat er op aarde te vinden was. Na
een lange reis kwam hij terug met een
lading koren, tarwe. Woedend gebood zij,
de lading over boord te werpen en nöch
het talmen van den kapitein, nbch het
smeeken der armen, nbch het dreigen van
geestelijken mocht baten; alles werd in zee
geworpen. Maar de straf bleef niet uit: haar
schepen verongelukten en haar huizen ver
brandden, tot zij doodarm werd en moest
bedelen. Ook de stad moe3t boeten. De haven
Juffrouw Fortuna was zeer boos, dat zag
Ellen we), doch zjj zeide er noch goed noch
kwaad meer over- Aan Bruintje werd dus tot
onuitsprekelijke blijdschap zijner meesteres ver
gund, vr(j bezit van weiland en stal te nemen.
HOOFDSTUK X.
Tlmotheüs en zi)n heer.
Kapitein Montgomery kwam de volgende week
niet, noch ook de week daarna, en wat meer is,
van De Hertog van Orleanswaarmee hij de
terugreis had ondernomen, wer-d sedert dien tijd
nooit meer iets gehoord. Op den vijfden April
was het schip werkelijk uitgezeild, gelijk /ij uit
de nieuwsbladen vernamen, maar wat er sedert
van geworden was, kwamen zjj nooit te weten.
Het heef echter nog altijd twijfelachtig, of kapi
tein Montgomery er inderdaad mee vertrokken
was; en Ellen bracht menige week in angstig
wachten door, eerst naar hem zelf, en toen naar
bericht vau hem, ingeval hij nog in Frankrijk
zjjn mocht. Geen van heide kwam echter. De
angst ging langzamerhand in zekerheid over, en
in het midden van den zomer bestond er bij
niemand eenige twijfel meer aangaande de waar
heid. Als kapitein Montgomery nog in leven was,
zoo dacht men, dan zou hjj zeker thans geschre
ven hebben, nu hjj het ongelukkig lot van het
schip vernomen had, waarmee zijne vrienden
hem, overeenkomstig zqn bericht, thuis ver
wachtten.