Officieel Nieuws- en Advertentieblad vonr Overflakkee en Coedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
I6de Jaargang.
Zaterdag 23 September 1916,
No. 46
DE WIJDE, WIJDE WERELD
DE PRESIDENTSKEUZE.
wm
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Lid vau de Tweede Kamer Staten-Generaal,
'Ü.GB.WEKII1GE.
Uitgave der
Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te middeiharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaus
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
DE TROONREDE.
De Troonrede die Hare Majesteit Dins
dag heeft uitgesproken, zal in het ge-
heele land een gunstigen indruk maken.
Kloek en vastberaden verklaart de regee
ring te zullen blijven pal staan voor de
handhaving van onze onafhankelijkheid.
Daarvoor moet voortdurend de weerbaar
heid van ons leger voor oogen staan.
Het is een verblijdende belofte, die de
Koningin in de Troonrede heeft uitge
sproken, dat met handhaving onzer weer
baarheid zal worden overwogen den druk
der mobilisatie te verlichten. Men mag
uit deze woorden opmaken, dat de regee
ring een gedeeltelijke demobilisatie over
weegt en er van overtuigd is, dat zoodanige
maatregel thans zonder bezwaar kan wor
den genomen. Anders toch zou de teleur
stelling voor de betrokkenen als gedeelte
lijke demobilisatie uitbleef, zoo bitter zijn,
dat wij niet kunnen aannemen, dat de re
geering dan de bedoelde zinsnede in de
Troonrede zou hebben neergeschreven.
De oorlog duurt nu reeds twee jaar en
het einde is nog niet te voorzien. Het zal
daarom meer en meer gebiedend noodza
kelijk worden, dat de overweging der
regeering spoedig tot verlichting van den
mobilisatiedruk zal leiden.
Terecht worden voor het laatste zitting
jaar van het kabinet geen nieuwe ont
werpen van wet aangekondigd. Er ligt
reeds zooveel voor afdoening gereed, dat
het de uiterste inspanning zal kosten om
de belangrijkste ontwerpen af te doen,
waar de Koningin een beroep doet op de
toewijding van de Staten-Generaal, weten
de beide Kamers, dat die toewijding bui
tengewoon zal moeten zijn, wil van den
wetgevenden arbeid, die in de voorgaande
jaren is voorbereid, het resultaat thans in
het Staatsblad komen.
De Troonrede zwijgt geheel over de
Grondwetsherziening.De antirevolutionaire
FEUILLETON.
DOOR
ELIZABETH WETHERELL.
Gp*othorlfleer<lo overdruk tan het gelijknamig boek, ter-
schenen bij de Firma D. BOLLE te Botterdam.
„Rotterdammer" ziet daarin ^„een onbe
doeld, maar vernietigend protest tegen
het kabinet, dat te kwader ure het be
stand verbrak." Het kabinet zal zich van
de praatjes van het antirevolutionaire blad
wel even weinig aantrekken als de linker
zijde.
Zou dit antirevolutionaire orgaan soms
niet begrijpen, dat met de zinsnede uit
de Troonrede „belangrijke wetsontwerpen
zullen ook in dit zittingsjaar uwe aandacht
vragen" juist op de Grondwetsherziening
wordt gedoeld?
Wanneer wij een aanmerking maakten
op de Troonrede, zou het deze zijn, dat
met geen enkel woord gewag wordt ge
maakt van den watersnood, dien Noord-
Holland heeft getroffen en van de onlus
ten, die in Djambi zijn uitgebroken.
Met de voorlezing der Troonrede is de
laatste zitting van de Kamers geopend.
Voor de linkerzijde kan er thans slechts
één wachtwoord zijndoorzetten. Het zal
in hooge mate noodig zijn, dat in de eerste
plaats de leden der linkerzijde in de Kamer
gezeten, de grootst mogelijke zelfbeper
king betrachten, de sluizen der welspre
kendheid vooral niet te wijd openzetten
en het absenteïsme, het euvel, waarvan
zoovele kamerleden laboreeren, weten uit
te drijven.
Slechts bij die volkomen toewijding,
welke Hare Majesteit in de Troonrede
vraagt, is er goede kans, dat in 's lands
belang de Grondwetsherziening tot stand
zal worden gebracht.
60)
Deze jongejuffrouw houdt bijzonder veel
van bloemen, als ik me niet vergis, zeidedeze;
ik heb haar vroeger niet gezien, dunkt mjj.
Is dit de jongejuffrouw, waarvan de kleine
Eilen mjj verteld heeft?
Ik denk van ja, zeide Jan. Het is de jonge
juffrouw Ellen Montgomery, eene zuster van
mjj, Hutchinson, en de gast van Mijnheer Marsh-
man.
Beide namen boezemen mjj de grootste
achting in, zei de oude man, terwjjl hij achter
uit trad en, met de hand op zijn hart, eene
diepe buiging voor Ellen maakte, waarbij zij zich
niet van lachen kon weerhouden. Ik verheug
mjj de jongejuffrouw Ellen te zien; wat kan ik
doen om haar aan den ouden Hutchinson te doen
gedenken? Zou de jongejuffrouw Ellen ook gaarne
een ruiker hebben?
Ellen durfde niet ja te zeggen, doch haar blos
en hare fonkelende oogen antwoordden hem.
De oude tninman begreep haar en hield zich
aan zjjn woord. Ellen sloeg hem gade, terwjjl
Dinsdagmiddag werd door de Tweede
Kamer de voordracht voor een voorzitter
opgemaakt. Het is regel, dat deze geko
zen wordt uit de meerderheid en de uit
nemende wijze, waarop de heer Goeman
Borgesius zijn taak als voorzitter sinds
drie jaar heeft waargenomen, maakte het
zeker, dat hij ook dit jaar weder no. 1
op de voordracht zou worden geplaatst.
Er werden bij de stemming in de Kamer
79 stemmen uitgebracht, waarvan 48 op
de ruiker in zijne hand aangroeide, en kon
nauwelijks hare oogen gelooven, toen de eene
fraaie bloem bij de andere gevoegd werd en tot
een allersierljjkste ruiker aanwies. Hare dank
betuiging, toen de ruiker haar gegeven werd
bestond uit weinige woorden, doch haar gelaat
zeide meer; de oude tuinman glimlachte en was
zeer voldaan, dat zijne gift niet verworpen werd.
Daarna liet hij hun zijne broeikassen zien, waar
in Ellen zeer veel belang stelde en waarover zij
ten hoogste verbaasd was, toen zij rijpe sinaas
appelen en citroenen in overvloed zag, alsook
ananassen, zooals /ij er op Ventnor gegeten had,
waarbij zij volstrekt niet had vermoed, dat die
zoo dicht in hare nabijheid groeiden. De druiven
waren reeds afgesneden.
Op Nieuwjaarsavond zou er eene groote partij
op Ventnor zijn. Dat wist Ellen, en zij bestemde
hare kostbare bloemen voor Alice's versiering.
Maar hoe zou zou zij ze inmiddels goed houden
Zjj raadpleegde Mijnheer Jan, en overeenkomstig
zijn raad bracht zij ze naar Juffrouw Bland, de
huishoudster, om ze in water te zetten en ze
tot dien tijd op eene veilige plaats te bewaren.
Zij kende Juffrouw Bland, want Ellen Chauncey
en zjj waren dikwijls naar hare kamer gegaan
om er te zitten werkeD, waar zij door geen der
kinderen gevonden en gestoord werden. Juffrouw
Bland beloofde haar de meest mogelijke zorg
voor de bloemen te zullen dragen, en zeide, dat
zjj het met het grootste genoegen doen zou. De
gast van Mjjnheer Marsh man, voegde zjj er glim
lachende bij, moet alles hebben, wat zjj verlangt.
den heer Borgesius. 20 briefjes waren in
blanco.
Ieder weet, dat dit briefjes waren van
leden van de rechterzijde. Zij hebben zich
niet zoo hoog weten te stellen, dat zij
hun stem uitbrachten, de heeren stem
den blanco!
Fraai is die houding allerminst!
VEREENIGDE VERGADERING VAN DE
BEIDE KAMERS
op Dinsdag 19 September,
ter opening van de gewone zitting der
Staten-Generaal.
(Voorzitter: J. J. G. baron Van Voorst tot
Voorst.)
De VOORZITTER opent, nadat de leden
zich naar de Ridderzaal op het Binnenhof
begeven hebben, des namiddags te half een
uur de vergadering en laat door den griffier
van de Eerste Kamer voorlezen een Ko
ninklijk besluit van 6 September 1916 No.
59, houdende zijne benoeming tot voorzitter
van de Eerste Kamer gedurende de zitting,
die heden zal aanvangen.
De VOORZITTER benoemd eene commis
sie, die Hare Majesteit de Koningin in het
gebouw zal ontvangen en uitleiden, bestaan
de uit de heeren Staal, Kraus, Fokker, Van
der Hoeven, Gilissen, leden van de Eerste
Kamer en de heeren Tydeman, Jansen (den
Haag), Van Raalte, Marchant, Fruytier,
Roodhuyzen, Duynstee, Van dor Molen,
Snoeck, Henkemans en Boissevain, leden
van de Tweede Kamer.
De ministers, hoofden van ministerieels
departementen, en de leden van den Raad
van State vereenigen zich, te een uur des
namiddags, mede in de Ridderzaal.
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN, ver
gezeld van Zjjne Koninklijke Hoogheid den
Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklen
burg, kort daarna in de Ridderzaal aange
komen, wordt door de commissie in de
vergaderzaal binnengeleid, neemt plaats op
den troon, en houdt, terwijl Zijne Konink
lijke Hoogheid de Prins naast Haar gezeten
is, de volgende rede:
Mijne Heeren
Ten derden male sedert de rampzalige
oorlog uitbrak, die Europa verscheurt, ben
HOOFDSTUK V.
De banknoot en George Washington.
De Nieuwjaarsochtend brak aan.
„Hoezeer wensehte ik, dat het ontbijt al ge
daan was!" dacht Ellen, terwijl zjj zich aan
kleedde. Er bestaat echter geen kans om over
dit leven te komen zonder er door te gaan; toen
dus de bel luidde, ging zjj als naar gewoonte
naar beneden. Mjjnheer Marshman had bepaald,
dat hij geene verwarring van geschenken aan
de onlbjjtlatel wilde hebben; andere menschen
konden op hunne wijze elkander geschenken
geven; zjj moesten niet geljjktijdig met de zijne
gegeven worden. Toen het gezelschap in de
ontbijtzaal bijeenkwam, werden er „gelukkige
Nieuwjaars" en vriendelijke groeten gewisseld;
op ieders gelaat stond blgdscbap te lezen, uit
genomen op dat van Ellen, en menigeen lachte
zijn buurman toe, terwjjl zij aan tafel zaten.
Want de servetten waren dien morgen in zon
derlinge wanorde; in plaats van, zooals gewoon
lijk, neljes opgevouwen, op de borden te liggen,
lagen zjj in allerlei gedaanten, sommige
staken met kluchtige hoeken omhoog, het eene
lag hoog/het andere in het geheel niet, al naar
het t' best uitkwam met het fatsoen van het
geen er ouder lag. Een angstigen blik op haar
eigen servet deed Ellen zien, dat het geheel
vlak lag; dat van Alice, naast het hare, had in
het midden eene zonderlinge verhevenheid, als-
Ik in Uw midden, vervuld door de zorg
voor de hoogste belangen van ons vaderland.
Dat voor mijn volk tot dusver de vrede
behouden kon blijven stemt My tot dank
baarheid.
Gelukkig bleven onze betrekkingen met
alle Mogendheden van vriendscbappelyken
aard.
Ik zal ook in het vervolg de plichten
nakomen die eene neutrale natie door het
volkenrecht zijn opgelegd. Maar Ik ben vast
besloten onze onafhankelijkheid te verdedi
gen en naar vermogen, tegenover wien het
ook zij, onze rechten te handhaven.
Bij de vervulling van die taak steun Ik,
behalve op ons goed recht en de eensge
zindheid der natie, op onze zee- en land
macht, die op alleszins lofwaardige wijze
de haar opgelegden last blijven dragen.
De aflossing van onder de wapenen staande
dienstplichtigen door nieuw opgeleide man
schappen en de daaraan gepaarde belangrijke
uitbreiding onzer levende strijdkrachten
worden geregeld voortgezet.
De voorraden wapenen, munitie en ander
materiaal worden, ondanks te overwinnen
moeilijkheden, voortdurend vermeerderd.
De mogelijkheid om, met handhaving on
zer weerbaarheid, den druk der mobilisatie
te verlichten, wordt door Mij opnieuw over
wogen.
Het economische leven van ons land onder
vindt meer en meer den invloed van de
omstandigheden, welke door den oorlog zijn
in het leven geroepen.
De toestand van land- en tuinbouw is
over het geheel nog niet ongunstig. Toch
worden de moeilijkheden, bij de uitoefening
van deze juist in de tegenwoordige omstan
digheden voor de volkshuishouding zoo be
langrijke bedrijven ondervonden, steeds
grooter en is bij enkele onderdeelen reeds
een remmende invloed op de productie merk
baar.
Op het gebied van handel en nijverheid
trachten zoowel de Regeering als de belang
hebbenden de nadeelige gevolgen te beperken
van de moeilijkheden, die maatregelen, in
het buitenland genomen in verband met den
oorlogstoestand, voor onze aanvoeren uitden
vreemde en voor onzen uitvoerhandel mede
brengen.
In toenemende mate was de Regeering
genoodzaakt maatregelen te nemen in bet
belang van de volksvoeding; in verband
daarmede was beperking van den uitvoer
of er een kleine knobbel onder was. Ellen ver
keerde inmiddels in grooten angst, hoe het zou
afloopen. Een van de oudere lieden maakte een
begin, en toen was in een oogenblik ieders servet
opgenomen. Welk een leven ontstond er toen
van dankbetuiging, en bewondering, eD gelach!
Ellen was eerst bang op haar bord te zienzjj
bedacht evenwel, dat, indien zjj langer wachtte
zij het zou moeten doen, als aller oogen op haar
gevestigd waren; zij lichtte langzaam bet servet
op; ja, juist zooals zij gevreesd bad, daar
lag waarljjk eene banknoot, van welke waarde
dat kon zjj niet zien, want de verlegenheid
maakte zich van baar meester; het bloed steeg
haar naar de wangen, en de tranen kwamen haar in
de oogen. Zij wist niet wat Alice gekregen had
zij bemerkte niets van hetgeen er om haar
voorviel, totdat Alice haar aanstiet en zachtjes
zeide; „Mjjnheer Marshuian spnekt tegen u,
Ellen."
Mjjnheer! zeide Ellen verschrikt.
Ge behoeft mjj niet zoo verschrikt aan te
kijken, zeide Mijnheer Marshman glimlachend;
ik vroeg u slechts, of uwe banknoot ook valsch
was, er schjjnt iets aan le haperen.
Ellen keek naar haar bord en aarzelde. Hare
lippen beefden.
Wat is er? vervolgde de oude heer. Scheelt
er iets aan?
Ellen nam wanhopig hare banknoot open
liep met gloeiende wangen naar hein toe.
Ik ben u zeer verplicht, Mjjnheer! maar
ik had veel liever niets, als het u belieft,