een kelder af te dalen, manheer, maar hier hebben wy geen kelder meer." Dat was dus een afdoende reden, om maar met myn ontbijt door te gaan. Bynaop het zelfde oogenblik echter komt er een kind aan snellen, met oogen, die van nieuwsgierigheid schitteren: „Ze hebben het huis van M. D. inbrand geschoten. Dat zal aardig branden!" Het was het mooiste huis van het dorp, op zestig meter afstand gelegen van de plek, waar ik my bevond. Met den kleinen jongen ga ik er heen. Aan het eind van het straatje snellen reeds menschen toe zonder acht te slaan op de bommen. Zij wyzen naar het bovenste gedeelte van het huis, een met aarde bedekt terras, en vervolgens naar den weg, waarin een gat van 25 centimeter middellyn is geslagen. Uit dit gat stijgt rook op, groen en geel van kleur en belem merend voor de ademhaling. „Drommels", roept een buurman, met den voet in het gat woelende, „het is een brand stichtende bom." Werkelijk brandt de a irde in het gat, nu by ze met de zool van zijn schoen heeft aangeraakt. En ook aan den schoen zelf vertoont zich een vreemd vlammetje. „Mynheer, kijk eens", roept een jongen, terwijl hy me in onze onmiddellijke nabij heid naar anderen rook wijst, die van een binnenplaats opstijgt, „daar hebben ze ook een bom geworpen 1". Terwijl de buurman driftig zijn zool aan het plaveisel afwrijft, bereiken wij de bin nenplaats. Twee mannen, wien het zweet van het voorhoofd gutst, zijner in geslaagd, met groote emmers water den brand te blusschen, die door een projectiel in een soort loods is gesticht. De bom is tusschen een kar, die met kisten geladen stond, en eenige landbouwwerktuigen gevallen, en heeft de kar in stukkeu geslagen, die in brand zijn geraakt. Indien de beide mannen niet vlug ter hulpe waren gesneld, zou de geheele loods in brand zijn geraakt. Een vreemde, walgelijke, zoetachtige lucht stijgt uit de loods op. Men zou zeggen: een fos- forlucht, vermengd met een onbekende sub stantie. Op den grond ontdek ik ondereen hoop puin een roze tube van celluloid, die een verpestenden stank verspreidt. Een Engelsch of&cier, die opdracht heeft de plaatsen te noteeren, waar de bommen neervallen, ver klaart my, dat het de huls is van de stof, bestemd om brand te veroorzaken. Als de bom springt, deelt de vlam zich aan het chemische preparaat mede dat onder het verbranden een ongelooflijk-hooge tempera tuur ontwikkelt en een vuurwerk van ster ren te zien geeft, die alle een brandstich tende vonk bevatten. „Ik deed thuis myn middagdutje", vertelt één der mannen, „toen de bom neerviel. Ik werd tegen den grond geslingerd. Tegelij kertijd nam ik een afgryseljjken stank waar. Ik ging op verkenning uit en ontdekte, dat de boel smeulde. Toen ging ik water ha len Als dat 's nachts alles zoo gebeurd was, zou de geheele wijk er aan zijn gegaan. Hy wees my op de huizen, in de nabijheid van de loods. Alle zagen er in eens zeer veranderd uit, en waren dik onder de stof. Twee huizen waren bijna geheel uit hout opgetrokken. Die zouden dus gebrand heb ben als een lucifer De inneming van het dorp Curlu. De Fransche bladen geven een beschrij ving van de verovering van Curlu door een brief te publiceeren van 24 Juli 1.1. van een gewonden „poilu", die als volgt luidt: „Wij hielden de loopgraven der eerste linie bezet sedert 24 Juni, na 4 dagen in reserve te hebben doorgebracht Gedurende 7 dagen is de artilierie van onzen sector zonder op houden aan 't braken. Den 30sten Juni, 's nachts, verlaten wij de eerste linie om in de daaraan parallel loopende gangen van uitgang te gaan, die dereserve-compagniën voor ons hebben uilgegraven. Wij maken er, hier en daar, trapjes in om in de ure van den aanval er vlugger uit te springen. Wy hebben aan onze rechterzijde de molen van Fargny, die hevig door de Boches wordt gebombardeerd, aan onze linkerzijde den Calvarien-heuvel en tegenover ons den „Gen darmen-Hoed", die zoo genoemd is naar zyn vorm en die, krachtig versterkt, door de 85 Boches is bezet. Verder nog achter dit werk, ligt het dorp Curlu. Wy moeten ons meester maken van den Gendarmen-Hoed en van Curlu. De aanval is bevolen om halfacht 's morgens. Wy klimmen over het parapet enmetdengym- nastiekpas komen wy aan op den Gendar- menhoed. Die machtige redoute heeftopge houden te bestaan, onze projectielen hebben haar compleet ondersteboven gebaald. Er bestaat niets meer van. De gangen en de loopgraven zyn omvergeschoten, de prikkel draadversperringen vernield. Wy maken ons van dit plateau meester over een lengte van 2 K.M. zonder een schot te lossen, met het geweer over den schouder hangend, een sigarette rookend en de Marseillaise zingend. Wy komen in Curlu. De Boches trekken terug op hun derde linie. Wij bezetten byna het geheele dorp behalve eenige huizen, toen Duitsche versterkingen aankwamen. Een gevangene vertelt ons, dat in de steengroeve Noordelijk zes compagniön in reserve staan, die een tegenaanval komen doen. Wy zyn maar twee compagniën sterk, maar de order luidt om ten koste van alles weerstand te bieden. De toestand wordt kritiek, want we kunnen niet rekenen op de hulp van onze versterkingstroepen, die niet bij ons kunnen komen, vanwege het spervuur. Wy zyn verplicht om terug te trekken, niet zonder nijdig te worden, en om Curlu te verlaten. Daar onze kapitein aan 't hoofd van zyn compagnie gedood is, neemt de luitenant het commando over en laat ons terugtrekken in de trechters, gegraven door ons groot kaliber granaten. Nadat dit ge schied is beginnen onze vyf-en-zeventigers, van onze terugtocht verwittigd vuur te ge ven. De Boches, hierdoor genoodzaakt om terug te trekken, schieten woedend hun geweren op ons af. De luitenant laat mij mijn ka meraden verlaten om naar de hulppost te gaan tegelijkertijd geelt hy my een briefje mee voor den commandant om onze kritieke toestand te melden en om hulp te vragen. De versterkingen konden aankomen en het dorp Curlu werd stormenderhand genomen". Van 18 tot 45 jaar. De Duitschers, die by de jongste gevech ten aan de Somme gevangen werden ge nomen, waren öf jongelieden, öf mannen van ongeveer 45-jarigen leeftijd. Dertig jaren scheiden deze twee generaties. Het „Petit Journal" bevat het een en ander uit de verhooren dezer gevangenen. Hun verklaringen komen alle daarin over een, dat zy blyk geven van demoralisatie en gebrek aan vertrouwen in de aanvoer ders. Een oude snorbaard verhaalde hoe hy en zijn kameraden zonder dekking 'aan het vuur der Franschen waren blootgesteld, ter wijl de weinige schuilplaatsen waren inge nomen door officieren. Een jongeling, wiens gelaat nog nimmer door een scheermes was beroerd, zei, dat hoewel de sectie, waartoe hij behoorde, nog niets had geleden, hun luitenant niettemin met zijn superieuren had afgesproken, dat men zich zou overgeven. Zjj hadden de wapens neergelegd en eerst een half uur daarna waren de Franschen gekomen om hen gevangen te nemen. Ook hy uitte, even als zyn oudere kameraden, een afkeurend oordeel over zijn superieuren. En dat is wel het eerste wat tegenwoordig opvalt bij het verhoor der Duitsche gevan genen ze durven thans hun chefs te be- oordeelen en veroordeelen.En wanneer deze lieden met hun „massief bekrompen ver stand, die wegens hun gebrek aan persoon lijkheid en zelfstandigheid zoo volkomen gedisciplineerd zjjn," thans zich een eigen oordeel over hun chefs durven aanmatigen moet er toch wel iets gebroken zyn in deze tot dusver zoo stevig in elkander zittende machine. Er is nog een tweede kenmerk, dat nog veelvuldiger te constateeren- is by de gevangenverhooren de wanorde, welke thans by het Duitsche leger begint te heer- schen. Van overal haalt men de troepen bijéén, maar niet meer met die zekerheid, welke eene der grootste deugden bleek te zyn vttn den Duitschen generalen staf. Alle verhooren getuigen nu, dat dit niet meer zoo gemakkely k gaat. Er is vertraging, onbe slistheid en dus wanorde. Men brengttroepen uit de achterhoede naar het front, maar daar dit snel geschieden moet, stelt men de man nen bloot aan te groote vermoeienissen. Het een of andere regiment wordt, na een marsch van 50 kilometer, ten stryde gevoerd in een sect e, welke hij niet kent, en waar hy ook niet zal biyven. Zoo worden deaf- deelingen niet steeds door dezelfde chefs aangevoerd: men vormt batailjons uit brok stukken. Men vormt brigades uit gedeelten van regimenten, die reeds half zyn uitge put. Alle verhooren verraden dezen toestand. Hier volgt voorts een verhaal van een onder luitenant over zyn aankomst by de loop- gra\ en by Hem „Wy hebben er vy'f uren over gedaan om naar de loopgraven te marcheeren, terwyl een troep in goede conditie er slechts een uur voor noodig zou hebben gehad. Maar het was nacht en zelfs onze officieren wa ren onbekend met het terrein. Wy waren gekomen om het regiment af te lossen, maar de schavuiten hadden onze komst niet afgewacht. Toen wy in de loopgraven wa ren aangekomen, heerschte daar de grootst mogelijke verwarring, terwyl de Fransche artillerie steeds op ons beukte. Er was nie mand om ons onze posten aan te wijzen. Iedereen gaf bevelen. Zoo bleven wy meer dan een uur opeengepakt in een hoek,zon der dat wy iets konden uitrichten en ook zonder dat wy rust konden nemen Voor hen, die gewoon zyn de gevangenen te ondervragen, kan er geen twyfel meer bestaan, dat er iets vernield en bedorven is in dit eertyds zoo machtige en goed wer kende organisme. De mannen durven er een eigen meening op na houden. De troepen zijn aan wanorde ten prooi. Dit beteekent zeker nog geen revolutie of débacle, maar het is niet meer de discipline en de organi satie, de onmisbare elementen om te over winnen. Een vreeselyke dood. LONDEN, 14 Augustus. De Engelschen rukken van het Noorden van Pozières uit, steeds verder op naar Thiepval, in welks omstreken, zegt de speciale correspondent van de „Times" in het Engelsche hoofd kwartier, de zeer hevige plaatselijke ge vechten voortduren, De Duitschers ondernemen tallooze tegen aanvallen op de door de Engelschen ver overde Btellingen, wier artillerie meestal deze aanvallen tot staan brengt lang voor zy hun doel bereiken. De correspondent deelt een buitengewone gebeurtenis in het woud van Delville mede, waar een enkele Duitscher te voorschyn kwam, na 14 dagen in een schuilhol achter de nieuwe Engelsche linie te hebben door gebracht, waarin hy met een twintigtal kameraden bedolven was. De anderen stier ven één voor één. Sommigen werden door Duitsche granaten gedood, de overige kwa men van honger om. De laatst overgebleven man, zwak en uitgeput van honger, kroop te voorschyn en wist de aandacht der Engel sche bedieningsmanschappen van een mitrail leur te trekken, die hem verzorgden. ROME, 14 Augustus. (Stefani-agentschap). Een Oostenryksch kapitein, den 4n Augus tus op hoogte 85 in den sector van Monfal- cone .gevangen genomen, heeft de volgende interessante bijzonderheden medegedeeld over de moorddadige uitwerking van onze artillerie en de dapperheid onzer infanterie in de jongste gevechten op het Karst-plateau. Wy laten hieronder den officier zelf aan het woord „Het bombardement was geweldiger, dan ik in deze twee jaren oorlog ooit heb ge zien. Het was ontzettend, een hel, waarvan de grootst mogelyke fantasie zich de ver schrikkingen niet kan voorstellen. Alles werd met den grond gelijk gemaakt en niets bleef over van de schitterende verdedigingswerken welke onzen trots en kracht hadden uitge maakt. Trots ODze diepe schuilplaatsen leden wy zeer zware verliezen. Het geheele terrein, en alle loopgraven waren gevuld met dooden en gewonden. Myn bataljon werd geheel vernietigd. Ik dank myn leven daaraan, dat ik in myn schuilplaats bleef tot het vuur der Italiaansche artillerie zich verplaatste. einde neder en begon zich uit te kleeden; onder wijl druk babbelend over al de geschenken die zy dacht te krjjgen. Zelf wou zy ook wat maken, een naaldenboekje voor haar Mama. En misschien wil Gilbert Gillespie er dan wel wat op teekenen, dat kan ik zelf niet. En o, er is nog iels anders, waar ik niet mee te recht kan komen, en dat is, hoe ik de blaadjes aan de kanten vast moet maken, de blaadjes voor de naalden, zij moeten ep de een of andere wjize vastgemaakt worden. O, ik kan u wel wyzen, hoe ge dat doen moet, zeide Ellen levendig; ma had een naal denboekje, waarvan de blaadjes mooi vaslgehecht waren; en ik wilde zoo graag weten, hoe het gedaan was, en toen heeft zij het my laten zien. Ik zal het u wyzen. Er gaat veel t jjd mee heen, maar dat is niets. O, ik dank u; dat is heerlijk! Wiltgjj niet iets voor iemand maken Ellen had sedert het begin van het gesprek hierover nagedacht; doch zy zeide slechts: Dat zou ik niet best kunnen, ge weet, dat ik niets by my heb, behalve dat, blyt ik hier ook niet tot Nieuwjaar. Niet tot Nieuwjaar? ja, ge moet, zei de kleine Ellen, terwyl zy haar om den hals-viel; ge zult zeker vóór dien tyd niet weggaan. Ik tveel dat ge niet gaat, ik hoorde grootma en tante Sophia er over spreken. Zeg, ge wilt hier immers wel tot Nieuwjaar blijven? O ja, heel graag, zeide Ellen, als Alice ook blijft. Te midden van een half dozijn kussen, waar mee hare kleine vriendin dit gezegde beloonde, zeide iemand, dicht bij haar, vriendelijk: Hoe laat denkt ge wel, dat het is? De meisjes verschrikten, het was Mevrouw Chauncey. O, mal riep haar dochtertje uit, terwijl zjj naar haar toe sprong, ik hoop niet, dat ge gehoord hebt, waar wij over gesproken hebben? Geen woord, zeide Mevrouw Chauncey glimlachende, maar daar ge morgen weder den ganschen dag praten kunt, zoo moest ge, dunkt mjj, nu naar bed gaan. Hare dochter gehoorzaamde haar terstond, na Ellen nogmaals omhelsd te hebben, haar vertel lende, dat zij zoo bly was, omdat zjj was gekomen. Mevrouw Chauncey bleef, totdat zjj Ellen in bed zag, en drukte toen een hartelyken, moederlijken kus op haar gelaat, zoo teeder, dat Ellens oogen vochtig waren, toen zij heenging. En in dien nacht zag zjj in hare droomen meestal het blo zend, liefelijk gelaat, de blauwe oogen en de kleine poezele gestalte van Ellen Chauncey voor zich. Zjj sliep, totdat Alice den volgenden morgen genoodzaakt was haar wakker te maken. Nauwe lijks was het ontbijt geëindigd, of zij begon Ellen Chauncey op eene bijzonder omslachtige en ge heimzinnige wijze aan te-toonen en te verklaren, hoe zjj de randen der blaadjes van het naalden boekje borduren moest. Zn waren hiermee reeds meer dan een uur druk bezig, en overlegden, welke kleur het mooiste zou staan, purper of rozerood, toen er aan het andere einde der kamer eenig gedruisch ontstond door de aan komst van een nieuwe gast, zoodat Ellen Chaun cey van haar werk opkeek, het dadelijk neer wierp en uitriep; „Daar is zij! nu met den zak voor den dag!" terwijl zij Ellen met zich naar het overige gezelschap meetrok. Te midden daarvan stond een jonge dame zoo druk te praten, dat ze geen tyd had haar hoed en haar mantel af te doen. Zoodra zij Ellen echter zag, hield zij eensklaps stil. Het was Margaretha Dunscoinbe. Ellens gelaat toekende gewis ook gcene blijdschap, en dat van Margaretha betrok door de onaangename verrassing. Lieve tijd! —Ellen Montgomery! Hoe ter wereld komt gij hier? Kent ge haar? vroeg een der meisjestoen de beide Ellens tante Sophia gingen halen. Of ik haar ken? ja meer dan genoeg! Wat weet gjj van haar? O, ik verlang niets meer te weten. Nu, dat behoeft ook niet; maar wat is het dan toch met haar? Och, ik weet het niet, dat zal ik wel eens op een andoren tjjd vertellen, zjj is een eigen wijs ding. Wij waren met de zorg voor haar belast, toen wy de rivier opvoeren, dat is de reden, dat ik haar ken; ma zeide, dat zjj het laatste kind was, waarmee zjj aldus opgescheept wilde zjjn. Nu kwamen de beide meisjes terug en zeiden, dat de tafel opgeruimd moest worden, want dal tante Sophia met de lapjes kwam. Zoodra Toen sprong ik met myn mannen te voor schyn, maar 't was te Iaat. De Italiaansche infanterie was met eenallesomverloopenden en verpletterenden aanval reeds by onze stellingen gekomen en ik werd gevangen genomen." Na nog andere belangrijke inlichtingen verstrekt te hebben en uitiDg gegeven te hebben aan zijn hoop, dat de opmarsch der Italianen tot staan kon worden gebracht tusschen de Monte Cosich en de zee door de reserve van het legercorps eindigde de Oostenrijksche officier als volgt: „Ik zou nooit geloofd hebben, dat het Italiaansche leger in staat was, een offen sieve beweging van zulk een hevigheid ten uitvoer te brengen. Voor den oorlog min achtte ik het, maar langzamerhand moest ik mijzelf bekennen, dat wy vijanden tegen over ons hadden, die alle aanspraak op onzen eerbied hadden. Thans moet ik erken nen, dat de Italiaansche infanterie schit terend vecht, zoo goed als de beste infanterie ter wereld, en dat de artillerie bewonderens waardig i3." Hierbij moge opgemerkt worden, dat de Oostenryksche kapitein die aldus sprak, van het oogenblik waarop hij werd gevangen genomen een zeer trotsche houding in acht nam, en op alle vragen het antwoord wei gerde. De hierboven geciteerde woorden uitte hy in een gesprek met andere Oostenryksche officieren en aldus verkrijgen zy een onbe twistbaar karakter van waarachtigheid. De vliegerballon als helpster der artillerie. In de „Morning Post" vertelt een mede werker een en ander over de werkzaamheid der vliegers en zegt o.a.: „De aeroplaan is het oog der artillerie en onze artilleristen erkennen de verplichtin gen die zij aan haar hebben. Nog een andere tak van luchtdienst maakt zich in dit op zicht zeer verdienstelijk, n.l.de vliegerballon- afdeeling. De vlieger-ballon, of „worst" wordt met een kabel op een bepaalde plaats en hoogte gehouden. In het leger heeft men die nuttige luchtboei den naam „Rupert" gegeven. Ik weet niet waarom j uist „Rupert" evenmin weet iemand waarom de afweer- kanonnen „Archibald" genoemd worden. Ik heb Rupert's schuilplaats bezocht als hjj daar zijn vrienden ontving. Het is een onsmakelijk uitziend voorwerp. In de lucht gelykt hy werkelijk op een worst met een wormvormig aanhangsel, dat voor een doel dient, waaromtrent niets gezegd mag worden. Maar hy heeft prachtige oogen in zijn hoofd en van zyn vaste plaats kan hy de uitwerking van het vuur onzer vèrdragende artillerie gadeslaan op een wyze, welke den mannen, die de stukken bedienen zeer nut tig is. Ik mag niet in bijzonderheden vertellen hoe Rupert zjjn werk doet. Maar hij is een merkwaardig schepsel. Hy is pas gedurende de laatste zes maanden voor goed als een vertrouwenswaardige helper in onzen militai ren dienst aanvaard. Ik heb eens in een deel van het terrein, dat ik overzien kon zes en twintig Ruperts tegelijk in de lucht gezien. Ook onze Fransche bondgenooten hebben zyne waarde erkend en maken van zyne diensten op ruime schaal gebruik. De Duitschers hebben eveneens een aan tal worst-ballons, maar wij zyn er in ge slaagd een zeer groot aantal daarvan een „strafe" toe te dienen, terwyl de onze zoo goed beschermd worden tegen vijandelijke aanvallen, dat de verliezen zeer gering waren. Alle eerbied voor Rupert en voor de dap pere mannen, die dagelijks met hem in de lucht stijgen! Hij is een verschrikkelijke doorn in het vleesch van den vijand. Duitsche deserteur. BERGEN-OP-ZOOM, 14 Aug. Heden werd alhier onder geleide binnengebracht een Duitsche deserseur, die tusschen Putte en Huibergen de grens had overschreden. Zy waren met hun vieren gedeserteerd. Drie hunner werden aan de grens door de Duit schers gevat. zjj verscheen, vloog Ellen Chauncey baar om den hals en fluisterde haar eene ernstige vraag in. Wel zeker! zeide tante Sophia, terwyl zjj den zak uitschudde; en haar nichtje vertelde Ellen met blijdschap, dat zij evengoed als de overigen haar deel zou hebben. De tafel lag nu vol met stukjes marokjjn van allerlei groote en kleuren, die schieljjk met gre tige handen en fonkelende oogen doorsnuffeld en bekeken werden. Sommige waren inderdaad niets meer dan brokjes, doch anderen waren weder breed en lang en werden voor bijzonder mooi verklaard, inzonderheid een mooie groote lap blauw marokijn, die, naar de meening van een paar uit het gezelschap, tot verschillende einden dienen kon. Marianne verlangde het om er een bock mee te omklecden; Margaretha zeide, dat zij er een mooien werkzak van zou maken, en Ellen dacht by zich zelve, dnt er een allerliefst naaldenboekje van gemaakt kon wor den, juist zulk een, als zjj van een der raeisjis gezien had, en zjj verlangde het voor zich om er een voor Alice te maken. Wel. wat moet er nu mee gedaan worden? zeide Juffrouw Sophia, of mag ik er niets van weten? Nu, dan zal ik maar maken dat ik weg kom, maar hoe zult ge al die lapjes vcrdcolen Als wy zo weer eens in den zak deden, en gij den zak vaslhicldt, en wy ze er dan, zon der er naar te kijken, uithaalden, zooals wy gtwuon zyn met do suikorbooncn te doen, zou dat niet goed zjjn? zeide Ellen Chauncey. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1916 | | pagina 2