99
Officieel
N ieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
[Qie Jaargang.
Woensdag 9 Augustus I9L6.
No. 39
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Lid van de Tweede Kamer §taten<Generaal,
'a-GBAVËNKUGE.
IJltgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te KUddelharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseerën aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
HET ALGEMEEN KIESRECHT.
De heer S. v. Houten is een nieuwe
reeks Staatkundige brieven begonnen.
Het eerste nummer der serie is gewijd
aan een felle bestrijding van het alge
meen kiesrecht. Van den staatsman, die
de door hem in 1877 doorgevoerde Kies
wet menschelijkerwijs gesproken vol
maakt acht, was niet anders te ver
wachten.
De hoofdvraag, waarom het thans gaat,
is volgens den heer Van Houten deze:
„Zal aan de behoeftigen een belang
rijke, in samenwerking met de sociaal
democratie vermoedelijk overwegende,
invloed toegekend worden op het beheer
der geldmiddelen van Rijk, Provincie en
Gemeente.
Het geld niet meer als vóór de uit
breiding van het kiesrecht van 1887
1896 den strijd tusschen kapitaal en
arbeid en de beëindiging van de over
macht van een honderdduizendtal cen-
sus-kiezers. De overgroote meerderheid
der tegenwoordige kiezers leeft van in
komen uit loonarbeid, bij een deel hun
ner, ietwat, doch in verhouding met het
looninkomen onbeduidend, verhoogd met
de renten van eenige spaarpenningen of
met vrije woning in een klein eigen huis.
Buiten het kiesrecht blijft slechts de
klasse, die er niet in slaagt in eigen be
hoeften te voorzien; die diensvolgens
steeds in de weer is, om voor zich of het
gezin iets kosteloos, d.i. op kosten van
anderen, te krijgen, en min of meer ge
regeld ook geldelijke ondersteuning uit
openbare en bijzondere armkassen ge
niet. De vraag is, of deze kassen mede
geroepen zal worden de openbare kassen
te beheeren, wat natuurlijk in zich sluit,
dat zij zelf ook mede den omvang der
bijdragen, welke zij daaruit geniet, zal
bepalen, 't Zal iets geheel nieuws zijn en
tevens iets zeer gewaagds voor een richtig
beheer der openbare geldmiddelen."
In een reeks van statistieke opgaven
tracht de heer Van Houten aan te too-
nen, dat ook bij het bestaande kiesrecht
de mingegoeden beslissend overwicht
hebben. Deze erkentenis toont reeds het
onhoudbare van de door den heer Van
Houten opgeworpen „hoofdvraag" aan.
Immers de doorvoering van het algemeen
kiesrecht zal, naar hij zelve erkent, niet
het overwicht aan de mingegoeden bren
gen. Dit overwicht bestaat reeds, dank
zij de Kieswet-Van Houten, om den
principieele vraag kan het dus niet gaan,
het kan hoogstens een kwestie zijn van
meer of minder.
Tegen het „meerdere" heeft de heer
Van Houten zulke overwegende bezwa
ren, dat hij tegen de Grondwetsvoor
stellen der regeering de kiezers in het
geweer zal roepen. Hij wil, dat degenen,
die hei met hem eens zijn (wij vreezen
en hopen tevens dat het er zeer weinigen
zullen zijn), „in de districten, van wier
afgevaardigden verwacht wordt, met Van
der Linden te zullen medegaan, tijdig
het oog te vestigen op een candidaat,
die bereid is voor dat gevoelen reeds
tijdens de eerste behandeling propaganda
te maken."
Is er nu raden van het algemeen kies
recht de gevaren te vreezen, die de heer
Van Houten thans ducht? De heer Van
Houten ziet o.i. spoken. Ware het alge
meen kiesrecht iets, dat in geen land
'er wereld nog is ingevoerd en ware
ons land de eerste Staat, die op initiatief
van het Kabinet-Cort van der Linden
de proef zal nemen, er zou aanleiding
zijn de bezwaren van den heer Van
Houten ernstig te wikken en te wegen.
Doch dat algemeen kiesrecht bestaat
sinds jaren in tal van Europeesche Staten,
in Amerika en in Australië. Het heeft
nergens de droeve resultaten gebracht,
die de heer Van Houten er van ducht.
Stel eens, dat al degenen, die volgens de
Kieswet-Van Houteu kiezer kannen zijn,
op de kiezerslijst waren gebracht volgens
de voorwaarden, die de wet stelt (loon-
kiezer, woningkiezer, huurkiezer, belas
tingkiezer, examen kiezer), dan bleef op
de 1,016,569 kiezers, die in 19151916
dat recht bezaten, misschien een tiende
dat door het niet voldoen aan de voor
waarden der Kieswet, thans het stem
biljet niet in handen krijgt en bij alge
meen kiesrecht medezeggingschap zou
FEUILLETON.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
DOOR
ELIZABETH WETHERELL.
Geftuthoriseenie overdruk ran het gelijknamig bock, ver
schenen hij de Firma D. BOLLE te Rotterdam.
verkrijgen. Is het aan te nemen, dat
deze 100,000 den politieken evenaar
zouden doen omslaan in de door den
heer Van Houten gevreesde richting?
Is het niet veel meer aan te nemen dat
deze 100,000 zullen worden ingelijfd bij
de bestaande politieke partijen? Zoo ja,
dan heelt de door den heer Van Houten
opgeworpen „principieele" vraag geen
reden en wordt de heele zaak terugge
bracht tot de vraag het meer of minder.
En dan zijn wij voor het meer niet
bevreesd. Om tweeërlei reden:
Eerstens, omdat de historie ons leert,
dat ten onzent elke kiesrechtuitbreiding
beteekende grooter stuwkracht voor
sociale hervormingen, en er toe leidde,
dat de belangen van hen, die het kies
recht aanvankelijk niet bezaten, beter
werden behartigd.
Dat kan den ouden radicaal, den heer
Van Houten, die in lang vervlogen tijden
baanbreker was voor zeer democratische
denkbeelden, niet anders dan aangenaam
zijn.
Tweedens, omdat wij, als gezegd, in
de landen, waar het algemeen kiesrecht
is doorgevoerd, niets gezien hebben van
de nadeelen, die de heer Van Houten
blijkens jongsten staatkundigen brief
vreest.
Het moet dezen genialen staatsman
toch wel duidelijk zijn, dat hij bij al
zijn groote bekwaamheden, te weinig
rekening houdt met de gansch veran
derde geste der maatschappij.
In de veertiger jaren sprak Thorbecke
het gevleugeld woord: „Het algemeen
kiesrecht ligt in de staatkundige ontwik
keling onzer eeuw". Met profetischen
blik heeft deze groote liberaal voorzien,
dat het moment moest komen, dat het
algemeen kiesrecht, gedragen door de
volksovertuiging, urgent programpunt
zou worden voor de vrijzinnige groepen.
Wij kunnen ons indenken, dat de vader
van de bestaande Kieswet niet zonder
oppositie zijn geliefd stelsel prijs geeft.
Elke moeder vindt nu eenmaal haar
eigen zuigeling het lieftalligst.
De wet-Vün Houten is in de practijk
gebleken in hoofdzaak een Mammon-
kiesrecht te brengen. 85 pCt. der kie
zers toch hebben het stembiljet óp grond
53)
En onder het ontbjjt werd het bepaald. Zij
zouden gaan en terstond vertrekken. Mijnheer
Humphreys kon niet met hen meegaan, omdat
hij beloofd had, bij (je begrafenis van den klei
nen Jan Dolan tegenwoordig te zijn; depriester
bad verklaard, dat hy er niets mee te doen
wilde hebben, en de arme moeder had zich tot
ï-M/eer Humphreys gewend, daar hij degees-
i i was' w'en haar kind het meest geloofd
en het herat gehoord had. Ily beloofde echter,
hen uen volgenden dag te volgen, en wilde vol
strekt niet hebben, dat zy op hem zouden
wacnien. Het weder was schoon, zeide hij, zij
moesten er dus gebruik van maken, en het zou
bem genoegen doen, als zy zoo lang mogelyk
by hunne vrienden bleven. U
|J1„|W kleine reiszak met meer dingen
volges opt, dan hij wel scheen te kunnen bevat-
Jnner anderen bracht Ellen ook nog haar
rood by beitje; Alice zeide, dat Jan het in den
zak ou steken, maar de kleine gewerkte zak
kon het niet meer bevatten. Over Ellens meri-
nossen jurk en mantel kwam nog een oude
bonten halskraag, zij kreeg een doekje om den
hals, hare voeten werden in een paar warme
pantoffels gestoken, die aan Margaretha behoor
den en haar natuurlijk veel te groot waren, maar
alles behalve koud, zooals de eigenares zeide.
Haar fraaie blauwe hoed bedekte haar hoofd
tamelijk wel, en Alice gaf haar eene groene
voile, om hare oogen tegen het schitteren van
de sneeuw te beveiligen. Toen Ellen aldus toe
gestopt uit Alice's kamer kwam, keek Jan haar
met groote oogen aan <11 zeide, dat zij wel op
Moeder de Gans geleek.
Hun weg liep in den beginne door eene fraaie
heuvelachtige landstreek, hier en daar met boe
renwoningen en boschjes afgewisseld. Het scheen
wel, dat ieders hart zich met dezelfde gedachte
bezighield, want na een geruimen tijd gezwegen
te hebben, was Alice's eerste woord of eigenlijk
zucht;
Dit is toch eene schoone wereld, Jan!
Schoon I overal, waar ge de menschen
en hun invloed kunt ontloopen.
Is dat niet wat al te sterk? zeide Alice.
Hy schudde met het hoofd en glimlachte
eenigszins treurig.
Is er daar by u dan geen één, voor wien
ge eenig vertrouwen of sympathie bunt koesteren!
Neen, Alice. Eiken dag, dien ik beleef, ver
lang ik naar u.
Alice wendde sehieljik het hoofd om.
Zoo moet het wel zjjn, zeide hjj weder; wij
dat zij belastingbetaler zijn. Belasting
betaler met het minimum van één gul
den. Zou de heer Van Houten nu waar
lijk meenen, dat het verantwoordelij ks-
heidsgevoel voor de openbare kassen
verband houdt met het betalen van een
belaslig van één gulden, 50 cent of
minder.
Voor de uitreiking van bet stembiljet
kan dit toch waarlijk geen criterium zijn.
Wij vragen, dat elk burger, die niet
valt onder de uitzonderingen, door minis
ter Cort van der Linden gesteld, zal kun
nen mede spreken over de belangen,
die op het Binnenhof worden behartigd.
Verliest de heer Van Houten niet al
te veel de oude waarheid uit het oog,
dat over hem, die geen medezegging
schap bezit, geoordeeld wordt, zooals een
Fransch gezant eenmaal den vertegen
woordiger van het Nederlandsche ge-
meenebest toevoegde: te weten bij u,
zonder u en over u?
Moet de heer Van Houten niet toe
geven, dat elke uitbreiding van het kies
recht stimulans bleek tot krachtiger in
grijpen van den Staat ten bate der minst
bedeelden in de samenleving? Zoo ja,
dan verzinkt zijn „principieele" beden
king, gezien de ervaring in het buiten
land, in het niet en zal hij moeten er
kennen, dat de finale oplossing van den
kiesrechtstrijd geheel past in het. kader
eener democratische maatschappij.
De heer Van Houten is in de latere
jaren te veel man van de studeercel
geworden. De consequentie zijner be
schouwingen is, dat niet in uitbreiding,
doch eeider in beperking van het kies
recht heil moet worden gezocht.
Waar wij diametraal daartegenover
slaan, is discussie van zelf uitgesloten.
De politieke ontwikkeling ten opzichte
van het kiesrecht gaat in de lijn, die
Thorbecke aangaf en de heer Van Houten
zal vergeefs beproeven deze om te buigen.
Toch, al klinkt de stem van den heer
Van Houten tot ons als een klank uit
een oer-grijs verleden, zij is niettemin
symptoon van een reactie, waartegen
wij ons moeten verzetten in het belang
eener gezonde, democratische ontwik
keling.
Al vreezen wij geenszins, dat de heer
kunnen nooit verwachten, het anders te vinden.
Er zijn, zooals ge zegt, heerlijke uitzonderingen,
verscheidene zelfs; doch in meest allen vind ik
een treurig gebrek.
Waar zit mijne Ellen toch al dien tyd aan
te denken vroeg Alice nu, zich vooroverbuigende
om haar gezicht te zien.
Ik dacht, zeide Ellen, hoe de menschen er
toe zonden kunnen bijdragen, om de wereld
heerlijk te doen zyn.
Kwel toch uw hoofdje niet met die vraag,
zeide Jan glimlachende; het zou zoo lang duren,
eer ge in staat waart, haar te beantwoorden.
Kijk eens naar die sneeuwvogels!
Van huis tot aan Ventnor, de plaats van den
heer Marshman, was ruim acht en een halfuur
en het langste gedeelte van den weg, dewijl dit
het moeilijkste Was, lag nog voor hen. Ellen
evenwel werd van het rjjden in de scherpe lucht
slaperig; zij was nu blijde, de groene voile voor
het gezicht tc hebben, en achter in de slede ge
zeten, met het hoofd tegen Alice geleund, en
met hetbuffelvel toegestopt, sliep zij al de overige
uren van den weg.
Het was ten naaste bij vier uur, toen Alice
haar niet zonder eenige moeite wakker maakte
ten einde haar te doen zien, dat zjj het huis nader
den, opdat zij bjj hunne aankomst volkomen
wakker zou zijn. Zij verlieten nu den weg en
kwamen door een hek in ccn tuin, en langs een
oprjjlaan tot voor het huis.
Er kwam een knecht voor om het paard uit
te spannen, en Ellen ging met Jan en Alice de
breede stoep op in huis. Zij traden eene mooie
vierkante vestibule binnen, aan welker eene zijde
zich een trap naar boven bevond. Hier werden
zij ontvangen door een jonge dame met een lief
gelaat, die Alice verscheidene malen kusle, en
zeer blijde scheen te zijn, haar te zien. Zy heette
Ellen ook zoo van harte welkom, dat het haar
bijna toescheen, alsof zij ook verzocht was en
verwacht werd en zeide daarop dat Mijnheer
Jan zich bijzonder goed gedragen had;vervol
gens geleidde zij hen in eene groote kamer, waar
zich verscheidene dames en heeren bevonden.
De ontvangst, die hun hier ten deel viel,
was wel niet zoo levendig, doch niet minder
hartelijk. De kinderen waren allen uit wandelen,
en daar zij reeds een geruimen tijd van te voren
gegeten hadden, werd er bepaald, dat Ellen hedeu
met de andere leden der familie zou eten. Ter
wijl zij wachtten, totdat zij aan tafel zouden -ge
roepen worden, en iedereen zich met praten en
lachen bezighield, werd de oude heer Marshman
de kleine Ellen gewaar, en nu knoopte hij een
gesprek met haar aan. Hij deed haar eene menigle
vragen, waaronder zulke kluchtige, dat zy zich
niet kon weerhouden, te lachen. Zij beantwoordde
ze echter alle, en nu en dan zoo, dat zij hem deed
lachen. Toen de knecht kwam zeggen, dat de tafel
gereed was, had zjj bijna vergeten, dat zij eene
vreemde was. Mijnheer Marshman geleidde haar
zelf naar de eetzaal en verzocht de oudere dames,
hem dit nietkwalyk te nemen, maar hy gevoelde
zich verplicht, zijne oplettendheid te wijden aan
degene, die van het gezelschap het meest een