het Staatspensioen en vond verplichte
verzekering, die als regel alleen de loon
trekkende arbeiders zou omvatten, den
aangewezen weg.
Toen de heer Talma zijn verzekerings
wetten in het Staatsblad wist te brengen,
leek het, of de verplichte verzekering
zoowel wat invaliditeit als wat ouderdom
betrof, getiiomfeerd had over het Staats
pensioen. Het leek zoo, maar meer dan
schijn was het niet. Zoodra de heer
Talma het amendement-Duys had over
genomen, bepalende, dat op 9 Dec. 1913
aan alle 7ü-jarigen, die aannemelijk kon
den maken, dat zij aan de bepalingen
der Invaliditeitswet voldeden, een koste
loos Staatspensioen van f 2's weeks zou
worden uitgekeerd, schreef de overicht-
schrijver van één der groote bladen, dat
met de overname van dit amendement
het Staatspensioen in Nederland zijn in
trede had gedaan.
Bij den strijd van 1913 st Ide de Lin
kerzijde als eisch, dat art. 369 der Inva
liditeitswet tot alle 70-jarigen, die hel
pensioen behoefden, zou worden uitge
keerd. Hoe ook het lot van het aanhan
gig wetsontwerp in de Eerste Kamer zal
zijn, het is en blijft feit, dat door aan
neming van artikel 1 van het ontwerp-
Ouderdomswet het beginsel der Staats-
pensionneeving in de Tweede Kamer de
overwinning heeft behaald. Wat 20 jaar
geleden nog onmogelijk werd geacht, is
werkelijkheid geworden, de Tweede Ka
mer heeft zich in meerderheid uitge
sproken voor het beginsel der Staatspen-
sionneering.
Het behoeft wel geen betoog, dat wij
ons daarover van harte verheugen.
Van Rechts poogt men het Staatspen
sioen daai entegen zooveel mogelijk te
declineeren. Allerlei sprekers uit ""de
Rechterzijde trachtten het te bestempe
len als bedeeling en staatsarmenzorg!
Niet genoeg kan er daarom onzerzijds
op gewezen worden, welk groot verschil
er tusschen bedeeling en Staatspensioen
bestaat. Bedeeling is een gunst, waarop
de schenker elk oogenblik, dat hij dit
wenscht, kan terugkomen. Hij is geens
zins verplicht de uitkeering in geld, le
vensmiddelen, brandstof of wat ook, te
doen. Wie weten wil, hoezeer de volks
overtuiging deze armenzorg als een
gunst gevoelt, leze de historie van Keesje,
het Diakenhuismannetje, wiens afschuw
om van den arme begraven te worden,
zoo roerend geteekend is door onzen
grooten Nicolaas Beets. Of, zoo hij aan
Dickens de voorkeur geeft, leze hij de
historie van Betje Higgings, het propere
en arbeidzame menschje uit den roman
„Our mutual frend", om te beseffen,
hoe de schamele arme wordt voortgejaagd
door één angst, namelijk dat hij zal
vervallen aan armenbedeeling.
En wat is nu het opmerkelijke!
Dat wij juist dezen afschrik, die de
massa van de gunst der bedeeling heeft,
niet waarnemen, waar het voor den
70-jarige geldt, een Staatspensioen te
verkrijgen. De ervaring, welke men op
deed in landen, waar de Staatspension-
neering is ingevoerd, b.v. Engeland en
Denemarken, en die men ten onzent
rijker werd door de werking van art.
369 der wet Talma, toont afdoender dan
de spitsvondige betoogen van menschen
als de heeven Rutgers en Snoeck Hen-
kemans, dat Staatspensioen iets anders
is dan bedeeling of uitkeering van par
ticulier of gemeentelijk armbestuur.
Het is zeer verklaarbaar. Staatspen
sioen gevoelt het volk als een recht. De
wetgever heett het vastgelegd in de wet.
Voldoet de oude van dagen aan de wet
telijk vastgestelde bepalingen, dan heeft
hij geen gunst af te bevelen in de recom-
mandatie van heeren armvoogden.
Hij weet, dat hij van den Staat een
uitkeering krijgt, omdat deze hem toe
komt. Het is juist dit groote verschil
met de bedeeling, die duizenden ouden
van dagen vrijmoedig en blij het Staats
pensioen doet aanvaarden, terwijl ze,
zoolang ze het kunnen bolwerken, bui
ten de bedeeling trachten te blijven.
De duizenden leden, die in ons land
de Bond van Staatspensionneering telt,
zouden zich geen van allen schamen
het Staatspensioen aan te nemen, ter
wijl ze elke bedeeliug zouden weige
ren. Waar de volksopinie ten onzent en
iu het buitenland zoo ondubbelzinnig
zich uit, pleiten de Rechtsche heeren
voor een verloren zaak, als zij de natie
trachten diets te maken, dat Staatspen
sioen eigenlijk niet anders dan bedee
ling is.
De Rechtsche propagandisten, zo als
de heeren Rutgers, Brummelkamp,
Snoeck Henkemaus en de vermaarde
citaten-verzamelaar, Duymaer v. Twist,
hebben in de Kamer aan het Staatspen
sioen de vreeselijkste ondeugden ten
laste gelegd. Het zal de spaarzaamheid
verminderen, de zorgeloosheid in de
hand werken, enz., enz., enz. Hoe af
gezaagd deze argumenten mogen zijn,
het is zaak ze onder de co,en te zien,
waar de Rechtsche propagandisten ze
hij de Statenverkiezingen wel weer te
berde zullen brengen in de bijeenkom
sten van hun aanhangers en geestver
wanten.
Wat het argument van vermindering
der spaarzaamheid betreft, zij er op ge
wezen, dat Denemarken bewijst, hoe
onhoudbaar deze bewering is. Wij citee-
ren ten bewijze enkele cijfers. In 1891
werd in Denemarken de Staatspension
neering ingevoerd. De inlagen in de
spaarbanken waren daarna als volgt:
Inleg onder
Jaar.
Inleggers.
50 kronen.
1892
430.970
5.619.000
-1896
489.430
6.518.000
1902
587.940
7.601.921
1906
660.999
8.692.620
Inleg van 50
Jaar.
Inleggers.
tot 200 kr.
1892
174.416
18.602.000
1896
193.295
20.525.000
1902
225.469
28.884.662
1906
278.510
27.037.260
Inleg v. 200
Jaar.
Inleggers.
tot 500 kr.
1892
113.464
36.416,000
1896
121.883
39.081.000
1902
139.142
44.605.952
1906
153.173
49,914.788
De conclusie ligt voor de hand, dat
sinds {,1891 de lust tot sparen bij het
Deensche volk grooter is gewordenvooral
de stijging der inlagen beneden 50 en
van 50 tot 200 kronen, bewijst, dat de
spaarzaamheid van die lagen der bevol
king, welke op het Staatspensioen door
hun economische omstandigheden het
meest zijn aangewezen, niet is vermin
derd. Deze feiten ontzenuwen de bewe
ring der Rechtsche bestrijders geheel
en al.
Nog voozer is het argument, dat zor
geloosheid het gevolg van de Staatspen
sionneering zou zijn. Is het nu toch in
ernst vol te houden, dat men zijn gansche
leven zich minder inspanning zal ge
troosten, omdat men weet, dat in de verst
denkbare toekomst een Staatspensioen
van 2 's weeks zal worden verleend,
als men het noodig zou mogen hebben?
Het gebruik van zoo nietszeggend argu
ment toont aan, hoe zwak e argumentatie
van de bestrijders van 't Staatspensioen is.
{Wordt vervolgd.)
plezier hebben, dat gerammel gedurig te hooren.
Kom vrouw Vawse, ga nu heen; zjj is nog het
beste alleen, en ik ben toch af en toe in de
kamer, zij is nu nog al stil.
Vrouw Vawse zuchtte, maar zeide niets en
vertrok.
Na verloop van twee weken begon Ellen te
herstellen, maar nu begon het haar ook ont
zaglijk te vervelen, zoo alleen in hare kamer
opgesloten te zijn. Het was haar eengenot.dat
zij haar bijbel en haar gezangboek bij zich op
het bed had liggen, en het vertroostte haar
bjjzonder, wanneer zij in staat was, er eonige
woorden in te kunnen lezenmaar dat gebeurde
niet dikwijls, en zij verlangde iemand te zien,
en eens wat anders te hooren dan de droge
vragen en antwoorden van hare tante.
Eens op een namiddag zat Ellen als naar ge
woonte alleen in haar bed overeind. Zij hield
haar gezangboekje in de hand, en ofschoon zjj
niet in staat was, er in te lezen, zoo was het
haar toch reeds een genot, het aan te raken.
Half sluimerende, half wakende, had zij al een
geruimen tjjd stil gelegen, toen het plotselinge
en niet zeer zachte opengaan der deur haar
verschrikt de oogen deed opslaan. De deur ging
wjjder open dan gewoonlijk, want, in plaats van
hare tante Fortuna, vertoonde zich de gedaante
van Nancy Vawse. Zjj kwam met veel beweging
binnen, deed de deur achter zich dicht en ging
naar het bed toe.
Wel, zeide zij, daar ligt ge nul Ik kom n
eens bezoeken.
Zoo? zeide Ellen lusteloos.
Juffrouw Fortuna is uitgegaan, en zjj heeft
rnjj gezegd, dat ik u moet oppassen; ik zal den
namiddag dus bij u doorbrengen.
Zoo zeide Ellen weder.
Zjjt ge daar niet blij om? Ik wist, dat gij
zoo alleen waart, daarom, dacht rnjj, moest ik
wat b\j u komen.
Er was een boosaardige blik in Nancy's oogen;
en voor het eerst van haar leven verlangde Ellen
naar het bjjzijn van hare tante.
Denk er om, zeide Nancy, dat ik gezonden
ben om u op te passenhet is tijd om in te nemen.
Ik behoef niets in te nemen, zeide Ellen.
Wat gebruikt ge dan?
Niets dan gerstewater en versnaperin
gen.
Gerstewater en versnaperingen I Nu, die
versnaperingen zullen nog al zoo kwaad niet zjjn,
zou ik denken. Welnu dan, het is tjjd voor u
om wat gerstewater of een van die versnape
ringen te gebruiken.
Neen, ik heb niets noodig.
O, dat beteekent niets; de menschen weten
zelf nooit, wat goed voor hen is; ik ben nu uwe
ziekenoppastcr, en dus zal ik het u geven, als
ik denk, dat ge het noodig hebt. Laat mjj uw
pols eens voelen; ja, uW pols zegt, dat ge
gerstewater noodig hebt. Ik zal wat. in een kopje
schenken en het dadeljjk voor u warmen.
Ik drink het toch niet, zeide Ellen.
Nancy was bjjzonder vrooljjkmaar het. had
iets van die boosaardige vrooljjkheid, welke ecne
De inkomstenbelasting en de
Landbouw.
Mei is in 't land. Het nieuwe belasting
jaar is weer aangevangen, en terbeooidee-
ling van de gemaakte winsten worden
genomen de inkomsten van het afgeloopen
kalenderjaar of het afgeloopen boekjaar.
Ter berekening van landbouwwinsten is
het 't beste te rekenen met 't boekjaar en
dit te doen loopen van 1 Mei tot 30 April.
Het uitgangspunt van alle berekeningen
toch, is de inventaris, en deze is het ge
makkelijkst op te maken als de voorraad
en de veestapel klein zijn.
Wel heeft elke streek, ja, bijna elk dorp,
zijn eigenaardigheden, doch op 1 Mei is
het gemeste vee verkocht, juin en aardap
pelen zjjn opgeruimd en van de granen en
peulvruchten zijn gewoonlijk slechts over,
wat voor eigen gebruik of als veevoer noo
dig is.
Voor ieder, die weten wil, wat hij heeft
verdiend, om zijne aangifte te doen, of die
weten wil, of de hem opgelegde aanslag
in de inkomsten-belasting juist is, is het
noodig op 1 Mei eene inventaris te maken.
Laat dit niet na, omdat het U moeilijk
lijkt, of omdat U dit het vorig jaar niet
deed, want het is niet moeilijk, en hebt gij
geen inventaris van 1 Mei 1915, zoo dient
deze van 1 Mei 1916 het volgend jaar ter
vergelijking met die van 1 Mei 1917.
Binnen enkele dagen zal bij de boekhan
delaren verkrijgbaar zijn een formulier ter
opmaking van den inventaris, en overzicht
van alle ontvangsten en uitgaven van het
bedrijf en 'n zeer eenvoudig kolommen
kasboek. (Zie achterstaande Advertentie).
De bespreking hiervan, is het doel van
dit schrijven, waarbij de meest mogelijke
eenvoud zal betracht worden.
Aan ieder, die het landbouwboekhouden
niet heeft geleerd, wordt aangeraden niet
in bijzonderheden af te dalen. Zie eerst of
de gegeven leidraad U voldoet., en wijzig
hem later naar de eigenaardigheden van
Uw eigen bedrijf.
Hoe menigmaal toch wordt de klacht
gpuit: „als ik alles op moestschrijven.dan
mocht ik wel 'n klerk hebben", of „denk
je, dat ik lust heb om 's avonds, als ik moe
van 't werken ben, nog te gaan zitten
schrijven, ik kijk maar wat in het eene
jaar iD kas heb en wat het andere, en dan
weet ik genoeg".
Met klem wordt eiken landbouwer, hetzij
groot of klein aangeraden, dit eenvoudige
en goedkoope kasboekje aan te schaffen.
Bezien wjj nu den inventaris.
Eerst wordt het kasgeld geteld, nagegaan,
welke vorderingen er zijn op kooplieden en
op kassiers, od gezien hoe groot de schul
den aan leveranciers, hypotheekhouders en
schuldeischers zjjn.
Vervolgens wordt vermeld^ de waarde
van land en gebouwen bij eigen gebruik
voor den landbouw.
Onroerend goed aan anderen verhuurd,
alsmede effecten, schuldvorderingen en schul
den, geen verband houdende met het door
U gedreven bedrijf, blijven in dit formlier
buiten aanmerking. Het biljet der inkom
stenbelasting vraagt de inkomsten daaruit,
ook in afzonderlijke rubrieken.
Nu volgt de vermelding der paarden,
koeien, schapen, varkens, pluimvee en veld-
inventaris, en behoudens buitengewone
omstandigheden wordt aanbevolen per stuk
door alle jaren heen een vaste gemiddelde
waarde aan te nemen. Welke waarde U
neemt, is onverschillig. Zet b.v. Uw werk
paarden op f 600 of ƒ800, bij verkoop komt
immers 't juiste bedrag onder de inkomsten,
bjj aankoop onder de uitgaven in uw boeken.
Neem voor uw jonge paarden, uw koeien,
vaarzen, jong vee, varkens, schapen, ja,
voor uw land een vast bedrag per stuken
per gemet aan. Inventarisvermeerdering
heeft dan alleen plaats door aankoop of
geboorte, inventarisvermindering door ver
koop en sterfte.
Laat U niet leiden door de gedachte, dat
uw buurman een klepper gekocht heeft voor
f 1300, en dat uw paard nog ruim zoo goed
is; laat U ook niet beïnvloeden door een
tijdelijke ziekte van uw vee. Worden ze
inderdaad minderwaardig, dan blijkt dit
kat betoont, als zij een muis tusschen hare
klauwen houdt. Terwijl het gerstewater op het
vuur stond, drentelde zij de kamer rond, met
vermaak alles beschouwende; en de spoed, waar
mee zij van het eene ding naar het andere vloog,
was zoo buiten allen regel, dat Ellen in gedurigen
angst verkeerde, wat zij het volgende oogenblik
toch wel in het hoofd zou halen.
Waar komt die deur op uit?
Ik geloot, dat men daarmee naar den zol
der gaat, zeide Ellen.
Gelooft ge dat? Waarom zegt ge maar niet
terstond, dat het zoo is?
Ik heb er nog niet naar gezien.
Niet? Denkt ge, dat ik dat maar zoo ge-
looven zal? Zulk een onnoozele bloed ben ik
niet, als ge wel meent. Wat is daar boven?
Dat weet ik immers niet-
Immers! Wel, ik moet zeggen, dat ik niet
begrjjp, wa' ge eigenlijk met mij voor hebt;
maar als ge het rnjj niet wilt zeggen, dan zal
ik het zelf eens dadelijk gaan zien, —dat staat
ten minste al vast.
Zij deed de deur open en vloog naar boven;
en Ellen hoorde boven haar hoofd hare voet
stappen van het eene einde van het huis naar
het andere einde gaanook hoorde zjj sommige
dingen over den grond trekken en sleepen; het
was duidelijk, dal Nancy alles doorsnuffelde.
Nu zeide Ellen, terwijl zjj zich gemclflk
op haar hed omdraaide, het gaat mjj met aan
ik kan het niet helpen, wat zij ook uitvoert.
Maar, ol wat zal tante boos zjjnl
van zelf uit de kleine bedragen, die U bjj
verkoop in ontvang boekt en van het groote
bedrag dat U voor een "nieuw paard in
uitgaaf moet boeken. Het aantal van de
aanwezige dieren op 1 Mei geeft dus den
doorslag. Bovendien, als in uw bedrijf 8
paarden noodig zjjn, dan zjjn er b.v. 3 die
in waarde stjjgeu, 2 die gelijk blijven en
drie die in waarde dalen. Het lesultaat is
dus een vaste middenprijs.
Zoo ook voor uw land, neem ook hiervoor
een prijs, die het bij verkoop stellig opbrengt
en niet de waarde die toevallig voor het
daarnaast gelegen stukje land geboden
werd.
Neem voor de gebouwen een bedrag en
verminder dit jaarlijks met 1 a 2
Houdt de eggen, ploegen, tuigen, kleine
gereedschappen enz. op hetzelfde bedrag,
gij moogt de onderhoudskosten in rekening
brengeo, alsmede de kosten tot aanvulling
dier veldinventaris.
Op groote werktuigen, machinerien en
wagens kan een zeker percentage, b.v. 8 a
10 worden afgeschreven. Aankoop van
een wagen of dorschmachine mag wel als
uitgaaf geboekt worden, mits dit voorwerp
voor dezefde waarde in den inventaris wordt
opgenomen.
Onverkochte vruchten van vorigen oogst
moeten genomen worden naar den markt
prijs op 1 Mei. Blijken ze bij verkoop meer
of minder te hebben opgebracht, dan komt
dit van zelf terecht door grootere of kleinere
ontvangst daarvoor in het volgende jaar.
Aanwezig graan voor eigen gebruik,aanwe
zige voederartikelen en meststoffen (kunst
mest en stalmest) kunnen genomen worden
naar de waarde op 1 Mei.
Het totaal der waarde verminderd met
de schulden, geeft het zuiver bezit op 1 Mei.
Het verkregen cijfer vergeleken met dat
van het vorig jaar, doet de voor- of achter
uitgang in 't bedrijf zien.
Het verschil tusschen ontvangsten en
uitgaven, gevoegd bij de vermeerdering der
inventaris, alsmede van de waarde van de
voor eigen gebruik aangewende vruchten,
geeft 't cijfer der belastbare inkomsten vol
gens de wet. (Bij waardevermindering der
inventaris wordt natuurlijk het verschil van
ontvangsten en uitgaven hiermede vermin
derd).
Nu nog iets over het kolommenkasboek.
Een kleine moeite is het, dagelijks onder
elkander de bedragen te boeken, die ont
vangen of uitgegeven worden. Neem nu als
vaste gewoonte aan, ze eens per week of
telkens als een bladzijde vol is, over de
verschillende kolommen te verdeelen en ze
daarna op te tellen. Aan het einde van het
jaar ziet U dan niet alleen voor U, hoeveel
U in totaal ontving en uitgaf, maar wat
U ontving voor uw paarden, uw mestvee,
uw graan, uw peulvruchten, uw aardappelen
enz. en uitgaf aan arbeidsloon, pacht,
verzekering, aankoop vee, kunstmest, vee
voer, veearts, ja, zelfs voor uw huishouding.
Schrik niet van dit laatte woord. By'na
geen enkele landbouwer weet, wat zijn huis
houden kost, ja, hy wil het dikwijls niet
weten.
Verdiep U bij deze eenvoudige boekhou
ding hierin ook niet te veel en schrijf alleen
het bedrag op, dat gij van tijd tot tijd voor
U zelf of voor Uw vrouw ten behoeve van
de huishouding uit de kas neemt. b.v. tel
kens f 50, doch laat uw vrouw U opgeven
voor hoeveel zij voor boter en eieren heeft
ontvangen, dan kunt U dit boeken als ont
vangst van het vee en tevens«als uitgaaf
voor de huishouding, indien uw vrouw het
biervoor heeft besteed.
De kolommen van 't kasboek kunt U
naar eigen goeddunken uitbreiden of wijzi
gen.
Moge bovenstaande scbets U van dienst
zijn bij het inrichten van 'n eenvoudige
boekhouding voor uw bedrijf. Wenscht U
hierover nog vragen te stellen, wellicht stelt
deze courant U gastvrij daarvoor zijn kolom
men beschikbaar.
Met genoegen zullen ze op die wijze wor
den beantwoord.
Z. S.
Nancy kwam al spoedig met iets in haar boe
zelaar beneden.
Wat denkt ge wel, dat ik hier heb? zeide
zjj. Ge wist zeker niet, dat daar boven in een
hoek eene mand met mooie noten stond Hebt
gjj of Juffrouw Fortuna die zoo netjes wegge
stopt? Zij dacht zeker, dat niemand ze ooit
achter die groote blauwe kist en onder dat vee-
ren bed zou zoeken, maar mijn oog viel er opl
Juffrouw Fortuna was zeker bang dat ge ze stelen
zoudt, denk ik.
Daar heeft ze nooit bang voor behoeven te
wezen, zeide Ellen met verontwaardiging.
Wel neen, ge zoudt ze zeker niet nemen
als gij ze zaagt; gjj zoudt ze zeker niet opeten
als zij voor u gekraakt werden, niet waar?
Tcrwjjl zei dit zeide, wierp zjj er cenige op
Ellens bed. Nancy ging op den grond zitten en
kraakte met een stuk oud ijzer, dat zjj van den
zolder meegebracht en dat haar tot hamer dien
de de noten op den zindeljjken haard.
1- Ik wil ze waarlijk niet hebben! zeide Ellen,
ze weder uit het bed gooiende; en ge moest ze
daar ook niet kraken, Nancy, ge zult een
vreescljjken boel maken.
Wat geet ik daarom? zei de andere ver
achtelijk. Zjj ging bedaard voort, zooveel noten
Ie kraken en te eten, als zjj verkoos, en stopte
de overige in den zak van haar jurk.
(Wordt vervolgd.)