Officiéél Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede EERSTE BLAD 16d« Jaargang. Woensdag 12 April 1916. No. 22 Buitenland. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredactenr W. DE JONG, Lid vau de Tweede Kamer Staten-Generaal, VGBAYËKHIGE. (Jltgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Prijs der Advertentiën van 1—6 regels f 0,60 Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. De strijd tegen het Staatspensioen. Met alle kracht wordt door de rech terzijde in de Tweede Kamer de strijd tegen de ouderdomsrente van minister Treub (thans Lely) gevoerd. Kolommen vol citaten worden aangehaald om aan te toonen dat de vrijzinnigen vroeger over het Staatspensioen anders dachten dan tegenwoordig. Nu zal wel ieder vrij zinnige dit grif toegeveven. De ervaring die men in Engeland en Denemarken met de ouderdomswet heeft opgedaan, heeft er goeddeels toe medegewerkt, dat er in de denkbeelden omtrent hulp van Staatswege aan arme, 70-jarige mede burgers wijziging kwam. Duizenden zijn van het Staatspensioen thans voorstan ders. Dat er in de oude plunje van de politieke partijen tal van uitspraken tegen het Staatspensioen zijn te vinden, kan de eenvoudigste kiezer begrijpen. Het laat ons volkomen koud, hoe de partijen er vroeger over dachten. Het komt er op aan, hoe zij thans tegenover de kwestie staau en dat weet men, dat de geheele linkerzijde het aanhangig wetsontwerp zal verdedigen. De meest zonderlinge argumenten worden tegen het Staatspensioen naar voren gebracht. Tegen het plan, de 70-jarigen, die het noodig hebben ƒ2. 's weeks pensioen te geven, kwam o.a. de antirevolutionaire heer Brummelkamp op. Want zoo zeide deze afgevaardigde »In de plaats van den jeugdigen arbeider aan te sporen tot inspan ning, ijver, spaarzaamheid, zorg voor de toekomst, werkt het bij hem in de hand zorgeloosheid, verkwisting en de neiging om in zijn jeugd reeds te steunen op de Staatskas." Men vraagt zich af, hoe het mogelijk is, dat een ernstig man met een ernstig gezicht zulke dingen in de Tweede Ka mer kan zeggen. _Zou er nu wel één arbeider van 20 of 25 jaar te vinden zijn, die zorgeloos en verkwistend met zijn weekloon zal gaan omspringen, omdat hij f2.staatspen sioen krijgt op zijn 70ste jaar? Is de heer Brummelkamp dan zoo onbekend met de feitelijke toestanden? Weet hij dan niet, dat herhaalde, op gróote schaal gehouden enquêtes (onder zoekingen) hebben bewezen, dat voor het meerendeelder arbeiders het loon slechts de noodzakelijkste uitgaven voor het levensonderhoud dekt en elk dubbeltje driemaal moet worden omgekeerd voor het wordt uitgegeven Wij zijn er van overtuigd, dat de heer Brummelkamp het weet, maar dat had er hem toe moeten brengen, zoo dwaze beweringen, als hij liet ïooren, niet te uiten. Bijna alle rechtsche sprekers hebben beweerd, dat de ouderdomsrente niet anders is dan bedeeling. In Engeland is gebleken, hoe het volk het staatspen sioen gansch anders heeft opgevat. Bedeeling is een gunst én bij duizen den ouden van dagen moet de nood al zeer hoog zijn gestegen, voor zij bij dia conie of burgerlijk armbestuur aanklop pen. De heer Brummelkamp haalde te recht het volgende verhaaltje aan „In één van de laatste romans van Dickens komt voor de figuur van Betje Higgings, een net, pioper, arbeidzaam menschje, dat altijd er even goed en proper en aangenaam uitziet en altijd ijverig in de weer is, doch onophoudelijk door één angst wordt voortgejaagd, namelijk dat zij nog eenmaal zal vervallen aan de armenbedeeling. Daarvoor heeft zij de grootste schrik. Als ik mij niet vergis, sterft zij eindelijk aan die angst, nadat haar geheele leven is geweest een ontloopen van den armenvoogd." Zeer juist schetst de heer Brum melkamp den afkeer van duizenden voor de armenbedeeliDg. De duizenden leden van den Bond van Staatspensioneering zonden den heer Brummelkamp, als hij op de jaarverga dering dit verhaaltje had verteld, hebben toegejuicht. Zij zouden gezegd hebben Juistdominé, en daarom moeten luij staatspensioen hebben, want dat is geen gunst doch een recht." FEUILLETON DE WIJDE, WIJDE WERELD DOOR ELIZABETH WETHERELL. fieaothoriseerde overdruk van het gelijknamig hoek. ver schenen bij de Firma D. BOLLE te Rotterdam. 37) HOOFDSTUK XVIII. De kat wil niet terug. De Zondag bjj Alice beantwoordde geheel aan Ellens verwachting. Z[j schreef een langen brief aan hare moeder, waarin zij haar gansche weder varen van den dag verhaalde; hoe prettig zij op den mooien grjjzen hit naar de kerk gereden was, zg de eene helft van den weg en Alice de andere helft, terwjjl zy aldoor met elkan der praatten; want Mynheer Humphreys was vooruitgereden; hoe fraai de weg was, die ra zende en dalende om den berg kronkelde en zulk een schoon, uitgestrekt gezicht aanbood, en hoe zy van tyd tot tyd dicht langs den kant van het water gingen. Dat was de eerste keer, dat Ellen te paard reed. Daarop beschreef zy het kerkje van Carra-Carra; de heerlijke preek van Mijnheer Humphreys, waarvan zy elk woord begrypen kon, de Zondagsschool van Alice, waar deze de eenige onderwijzeres was; en hoe Ellen vier kinderen onder haar opzicht genomen had; zij verhaalde verder, dat, terwijl Mijnheer Hum phreys voor de tweede maal in een dorp, ruim anderhalf uur van daar, preekte, zyne dochter twee zwakke oude vrouwen te Carra-Carra on derwees, voor de eene den bijbel lezende en verklarende, terwijl zij aan de andere, die blind was, den inhoud van de preek haars vaders herhaalde. „Juffrouw Alice zeide mij," zoo schreef zij onder anderen, „dat niemand meer genot van eene preek had dan die oude vrouw; doch zy kan niet uitgaan, en eiken Zondag gaat Juffrouw Alice naar haar toe om voor haar te preeken, zegt zy." Vervolgens schreef Ellen, hoe zij met Thomas en Margarelha in de boot teruggekeerd was en het overige van den dag en den avond in dc pastorie doorgebracht haden hoe beleefd en vriendelijk Mijnheer Humphreys geweest was. „Ilij is een man met een deftig voorkomen," schreef zij, „en gelijkt niels op Juffrouw Alice; hy is veel ouder dan ik gedacht had." Deze brief was zeker de langste, dien Ellen nog ooit geschreven had; maar zij had zich voorgenomen, hare moeder van hare nieuwe genoegens declgenoote te maken, ofschoon daar nog menige week tusschen verhopen moest en zij door een grooten afstand van land en zee van elkander gescheiden waren. Zij moest het nochtans doen; en hare kleine vingers waren uur aan uur op het papier bezig, zoo dikwijls zij slechts tijd kon vinden, totdat de lange brief gereed was. Dinsdag middag was zij er nog druk Zij zouden hebben gezegd, wat in het hoofdartikel van het laatste nummer der Pensioenpartij staat: „Het standpunt der Staatspensio neering is dat van hen, die gevoe len, dat het geheel lijdt als één der deelen lijdt. „Gij zijt allen broeders", zeide Jezus. Welnu het uit broederschapsge- voel opgebloeide denkbeeld der Staatspensioneering plaatst ons op Christelijk standpunt." Transigeeren met beginselen. De rechtsche heeren, met name de Antirevolutionaire, h bben bij de be schouwingen over het ontwerp-Ouder- domsrente den mond vol over de veran derde zienswijze van de Vrijzinnige par tijen. De heeren zijn natuurlijk hee- lemaal vergeten, dat ten opzichte van het vraagstuk der gedwongen verzekering mr. Lohman in zes maanden tijds geheel van standpunt wist te veranderen. Ze weten er natuurlijk niets meer van, dat de heer Kuijper vroeger de dwangver zekering, naar Pruisisch model opge bouwd verafschuwde en thans zijn lief ie geheel aan de dwang verzekering-Tal ma heeft verpand. Al deze rechtsche heeren, die thans in de Tweedekamer boomen opzetten over het veranderd standpunt der Vrijzinnigen, moeten er hun aandacht eens aan schenken, hoe de Antirevolu tionaire heeren in de practijk scharrelen met hun hooggeroemd beginsel. In Den Haag exploiteerd de gemeente een schouwburg. Wethouder van Den Haag is de heer de Wilde, lid van de Provinciale Staten voor ons District Zeker dus niet de eerste de beste. De lezer weet, dat een Antirevolu tionair nu eenmaal schouwburgen en schouw burgbezoek uit den booze acht. In het Antirevolutionaire gemeente program staat dan ook kort en bondig: „De gemeente onthoude zich van exploitatie of subsidieering van schouwburgen, bioscop n of andere instellingen van openbaar vermaak en van inrichtingen met vergun ning." Duidelijker kan het niet. Het antire volutionaire program wil van gemeente lijke subsidie aan een schouwburg niets weten. De heer de Wilde, wethouder van den Haag en Statenlid voor het eiland Goeree en Overflakkee heeft over het antirevolutionaire program een boek geschreven. Daarin lezen wij op blz. 246 „Ook hieruit blijkt weer, hoe vier kant in strijd met onze beginselen het is van gemeentewege een schouw burg tesubsidieeren,enwat nog erger is, te stichten en te onderhouden." Dat alles is de theorie. En nu de practijk. In den Haagschen gemeenteraad werd voorgesteld aan den Stadsschouwburg f 30.000 subsidie te geven voor een Fransche opera. Voor stemde de antirevolutionaire heer de Wilde, Statenlid voor Flakkee. Voor het restaureeren (herstellen) van den schouwburg werd f 156.000 uitge trokken. Voor stemde de antirevolutionaire heer de Wilde, Statenlid voor Flakkee. Zouden de heeren bij hun strijd in de Kamer tegen het Staatspensioen, nu maar niet beter doen de oude plunje van de vrijzinnigen te laten liggen, waar in hun kleerkasten zoo'n enorme voor raad afgedragen beginselen te vinden zijn aan bezig, toen hare tante haar beneden riep. Zjj gehoorzaamde aan het bevel en zag, tol hare groote verwondering en blijdschap. Alice in het hoekje van den haard zitten en met hare oude grootmoeder keuvelen, die er bijzonder verge noegd uitzag. Juffrouw Fortuna liep, als naar gewoonte, bedrijvig rond, op niemand acht ge vende, ofschoon zjj zich nu en dan in het ge sprek mengde. Kom, Ellen, zeide Alice, haal uw hoed; ik ga naar den berg om vrouw Vawse te bezoeken, en uwe tante heeft u verlof gegeven met nip mee te gaan. Stop er u goed in, want het is niet warm. Zonder op antwoord te wachten, liep Ellen verheugd weg. Ge hebt, dunkt mij, geen gunstigen dag voor uwe wandeling gekozen, Juffrouw Alice. Wjj kunnen in December geene mooie dagen verwachten, Juffrouw Fortuna. Ik ben al bljj, dat hè' n'et stormt; ik denk, dat wjj hel morgen zullen krijgen. Maar ik heb geleerd, mjj aan het weder niet te storen. Ellen, zeide hare tante, toen Ellen geheel reisvaardig binnenkwam, ga naar de provisie kamer, haal een van die komkommerpasleicn, en doe haar in de mand van Juffrouw Alice. Ik dank u, Juffrouw Fortuna, zeide Alico glimlachende; ik zal vrouw Vawsc vertellen, van wie het komt. Nu, mjjno lieve, laat ons gaan; wjj hebben nog ceno verre wandeling te doen. Ellen was volkomen gereed om te vertrekken. Het te 's-Gravenhage verschijnende Bel gisch Dagblad heeft ter gelegenheid vas den verjaardag van koning Albert der Belgen een bijzonder nummer doen verschijnen dat hoofdzakelijk aan den vorst gewijd is. Het bevat bijdragen van de Belgische ministers van oorlog en van justitie; van den minister van staat Vandervelde, minis der intendance; de leden der Belgische Kamer Terwagne en van Damme; van senator van de Walle, kanunnik Heynssens, e.a. Emile Vander velde schrijft: „Gij stelt mij de vraag, hoe lang het nog zal duren? De tijd, die er noodig zal zijn om Belgie te verlossen, om Frankrijk in bezit te stellen van zijn grondgebied en om Europa te vrij- Doch nauwelijks had zjj de buitendeur openge daan, of zij riep vol verwondering uit: Eene katl Van wie is die kat? Kijk eens, Juffrouw Alice 1 daar is Kapitein Parry, geloof ik. Het is waarlijk Kapitein Parry, zeide Alice. Wel poesje, wat doet gij hier? Zij zat zoo deftig mogelijk op de stoep vlak voor de deur te wachten, totdat de deur openging, zeide Ellen. Hoe zou zij hier gekomen zijn Wel, zjj is mij gevolgd, zeide Alice; dat doet zjj meermalen; maar ik haastte mjj hier te komen, en ik meende, dat ik haar thuis ge laten had. Dit is een al te verre tocht voor haar. Ik wenschte, dal ge thuis gebleven waart, poes. Poes dacht er niet zoo over, zij gal kopjes en begon uit erkentelijkheid voor het zachte strecleu van Alice te spinnen. Kunt ge haar niet terugzenden zeide Etlen. Neen, m(jne lieve, zij is ongetwijfeld eene zeer verstandige kal, maar zulk een bevel zou zij toch niet begrijpen. Neen, wij moeten haar ons laten volgen, en als zij moede wordt, zal ik haar dragen; dat zou dc eerste keer niet zijn; het is reeds meermalen gebeurd. Zjj vertrokken met rasschc schreden, daar het weder haar verbood, langzaam tegaan.IIet was wel, zooals Juffrouw Fortuna gezegd had, een ongunstige middag. De wolken hingen koud en grauw neer, en dc lucht was doordringend en kil op het gevoel; iets, dat sneeuw voorspelde. Hoe staat het tegenwoordig tusschen uwe tante Fortuna cn u? vroeg Alice.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1916 | | pagina 1