99
Officieel
Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
16,le Jaargang.
Woensdag 8 Maart 1916.
No. 17
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONGr,
Lid van de Tweede Kamer Stateu-Generaal,
VGftAVËIÜHUaK.
Uitgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te Hllddelharnls.
Prijs der Advertentiën van 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer„0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Bestandstonen.
Ook in de Eerste Kamer heeft het
woord niet ontbroken, dat afkeuring uit
sprak over de verbreking van het Be
stand, en voedsel moest geven aan de
legende, dat die verbreking op de de
betrekening van het Kabinet zou moe
ten worden geschreven. Zoowel de heer
Van Lanschot als de heer De Vos van
Steeuwijk hebben hunne groote droe
fenis over het ophouden van het bestand
uitgesproken, en de heer Colijn, in de
politiek heel wat meer geverseerd dan
die beiden, heeft hetzelfde gedaan. En
al hebben alle drie hunne rede ingeluid
met eene warme huldebetuiging aan de
Regeeriug voor haar huitenlandsch be
leid, het contrast tusschen die hulde en
de afkeuring die er op volgde, maakte
die laatste zeker niet minder scherp.
Het is teekenend, maar niet meer dan
natuurlijk, dat al deze Bestandsverheer
lijking enkel van mannen van Rechts
komt. En aan den heer Colijn, den fijnen
politicus, ontging dan ook de beteekenis
van dit feit niet, waarom hij aan het
slot van zijne rede er den nadruk op
legde, dat zijn drang om het bestand
te handhaven, niet daaruit voortkwam,
dat die handhaving der Rechterzijde in
het gevlij kwam, en dat hij even zoo
zou gesproken hebben als er een Kabi
net van Rechts achter de groene tafel
zat.
Wij moeten dat natuurlijk aannemen,
en doen dat dus, maar niet zonder de
opmerking, dat daardoor toch de moge
lijkheid open blijft, dat de heer Colijn
zich niet behoorlijk van den toestand
rekenschap heeft gegeven. Hoe toch is die
toestand
We leven met een wereldoorlog om
ons heen, waarvan niemand den duur
of den uitslag kan berekenen, en die,
als de belligerenten niet spoedig tot be
zinning komen, helaas wel zal kunnen
leiden tot verlies van de suprematie, die
Europa reeds vele eeuwen lang in de
wereld bezat.
feuilleton
DE WIJDE, WIJDE WERELD
DOOR
ELIZABETH WETHERELL.
Weauthorlseerde overdruk ran hot ?olljknamIpr hoek, rer
schenen bij de Firma D BOLLE te Botterdam.
32)
Waarover spraakt ge.? herhaalde Juffrouw
rortuna.
*k zou het liefst niet zeggeu.
'k had liever, dat ge het wél zeidet.
Voor den ,iag fir mee!
lk was alleen met Juffrouw Hump
hreys, zeide Kllen en er is niets aan gelegen,
waar wy over spraken, het gaat niemand
anders aan dan haar en m«.
Ja, dat doet het wel, het gaat mij aan, zeide
hare tante, en lk verkies het te weten. Waar
over spraakt ge?
Ellen zweeg.
Zult ge het mjj zeggen
-- Neen, zeide Ellen bedaard, maar vastbe
raden.
Ik verzeker u, dat go in slaat zyt.hetge-
vj'n °P de proef Ie stellen! Kykeens,
zeide Jutfrouw Fortuna, hetgeen zij in hare hand
leid neerzettende, ik mil liet wetenHet
«nn mil n lof a/>holon i»n f „„li
Die oorlogstoestand legt nns de ver
plichting op mei alle middelen, waar
over wij beschikken, te voorkomen, dat
de wereldbrand ook op ons erf overslaat,
en daarvoor houden wij nu reeds 19
maanden lang onze mannen op de been,
wat ons op reusachtige financieele eh
economische offers komt te staan. En
over die verplichting bestaat geen ver
schil van gevoelen tusschen Regeering
of Staten-Generaalhoe groot en hoe
begrijpelijk ook in ons volk het verlangen
naar demobilisatie was, het heeft slechts
te zien gekregen een Volksvertegenwoor
diging, die zich direct bij het door de
Regeering uitgesproken „Onmogelijk",
neerlegde.
De eenige vraag, die men dus mag
stellen, is deze: Is de Regeeriug in het
vervullen van haar eerste taak, die is
de handhaving van de neutraliteit van
Nederland, te kort geschoten? Wij be
hoeven gelukkig daarop het antwoord
niet te gevendat kunnen wij aan de
oppositie overlaten, de heeren Van Lan
schot, De Vos van Steenwijk en Colijn
hebben toch om strijd verklaard, dat de
Regeering hare eerstaangewezen taak
zoo heeft vervuld, dat zij daarvoor alle
hulde verdient. Er is trouwens niemand
in Nederland, die er ook maar aan denkt,
dat het Kabinet-Cort van der Linden
er ooit toe zou kunnen komen wat zijn
eersten plicht betreft in ijver te ver
flauwen de premier heeft het bij de
Algemeeue Beschouwingen in de Tweede
Kamer reeds met grooten nadruk ge
zegd: mochten de omstandigheden zich
onverhoopt zoo wijzigen, dat afwerking
van het politieke program van het Kabi
net onmogelijk wordt, dan wordt dit
tijdelijk weer opgeborgen.
Is het, zoo zouden wij willen vragen,
nu bestaanbaar, met dat groote vertrou
wen, dat er in de Tweede Kamer en
in de Eerste Kaïner herhaaldelijk werd
uilgesproken, in het Kabiuet als ministe
rie van nationale defensie, dat men
daaraan het recht wil ontzeggen zelf te
beoordeelen, of de tijdsomstandigheden
al of niet toelaten zich weer te bemoeien
met de binnenlandsche aangelegenhe
den Immers neen. En is het nieteigenlijk
ietwat kinderachtig maar steeds de vrees
het mij zeggen of ik zal er een middel op
vinden er u toe te noodzaken. Ik zal u zulk
een
Houd op! houd op! zeide Ellen hartstoch
telijk, ge moet zoo niet tegen mjj sprekenDat
deed ma nooit, en gjj hebt er geen recht toe!
Als ma of pa hier waren, zoudt ge zoo niet
tegen mij durven spreken.
Tot autwoord hierop ontving zij een harden
klap om de ooren van Juffrouw Fortuna's natte
hand. Ellen stond een oogenblik half bedwelmd,
minder nog door den klap dan door de opwel
ling van drift. Zij smeet den vaatdoek neer, vloog
bevende van gramschap de kamer uit, en veegde
het zeepsop, dat op haar gezicht was blijven
zitten af, alsof het de hand zelve van hare tante
geweest ware. Zoodra zjj haar eigen kamertje
bereikt had, barstte zij in tranen uit, in het
eerst waren het slechts tranen van gramschap
en spijt; maar weldra begon het geweten haar
toe te fluisteren„Ge handelt verkeerdge
handel! verkeerd 1" en tranen van droefheid
vermengden zich nu met de andere.
Wat moest zij beginnen? Eén ding trooste
haar, het bezoek bij Juffrouw Humphreys in
den namiddag. Zjj zal het mij zeggen, dacht
Ellen; zij zal mjj helpen. Maar hoe zal ik het in
dien tusschentjjd maken?"
Ellen had niet veel lijd om hierover na te
denken; hare tante riep haar naar heneden en
zette haar aan het werk. Z\j had het tot. etens
tijd zeer druk en gevoelde zich diep ongelukkig;
i i
uit te spreken, dat de afwerking van het
politieke program de partijen zóó tegen
over elkaar zal doen staan, dat daardoor
de behartiging der gemeenschappelijke
zaak in gevaar zou komen?
Trouwens, dat heeft de oppositie ge
heel in haar hand. De Regeering werpt
geen twistappels op, zooals met zeer ver
keerd beeld in de Eerste Kamer gezegd
is, maar zij heeft sinds 1913 een menu
gereed, dat reeds lang zou toebereid zijn
ais de oorlog niet tusschen beiden ware
gekomen, en aan de tafel, waarop dat
menu is opgezet, zal ook de Rechterzijde
hebben aan te zitten, en zij zal dat zeker
niet con amore doen, maar die plicht is
haar nu eenmaal door de stembusuit
spraak van 1913 opgelegd. En nu kan
zij weigeren van het menu mee te eten
en over het menu zelt een kabaal maken,
waarvan geheel het land weergalmt, maar
zij kan ook, als het tiaar werkelijk ernst
is met het bewaren van de goede stem
ming aan den gemeenschappelijken disch
van milde stemming blijk geven en van
een streven naar overleg, waardoor de
eensgezindheid niet meer dan noodigis
wordt verstoord. Van die gezindheid
echter heeft de Eerste Kamer, zelfs als
het ging om zaken, die niet direct ver
band hielden met't Regeeringsprogram,
al bitter weiDig blijk gegeven en wij
behoeven zeker niet nog eens te herhalen,
hoe of zij deze Regeering door verwer
ping van hare voorstellen of door vijan
dige moties, in hare taak heeft bemoei
lijkt. En voor ons wij willen dan voor
den heer Colijn eene uitzondering maken
al is hij zich dan ook in eene onverant
woorde motie te buiten gegaan is
slechts te verklaren uit het feit, dat de
Rechtsche meerderheid in de Eerste
Kamer, heelemaal voorbij ziende welk
integreerend onderscheid er is tusschen
dat staatslichaam en dat aan de overzijde
van het Binnenhof, de taak op zich nam,
om de stembusuitspraak van 1913 te niet
te doen. Vandaar dat die meerderheid,
en die meerderheid alleen, er de schuld
van draagt, dat de strijd bij de aanstaande
Provinciale stembus een beslist scherp
karakter zal aannemen.
Het gaat tegen een Eerste Kamer, die
zy een oogenblik op en bad, terwijl zij haar ge
laat met hare handen bedekte, dat haar een
vergevensgezind hart mocht gegeven worden.
Na den maaltijd ontsnapte zij zoo spoedig
mogeljjk naar hare kamer, ten einde zich voor
de wandeling gereed te maken. Haar geweten
was niet geheel kaim, nu zjj buiten weten van
hare tante de deur uitging. Zij had de zaak bij
zich zelve overwogen en kon niet bestuiten, zich
in gevaar testcllen haar bezoek te moeten opgeven.
Zy kleedde zich dus zorgvuldig aan.Metzelf-
voldoening trok zij eene donkere merinossenjurk
aan, haar eenige paar wilte kousen, hare schoe
nen, hare manchetien en haar kraagje. Zjj vond,
dat zij er hijzonder netjes uitzag, evenals zij hij
hare moeder gewoon was. De mooie blauwe hoed
lag op het bed klaar, om hem het laatst op te
zetten, loen zy hare Innte hoorde roepen
Ellen I kom hencden en ga strijken. Kom
gauw! De ijzers zijn heel!
Ellen stond een oogenblik verslagen; daarop
kleedde zjj zich langzaam uit, trok hare vorige
kleedorcn weder aan en ging naar beneden.
Kom I ge zjjt eene eeuw weggebleven, zeide
Juiïrouw Fortuna. maak DU spoedig voort; het
is slechts een handvol; en ik moet liet hier op
dweilen.
Ellen begon met moed, streek met goeden
wil, en daar er inderdaad slechts weinig te strij
ken was, had zy spoedig gedaan. Daarna vouwde
zjj de strjjkdeken op en borg do strijkijzers weg.
Inmiddels was zjj van besluit veranderd, namelijk
sinds 1904 reeds hare eigenlijke betee
kenis in ons staatsleven uit het oog
verloor, en die deze zelfs niet door den
oorlogstoestand wederom binnen haar
gezichtssfeer terug kreeg.
Een Eerste Kamer, die thans de hooge
plaats, die onze Constiiutie haar gaf,
eer wilde aandoen, zou zich ganschelijk
niet met de politieke binnenlandsche
vraagstukken bezig houden, maar de be
slissing daarover aan de Tweede Kamer
overlaten, en die aanvaarden. Zij zou
slechts waken dat noch de Regeering,
noch de Tweede Kamer iets deed, waar
door onze neutraliteit in gevaar zou
kuDnen worden gebracht; dat zou een
gemakkelijke taak zijn, zal men zeggen,
en dat is zoo, maar het is nooit de be
doeling geweest van onzen wetgever, dat
de Eerste Kamer zich buitengewoon zou
vermoeien.
De hervatting van haar eigenlijke taak
door de Tweede Kamer is ten slotte een
groot staatsbelang. Zij is geene Kamer
ais die onder de Fransche Koningen van
de 16de en 17de eeuw, die niet anders
te doen had dan de besluiten van de
Regeering te registreeren, zij is een deel
van de wetgevende macht zelve, en door
lange werkeloosheid zou haar rechtma
tige invloed verminderen en op den duur
te niet gaan.
En het is wel opvallend, dat de heer
Van Lanschot, die zoo open oog had voor
het nadeel, dat er in zou zitten, als men
zich in deze buiter gewone omstandig
heden er toe liet verleiden minder met
onze Grondwet rekening te houden dan
anders, geheel blind is voor het feit, dat
het noodeloos uitstellen van eene taak,
die een Kabinet ten gevolge van aeue
stembusuitspraak op zich Dam, niets an
ders zou wezen dan een allerergerlijkst
spelen met onze grondwettelijke instel
lingen. En dat het Kabinet zich daar toe
niet leenen kan, is natuurlijk en op
de zeer goed gekozen argumenten, waar
mee de premier heeft aangetoond, dat
dit niet kan, moest zelfs het bekwame
lid uit Noord-Brabant het antwoord
schuldig blijven zijn tweede rede was
toch geen repartie, maar slechts een da
capo van hetgeen in eersten termijn was
aangevoerd.
werd haar te machtigen zij zeide, hoewel met
een kloppend hart, dat Juffrouw Humphreys
haar gevraagd had, en dat zij het half aange
nomen had.
Ge kunt gaan, waarheen ge wilt. Wat geef
ik er om, hoe ge uw tijd doorbrengt was het
antwoord van Juffrouw Fortuna.
Ten hoogste over deze onheusche vergunning
verblijd, vloog Ellen de trap op, kleedde zich
nog schieljjker aan dan zooeven, en was weldra
op weg. Hoop en verwachting versnelden hare
schreden, en toen zjj eindelijk het boschpad be
reikte, vloog zij het bijna af. Al spoedig zag
haar verheugde blik de bedoelde woning.
Ellen liep naar de voordeur en klopte aan
daar zjj echter maar even den klopper bereiken
kon, was het niet waarschijnlijk, dat iemand het
gerucht, dat zjj maakte, hooren zou. Na verschei
dene flauwe slagen, die, wanneer iemand ze ge
hoord had, zeer licht voor het knabbelen van
eene rat aan het beschot hadden kunnen ge
houden worden, werd Ellen vermoeid van hare
vruchtelooze poging en het op de. teenen staan,
en zjj besloot, ofschoon aarzelend, rondom het
huis te gaan, om te zien, of er ook een andere
ingang was. Toen zjj den hoek omsloeg, zag zjj
een lang, laag gebouw of schuur, die naast het
huis uitstak. Aan het einde daarvan bespeurde
Ellen een bejaarde vrouw, die voor de schuur
stond, en bezig was met goed uit eene tobbe
met water te wringen.