water onzichtbaar geworden hekken, palen en andere voorwerpen Een bezoek werd aan het gemeentehuis gebracht, waar het water gelukkig geen al te groote schade had aangericht en waarin burgemeester de Groot alle kohieren, archief stukken en officieels bescheiden, welke uit het water moesten worden opgevischt, op stoelen te drogen had gelegd. Daarna werd de kerk bezichtigd, welke ook niet te lijden had gehad, al stond het water toch nog een halve meter hoog en voorts de leeszaal, waarin de lijken, welke tot heden waren aangespoeld waren geborgen. Dit was wel een allerdroevigst bezoek- Het was doodstil op het nauwe kerkplein tje geworden, toen de commissaris en zijn gevolg met ontbloots hoofden het houten gebouwtje verlieten. Menige ruwe gast zageu wij diep bewogen het gelaat in den zakdoek verbergen. Twee lijken zijn nog niet ge vonden en wel van Klaas de Waard en Maartje Visser, Over de ramp. die het gezin van Klaas de Waard trof, zal men vooreerst op Marken wel niet zijn uitgepraat. Het huis werd met zijn bewoners van zijn stee- nen fundamenten geslagen. „Och" had Klaas nog vóór eenige weken gezegd, nadat hy een mijn in zijn vischnet had opgehaald. „Al moet ik met mijn kin deren de aardappelschillen van den weg halen en koken om ons te voeden, dan krij gen ze mij niet meer naar zee. Ik heb geen cent schulden meer, het huis en de botter is vrij...ik ga niet varen!". Zoo zei deze mensch in zijn doodelijken angst. En de zee, bet water, dat heden weer zoo vriendelijk lokkend klotste, heeft hem tóch gehaald en met hom zijn gan- sche gezin. De commissaris bracht een bezoek aan buurt Twee, de beruchte buurt, waar de botters dwars over den dijk tusschen de huisjes, van hun palen geslagen, kwamen aandrijven. In doodelyken aDgst hadden de mannen de in den nacht opdoemende ge vaarten van hun brooze woningen weten af te houden. Men sloeg, tot aan den hals in het water staande, gaten in de kiel, om de gevaarten machteloos te laten zinken. Men is daar, in vergelijking van de andere buurten, nog redelijk vanaf gekomen. Maar het huis van de weduwe de Groot, voor welks ruïne het gezelschap staat, heeft het niet zoo gelukkig doorstaan. De vrouw, wier man verleden jaar, toen een marinesloep bij Katwijk op een mijn liep is omgekomen, staat onbewust van het geen er om haar heen gebeurt te huilen. En terwijl baar familieleden in de trooste- looze puinhopen pompen, steeds maar pom pen om de poel, die eens een keurige wo ning was, droog te krijgen, wurmt ze we zenloos met de door het zeewater rood gebeten handen, onder de plankenrommel in het slijk en glimlacht waarlijk nog ver heugd, zoodra ze een waardeloos geworden vod te voorschijn werkt. Te ruim elf uur kwam Prins Hendrik, vergezeld van zijn adjudant jhr. Bakker per torpedoboot aan. „Ik kom namens de Koningin U Haar leed betuigen en zien wat hier gebeurd is", zogt Prins Hendrik eenvoudig tot den bur- genmeester en men gaat op pad. De matroos Stoker, met de torpedo mede- gekomen, volgt eveneens het smalle pad. Plotseling vliegt een schreiende vrouw op den jongeman toe en neemt den eveneens snikkenden matroos mede. De oudeilooze kDaap verloor zijn laatste, naaste familie leden zijn drie zusters, bij de ramp. En la ter zag ik hem in een jolletje overzetten over het ondergeloopen land en hij hield den zakdoek stijf voor de oogen, als had de zon, die thans zoo vriendelijk scheen, voor hem voor immer haar gouden glans verloren. Een jonge vrouw zat aan zjjn zijde, niet in staat te troosten. Allereerst bracht de Prins een bezoek aan buurt Twee, eveneens in een roeibootje ge zeten, bezocht de kerk en het gemeente huis, liet zich uitleggen, hoe de groote woon ark zich over den dijk en binnenhaven, midden tusschen de huizen in buurt Twee had gewerkt en hoe toen de timmerman een zekere Dorland met levensgevaar de ark tot zinken hadden gebracht. De Prins volgde den burgermeester tus schen steegen en sloppen, wrong zich tus schen de nog losslaande houten schotten, stond ditwerf tot over de enkels in de klei en het was Z. K. H. geen moeite te groot om toch maar van alles op de hoogte te worden gesteld. Ieder moest het zijne ver tellen. De Havenbuurt, waar de botters bij vier en vijf tegelijk op elkander waren gedron gen, waar bet wrakhout ronddreef uit de verste hoeken van het eiland, waar de bot ters midden op den dijk stonden en som- miae op geen halve meter afstand de wrakke huisjes toegrijnsden, zooals ze dien vreese- lijken nacht uren lang hadden gedaan, de bewoners met den wissen dood bedreigend, in de Havenbuurt, waar we paalmutsen door de kracht van het water in de steenon zagen gedrongen, waar bruggetjes aisstroo- halmen door de botters werden afgeknapt, waar de telegraafpalen alle werden ver woest en de voorpuien van vele huizen een meter en meer naar binnen waren gerameid, vertoefde de Prins zeer lang. Daar toch lagen de middelen van bestaan van de Marker bevolking verwoest, stuk gedrongen, hopeloos op elkaar gedrukt, stuk rruhaiibf. nnfppHdftrd. niet kunnen voorstellen", had de Prins tot den Burgemeester gezegd. Eu dan Moeneswerf, de buurt, welke het meest geleden heeft, waar acht huizen wer den weggeslagen en voor de Markers nog jarenlang de meest smartelijke herinnerin gen zal blijven bewaren. Burgemeester de Groot schilderde den Prins wat zich in dien vreeselijken nacht op dit gedeelte van het eiland, waar de be woners wel hoorden roepen en uit de vensters de noodvlag zagen zwaaien, naar wien geen hulp kon geboden worden Geroerd hoorde de Prins het verhaal aan van het gezin Zeemans, waarvan de vader de moeder en drie kinderen verdwenen zijn. 's Morgens bij het lichten had men Zeemans nog met twee kinderen op den arm by het venster gezien. Dater waren allen verdwenen in de hemelhooge zee. Tegen één uur verliet het gezelschap van den Commissaris der Koningin, hetwelk door Wethouder Schipper werd rondgeleid, on derwijl Burgemeester de Groot den Prins voorlichtte, het eiland. De heer Ketelaar deelde ons voor het vertrek nog mede, dat de Waard en Goedpolder gevaar dreigt en dat de hoofdinspecteur van de Provinciale Waterstaat daarheen ijlings vertrokken waren. Na even de lunch by den burgemeester gebruikt te hebben, zette de Prins zy'n tocht voort tot drie uur, bezocht nog de geheel weggeslagen bakkerij van Bredero, de open bare school, die ook veel geleden heeft, de Grootewerf, waar de gezusters Stoker om kwamen en drie huizen waren weggeslagen, de Wittewert, waarvan de overlevering zal vertellen van het huis van Klaas de Waard, dat kantelde en met zy'n bewoners weg spoelde. Het lijk van de Waard is nog niet gevon den en ligt vermoedelijk onder het huis. Ook werd den Prins gewezen het geheel vervormde huis van C. de Groot, die zijn vrouw by de ramp verloor en wiens kinderen met veel moeite gered werden, het kind van 8 maanden door middel van een touw, waarmede het door het ijskoude water werd gehaald. Bij Jan de Vries, de zijlemaker, kwam de botter de kamer binnen. Een hartverheffend tooneel was het te zien hoe de hulp vanuit Amsterdam, uit de volheid van het hart niet alleen, werd geboden, doch tevens hoe zeer het de teneergeslagen bevolking opmon terde. Het was een echt vaderlandsch tafreel en wij achten ons gelukkig het te hebben mogen bijwonen. De hoofdopzichter van de waterleiding te Amsterdam was met een ijzeren schuit met 45000 Liter duinwater voor Marken en eenzelfde hoeveelheid voor Volendam aangekomen en hoe spoedig kwa men uit alle hoeken en gaten van het eiland mannen, vrouwen en kinderen naar het zoo noodzakelijke frissche water tobben,emmers en kannen vullen. Dezelfde goede inval had de heer J. J. van Capelle gehad, een goede bekende op scheep vaart- en philantropisch gebied. In allerijl was de heer Capelle met 8000 Liter water per motorboot naar Marken gekomen en zijn hulp werd door het gemeentebestuur dankbaar aanvaard. De heer Adrian kwam in den namiddag met een volgeladen schuit brooden, boter en zout en zijn mannen bij gestaan door militairen, hadden geen handen genoeg om ailen te kunnen voorzien. Dat was toch wel een vroolyk en opwekkend gezicht, na zooveel droevigs. De heer Klomp, de dominee van Marken toonde mij een zoojuist ontvangen telegram van het Oranje Kruis, waarin werd mede gedeeld, dat kleedingstukken, de gevraagde bedden, rijst, eiwten en boonen, zout, aard appelen voor 100 personen voor een week en melk en gist voor twee dagen afgezonden zouden worden. Dan had een goede bekende der Markers de heer C. W. Matthen f 1000.— toegezegd. Met het huis van Klaas Kos, meer bekend op het eiland als Klaas de Boer, is het al- lervreemds gegaan. Met den timmerman Breekveld brachten wij een bezoek aan Klaas Kos, want had Breekveld gezegd, hier, voor Marken, zijn huizen met steenen fundamen ten niets, huizen op palen gebouwd is je ware. Toen we en door de modder en tot aan de enkels in het water aankwamen en wy inderdaad midden in de brei tusschen de palen schreeuwde Breekveld naar boven „Hé Boer! Komt d'r 's af en vertel eens je geschiedenis". Klaas Kos klom uit zyn huis, dat heel afgezonderd in de lucht op palen stond, de ladder af, en terwijl hy vriendelijk en bijna blijmoedig glimlachte, zeiden wy tot ons zelf; „Hoe wonderbaarlijk toch, dat deze man, na zulk een nacht van doorgestane angst en ellende nog zoo blijmoedig de we reld in kan kijken. 't Was elf uur Donderdagavond, dat de palen ongeveer een halve meter in het wa ter stonden. Nu had ik hiernaast en Klaas Kos wees op een open vlakte waar geen brokje hout meer te bekennen was een hooischuur en een bruggetje naar de overzij, mijn koeien gaaasden daar op de wei in den goeden tyd, maar ik had zo ge lukkig wegens de duurte van het hooi juist verkocht. Wel waren er nog een 40 kippen. Ik nam toen ik zag dat hot boos weer werd, de kippen in de kamer en ?oo had ik me, bij het stormweer buiten, een heele huis houden binnengehaald. Om half twaalf keek ik naar buiten en was biy mij i kippen te hebben binnengehaald, want... van het bruggetje, het schuurtje en het kippenhok onrtrtr maar to 7.iAn WÓi/LTf)V&aüd Om kwart voor twaalf moest ik met mijn kinderen en vrouw naar het zoldertje vluch ten; van de 40 kippen verdronken 33 inde kamer, de zeven andere sprongen op de kast en en Klaas Kos wees naar een stukje droog gekomen slip, daar hei je ze. 's Nachts beukte de storm tegen het huis en op zeker oogenblik vloog het raam de muur uit. Toen heb ik den geheelen nacht, met de kinderen en de vrouw, neergehurkt op het lage zol dertje terwijl het wator steeg, maar steeg, elke seconde de dood voor oogen gehad. Telkens dachten wij met ons allen de diepte in te gaan en ik had geen reddingsboot meer, want de booten, welke ik had klaar gehouden, waren weggeslagen. Een er van zit nu nog bij Naarden. Telkens pijlde ik in doodsangst het water, totdat ik plotseling bemerkte, dat het water niet ineer rees. De hoop op behoud werd sterker. Toen het begon te lichten, duwde ik lang zaam het luik open en zag toen niets dan water en een wilde zee. Ik zocht naar de huizen van mijn buurlui en ik vond er geen enkele meer on toen hebben we op ons zoldertje God gedankt, dat we er het naakte lijf nog hebben afgebracht. Maar de kinderen schreeuwden om drinken en ik had geen water en geen droppel melk en toen ging ik schreeuwen, schreeuwen „Ja," viel het Raadslid de Jong hem in de rede, „wij zeiden al tegen elkander, Klaas Kos is met de zijnen omgekomen." En bij ons in de buurt zijn je aardappelen en roode kool komen aanspoelen, lachte Breekveld Enfin later hebben ze ons afgehaald beëindigde Kos zijn somber verhaal met een blijmoedigen glimlach. En timmerman Breekveld bleef maar vóór ducdalfpalen, want z.i. moeten huizen op steenen voeten er in Marken aan gelooven. Een soldaat, gewapend met een mand met brooden kwam Kos het zyne brengen en ons waarschuwen dat de Prins vertrekken ging. En inderdaad, te ruim drie uur nam Z. K. H. de Prins afscheid van Burgemeester de Groot, nadat deze hem verzocht had er toch vooral voor te willen zorgen, dat H.M. de Koningin het geteisterde eiland zou komen bezoeken. De torpedoboot bracht den Prins naar de Oranje Nassau sluizen en van daar vertrok Prins Hendrik per auto Daar Amsterdam. VAN DE GRENS. Naar ik van betrouw bare bron van verschillende kanten verneem, is op de spoorlijn Aken-Visé een in aanmaak zijnde tunnel over een lengte van 300 me ter door een ontploffing vernield. Verschei dene Duitsche geniesoldaten, die in deze tunnel werkten, zyn gedood. De Duitschers vermoeden, dat de Belgen aan krijgsgevan genen, die aan de tunnel arbeiden, ontplof bare middelen ter hand hebben gesteld. VLISSINGEN. De heer de Beul, een ge goede Belgische vluchteling, zakte in de Badhuisstraat in elkaar en was terstond dood. LONDEN. (VD). 17 Jan. Minister Cham berlain deelde in het Parlement mede, dat gen. Aylmers aan de Tigres 15 stellingen van den vijand bij Waddy heeft genomen. De vijandelijke achterhoede trekt terug en verdedigt zich te Essin tegen de achtervol gende troepen van gen. Aylmers. De ver volging woidt door het slechte weer zeer belemmerd. De watersnood. EDAM. (Maandagmiddag 1 uur). Daar het buiten laag water was, is het binnenwater s/4 M. gevallen. Zoolang de gaten in de dij ken niet gestoptzyn, brengt eike yerandering in den waterstand buiten ook verandering in den waterstand binnen. Hetgevaar voor den polderZeevang(grootongeveer3200H.A. waarde ongeveer 6.000.000 gulden) is de eerste dagen niet voorbij. Met kracht wordt gewerkt aan het verzwaren der binnendij ken; ook aan de buitendijken ismen druk bezig. De treinenloop is nog gestoord. Naar Volendam wordt niemand zander schrifte lijke verklaring van den Burgemeester door gelaten. De Watersnood. AMSTERDAM. In een kennisgeving dringt de gemeentelijke VerplegiDgs-Commissie er by degenen die koeien uit de overstroomde gemeenten gestald zyn aan, de koeien op de goede uren zorgvuldig te melken en deze melk beschikbaar te houden voor de perso nen die deze met een bewjjs onzerzyds aan de verschillende stallen zullen afhalen. De afhaling zal geschieden tegen betaling van 9 cent per liter. Deze melk zal worden vervoerd naar de melkmarkt te Amsterdam en daar zooveel mogelijk in verhouding tot de aanvragen en de meest dringende behoeften worden gedistribueerd tegen de prijs van 10 cont per liter. Met het toezicht op de distributie zijn belast de heeren Th. A. Diephuis en A. Content, leden van de levensmiddelen commissie te Amsterdam. Den Dilemna. Van de Zeeuwsch Vlaamsclie grens. Door de Belgische regeering zyn, zooals bekend, al do jongelui voor den militairen dienst opgeroepen, die geboren zijn in de jaren 90—9G. Hieronder zynook bogrepen degenen, die wonen op het afgesloten deel van Bel gië. Voldoen zy niet aan den oproep der Belgische regeering, dan zullen zy, naar hun door den consul te Terneuzen is medege deeld, beschouwd worden als deserteurs, 1..4 gevaar, dat hunne ouders door de Duitschers gestraft worden. Zy verkeeren dus in een moeilijk geval. Van de Zeeuwsch-Vlaamsche grens. De Duitschers worden aan de grenzen steeds strenger. Dinsdag kregen een tweetal BelgeD, wier woning aan de grens bij Overslag staat, den last om die woning binnen twee dagen te ontruimen. Tegelijkertijd werd den bewoners van de Belgische straat te Over slag, die binnen de afsluiting ligt, aange zegd, hunne voordeuren en vensterluiken te sluiten, om daardoor alle gemeenschap met de afgesloten Belgische en Nederland- sche dorpsgenooten onmogelijk te maken. Het Koninklijk bezoek. MARKEN. Maandagmiddag te 1 uur kwam de Koningin met de inotoïboot „Dordf'op het het eiland Marken aan. Het hooge ge- zel-chap liet zich door den Burgemeester door het eiland geleiden. Tal van vrouwen en mannen weiden door H. M. toegespro ken en ondervraagd. Het was een treffende aanblik toen H. M. den ouden Jan Schouten die alle haven en goed heeft verloren de hand op de schouder legde en de grijsaard woorden van troost toesprak. Naar byna alle geteisterde streken te heb ben bezocht verliet H. M. tegen half 4 het eiland. Voor de arme, zwaarbeproefde Mar ken Visschersbevolking blijft de 18de Jan. een onvergetelijke dag. Mond- en Klauwzeer. Daar is zeker geen onderwerp, waarover op boerenbyeenkomsteu in de laatste maan den en weken meer gesproken is, en in boerenkranten meer geschreven. Ook buiten de kringen van de direct belanghebbenden werd meer dan gewone belangstelling ge toond voor gezegde veeziekte. Niet het minst bleek dit het geval te zyn bij verschillende volksvertegenwoordigers, hetzij deze zich vóór- of tegenstanders toonden van de maat regelen, welke van Regeeringswege werden genomen ter bestrijding van het mond- en klauwzeer. Of ai de gesprekken, al de krantenartike len, al de verslagen, al de redevoeringen in deze tot het doel leidden, dat sprekers en schrijvers beoogden, valt moeilijk tebeoor- deelen. Ook dit, of er meer eensgezindheid kwam in de vaak uiteenloopende meeningen. Maar met zekerheid kan worden vastge steld, dat de belangstelling in zake mond en klauwzeer met uen aaukleve van dien veel en veel grooter is geworden, zelfs bij de boeren in den ruimst mogelijken zin van 't woord. En da's al veel gewonnen. Vele veehouders speciaal de fokkers hadden al sinds jaren een open oog voor de groote nadeelen die 't mond- en klauwzeer ten gevolge hebben kan, doch de groote massa was daarvan, schijnbaar althans, nog maar steeds niet doordrongen. Dit nu wy hebben het kun nen hooien en lezen dit nu is anders ge worden en beter. De eerste voorwaarde, welke noodig is om bij 't geven van eenig onderricht kans op succes te hebben, de eerste voorwaarde daarvoor is in vervulling gegaan. Er is belangstelling. Dat van deze omstand gheid nu een nut tig gebruik worde gemaakt. Wij meenen goed te doen met vooral nu alle veehouders, die wat meer dan gewone belangstelling toonden in dezen, warm aan te bevelen waakzaam te blijven enmeton- verflauwden ijver de meer „lauwe" collega's te prikkelen in dezelfde richting. Want zonder twyfel moet de groote kracht, waar het geldt de bestrijding van eenige besmet telijke veeziekte, uitgaan van de eerst be langhebbenden, de veehouders zelf. Zij moe ten voelen en doordrongen zijn van de bui tengewone beteekenis van hun aller mede werking in dezen. Ook deskundigen, heeren Veeartsen kunnen „wenken" geven, zooveel ze willen, de boeren moeten ze opvolgen. En die zullen dit eerst dan zooveel mogelijk doen, wanneer ze van het nut overtuigd zyn. 't Is nu de tijd, ijverig te werken aan hel bijbrengen dier overtuiging. Met deze zijn we een neeleind verder op den goeden weg; zonder die overtuiging is van verder werken weinig heil te wachten. Hier volgen eenige „wenken", die we in aller aandacht warm aanbevelen, 't Is een beknopt overzicht van de wyze, waarop naar onze meening ieder veehouder zal kunnen meewerken aan de bestrijding van moDd- en klauwzeer, óf, wat meer nog zegt, aan het voorkomen van de uitbreiding. Wanneer in Uwe provincie of in de om streken het mond- en klauwzeer zich voor doet, neemt dan vooral de volgende regelen in acht, indien ge uw veestapel op prys stelt. I. Laat niemand toe, noch in uw koestal, noch in uw varkenstal behalve personeel.dat met de behandeling van uw vee belast is. Zelfs uw schoolgaande kinderen dienen uit den stal geweerd, want vandaag spelen ze in uw stal en morgen by uw buurmaD. Plaats zoo mogelijk bij den ingang van uw stal het opschrift „Verboden Toegang." II. Houdt voor u zelf en voor uw perso neel, een kiel, broek, pet cu klompen be schikbaar, welke alleen in den stal en tij dens de behandeling van het vee worden gedragen. Reinigt, alvorens de behandeling van uw vee te beginnen en na afioop daarvan uw handen met zeep op creolinewater. De ge- "">nnto ant ito veehouders met hun stalpak

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1916 | | pagina 6