Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Gtoedereede EERSTE BLAD 15d« Jaargang. Woensdag li Augustus 1915. No. 39 „VOORUIT!" Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Hoofdredacteur W. DE JONG, Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal, VGBAVEKIIIGG. Prijs der Advertentiënvan 1 —6 regels f 0,60 Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Na één jaar. De verwachting, door zoovelen ge koesterd, dat de oorlog, die nu een jaar geleden uitbrak, binnen weinige maan den zou zijn aigeloopen. is niet uitge komen; integendeel, steeds meerderen mengen zich in den strijd, wellicht zullen ook nog anderen er in komen, en het einde is niet te zien. En wel verre dat de met bloed gedrenkte velden, de ver woeste streken, de duizenden vermink ten en dooden, de schreiende weduwen en weezen eenigen indruk maken op het dozijn machtnebbenden, die per slot van rekening over oorlog en vrede blijken te kunnen beschikken, spoort dat alles slechts aan om vol te houden tot het hitter einde toe. Uit ieder oorlogvoerend land klinkt het, dat men niet zal rusten vóór men zijne „heilige" zaak heelt doen zegeviereD, waaruit blykt, dat een oor logvoerende is als de Indische amok- maker, wiens moordlust aangewakkerd wordt door het gezicht van het door hem vergoten bloed. En zoo de machtheb bers, zoo de gecommandeerden. De ver wildering, die de oorlog veroorzaakt, is zoo groot, dat men in de loopgravea tusschen twee granaatvuren in, die dood en verderf uitbraken, met elkander schertst en lacht, alsof de menschen- moord op groote schaal een geoorloolde sport ware. En ook de toeschouwers in de neutrale staten raken langzamerhand het besef kwijt, dat ze leven in een tijd, waarin het beschaafde menschdom door de gru welijkste aller rampen wordt bezocht, en wij gelooven niet, dat het iets ver heffends is, dat men ook van dezen oorlog kan zeggen, dat alles went. Als dit zoo nog eenige jaren moet doorgaan, zal Europa zijn wat Duitschland was na den dertigjarigen oorlog, d. w. z. eene ver armde bevolking, voor het meerendeel levende in eene woestenij, en zal het, trots al zijne pralerij op beschaving en ontwikkeling, de bevordering van de FEUILLETON. DE WIJDE, WIJDE WERELD DOOK ELIZABETH WETHERELL. OfMlhorUeerit» orerdnik t»» het «elIJhnsmU boek, ver- •theiiea bij de Firm* D BOLLF. te Botterdam. 2) Brood en vork en alles viel haar uil de hand in de asch; zg snelde naar hare moeder, die weder was gaan liggen, en barstte, terwijl zg op baar viel, in eene vlaag van droefheid uit, 'e).zo° hevig a'3 de eerste, maar met eene uitdrukking vau wanhoop, die hare moeder nog meer aan het hart ging. De hartstocht had eerst gezegd. .Ik kan niet", maar nu scheen de wan hoop te zeggen: lk moet". Mevrouw Montgomery was echter te uitgeput, om in de ontroering van Ellen te kunnen doe len of haar tot bedaren te kunnen brengen. Zij leed in stilte; doch na eenige oogenblikken reide zij met eene flauwe stem: .Ellen, lieve kind, dat kan ik niet langer dragen". Ellen kwam bij deze woorden oogenblikkeljjk lot zich zelve. Zg stond op, bedroefd en be schaamd. dat zg daartoe aanleiding gegeven bad, kuste hare moeder hartelijk en verzekerde baar, dat zg vast besloten had, niet meer zoo te bandelen. Na eenige minuten was zij kalm ge- „cultuur'' aan anderen moeten overlaten, daar het zelf ineen stort. Wij hooren dikwijls de meening uiten, en wij moeten eerlijk bekennen, dat wij die ook zijn toegedaan, dat het als het meest wenschelijke moet geacht worden, dat er in dezen oorlog geen eindover winnaar zal zijn, maar die zal eindigen door algeheele uitputting van de oorlog voerende Staten. Het is zeker mogelijk, dat daarin de les zou liggen, dat groote volkenrechtelijke vragen niet kunnen opgelost worden met duikbooten en shrapnells, maar men moet over zoo'n toestand toch niet gering denken. Een uitgeput Engeland, Duitschland, Fran krijk, Italië, Oostenrijk en Rusland, om van andere Staten nu maar niet te spreken, staat vrijwel gelijk met een Europeeseh bankroet, en als er ooit sprake geweest is van een „geel gevaar", zal het zeker dan wezen. Maar in den economischen wedloop in den razenden strijd om de beheersching van de wereld markt, wordt daaraan niet gedacht en gaat bet vernielingswerk over en weer zijn ;ang, tot vreugde natuurlijk van den achende derde, die niet anders dan met genoegen kan zien, dat men in Europa met den oorlog eene nieuwe wintercam- ;ne ingaat. )e toestand wordt inderdaad hopeloos. Wij werden één jaar geleden getroffen door een donderslag aan helderen he mel, die temeer trof, omdat bij veel drei gender weder het onweer was afgedre ven, en wij ontkennen niet, dat wij in Augustus 1914 spannende dagen hebben doorgebracht. Die zitting van de Kamer, waarin het eerste oorlogscrediet werd aangevraagd, en waarin tijdens dc be raadslaging het ultimatum, door Duitsch land aan België gesteld, bekend werd, zal zeker aan niemand van hen die ze meemaakten, uit de herinnering gaan. En er zijn sinds dien nog vele dagen van spanning geweest, maar die kan men met wilskracht en energie gemak kelijk dragen. Maav wat erger is, al kwam er dan ook in eigen land ontspanning, is die dikke, zware lucht, dat ondoordringbare wolkenheir, dat over Europa blijft han- noeg om de tbee verder gereed tc kunnen maken, en nadat zjj een ander stukje brood geroosterd had, bracht zg het aan bare moeder. Mevrouw Montgomery dronk een kopje thee, maar kon dien avond geen brood eten. Beiden bewaarden daarna eene geruime poos het stilzwijgen, totdal de klok tien uren sloeg. Ge moest liever naar bed gaan, mijn kind, zeide Mevrouw Montgomery. Ik tal gaan, ma. Zoudl ge u ook in staat gevoelen, mg eerst nog een weinig voor te lezen O ja, maen Ellen kreeg het boek- Wat zal ik lezen Den drie-CD-twintigsten psalm. Ellen begon en las statig en langzaam, ofschoon haar stem een weinig beefde. Lang voordat zij geëindigd had, waren hare oogen vol, en haar hart ook. Gevoelde ik die woorden ook maar zoo, evenals ma!" zeide zg bjj zich zelve. Zji durfde, niet opkjjken, voordat hare tranen verdwenen waren, en toen zag zg, dal hare moeder ingesluimerd was. Die eerste liefelijke woorden waren als balsem in liet be droefde hart gevallen, en ziel en lichaam hadden beide terstond rust gevonden. Ellen drukte zoo zacht mogelijk een kus op haar voorhoofd en sloop stilletjes de kamer uit naar haar eigen bedje. gen, en dat den besten weerkundige noodzaakt op de vraag: Wanneer zal het weder opklaren te antwoorden Ik weet het niet. Er moet heel wat mankeeren aan de opvoeding van vorsten en diplomaten, dat ze in dezen toestand kunnen berus ten; men zou zeggen, dat ze den slaap niet moesten kunnen vatten, maar dat schijnt best te gaan. Eene overwinning, die duizenden jonge levens vernielde en tot puinhoop maakte, wat eeuwen lang als kunstwerk een wellust der oogen was, schijnt voor deze menschen iets te zijn, wat rustigen en weldadigen slaap geeft. Zoo ziet men wat conventioneele moraal is, en hoe opvoeding den mensch vormt. De man, die één mensch ver moordt, geeft vaak voorgoed alle rust prijs, en vreest temet zijn eigen schaduw, maar eene menschelijke hecatombe ver ontrust der vorsten gemoedsrust niet en aan God wordt dank gebracht voor den massa-moord. Een man als de la tere keizer Friedrich, die als kroonprins op het slagveld te Wörth zwoer, dat met zijn wil nooit meer oorlog zou gevoerd worden, is thans niet meer geacht dan een beminnenswaardig eenvoudige des harten, en menschenvleesch is goedkoo- per dan ooit. En kardinalen bidden niet om den vrede, maar slechts om den ze ge voor de wapenen van het eigen land. Hoelang zal dat alles nog duren. Wan neer zal den verblinden volken de doek van de oogen vallen, zoodat zij een krach tig: Wij willen niet, zullen stellen te genover het spel van gewetenlooze di plomaten en machthebbers? Het ant woord op dat alles is niet te geven, zwaar, loodzwaar drukt het zwerk op de mensch- heid, zwaarder dan ooit, nu deze wereld oorlog zijn eersten verjaardag viert. Zal het de laatste verjaardag zijn? Spoedig vertoopen. Dat de S. D. A. P. een treurig figuur maakte bij de Landstormwet, is reeds door ons aangetoond. Hun verzet tegen eene wet, die reserves zal kweeken, waardoor de Landweer naar huis zal kunnen gaan, en die dus precies geeft wat de motie-Ter Laan wilde, zou dan ook absoluut onbegrijpelijk zijn, als men niet wist, dat de gespannen toestand in de partij elke „actie van protest" tot een welkome zaak maakt. Het beste bewijs, dat dit heele ver zet allen werkelijken grond miste, is, dat de actie direct na de aanneming in de Tweede Kamer is prijsgegeven, d. w. z. op het oogenblik, dat ze de meeste reden van bestaan zou hebben. Want de Eerste Kamer moest de wet nog aan nemen, en wie zich op sociaal-democra tisch standpunt plaatst, zal moeten toe geven, dat de „actie" in de eerste plaats moet dienen als tegenwicht voor de wenscben van de politieke mannen van hel kapitaal. De S. D. A. P. kan moeilijk tegen deze stelling aanvoeren, dat hare actie toch onnut zou geweest zijn, omdat de Eerste Kamer het wetsontwerp vast en zeker zou aannemen, want dat stond van de Tweede Kamer ook vast. Zoo is dan het verzet tegen de Land storm opgeborgen bij dat tegen het Regeeringsbrood, en van de S. D. A. P. kan men zeggen, dat zij het ten diepste moeten betreuren, dat de eenige staats man die zij rijk is, en die de partij zeker voor dezen blunder zou hebben behoed, thans buiten gevecht is gesteld. Het is toch een reuzenblunder, dat de S.D.A.P. hare actie tegen de landstormwet, die zeker zin voor haar had, toen ze onder de onvoldoende belichting stond van de Memorie van Toelichting, niet opgaf, toen de Memorie van Antwoord was verschenen. Het is de tweede maal in ons staat kundig leven, dat de S. D. A. P. zich aan dezen steen stoot. De eerste maal was het bij de wet op het Arbeidscontract, waarvan de eerste editie zeker tot vele billijke klachten aanleiding gaf. Het ont werp is naar aanleiding van die klach ten, die trouwens volstrekt niet alleen van sociaal-democratischen kant kwa men, belangrijk gewijzigd. Desalniette min ging de „actie" in den lande tegen het ontwerp door, alsof daarin niet de minste verandering was aangebracht. Deze fout kwam de S. D. A. P. duur te staan, want toen zij daarover in de Kamer meer speciaal door de heeren Drucker HOOFDSTUK II. Ook de winden brengen soms troost. Door droefheid cn aandoening waren Ellens oogen gezwollen, en zg sliep tot Iaat in den morgenstond. Eerst door de groote klcedbel werd zg gewekt. Zg sprong schielijk overeind met een verward denkbeeld, dat er iets gebeurd was; er drukte haar iets op het hgrt, en dal was iets geheel vreemds voor haar. Éèn oogenblik was nochtans genoeg, om haar alles weder te binnen te brengen; zij wierp zich weder op haar kussen neer en gaf zich aan hare hopeloozc droefheid over, die zg den vorigen avond tweemaal had moeten bedwingen. De onlbljtbel verschrikte haar opnieuw, en zg herinnerde zich, dat zg niet te laat naar beneden moest gaan, daar hare moeder haar wellicht naar do reden zou kunnen vragen. „Ik zal ma niet bedroeven. neen, dat tal ik niet!" zeide zij bij zich zelve, terwgl zij opstond, ofschoon hare tranen nog meer vloeiden, toen zg dit teidc. Het aankleeden was heden een droevig werk voor Ellen, en het viel haar zeer moeielgk. De tranen druppelden in het water terwgl zij met het hoofd over de waschkom bukte, en zg' ver borg haar gelaat in den handdoek om te schreien, in plaats van er het gewone gebmik van tc maken. Eindelijk waren dan toch de gewone bezigheden afgeloopen, en nu ging zg naar het raam toe. „Ik ga niet naar beneden, voordat pa de deur uit is," daclil zij; „hij mocht mg eens vragen, waarom mjjnc oogen er zoo rood uitzien." Ellen schoof het raam open. De regen was over; het liefeljjke licht van een schoonen Septemberochtend gaf aan alles een heldere, vrooljjke tint. Ellen was gewoon, zich dikwjjls aan dit raam te vermaken, ofschoon er buiten niets te zien was dan een leelgk stadsgezicht van achter moren van huizen met de daarbjj behoorende binnenplaatsen, en een gedeelte van eene nauwe straat. Zg wendde er de oogen van af, sloeg ze opwaarts naar de heldere lucht hoven haar hoofd en staarde zoolang in het blauwe gewelf, dat zg bgna vergat, dat er eene stad of iels dergelijks in de wereld was. Kleine witte wolkjes dreven er aan den hemel en werden voortgestuwd door een frisscben wind. Eindelgk werd hare aandacht door stemmen van beneden getrokken; zg keek omlaag cn zag daar op een der binnenplaatsen een arm, ge brekkig kind, dat zg vroeger meermalen met treurige belangstelling had gadegeslagen. Behal ve om zijn lichamelijk gebrek had hg nog eene grootere aanspraak op haar medelijden, daar h\j voor eenige maanden zgne moeder verloren had. Ellens hart was dezen morgen licht te bewegen; zg gevoelde diep medelijden met hem. „Arme, kleine lotgenoot!" dacht zg; „hij is nog veel ongelukkiger dan ik. Zijne moeder is dood; de mijne gaat slechts voor eenige maanden weg, niet voor altjjd. O, welk een verschil! En dan de blijdschap van hel

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1915 | | pagina 1