O
Officieel Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD.
I „VOORUIT!"
[5<ie Jaargang.
Woensdag 3 Maart 1915.
No. 16
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prjjs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal,
's-GBAVENHUiE.
Prijs der Advertentiën van 1—6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Uitgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te middelharnis.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Hengelen.
De beer Kuyper is in de laatste veer
tien dagen in de Standaard op kondschap
uit geweest. Of de Roomsch-Dordtsche
coalitie hem niet langer bevalt, weten
wij niet, doch het is wel zeer opmerkelijk,
dat hij in verschillende driestarren poogt
naar samenwerking met de Vrijzinnig
democraten. De antirevolutionaire leider
wijst er op, hoe in de negentiger jaren
de samenwerking inzake de kiesrecht
actie z.i. indertijd falikant uitkwam.
Doch dat is voor hem blijkbaar geen
reden om het nog niet eens te probee-
ren. Uitgangspunt van zijn betoog is
ditmaal de delgine der vermaarde 275
millioen-leening. Hij beijvert zich aan
te toonen, dat bij steeds een delging op
korten termijn voorstond, alleen maar,
hij achtte het tijdstip daarvoor eerst ge
komen bij lerugkeer van normale tijden.
De heer Kuyper tracht den indruk te
vestigen, dat zoowel de heer Bos, de
vader van de heffing-in-eens als de ove
rige voorstanders van een dergelijke be
lasting deze heffing reeds in December
wilden invoeren. Niets is minder waar
dan dit. Wij zullen dit met verschillende
uitspraken bewijzen.
Reeds in de Öctober-aflevering van de
„Vragen des Tjjds" schreef Dr. Bos, een
oorlogsbelasting verdedigende:
„Zij het dan ook, dat de betaling
over geruimen tijd kan worden uitge
strekt, zij het ook, dat daarmede groote
gemakkelijkheid wordt aangeboden."
Sprak reeds hieruit, dat dr. Bos op
dit moment geen heffing wilde, in de
November-aflevering van genoemd tijd
schrift verduidelijkte hij nader zijn be
doeling:
„Het ligt voor de hand dat een der
gelijke oorlogsheffing eerst dèn moet
worden betaald, wanneer weder regel
matige handel in fondsen plaats vindt
en ook aan buitenlandscne beurzen
weder geregelde handel is geopend,
zoodat van hier verschillende fondsen
kunnen worden uitgevoerd".
FEUILLETON.
GANZEN-LIZE.
Naar het Duitsch van
NATALY VON ESCHSTRUTH.
Mttortawr*«rinlnl r». IK geKJI.amfg bo«k, ver
bij d* Firn* D. BOLLE t« BotUrdan.
Josephine zag niet op, haar handen rUBtten
bewegingloos in haar schoot, het schijnsel van
het licht viel over haar heen op de paarlen, waar
mee haar wazig, kanten kleed bezaaid was, en
deed die gelijken op een regen van tranen, die
neergestort was op de schoone, treurige heide
bloem.
Gilnther werd haastig door Use in beslag ge
nomen. Hattenheim zag echter met een uitvor-
schenden, bijna doordringenden blik neer op het
bleeke gezichtje van Ganzen-Lize.
.Dat was een toon nit den ouden tjjd I" zei
hjj zacht. .Waart gij hem vergeten?"
Zjj zag hem aaneen treurig, weemoedig lachje
speelde om haar lippen. .Vergeten? en zjj
schudde het hoofd, als wilde zjj zeggen boe
slecht kent gij het hart cener vrouwDaarop
ze even- -Er ligt zooveel tusschen den
tpd der rozen en bet heden een stormachtige
nerfst, een winter van koude en ijs en toch
herinnert men zich zoo gaarne hel verledene,
Bovendien schreef hij in „De Vrijzin
nig-Democraat":
„Ook de voorstanders van een hef
fing ineens naar den grondslag van
de vermogens en inkomens hebben
aan deze heffing niet anders gedacht
dan als definitieve afrekening, nadat
in de eerste paar jaar met tijdelijke
leening bij de Nederlandsche Bank of
Earticulieren de kasbehoeften waren
evredigd."
Meerdere voorstanders hebben zich
van den aanvang af precies in denzelfden
geest uitgelaten.
In de brochure „Hoe betalen wij onze
Oorlogslasten" van den heer De Jong,
lezen wij
pHet behoeft wel niet gezegd, dat
wij met ons betoog niet bedoelen te
bepleiten dat de regeering reeds op
dit moment tot doorvoering van een
vermogensafstand zou moeten komen.
In de eerstvolgende weken en maan
den zal men moeten doorgaan om door
het uitgeven van schatkislpapier zich
te helpen, totdat meer normale toe
standen zijn ingetreden. Een leening
op kortén termijn zou, als ze te plaat
sen is, in de schatkistbehoeften kun
nen voorzien."
Het „Handelsblad" van 9 November
schreef
„Het schijnt ons gewenscht, dat
voorloopig de eindliquidatie wordt uit
gesteld en dat men overga tot uitgifte
van schatkistbiljetten met een looptijd
van twee of drie jaar, na welken tijd
men met volle kennis van zaken den
te volgen weg zal kunnen afbakenen."
Het „Utrechtsch Dagblad" van 22 Nov.
schreef:
„De voorstanders van de heffing
hebben dit bezwaar (nl. beffing thans
reeds) ook gevoeld, en het, naar onze
meening afdoende ondervangen, door
hun denkbeeld om thans alleen op
korten termijn te leenen, inmiddels
te beslissen over het beginsel der dek
king door vermogensheffing en de uit
voering daarvan op te schorten, totdat
de acute vermogensverschuiving tot
staan is gekomen."
Het „Vaderland" van 5 Nov. schreef:
„Het denkbeeld, nu aanstonds over
en men hecfl die herinnering dubbel lief, om
dat zjj het eenigste is wal ons overbleef.
Hattenheim knikte zwjjgend voor zich heen
daarop zag hjj hel jonge meisje plotseling aan
en 9prak haastig .Ik zou gaarne een9 openhartig
met u spreken, freule. Veroorlooft gij mjj dat
Josephine boog bevestigend het hoofd.
De kapel in den wintertuin vulde de eerste
groote pauze aan met de TannhaOser-ouverlure
en een Fantasie uit .Czar und Zimmermann".
Nog nooit hadden de hooge palmen neergezien
op een betooverendcr beeld dan dat van het
weelderige, rjjkgctooide gezelschap hetwelk zich
dezen avond in bonte afwisseling aan bunne
voelen bewoog.
Aao den arm der officieren wandelden de
jonge meisjes, luid schertsend en vroolijk
lachend. Hier stond eene kleine groep diplomaten
in druk gesprekde ordeteekenen pronkten op
hun borst, hun hoofden bogen zich naar eikaar
toe en werden op die in het oog vallend afge-
metene, men zou bjjna zeggen, voorzichtige wjjze
bewogen, waardoor hier en daar aan de woor
den van den spreker de noodige kracht werd
bijgezet Eenigszins ter zijde coquetleerde een
jonge kapiteinsvrouw, van wie graaf Lehrbach
beweerde, dat men zes kop thee op haar onder
lip kon presenteeren. met den superieur van
haar man, een zeer jjdelen majoor. wieDS grootste
gebrek wa9, dal hjj elke vleierjj uit den mond
van <le eene of andere scbooDe op de meest
welwillende manier omzette in éen waardceren-
de gedragljjst van den respectieven echtgenoot.
te gaan tot een speciale oorlogsbelas
ting, die 100, 150, misschien 200 mil-
lioen zou moeten opbrengen, zal wel
niemand in ernst verdedigen. Onge
lukkiger oogenblik ware daartoe moei
lijk te kiezen; al was het alleen, om
dat de te-gelde-making zoowel van
effecten als van onroerend goed voors
hands practisch onmogelijk is. De voor
standers van een buitengewone oor
logsheffing bedoelen dan ook, dat daar
toe zal worden besloten zoodra ons
economisch leven weer in normale
banen zal zijn teruggekeerd."
Het doet bij deze uitspraken toch won
derlijk aan, de Standaard het thans te
zien voorstellen alsof de voorstanders
der heifing ineens reeds in December
1914 tot die belasting wilden overgaan.
De heer Kuyper tracht thans vergeefs
de beau róle te spelen. Hij heeft het de
lezers van de Standaard steeds voorge
steld, alsof de voorstanders der heffing
ineens nu reeds deze belasting wilden
heffen en hij de man was, die wel voor
een heffing gevoelde, doch deze eerst bij
het intreden van den vredestoestand wilde
opleggtn. Deze voorstelling van zaken
nu is volkomen misleidend.
De beer Kuyper bengelend naar een
entente met de Vrijzinoigdemocraten.
zal zonder eenigen twijfel bot vangen.
De rol, die hij in de heffingskwestie
heeft gespeeld, is een zoodanige geweest,
dat de voorstanders op een „entente"
van die zijde wel niet de minste prijs
zullen stellen!
Uit de Tweede Kamer.
De Donderdagmiddag en de geheele
Vrijdag werden nog besteed aan de be
spreking van den economischen toestand
en de door de Regeering genomen maat
regelen tegen prijsopdrijving en tot voor
ziening in de behoeften van mensch en
dier. Het onvriendelijkst van alle sprekers
was de heer Teenstra. Zooals men weet,
heeft minister Treub harde maatregelen
genomen betrefiende den roggevoorraad,
speciaal in Groniugen en heeft hij voor
eenige maanden in antwoord op een
schriftelijke vraag van den heer Teenstra
Aan den anderen kant vertelden twee oude ge-
neraalsweduwen elkaar het laatste nieuwtje.
.Schande, schande," glinsterden de kleine oog
jes in de gerimpelde gezichten, en niemand zag
het de handen, die zoo onschuldig den waaier
heen en weer bewogen aan, dat z\j meedoogen-
loos den staf braken over een hunner naasten.
Prins Detleff stond reeds langen tijd te praten
met een jonge dame. .Ge neemt alles weder
met zulk eenen doordringenden blik op, dat het
er veel van heeft, als waart ge weer op maraude
voor een nieuwen roman. Raad ik goed De
blondine knikte lachend: .Er vallen vele offers.
Uwe Hoogheid!"
.Is het waarlijk Kom ik er ook in
«Dat zou ik niet durven wagen 1"
.En waarom niet Waag het maar gerust,
schilder mij net zooals ik benik verzeker u,
dat gü met zoo'n nardigen kerel, als ik ben,
furore zult maken
.Tu l'as voulu, George Dandin 1"
Op twee stoelen, welke tegenover de plassende
fontein, legen bloeiende oranje- en amandelboo-
men teruggeschoven waren, zaten Josephine en
Hattenheim verdiept in een ernstig gesprek het
jonge meisje hield het hoofd naar beneden ge
bogen, bewoog werktuigelijk den waaier tusschen
haar vingers en haalde moeielijk adem; de offi
cier naast baar, met de goedige, vriendelijke
oogen en het roode eerlijke gelaat, sprak snel
en op gedempte loon.
„Gij weel, dat Lehrbach mij zijn vriend noemt,
en dat ik hem met recht op dien naam.tege-
verschillende feiten genoemd, door Gro
ninger boeren gepleegd, welke niet door
den beugel konden. De heer Teenstra
fing hem lang niet malsch te lijt. Over
e maximumprijzen is hij niet best te
spreken. Z. i. geven die niets en moet
de regeeriDg daarmede maar ophouden.
Hij acht het een fout dat de regeering
geen maximumprijzen voor den groot
handel en wel voor den detailhandel
stelde. Waar de heer Teenstra jarenlang
landbouwer is geweest, dienen zijn vol
gende uitspraken met nadruk vermeld.
„Ik meen dat de export van varkens-
vleesch dient te worden beperkt."
„Ik geloof, dat zeer goed van enkele
groenten de uitvoer kan worden ver
boden."
Juist omdat de heer Teenstra dan is,
wat men een boerenafgevaardigde noemt,
is zijn meening van groot belang.
De beer de Jong besprak uitvoerig de
varkenskwestie en het groenten vraagstuk.
In tegenstelling met den heer Teenstra
verdedigde hij het stelsel van maximum
prijzen. De Regeering heelt z.i. daardoor
in het begin der crisis uitnemend inge
grepen en alle onrust weggenomen in
den eersten tijd der mobilisatie en, ook
daarna. De beer Teenstra heriep zich op
de wet van vraag en aanbod, maar in
die dagen werd juist de wet van vraag
en aanbod volkomen buiten werking ge
steld; En vraag èn aanbod waren abnor
maal. Daarom moest de regeering wel
ingrijpen om abnormale opdrijving te
voorkomen. Hij geelt dadelijk toe, dat
het geven van fooien is voorgekomen,
maar hij meent toch, dat de preventieve
werking der maximumprijzen een gewel
dige opdrijving der prijzen heeft voor
komen. Zelfs nu zou zulk een opdrijving
plaats hebben. Dat die prijsverhooging
de zuinigheid in de hand zou hebben
gewerkt, is misschien wel een voordeel,
maar het nadeel zonder maximumprijzen
zou veel grooter zijn geweest. De heer
Schaper heeft het als vaststaande aan
genomen, dat kapitalisme en imperialisme
ae oorzaken zijn van den wereldoorlog.
De heer de Jong wees er op, dat het
kapitalisme in dezen oorlog groote schade
beeft geleden en dat het oorlogskapita-
lisme bij den gewapenden vrede veel
lijkertjjd de heilige belofte gegeven heb, in elke
omstandigheid van zyn leven een waar vriend
voor hem te zuiien zijn. Ik stel echte vriend
schap hoog, ik houd haar in eere en heb haar
een groote plaats in mijn hart ingeruimd. Waar
aan zou ik mjj anders hechten? Lietde behan
delde mg steeds als een stiefkind 1" Met een
weemoedigen lach schudde hjj het hooid, toen
Josephine met een snelle beweging het gelaat
ophief om hem haastig in de rede te vallen.
Dan vervolgde hij met eenige verheffing van
stem
„Wat ik eenmaal ben, ben ik met geheel mijn
ziej, en niemand die my ooit zjjn vertrouwen
schonk, zal zich in mij bedrogen zien daarvoor
is Reimar von Hattenheim veel te nauwgezet!
Ge ziet dus wel in, treule, dat het mijn heilige
plicht is over Güntbers geluk te waken, en
wanneer ik u verzoek mij daarbij behulpzaam
te zijn, zult ge het mij niet weigeren, is het
wel
„Waarom moet gij hel geluk van uw vriend
beschermen Loopt het dan gevaar
Hattenheim staarde nadenkend naar den
grond.
„Herrinnert ge u ons gesprek in het Lehr-
bachsche park Het „gelukskind" Lehrbach was
er het onderwerp van. Ik sprak toen reed9 de
vrees uit, dat de voortdurende, al te felle zonne
schijn het hart van mijn vriend zou doen uit
drogen tot een woestijn vaD oppervlakkigheid,
geblaseerdheid en verveling. Günther is te mid
den van geluk opgegroeid hij is een goed mensch