Officieel Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD.
I5de Jaargang.
Woensdag 27 Januari 1915.
No. 11
„VOORUIT!"
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal,
'».fiBAVE\HlflK.
Uitgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te Nlddelharnls.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60
Iedere regel meer 0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te MIddelharnis.
Nogmaals uitvoer van vleesch.
Toen ik mijn artikelen over den uit
voer van vJeesch schreef, kon ik wel op
duim eu vinger natellen, dat het naast
talrijke bewijzen van instemming, aan
protesten niet zou ontbreken. Bij een
uitvoerverbod staan steeds twee catego-
riën van belanghebbenden tegenover el
kander; de consument en de leveran
cier, hetzij deze laatste is handelaar in
het artikel of wel voortbrenger van het
product. Ik heb in mijn artikelen trach
ten aan te toonen, dat het consuments-
belang zoowel als welbegrepen fokkers-
belang in het gedrang komen, zoolang
ongelimiteerde uitvoer is toegelaten. Ik
geef dadelijk toe, dat er verschil is wat
rundvee en varkens betreft. Als wij spre
ken van het belang van den veestapel,
hebben wij eerder het rundvee dan de
varkens op het oog. Een koe heett nu
eenmaal de gewoonte maar één kalf ter
wereld te brengen, terwijl een zeug een
tiental biggen nog niet eens als een
maximum beschouwt. Het belang van
den veestapel klemt bij zeer grooten uit
voer dan ook veel meer voor rundvee
en rundvleesch dan voor bet dikhuidig
zoogdier waaraan Mozes het gebruik aan
zijn volk verbood. Een veehouder, tevens
varkensmester, zond mij een uitvoerig
schrijven, dat ik zeer waardeer, over mijn
artikelen.
De aanhef luidt: Natuurlijk heeft Uw
stuk een verschrikkelijk gemompel onder
de veehouders, varkensmesters, teweeg
gebracht."
Dat geloof ik graag. Doch veel liever
had ik gezien, dat dit gemompel tot
uiting ware gekomen in een geargumen
teerd artikel, dat ik met mijn argumen
ten had kunnen bestrijden. Wij hadden
dan kunnen zien, aan welken kant hot
gelijk is en ik ben beusch liberaal genoeg
om zoo noodig ongelijk te erkennen.
Ik zal het schrijven, dat ik van den be
doelden veehouder, een zeer ontwikkeld
en ervaren man ontviDg, uitvoerig be
handelen. Hij vindt de vrije uitvoer ver
keerd, en zou een gecontroleerde uitvoer
wenschen. „Laat aldus de briefschrij
ver de regeering den vrijen uitvoer
verbieden, doch toestaan een gecontro-
leerden uitvoer, zoodat niet de grossier
in Amsterdam wekelijks 500 stuks mag
uitvoeren, doch bv. 100. Wanneer de
regeering een commissie benoemt, die
de gebeele zaak op advies der regee
ring, regelt en uitvoert, dan verzeker
ik U, zullen er geen boogere prijzen
besteed worden voor spek en vleesch.
Die Commissie zou dan kunnen bestaan,
uit bv. 10 slagers, 10 practische vee
houders, en 10 particuliere personen.''
Deze regeling komt, dus in den grond
der zaak overeen met die, welke getroffen
is voor den uitvoer van boter en kaas.
Is zij mogelijk wat de regeering moet
uitmaken dan is er veel voor te
zeggen. Bij de regeling voor den uitvoer
van boter en kaas is gewaarborgd, dat
steeds een voldoende noeveelheid voor
de binnenlandsche consumptie beschik
baar is, terwijl de prijzen (althans voor
de kaas) worden vastgesteld, waarvoor
deze ter beschikking van den binnen-
landschen leverancier moeten worden
gesteld.
Blijkt het mogelijk voor varkens- en
rundvleesch een soortgelijke regeling te
treffen, dan is er m. i. niets op tegen
hieraan de voorkeur te geven bovtn een
generaal uitvoerverbod.
Doch zal het mogelijk zijn?
De inventarisatie van de hoeveelheden
boter en kaas bood op geen stukken na
de moeilijkheden, die een inventarisatie
van slachtbaar rundvee en slachtbare
varkens zou bieden. Het is heel gemak
kelijk het denkbeeld op te werpen, doch
de uitvoerbaarheid zal, vrees ik, opon-
overkomenlijke bezwaren sluiten. De
nauwgezette aandacht, die minister Post-
huma aan deze aangelegenheden wijdt,
zal er intusscben ongetwijield toe leiden,
dat zijne Excellentie verschillende op
lossingen waaronder ook deze
zorgvuldig zal overwegen.
Mijn veehouder schrijft mij verder
„Ook schrijft U nog, dat de middenstand
bijna geen vleesch kan koopen wegens
de duurte. Nu, Hooggeachte Heer, wan
neer UEd. de middenstand eens vraagt,
FEUILLETON.
GANZEN-LIZE.
Naar het Duitsch Tan
NATALY VON ESCHSTRUTH.
38)
Niemand dan Hattenheim bemerkte het.
.Ik ruim het veld", antwoorde deze schouder
ophalend, „en lie in, dat je in het spel geluk
hebt. Maar jaloersch ben ik cr niet om, beste
vriend, want het spreekwoord heeft een troost
voor de genen, die ongelukkig in het spel tjjn I"
Hattenheim zeide het schertsend, zonder de
minste bitsheid in zjjn stem, doch GOnther
drukte de tanden in de onderlip en Sylvia glim
lachte even. .Ge zult ons toch niet wqs willen
maken, Von Hattenheim, dat Fortunatus onire-
lokkig is in de liefde?"
.Dikke, lach niet zoo geheimzinnig, dat com
promitteert mijl" trachtte Lehrbach te spotten.
Hattenheim schudde het hoold, wierp een
rjjdelingschen, meesmuilenden blik op zjjn vriend
en l®' "*n niet, Uwe Hoogheid!"
•En in hel bijzonder?" vroeg de prinses lang-
Matn, met een on beschrq fel ijken blik op Gfln-
tners oogen.
Vódr Hattenheim tjjd had te antwoorden, had
dit zijn toch voornamelijk de winkeliers,
dan geloof ik, zeker, dat hun antwoord
eenstemming zijn zal, dat zij liever i5
of 20 ct. per pond meer (ik cursiveer)
geven voor het vleesch, dan dat het den
boer en de bouwers niet goed gaat".
Het oude spreekwoord vermeldt, dat
het de heele maatschappij goed gaat, als
het den boer goed gaat. Het is voor een
landbouw- of veeteeltstreek nog voor
een groot deel waar. Maar mijn veehou
der weerspreekt zichzelf waar hij spijt
de hooge prijzen mij schrijft:
„Want ik zou UEd. wel voor kun
nen rekenen, dat met de tegenwoor
dige verkoopprijzen van vleesch en
spek, de veehouder er nog bijzonder
weinig beter van wordt, de voeder-
prijzen zijn veel en veel te hoog."1)
Ik mag mij ontslagen achten bij der
gelijke uitspraak van het bewijs, dat
ingrijpen noodzakelijk is. De veehouder
profiteert dus niet, de middenstand
en deze toch zeker niet alleen betaalt.
En de prijzen zijn inderdaad reusachtig
gestegen t
De marktprijzen van 1ste kwaliteit
rund- en kalfsvleesch zijn als volgt
Sept. 1914 86ct.p. K.G. kalfs 82 ct. p. K.G
Oct. 1914 86 ct. 92
Nov. 1914 92 ct. 118
Dec. 1914 98 ct. 138
Jan. 1915104 ct. 138
In de artikelen van de Amsterdamsche
eeschhouwersvereeniging „de Voor
zorg" vind ik het volgenae vermeld:
„De weiders en de mesters profi-
teeren in deze lijden van den toe
stand, terwijl de fokker, die thans
een kalf opzet, om het groot te
brengen voor de toekomst, niet weet,
of over twee of drie jaar het ook
voor hem dan zulk eeu voorspoedige
tijd zal zijn, en of we nu, door den
uitvoer zoo door te laten gaan, meer
melk in ons land houden, dat is
een theorie, welke wij niet goed kun
nen beamen. Bij al de koeien, welke
voorheen levend uitgevoerd werden
en thans geslacht het land verlaten,
zijn honderdlallen, luelhc nog zeer
veel melk geven en zelfs kalf dragend
zyndit zijn dan ook voor een groot
gedeelte die koeienwelke in dca.s.
Lehrbach zich voorovergebogen en fluisterde op
gedempten toon: .Alleen in bijzondere gevallen
ben ik ongelukkig en kryg, in plaats van
rozen, lauwertakken!"
Sylvia lachte zeer tevreden gesteldIlse
geeuwde, als verveelde zy zich, en nam een
grooten slok bier.
Josephine had met DetlefTen d'Ouchy ter zjjde
gestaan ze scheen van het gebeele gesprek niets
geboord te hebben, en had niet de minste belang
stelling getoond voor het trekken der kaarten.
Slechts een oogenblik hadden haar oogen die
van Gflntber ontmoet, toen hjj zoo triomfeerend
.Hartenheer!" uitgeroepen had; daarop had ze
zich snel naar d'Ouchy gekeerd en voor de eerste
maal betreurt, dat de zadelriem gesprongen was.
.Ik heb altijd ongeluk!" morde de jonge diplo
maal. „Een dwaa9, die tegenwoordig nog wacht,
tot het geluk ongeroepen komt".
Sylvia herinnerde er nu aan, dat het Iqd werd
terug te keeren, dronk haar glas leeg en stond
op. Lehrbach hoog en gaf haar den langen sleep
van haar rijkleed over den arm. Zijn blik viel
op den voet der doorluchtige amazone; hq was
groot en zwaar, niettegenstaande de elegante
hekleeding, b\Jna groolcr dan die van Ganzen-
Lize in de bespijkerde schoenen in hel hooi te
Grosz-Stauffen.
Sylvia nam zqn arm en trad de deur uil om
op hel erf nog de groeteB aan te nemen van
de houtvestersfamilie, die plechtig neigend en
buigend daar de hooge gasten opwachtte. DellelT
voelde zich gedrongen eenigo schertsende woor-
maanden Haart en April als goede
varekoeien verkocht moesten worden
om in de weide vet geweid te worden
doch nu door den hoogen prijs verlokt
van de hand gedaan worden
Wat ik hierin cursiveerde, doet mij
vreezeD, dat wij in Mei en Juni veeprij-
zen zullen zien, zoo hoog, dat de consump
tie van vleesch ten onzent voor80% der
bevolking geheel onmogelijk wordt.
En nu vraag ik ieder, ot hel niet zeer
noodig is, dat tijdig wordt ingegrepen.
Kan een getemperd uitvoerverbod het
vereischte resultaat brengen, wij zullen
er vrede mee hebben. Doch blijkt dit
niet mogelijk, dan persisteeren wij, bij
hetgeen wij in onze eerste artikelen vroe
gen. De grondtoon van ons betoog is
geen ander geweest dan het algemeen
belang en we meenen nog steeds dat dit
alleen gediend kan worden, als spoedig
van regeeringswege wordt ingegrepen.
Hoe dit moet geschieden blijve natuur
lijk aan de prudentie van den minister
overgelaten.
W.J.E.H. M. DE JONG.
1) Hierbij zij vermeld, dat de schrijver tevens
een controle op de prqzen van het veevoeder
zou wenschen „want thans worden door de ver
schillende verkoopers ontzettende woekerwinsten
Landbouw.
De Rijksseruminrichting.
Voor de Vereeniging van oud-leerlingen
van wintercursussen en genoodigden hield
de Heer C. de Graaf, Rjjksveearts, op 18
6D 21 Januari j.l. twee lezingen te Dirksland
over bovenstaand onderwerp. Het doel der
Rijksseruminrichting is de nieuwere veeart-
senijkundige gegevens, voornamelijk met
betrekking tot de besmettelijke ziekten der
dieren, rechtstreeks dienstbaar te maken
aan den landbouw.
Nadat spreker de oprichting dezer, voor
den landbouwer zoo nuttige inrichting be
sproken had en de groote bekwaamheden
van den directeur Prof. Poels geschetst had,
deelde hij mede, dat tegenwoordig de be
strijding van verschillende besmettelijke
veeziekten volgens geheel nieuwe gegevens
geschiedt. Doch niet alleen voor dieren die
lÜdeDde zijn aan besmettelijke ziekten heeft
den te wisselen met bet bedrijvige grootje en
baar kleine trawanten. Ondertusschcn waren
de paarden voorgebracht en Sorma wachtte by
de steenen trap om zijn hooge meesteres in
den zadel te ontvangen. Josephine en Lehrbach
bleven by de huisdeur terug en wuifden de
kleine cavalcade na. Nog lang zwaaiden de
hecren met hunne hoeden, en Sylvia knikte,
totdat een kromming van den weg hen onttrok
aan den blik der teruggeblevenen.
Voor de eerste maal keerde Josephine zich
naar haar geleider: .Ik denk, dat wjj het den
houtvester vry lastig zullen maken roet ons
gedwongen bezoek," sprak ze zacht; .willen
we een eind opwandelen? Het weer is zoo
heerlqk, en het was daar binnen zoo warm.
dat men wel merken kan, dat zjj daar vryen
brand hebben!"
Gflnther glimlachte. «Ge hebt slechts over
rnjj te bevelen, freule."
Daarna keerde hq zich tot den houtvester,
gafeenige bevelen, terwjjl Josephine een kleinen,
hlondlokkigen knaap bjj de hand vatte en zei:
„Jjj gaat met ons mee, niet waar, kleine, en je
wijst ons de mooie plekjes waar je altijd speelt,
anders verdwalen we in het bosch. Je wilt
toch wel? Den volgenden keer breng ik een
grooten zak lekkers voor je mee."
Fritsje knikte verlegen, keek de vreemde
dame vriendelijk aan, biet den kleinen mollige!)
arm omhoog en wees naar den eik..Daar hebben
we een schommel gemaakt," sprak hij vertrou
welijk.
Zwqgcnd traden ze in het zonnige woud. De
sneeuw was gesmolten, bruin, grjjs en groen
achtig mos dekte den bodem, door de kale
boomtakken lachte de blauwe hemel. Nergens
was eenig geluid hoorbaar, slechts in de
verte in den top van een hoogen pijnboom twist
ten een paar kraaien.
Gönther zag in gedachten op het jonge meisje
neer. „Het toeval heett mij heden aan uwe zyde
gevoerd, freule, en heeft my daarmede een
dienst bewezen en een van rujjn vurigste wen
schen vervuld: ik ben egoïstisch genoeg ge
weest zonder vragen van myn voorrecht gebrnik
te maken. Het was echter myn plicht geweest,
mij eerst te overtuigen of het noodlot ook u
genoegen deed, door my tot uw cavalier te be
stemmen 1"
„Een genoegen?" Josephine glimlachte onge'.
dwongen, „ik moet u eerlijk bekennen, dal ik
cr nog niet over nagedacht heb. Van deneenen
heer zoowel als van den anderen vond ik het
beleefd, zich twee uren voor my op te offeren."
Lehrbachs trekken verduisterden zich. „Het
hoort, dal ik hierop een compliment zeg, doch
tegenover u ben ik dio banale vleitaal afgewend."
Een scherpe blik trof hem uit de blauwe oogen.
.En waarom vroeg zjj byna bitter. „Ik ben
nu gewend aan de manier van handelen en
spreken der groote wereld, en loop geen gevaar
meer om onwaarheid voor waarheid op te nemen.
Het zou mij werkelijk vreemd scbynen, door u
met een droog gezegde afgescheept te worden;
i ow galanterie beeft mij verwend I"