Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede EERSTE BLAD. I54e Jaargang. Woensdag 23 December 1914. No. 6 „VOORUIT!" Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredacteur W. DB JONG, Lid TM de Tweede Kamer Staten-Generaal, '*-GBA VE.VUAGE. Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Bllddelharnls. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60 Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bnreaux nemen AdvertentiëD aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Beek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. De heer Patijn over de Flakkeesche Hoogere Burgerschool. De lezer weet, dat de minister op de Staatsbegrooting voor bet jaar 1915 een Memoriepost bad uitgetrokken, die mede ten doel had een Rijks Hoogere Burger school te Middelharnis te stichten. Toen de minister voor de enorme uit gaven voor de mobilisatie enz. tal van posten op de begrooting schrapte, ver dween ook deze memorie-post. De heer Patijn hield naar aanleiding daarvan Vrijdag in de Tweede Kamer de volgende rede Mijnheer de Voorzitter 1 Ik behoor tot degenen, die met zeer groot leedwezen de schrapping hebben gezien van den post tot oprichting van de Ilijks hoogere burgerscholen te Middelharnis, Oud- Beierland, Oostdongeradeel en Appinge- dam. Het platteland wacht nu reeds lang op de zoo dringend noodige verbetering in den toestand van het middelbaar onder wijs. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van die streken, waar de bevolking in de onmogelijkheid is van uit haar woon plaats eenig onderwijs te krygen, dat verder gaat dan het gewoon lager onder wijs, zooals voor Goeree en Overflakkee het geval is. Toen de Minister Heemskerk optrad, vond hij naar zijn eigen getuigenis een zoo groot getal aanvragen tot het oprich ten van Rijks hoogere burgerscholen, tot uitbreiding van 3-jarige en 5-jarige en tot het overnemen van gemeentelijke hoogere burgerscholen door het Rijk, dal by zeide niet te weten, waar een begin te maken. Gedurende den tijd, dat die bewinds man stond aan bet hoofd van het Departe ment van Binnenlandscbe Zaken, zijn slechts zeer enkele maatregelen van dien aard tot stand gebracht. Dit is van hot standpunt van de vorige Regeering verklaarbaar, omdat het zich laat verstaan, dat zij er niet veel voor gevoelde, krachtige uitbreiding te geven FEUILLETON. GANZEN-LIZE. Naar bet Duitscb ran NATALY VON ESCHSTRUTH. «•MthoriMtrdf ot«rdr*k ra» het fflljknuml* beek, m- tcheaea bij rir»» d. BOLLB te Botterdam. 29) Aan het einde van den dans boog Von Reuen- atcindan ook met een gezicht, waarop duidelijk dc vraag te lezen stond„Ge weet loch Ganzen* Lize, welke eer u te benrl ia gevallen Ge zult de jasmqn toch als een aandenken bewaren I" Daarop schreed h(j met een air van gewicht door de zaal om in de nabijheid te zjjn, als prinses Sylvia haar sortie mocht vragen. Een oogenblik Btond Josephine alleen enkele paren dansten nog, doch de meesten stonden in kleine groepjes met elkaar te praten. Spoedig trad d Ouchy op haar toehij had een Itlaiaansche camille in de hand, welke hij al spelend tusschen zijne vingers heen een weer draaide en eindelijk Josephine aanbood. „Ha, een gele Gretchen-bloem. ,U geeft bem den juisten naam, freule. Hecht u er ook dezelfde beleekenis aan Met een beweging van de hand noodigde hij Josephine l"*en en naui naast haar plaats. Yngend zagen degrooteblauweoogenhemaan, aan het openbaar middelbaar onderwijs, vóórdat de wet tot subsidieering van het bijzonder middelbaar onderwijs, was tot siand gekomen en in werking was, zoodat het bijzonder middelbaar onderwijs een fair trial zou zijn gegeven om zich onder de werking van die wet te organiseeren en te ontwikkelen. Het gevolg was, dat de achterstand op dit gebied, dien de Minister reeds bij zijn optreden constateerde, zich in dien tijd natuurlijk nog aanmerkelijk heeft uitge breid. Daarom was het een teleurstelling, dat deze Regeering ten vorigen jare niet onmiddellijk bij haar optreden de hand aan den ploeg sloeg. Intusschen, het laat zich ook weder verklaren en het is te billijken, dat deze Minister zeide ik moet den tijd hebben om mij te oriënteeren ik wil eerst onder zoeken, welke van de vele streken, die zich om hulp op dit gebied tot den Staat hebben gewend, in de eerste plaats daar voor in aanmerking komen. En zeer be vredigend was vooral de pertinente toe zegging van den Minister, dat hij reeds bij de begrooting voor 1915 zou komen met een voorstel tot oprichting van een aantal Rijks hoogere burgerscholen. De Minister zal zich willen herinneren, dat op grond van die toezegging inge trokken is een door den heer Roodhuy- zen en mij voorgesteld amendement, een amendement, dat veel steun vond hier aan de linkerzijde, die al moeten wij dit in den laatsten tijd ons af en toe in de herinnering brengen nog altijd is de meerderheid in aeze Kamer. Op grond dus van die toezegging is dat amendement ingetrokken en daarom was het verblijdend, dat de Minister ook inderdaad woord hieldzooals wij na tuurlijk ookverwacht haddenen kwam inet het voorstel tot oprichting van de 4 genoemde boogere burgerscholen. Maar dubbel groot het spreekt van zelfwas dan ook de teleurstelling, toen bij Nota van Wijziging de 4 scholen weder bleken te zijn verdwenen. Nu moet ik tot mijn leedwezen zeggen, dat het argument, waarop de Minister zich beroept ten aanzien van deze 4 scholen ik spreek niet van het vak- „Hebt ge den Faust nog niet gelezen vroeg hjj verder met zijn diepe klankvolle slem. „Josephine schudde het hoofd .Wordt daarin gesproken over deze bloem Vertel mg dnt eens." „De heldin in den Faust heet Gretchen en haar dankt dc bloem den naam, die gy zooeven noemdet. Gretchen heeft faust lief en is met hem alleen in haar van bloemen geurenden hof; ze bukt zich, breekt een groote witte bloem van den stengel, wendt zich half van den geliefde af en begint de enkele blaadjes uit tc trekken. Zoo wil het oude, naïeve bijgeloof het." „De blaadjes uittrekken Uil bijgeloof? Waar om Vol aandacht en bewondering ziet ze hem aan. „Die bloemen bezitten dc kracht om te kunnen waar/eggen," zegt hg op fluisterenden toon, „en de jonge meisjes te verraden, of zjj bemind wor den. Wilt gjj bet orakel niet eens probeeren en mag ik u daarbij behulpzaam zjjn Even bloost ze, doch glimlacht dan„Zeker voor de grap, ik hecht zoo weinig aan bijgeloof!" Met aarzelende vingers trekt ze het eene blaadje na het andere uit, en de zonderlinge leermeester aan hare zijde fluistert zacht de woorden„Hij bemint mg bemint mg niet - bemint mg - bemint mg niet"... daar grijpt ze het laatste blad „hij bemint m\j I" Een onderdrukte kreet van vreugd trilt van hare lippen, haar gloeiend gezichtje is naar hem toegekeerd, gelukkig zien de mooie, oogen hem aan. „Ja, hH heeft u lief!" Zijn oogen ontmoeten dc hare, hy grflpt haar hand en springt snel op. onderwijs, die zaak ligt eenigzins an dersmij niet overtuigend voorkomt. Ik geef aanstonds gewonnen, dat wij leven in een tijd, waarin zuinigheid plicht is, maar het finantieele argument, ontleent aan de tijdsomstandigheden van het oogenblik, schijnt mij wat deze pos ten betreft niet afdoende, en dat wel om verschillende redenen. Vooreerst omdat, gelijk reeds is be toogd, het hier geldt behartiging van zeer gewichtige belangen die ook in cri sistijd, ik zou haast zeggen juist in cri sistijd, behartigd moeten worden, wijl het mij voorkomt te zijn een kortzichtige politiek om nu te besparen op die uit gaven, welke ons volk in staat zullen moeten stellen de economische nadeelen, waardoor ons land ten gevolge van den oorlogstoestand gebukt gaat, te boven te komen. Dit geldt in het algemeen van de onderwijsuitgaven en zeer bijzon der van de uitgaven op het gebied van öet middelbaar onderwijs, want dit moet de werkkrachten en de ondernemers van de toekomst kweeken, door wie het her stel van den economischen slag, dien wij hebben gekregen, alleen mogelijk is. In de tweede plaats is het zoo moeilijk om zich bij 's Ministers financieel argu ment neder te leggen, aangezien het is reeds gezegdbij allerlei andere begrootiugen een geheel ander standpunt door deze Regeering is ingenomen. De Minister van Koloniën heeft gezegd: ik heb het mes diep in de begrooting gezet, maar aan de onderwijsuitgaven raak ik niet. Er is reeds aan herinnerd dat ook de Min. van Landbouw zich op het standpunt heeft gesteldhet landbouwonderwijs wordt gehandhaafd. Ik zou zoo kunnen voortgaan; ook bij andere hoofdstukken is een geheel andere maatstaf aangelegd dan bij hoofdstuk V. Ik heri-ner er bijv. aan hoe wij bij hoofdstuk IV der Staats begrooting een post van 115.000 hebben gevonden, die strekt om er toe over te gaan aan de gevangenen in plaats van het stijve-gortmaal een stokvbchmaal te geven. Ik werp mij niet op als voorvech ter voor het stijve-gortmaal ik ken het niet en een stokvischmaal is volgens den Minister van Justitie veel „Willen wg dezen dans nog dansen En voorl vliegt ze als in een droomzg'n armen slaat hg zoo vasi om haar heen en hg is zoo groot, dat haar hoofdje bgna op zgn schou ders riiBt. „Günther," is het eenige, waaraan ze denken kan zc verbeeldt zich. dal ze in de groote zaal te Standen danst, dat alles wat tusschen „toen en nu" ligt een bange droom is geweest en dat de hand, die zoo vasl de hare omsloten houdt, die van haar schooncn vriend is .„Hg bemint mghad de gele bloem gezegd. „Als de muziek eensklaps verstomd, schrikt, ze op: ze is verward, ze gelooft, dat die vreemde man haar geheimste gedachten in hare oogen moet lezen; ze slaat de wimpers neer, antwoord verlegen en haast zich terug naar Ange. Ze ziet niet, hoe zijn donkere oogen haar als verslinden, welke uitdrukking er uil zgn gelaat spreektbaar gedachten toeven ver van hier. Ze ziel nu, hoe Günther Sylvia zgn arm aanbiedt om haar naar haar rijtuig te begeleiden; als hg haar voorbg gaat, voelt ze, dat zgn oogen op haar rusten; Sylvia knikt haar half vriendelijk, half spottend toe en roept ;„Denk aan onzen rijtoer 1" Spoedig daarop vertrekken ook de Laltdorfs. Hattcnhcim heeft de grootmeesteres zgn arm geboden d'Ouchy heeft Ange uit een der bgzalen gehaald en volgt de gravin, Josephine gaat alleen. Daar verschijnt graaf Lebrbach weder in de deur; hg buigt diep voor de gravin en haar dochter, bemerkt dan Josephine en treedt haastig naBr haar toe. „Mag ik u naar uw rjjtuig brengen, freule?" smakelijker en voedzamergaarne wil ik het aannemen. Maar als men er niet tegen opziet een dergelijken maatregel, die tot dusverre slechts als proef was genomen, dit jaar door te voeren met een verhooging van kosten ad. f 15.000, dan maak ik daaruit op, dat bij andere hoofdstukken een gansch andere maatstaf is aangelegd bij de samenstelling van de begrooting dan bij Binnenlandsche Zaken en daarvan zijn deze vier scholen het slachtoffer. Ik. zou zoo kunnen voortgaan en wijzen op hoofdstuk IX, maar ik zal dit aan de Kamer besparen. Bovendien laat ik het gulweg be kennen heeft de Minister een tegen werping bij de hand. Hij kan zeggen nu ja, dat zijn ten slotte begrootingen opgemaakt door mijn collega's en nu be grijpt gij heel goed, dat men het eens kan zijn over de groote lijnen, die men in het staatkundige leven wil volgen, maar dat niettemin de één een strengere de andere een minder strenge toepassing geeft aan de beperking van de uitgaven, aie wij in beginsel allen wenschelijk achten. Ik laat dat gelden. Maar er is nog een begrooting, opgemaakt en in gediend door den Minister van Binnen landsche Zaken zelf, nl. de begrooting van het bouwfonds; en nu lijkt mij juist te dezen aanzien deze begrooting van zoo groot belang omdat wij thans spreken over uitgaven, die ten laste zouden ko men van het bouwfonds. Wat zegt de Minister in den aanhef van de Memorie van Toelichting tot het bouwfonds? Het volgende: „Indien uitsluitend op de belangen der schatkist was te letten, zou onder de bestaande omstandigheden slechts op beperking van het eindcijfer zijn aange stuurd. Intusschen ware hiervan groote stilstand het gevolg, met name voor de bouw- en aanverwante vakken. De Re geering wenscht zoodanig voorbeeld niet te geven en wenscht, al zijn de eischen aan de schatkist gesteld uitermate zwaar, het hare te doen nm werkeloosheid ook op dit gebied zooveel mogelijk te voor komen. Werkverschaffing is heter dan armenzorg. Zij meent hiertoe te eerder bet initiatief te mogen nemen, omdat vraagt hg. Werktuigelijk legt ze haar hand op zgn arm, in haar hart klinkt de echo „hg heeft mg lief I" en verraderlijk weerspiegelt zich dat voor een oogenblik in haar oogen. Günther heeft den blik opgevangen; bjj buigt zich dicht naar haar toe. „Wilt ge voor het aanstaande bal een dans voor mij bewaren Daar voelt ze weer het smartelijk ineenkrim- Sen van haar hart; trots richt ze zich op en wingt zich tot een onverschilligen, iel wat spot- tenden toon„Misschien de polka vóór den cotillon Hg bijt zich op de lippen; de gasvlammen flikkeren door de tocht, daardoor «el hij gewis zoo bleek. „Zjjt ge boos op mg?" vraagt hjj kortaf. „O neen I Waarom zou ik boos zgn Omdat ge mg uittcekendct als Ganzen Lize en mg dien orgineelen naam bezorgdet Ze lacht even, doch dal lachen klinkt in zgn ooren, als voegde ze er bjj: „Cela ne vaut pas la chandelle I" „Men heeft mg bg u belasterd, en eenscbul- delooze scherts boosaardig uitgelegd I" „Ge vergist u, graaf Lehrbach als ik boos of bcleedigd ware, zou ik uw arm niet aangenomen hebben I" Zonder er zich bewust van te zijn, antwoord ze als een volleerde coquette. Evenals vroeger ziel hg haar aan. „Freule Josephine", fluistert bii snel, ge moet mh toe staan. dat ik op dit thema terugkom; ik zal biechten, en gij zult mij vergiffenis schenken, Ja, dat tuit go|" houdt bty bgna toornig vol,

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1914 | | pagina 1