Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede EERSTE BLAD. 15de Jaargang. Woensdag 16 December 1914. No. 5 „VOORUIT!" Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredacteur W. DB JONG, Ltd th de Tweede Kamer Staten-Generaal, 'fOBAVEIVBAeE. Uitgave der Flakkeescha Boek- en Handelsdrukkerij te Jllddelharnls. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60 Iedere regel meer 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Minister Treub en het Leenings- ontwerp. Het leeningsontwerp is in de kamer aangenomen met 61 tegen 22 stemmen. Er is wel niemand geweest, die niet verwacht zou hebben, dat het wetsont werp zou worden aangenomen, doch wie de meerderheid in de kamer als een succes voor minister Treub beschouwt, vergist zich. Onder de tegenstemmers toch van den minister bevinden zich zijn naaste politieke vrienden. Onder de voorstemmers bevinden zich een kleine twintigtal Unieliberalen, die niet voor- slemden, omdat zij de houding van den minister bewonderden of ingenomen waren met zijn voorstellen. Het tegen deel sprak voldoende uit de verklaring van den heer de Meester. De heer Treub is er in geslaagd, zijn naaste politieke geestverwanten van zich te vervreemden. De redevoering, die hg hield, moge zeer zeker een buitengewoon knap stuk werk zijn, zij bevatte passages, die verre bleven beneden het peil, waarop het betoog van de rainisterstafel behoort te staan. Het kon evenmin door den beugel, dat de minister in een avondspeech een stort vloed van cijfers in het debat wierp, waarover in do stukken niet een woord was gerept en die ten eenenmale aan elke controle ontsnapten. Hoe de heer Treub met een becijfering over den druk der opcenten kon komen, die kant noch wal raakte, was voor ieder onbegrijpelijk. Het hoofdpunt der debatten vormde de kwestie van de dekking der leening. Het voor de ontwikkeling van ons sociale leven zoo verderfelijke stelsel der opcen ten ligt voor drie jaar vast. Dat zal niet beletten, dat de propaganda voor de del ging der leening door een heffing in eens onverzwakt zal worden voortgezet. Men mag wel als vaststaande aannemen, dat zoodanige heffing tot stand zal moeten komen tegen den wil van minister Treub in, zeer beslist toch heeft hij zich in zijn uitgebreid betoog daartegen ver klaard. Daardoor nam hij stelling tegen de geheele linkerzijde met uitzondering der vrijliberalen. Dit is op den duur een onmogelijke positie. De heer Treub kreeg zijn ontwerp aangenomen door de stem men der rechterzijde. Doch hoe? Niet omdat men met den minister instemde, doch uitsluitend omdat de regeering nu eenmaal het wetsontweip zoo had voor gesteld. Dit gaven zoowel de heer Nolens als de heer Rutgers duidelijk te kennen. Rechts schoof de verantwoordelijkheid ge heel af op den minister. De geheele rede voering van den katholieken woordvoer der kwam hierop neer„Waart gij, minister Treub een heffing-in-eens in plaats van met een leening gekomen, ook dan zouden wij voorgestemd hebben, steunen u thaus onvoorwaardelijk. Doch wij behouden ons voor de critiek te oefe nen en onze houding te wijzigen, als uwe maatregelen verkeerd blijken geweest te zijn De groote fout van minister Treub in dit geheele debat is geweest dat hij als een nieuwe Cesar gemeend heeft ook zonder een meerderheid, die hem steunt, te kunnen regeeren. De staatsman- het Vaderland merkt het fijntjes op ging teloor in den debater. Wij betreuren dit in hooge mate. Ons land heeft weinig mannen met zoo groot talent en zoo enorme werkkracht als minister Treub zijn geschonken. Dat bij in dezen tijd mannen als Bos, de Meester e. a. te woord stond als hij deed, dat hij de critische leiders ten toonstelde als oppervlakkige lieden, die niet als hij tot de kern der zaak doordrongen, heeft een vervreem ding doen ontstaan, waarvan de heer Treub de schuld draagt. Maar nog krasser was zijn houding ten opzichte van art. 38 der wet. In dit artikel wordt bepaald, dat voor 1 Januari 1917 een wet moet tot standkomen, waarin wordt bepaald, op welke wijze de betaling der leening zal plaats v nden. Het overleg van den minister en de Commissie van Rapporteurs had er toe geleid, dat dit artikel thans luidt „Voor 1 Januari 1917 wordt een voorstel van wet ingediend ter bepaling of na afloop van de termijnen, gesteld in de artikelen 34 toten met37dezer wet, de heffingen, in die artikelen vastgesteld, bestendigd, herzien of door eene heffing in eens op andere wijze vervangen zullen worden". En wat deed nu minister Treub Hij schond feitelijk het gesloten compromis door de kwestie, hoe de dekking zal plaats hebben, niet meer open te laten, maar reeds nu positief te verklaren, dat van hem nooit een voorstel tot heffing-in-eens is te wachten. Juist aan hetgeen wij hier boven wat uitvoerig hebben uiteengezet, is het te wijten, dat 22 kamerleden hun stem aan het wetsontwerp onthielden. Had de heer Treub den staatsman meer laten spreken dan ware dit alles voorkomen geworden. Al zijn er nog geen tafellakens door gesneden, er is een vervreemding ont staan, die de vooruitstrevende linkerzijde even onaangenaam is als ze het de regee ring moet zijn. De heer Treub zal toch uit het feit, dat sommige passages uitsluitend toe juiching vonden bij de rechterzijde ver sterkt aoor den heer Drion, die applau disseerde in de kinderlijkheid zijns ge- moeds, zooals het Vaderland zegt, wel langzamerhand gaan inzien, dat dit op den duur een onhoudbare positie wordt. Doch hoe ook, de vooruitstrevenden links zullen een onverzwakte propaganda voor de heffing-ineens gaan voeren. En daarbij-dit zeggen wij den heer Rood- huyzen na zal de beste propagandist het opcenten-stelsel zelf wezen FEUILLETON. GANZEN-LIZE. Naar het Duiisch van NATALY VON ESCUSTRUTU. .Hoor eens, graaf!" riep hjj Gflnther toe en klopte hem vertrouwelijk op «ten schouder, .je kleine Ganzen-Lize is allerliefst. Nogmaals mijn dank, dat je haar verzocht hier te komen. Ze zal de beauté van dezen winter. «Ie koningin van alle bals, en de „crévc-coeur" der dames n 3' ',n' ',a' Denk je ook niet, Sylvia Horn it i!e-,de k,oine Von Weiter?" vroeg «If rli? ,pn lrolt-l,,e'ecn vluchtigen blik Mn» -"3 8 '.,aar !'P eenigszins spottend hóór n i? ',oe die nieuwe kleeren haar flatlcercnhet heeft wel iets van de ge- het leelijVo, jonge eendje, dat op- groe de tot een schooncn, bevallige,, zwaan, 9»Je J': Dn »i°!» i dip metamorphose Lehrbrach vroeg Detleff ietwat spottend. .Zeker, Uwe Hoogheid, te meer, daar ze zoo volkomen, zoo gunstig isl" De jonge officier zeide hetbjjna werktuigelijk, zyn blik volgde Josephines slanke gestalte, die aan den arm van naar cavalier voorbijging Niemand zal wel ontkennen, dat de redevoering, waarmede minister Treub zich Donderdag gedurende drie uur in de kamer verdedigde, een knap stuk werk was. Haar nadeel was misschien juist wel, dat de uitgebreidheid van redeneeringen de helderheid van het be toog schaadde. In het eerste deel van zijn betoog gispte de minister de agitatie in het land over het Leeningsontwerp verwekt door kamerleden en partijen. Hij citeerde daarvoor zinnetjes uit verslagen van gehouden redevoeringen. Voor zoo ver wij weten, heeft nog nimmer een minister, van achter de regeeringstafel, om een plaats te zoedceu voor «le quadrille. .Ik wensch met je Engelschen vriend te «lan sen." zei Sylvia kortaf tot haar broeder; „zend hem hier." „Al right," knikte Detlelf. De prinses keerde zich, zonder Gflnther met een enkel woord tc verwaardigen, snel om, spoedde zich naar Ilse Von Dicnheim, «lie met haar voeten ver vooruil op een sofa lag. Sylvia wierp zich naast haar neer, hield den reusachtigcn waaier voor haar gelaat en had haar veel gewichtigs te vertellen. I.ehrbach had zjjn schreden gericht naar Jose phine en bleef achter haar slaan. .Goeden avond, freule." Zjj wendde het hoofdje om en boogzwjjgcnd. Een vriendelijke, bijzonder kalme uitdrukking lag op haar trekkenbaar blik was koel. .Eenigcn tjjd geleden trachtte ik u aan uw hotel een bezoek te brengen." „Het doet my leed, dat het een vergecfsche reis voor u was I" Een korte pauze; hjj boog zich iels dichter naar haar toe. „Kunt ge nog een quadrille dansen „Ik hoop het." „En denkt ge nog wel aan den tjjd, dat ge dien dans leerde! Evenals vroeger zagen zjjn donkere oogen haar aan. Zjj lachte even. „Natuurlijkzoo iels dwaas en vermakelijks vergeel men niet licht 1" Een oogenhlik zng hjj haar bjjna verlegen aan h\j wist niet of dit schcrsl of dan wel een steek moest zjjn. Doch uit geheel haar wezen sprak niets beleedigcnds of geCrgcrds, het teekende Uit «1e Tweede Kamer. op grond van courantenuittreksels, tot zoo'n betoog laten vinden. Dit eerste ge deelte van 's ministers redevoering stond dan ook niet op hoog peil. Zeer opmer kelijk was, dat hij zich alleen beperkte tot de linkerzijde en de vaak veel scher per bestrijding in de rechtsche, met name de Roomsche pers, geheel achter wege liet. Taktiek? Wij zouden het niet durven zeggen, doch het is wel opmerkelijk, dat de mi nister wel artikelen uit „het Volk''cri- tiseerde, doch van de Roomsche pers, die zich zeer scherp heeft uitgelaten, met geen woord sprak. Het tweede gedeelte van 's ministers redevoering strekte om te betoogen,dat leening boven heffing de voorkeur ver dient. Hieraan was het voornaamste en het beste deel der rede besteed. De minister werkte echter te veel met ver onderstellingen van hetgeen na den oor log op economisch terrein zal geschieden, om ae tegenstanders van leen ing te kun nen overtuigen. Het derde deel der redevoeringen slrekte om te bewijzen, dat de opcenten niet zoo drukkend zullen zijn als ver schillenden hadden gezegd. En daar kreeg men waarlijk tot verdediging van de 10 opcenten op uitvoerrechten een betoog te hooren, als de mannen van rechts, mr. \an Best en mr.de Wilde in de verkiezingsdagen ten beste gaven. Op een KG. theevan 1,70 zou maar2V2ct. gekomen zijn, op zooveel liter petroleum maar een paar centen enz. Het slot was een berekening, dat een arbeider heel weinig en een middenstander matig in de opcenten zou hebben bijgedragen. Dit betoog heeft ons verbaasd. Hoe komt een zoo scherpzinnig man als de heer Treub tot zulke logica. Zeer terecht zeide later dr. Bos „De Minister moest kleurloos zijn. Ter wille van den Godsvrede. Maar waar was die kleurloosheid gister-avond? De Mi nister was geen zier kleurloos, en hij heeft de dekkingsbepalingen vrijwel principieel verdedigd, ja zelfs die dek kingsmiddelen, die reeds waren afge voerd na den tegenstand der Kamer. Zoo de opcenten op de invoerrechten. De minister gaf becijferingen over de slechts groote onverschilligheid. „Ontmoet ge Hnttenhoim dikwjjls vroeg hjj verder. Haar oogen straalden. „Niet zoo dikwjjls als ik wel wenschte; men mist goede trouwe vrienden steeds," zei ze met den ouden hartcljjken, ge- voelvollen klank in haar stem. Gdnlher beet zich op de lippen. .Hel verheugt rajj, dat ge bem nu juist beoordeelt en zyn goede eigenschappen erkent!" „Ik hoop, dat het nog niet te laat is I" Ze scheen zeer vrooljjk cn knikte Hattcnheim, die zjjn plaats in het carré kwam innemen vertrouwelijk toe. De eerste tonen van de quadrille klonken door de zaal. „Tot het genoegen, freuleik hoop u vanavond nog tc zien I" Haastig hoog Josephine nog even het hootd, en Gflnther trad door de dansende paren heen om aan den muur geleund toe te zien. Hattcnheim had het onderhoud der beiden nauwkeurig gadegeslagenstil glimlachte hjj voor zich been cn bracht zijn dame na de qua drille snel naar haar plaats terug, haalde en passant ecn glas punch a Ia Romaine van het buffet en bood het freule Von Wetter aan; het wa3 een voorwendsel om gedurende de korte pauze in hare nabjjbeid te kunnen zjjn. Op de quadrille volgde een wals. Reimar zag hoe Lehr- bachs blik over de menigte dwaalde en rusten hleef op Phines blonde krullen, toen hjj zich daarop een weg baande door de dansende paren en regelrecht op Ganzen-Lize toestopte. Toen hjj nog slechts eenige schreden verwjjderd was boog Hattcnheim voor Josephine, sloeg zjjn arm om haar heen en danste met haar weg. Güuther zag hem na met een bjjna toornigen blik, kruiste zijn armen over de borst en bleef wachten doch zjjn vriend kwam niet op dezelde plaats terug, maar hleef aan de tegenoverge stelde zjjde der zaal staan. Hoe kosleljjk onder hielden die beiden zich met elkaar, hoe vrooljjk lachten ze; voor niemand hadden ze een blik, niemand schonken ze een woord. Gflnther danste met gravin Aosta en beproef de zjjn geluk voor de tweede maal bij Ganzen- Lize, maar diantre het is alsof Hat- lenheim het met opzet doel: weer danst hjj haar voor zjjn neus weg en dit maat vlak naast prinses Sylvia. Hare Hoogheid heeft zelfs de caprice de kleine aan te spreken. „Hebt gjj niet kort geleden op het Poviljoen den harmhartigen Samaritaan gespeeld vraagt zo onder andere. Josephine verhaalt hare ontmoeting met de hertogin. „Zjjt ge ook katholiek?" vraagt Sylvia, en daar freule Von Wetter verwonderd ontkent, vervolgt ze spottend„Ge schjjnt echter op den besten weg het te worden I Kent ge niet de geschiedenis van «Jen armen jongeD, die sneeuwwit in den grootén inktkoker tuimelde en er koolzwart weer uit (e voorschjjn kwam I Het Paviljoen is een groote inktpot, maar ze houden zich achterbaks, de Latinisten noemen dat .ultra monies"

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1914 | | pagina 1