ff Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. I3de Jaargang. Woensdag 15 October 1913. No. 48 ANTONETTA CZERNA Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredacteur W. DE JONG, Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal, 'a-GBAVENHAGE. Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels 0,60. Iedere regel meer0,10 G-roote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën ts adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Don Quichotte in Nederland. Wie de begrooting van het departe ment van Landbouw, Handel en Nijver heid met eenige aandacht doorleest, ont komt niet aan den indruk, dat bij geen departement zoo'n reusachtige uitbrei ding van de ambtenarij plaats vindt als bij dit ministerie. Inspectiën, voor slechts enkele jaren ingesteld, zijn uitgedijd, tot een omvang, die wel voor goed van een nieuw-departement zal doen afschrikken. De post- reis- en verblijfkosten stijgt elk jaar met duizenden guldens. "Verga- derkosten van alle mogelijke raden wor den elk jaar verhoogd, alsof de opge brachte belastingpenningen geen waarde hadden. Nauwelijks is een inspecteur een jaar in functie, of er zijn een of meerdere adjunctinspecteurs noodig. Spoedig blijkt de ambtenaren zorgen er wel voor dat voor één of ander onderdeel een nieu we inspectie noodig is en een volgen de begrooting prijkt al heel gauw met een aanzienlijken post voor de nieuw uitgevonden staatsbemoeiing. Het wordt hoog tijd, dat aan de heerschappij van mijnheer Bureaucratius paal en perk wordt gesteld. Art. 88 dezer begrooting reis- en ver blijfkosten enz. is maar eventjes met f 5000 verhoogd De lezer leze in dit ver band eens het volgende uit de Visscherij- courant. „De post reiskosten is metf5000 verhoogd. Dat is gewoon een publiek schandaal. Ons werd medegedeeld, dat de inspecteur der Visscherijen, de heer Roosendaal, met standplaats Amsterdam, naar Den Haag verhuis de, omdat Z.Ed. daar liever woont. Hij reist nu eiken dag heen en weer in bureautijd, en declareert eiken dag reiskosten". Art. 90 vraagt voor de kosten van den Zuiderzeevisscherijraad f 1000 meer. Deze Raad vergaderde in 1912 niet eens het aantal voorgeschreven vergaderingen, zegge vier. Toch wordt f 1000 meer ge vraagd. FEUILLETON. Geanthorlseerde overdruk van het gelijknamig boek, ver schenen bij de Firma D, BOLLE te Rotterdam. Over de visscherij-inspectie, die bijna honderdduizend gulden kost, is men zoo voldaan, dat eertijds vurige voorstanders der Visscherijwet, er op aandringen, het ding maar spoedig' geheel op te doeken Voor de ansjovisinspectie geeft men f 10.000 uit. het instituut voldoet zoo uitnemend, dat de meeste deelnemers zich terugtrekken en de vereeniging waarschijnlijk geheel verdwijnt! Maar nu het ergste. Ter bevordering der visscberij en voor het uitpoten van jonge visch voor de binnenvisscherij 'geven we blijkens art. 94 en 98 dezer begrooting f 27.000 uit. De jonge visch trekt vanaf Augustus tot October van de Zuiderzee onze rivieren op. Lees nu eens dit berichtje „Een vischer ving voor de haven van Blokzeil in één dag 600 pond jonge visch." Voor dit schandaal worden f 27000 belastingpenningen geofferd. Schatten worden uitgegeven voor de iuslandhouding der vischsoorten. Aan roofvisschers als de Volendammers en anderen staat men toe, dat zij jaarlijks honderden millioenen zeer kleine visch- jes en heele klompen ansjovisbroed ver nielen met hun moordkuilen. Tegen de volkomen vernieling van den vischstand treft men geen enkelen afdoenden maat regel en de motie Duymaer van Twist, het vorig jaar aangenomen en den aan voer van nestverbiedend, is nog altijd in handen van vischautoriteiten ter overwegingen Het is waarlijk niet te verwonderen, dat niemand met deze staatbemoeienis tevreden is. In art. 158 wordt f 6500 uitgetrokken voor onderzoekingen, reizen, subsidiën en uitgaven in het belang van den handel. Het zou de moeite loonen eens na te gaan, welk belang de handel in deze uit gave stelt. Ze zijn o.i. voor een goed deel vol komen onbelangrijk. De heer Regout noemde een zijner bekende geloofsgenooten eens een anti quiteitswellusteling. Van verschillende uilgaven van het departement van Land bouw, Handel en Nijverheid zou men kunnen zeggen, dat de maker een stati st) Wederom was nu de amazonen-bende naar de wildernissen der Karpathen vertrokken. Het onderhoud verschaften de amazonen zich door de onmeedoogendste plundering, en wederom van allen dwang ontheven, was moord voor haar een vreugd; menig onschuldige moest onder haar handen sterven en geen partij werd ontzien Hongaren, Russen, Duitschers onverschillig wie. Een amazone verscheen nu voor Antonetta en berichtte dat een kleine troep Bussen op den weg naar het bosch in aantocht was; in hun midden bevonden zich verscheidene gewapenden, waarschijnlijk gevangenen. „Dan hebben wjj gewonnen spel," zei Anto netta kort en gaf na eenige met haar vertrouwden gewisselde woorden bevel om op te rukken. De amazonen legden zich bjj den weg, die door het bosch voerde en langs welken de Russen moesten komen. Eindelijk kwamen de verwachten. Er waren slechts weinigen, in hun midden gingen eenige gevangenen, waaronder een officier. De Russen praatten en lachten zorgeloos, maar de gevan genen hielden de oogen somber nedergeslagen. „Vallen wjj hen aan?" vroeg Jella. „Geen vragen," antwoordde Antonetta, „vuur!" Een scherp fluiten klonk, en spoedig werd het in het bosch levendig; schoten knalden tegen de verbaasde Russen, die in het volgende oogen- blik dood of gewond nedervielen. Maar ook eenige gevangenen rolden bloedend op den grond neder. Nu sprongen de amazonen uit het kreupelhout en vielen als wilden op de nog ademende ge wonden, alles vermoordende en naar geen smeeken hoorende. „God!" riep de bevrijde officier, „het zijn voorwaar de helsche vrouwen." Deze uitroep maakte Antonetta opmerkzaam en zij sloeg een haastigen blik op den officier. Rosa, die juist van achter de boomen te voor schijn kwam en den officier zag, slaakte een kreet van verrassing. „Ha," riep Antonetta, „nu heb ik er een." De officier beefde. „Het is Czerna," zuchtte bjj. „'tls beter in de handen der Russen, dan in die dezer woeden den te vallen." ,,Ha, herkent ge mij?" vroeg Gzerna. „Nu, 'tis geen wonder: ge zult eindelijk wel ontdekt hebben, wie de onbekende in Bern's leger was." Met. somber gelaat beval zjj vervolgens de gevangenen te dooden, met uitzondering van den officier, die door het bosch naar de leger plaats der amazonen werd gesleept, terwjjl zijn gezellen onder de dolken der amazonen stierven „God, hoe zal dat eindigen?" kermde deoffi- stiekwellusteling is 1 Van andere edities ziet niemand het nut in. Een der laatste uitgaven is een rapport over verkoop van Nederlandsche garnalen in het buiten land. Dit geschrift is geheel onbelangrijk, heeft niet de minste waarde en elke halve cent aan dezen arbeid uitgegeven, is nutteloos besteed. Er zouden op deze begrooting meerdere posten zijn aan te halen, van welker nut niemand der practici iets begrijpt. Tegen den machtigen heerscher Bureau cratius is de strijd buitengewoon zwaar. Misschien dat de heer Treub de Sint Joris zal blijken, die dezen draak weet te breidelen en als sauve-garde der be lastingpenningen optreedt. In dit opzicht schoot de heer Talma, hoe groot overi gens zijn bekwaamheden waren, zeker te kort. Preventieve hechtenis. Wij vestigden in een onzer laatste num mers de aandacht der lezers op het mis bruik, dat de rechterlijke macht bij her haling maakt van het artikel van ons strafwetboek betreffende de voorloopige hechtenis. Juist dezer dagen bewijst weer een treffend geval, hoe voorzichtig men bij de toepassing van het desbetreffend artikel moet zijn. Op de lijn Castricum Uitgeest werd een postzak met f800 ver mist. De brievengaarder van Castricum werd daarop in hechtenis genomen.Thans is uitgekomen, dat een klerk der poste rijen, vroeger te Uitgeest werkzaam en thans te Utrecht geplaatst, de schuldige is. Intusschen heeft de brievengaarder zeven weken in preventieve hechtenis door gebracht. Men stelle eens voor, wal deze onschuldige heeft moeten lijdenZijn goede naam is in opspraak gebracht, zijn gezin heeft zeven lange weken moeten lijden, overal zijn zijn verwanten met den vinger nagewezen. Niemand vergoedt hem de geleden schade, de Staat der Nederlanden laat toe, dat zijn ambtenaren staatsburgers wekenlang van hun vrijheid berooven, hun prijsgeven aan de verach ting hunner medeburgers, doch denkt er niet over het onschuldig slachtoffer open lijk in eer en goeden naam te herstellen of schadevergoeding te verleenen. Had cier toen hij op de bestemde plaats was geko men." „Niet goed," spotte Jella. „Wat zijt ge voornemens?" zei de gevangene weder. „Ik bied u een rijk losgeld; want hierop komt het bij u toch aan." „Neen, vrijheer von Malberg," antwoordde Antonetta, „geen losgeld wil de koningin der wildernis, maar bloed." „Bloed!" schreeuwde Malberg ontsteld. „Ja, bloed," herhaalde Jella, „maar wij willen echter edelmoedig zijn en u den tijd laten voor uw dood de rekening met de wereld te sluiten." „Jella heeft geljjk," bevestigde Anionetta. „Hebt ge geen gedachtenis voor Aurelia, uwe gade? Ik wil de bezorging er van op mij nemen." „God, welk een hoon!" steunde Malberg. „Waarmede heb ik u beleedigd? Spaar mij; tweeduizend dukaten bied ik voor mijn leven." „Zelfs zoo ge tienduizend bood, zou ik uw hoofd er nog niet voor afstaan," antwoordde Antonetta. „Tienduizend geef ik," riep Malberg. Zend naar het kasteel Vac, mijn gade zal ze betalen." „Deze handel zou niet slecht zijn," zei Jella, „want tienduizend dukaten wegen wel tegen een hoofd op. Als de man zjjn woord houdt, konden wij wel een uitzondering maken." „Ja, ja," riep Malberg haastig „ik houd woord." Antonetta wierp op Jella een toornigen blik. „Voor geen prijs laat ik mij mijn wraak ont gaan," zeide zij somber. „Maarhernam Jella. men den brievengaarder eenvoudig ge schorst, dan zou alle vrees voor herhaling van het misdrijf uitgesloten zijn geweest. Het wordt hoog tijd, dat de voorwaar delijke inhechtenisstelling in ons straf recht grondig wordt herzien. Treurig. Toen de wet-Talma bij de Kamer in behandeling kwam, werden uitvoerige debatten over dwangverzekering en Staatspensioen gehouden. Aanhef Staats pensioen werden allerlei ondeugden ten laste gelegd. Het zou het verantwoorde lij kheidsge voel der arbeiders verzwakken, de spaarzaamheid verminderen enz. De voorstanders der Staatspensioneering hebben de voosheid dier argumenten toenmaals afdoende aangetoond. Herin neren wij ons wel, dan is er verleden jaar in de Kamerdebatten niet aan ge dacht door hen, die zoo beducht waren voor verzwakking van verantwoordelijk heidsgevoel bij de arbeiders dat bij anderen dan de arbeiders het verant woordelij ksgevoel weinig ontwikkeld kon blijken. In December wordt Talma's „feestgave" aan een deel der behoeftige 70-jarigen uitgekeerd. We lezen in de bladen, dat er patroons zijn, die nu reeds den zwoeger te kennen hebben gegeven, dat zij de toelage, die de oude kreeg, zullen inhouden, als de feestgave wordt uitge reikt. Ons dunkt, zoodanige patroon moet het armzalig pensioentje, dat hij den armen oude thans inhoudt, tot meerdere glorie van zijn eigen brandkast, op de ziel brandden, als hij nog eenig verantwoordelijkheidsgevoel bezit. We lazen, dat armbesturen nu reeds aan behoeftige oudjes hebben aangezegd, dat zij in December hun gulden of daalder onderstand zullen moeten missen, als de feestgave wordt uitgereikt. Is bet niet allertieurigst, dat armbe sturen, waarin immers „Christenen" zetelen met christelijke naastenliefde, bij de eerste leniging van den grootsten nood door Staatspensioen als plicht der gemeenschap, nu oogenblikkelijk van de gelegenheid gebruik maken om zich van het lot van den oude niets meer aan te trekken? „Zwijg, Jella," brulde Antonetta. „Sedert wan neer wilt ge het bloed der mannen sparen? Het is heden voor het eerst dat ik u zoo hoor spre ken- Zwijg, de man moet sterven." „Hebt ge geen ontferming?" riep Malberg jammerend en viel voor Antonetta neder. „Neen," antwoordde Antonetta. „Gij sterft!" Nu drong Rosa nader en plaatste zich voor Antonetta. „Deze man behoort mg," zeide zij beraden. ■Niemand heeft afrekening met hem te houden dan ik." Antonetta aanschouwde verwonderd haar gezellin. „Ja," herhaalde Rosa, „hij behoort mij." „Wal hebt ge met dezen man vroeg Czerna. „Hij heeft schuld aan al mijn ellende," ant woordde Rosa, „want deze man is de zoon van mijn voormaligen voogd. Frans kent ge mg?" Malberg staarde de amazone aan. „Neen, neen," stamelde hij, ik ken u niet." Nu nam Rosa haar hoed af, streek de lokkeu van haar voorhoofd en zag Malberg strak in het gezicht. „Mijn God!" schreeuwde Malberg. „Emma!" „Ik ben het," antwoordde Rosa. „Ik ben de verradene Emma. Uw handlanger Stefaan heeft reeds alles bekend; beken nu ook dat ge mij gelasterd hebt." „Ach, Emma," riep Malberg, „ik loochen mijn misdrijf niet, maar het was de verbinding van nverzucht, liefde, wraak, die mij zoo deed ban delen."

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1913 | | pagina 1