Buitenland.
gen, die in dén stad van het land gehouden
worden, niet druk zijn bezocht, en dat
meestal de grootste helft wegblijft. Van het
aanwezige deel ziju er nog, die zich niet
willen of kunnen uiten, die de zaak, welke
ter tafel wordt gebracht, niet bestudeerd
hebben, die zich laten overschreeuwen enz.
enz. Ook moet niet vergeten worden, dat
gewoonlijk een klein deel der vakgenooten
lid zijn van een vereeniging (bij den steen-
houwersbond bijv. zoodat het steeds
gevaarlijk is te gelooven, dat de uitspraak
van een vereeniging werkelijk is een uit
spraak van de belanghebbenden in het al
gemeen.
„Het Anti-Tariefwetcomité heeft een goed
werk gedaan, en wanneer dit werk bij mocht
dragen om de tariefwet op natuursteen niet
in te voeren, zal het ook later aan de 39
voorstemmers, op misschien een 10-tal na,
blijken, dat het ook in hun belang is
geweest".
Zelfmoordenaars.
De „Telegraaf'-correspondent schrijft uit
Berlijn, IS Februari 1913.
Onder het Berlijnsche „stadsnieuws"
komen minstens per dag—ochtend-, middag
en avondbladen geven de opheldering
drie a vier zelfmoorden voor met doodelüken
afloop. Het aantal, waarbij de poging mis
lukte, ben ik niet te weten gekomen. Er
zijn steden of landen, waar de menschen
nog meer liefhebberij vinden om een eind
te maken aan een mislukte ten deel mislukte
of verliefde existentie. Warschau, de hoofd
stad van het Polendom, is tegelijk de plaats,
waar de meeste zelfmoorden plaats hebben
en daarna komen Petersburg en Boekarest.
Er is iets lugubers in die korte lokale
nieuwtjes, waaruit het geklik van 'n pistool
haan u tegemoet klinkt. Tijdens mijn ver
blijf in Rusland hoorde ik in een gezelschap
iemand koel beweren „'n menschenleven
bezit zoo weinig waarde in ons land."
Of de waarde er iets mede te doen heeft?
Hoe hoog schat een jonge vrouw het leveD,
die er een eind aan maakt, omdat ze geen
nieuwen voorjaarshoed van haren man
krijgt? Hoe hoog de schooljongen, die uit
angst voor een pak slaag, uit de vierde ver
dieping springt; het meisje dat veronal
gebruikt, om liefdessmart voor eeuwig te
vergeten; de 17-jarige arbeidersjongen, die
aan de Luisenufer opgevischt wordt, wiens
parapluis en sleutels en zijn hoed zorgvuldig
bijeen op 't droge gevonden worden? In
één huis te Berlijn worden des morgens
twee meisjes, de eene parterre, de andere
op de derde étage, dood gevonden. Twee
kinderen nog, die niets van elkaar afwisten,
beiden met dezelfde idéé behept om afscheid
van 't leven te nemen. Waarom Waartoe
De berichten worden in de hoofdstad
gelezen met dezelfde onverschilligheid, waar
mee men de tijding leest, dat het hard
geregend heeft. Men schokt de schouders en
zegt hoogstenshoe idioot.
Er is thans een voorval aan de orde van
den dag, dat eigenlijk recht geeft tot het
slaken van den boveDgenoemden uitroep.
Zondagnacht heeft zich in de onmiddellijke
nabijheid van het Wester-Spoorwegstation
van Eisenach een ontzettend voorval afge
speeld, dat op rekening moet worden gesteld
van den alcohol.
De 22-jarige fabrieksarbeider Rudloff, de
18jarige arbeider Schumann en de 20-jarige
arbeidster Margarete Rickardt haddeD den
avond van Zondag tal van kroegen bezocht,
zoodat zij ten slotte alle drie in verregaanden
staat van dronkenschap verkeerden. In
dezen toestand kreeg Rudloff, die met een
ander meisje verloofd was, plotseling aan
vechting om zich van het leven te berooven.
Toen deze onzalige gedachte eenmaal in zijn
beneveld brein had postgevat, haalde hij
zijn vriend en het jonge meisje, die eveneens
niet meer wisten wat zij deden, over even
eens den dood te zoeken.
In hun dronkenschap stemden beiden toe
en men besloot, zich in de buurt van dat
Westerstation op de rails te leggen en zich
door een goederentrein te laten overrijden.
Rudloff liet zich door den caféhouder een
briefkaart brengen, waarop hij afscheid
nam van zijn familie en het verzoek deed
zijn lijk te laten verbranden. De briefkaart
werd ook door de twee anderen ondertee
kend. Daarop betaalden zij en om ongeveer
zes uur in den ochtend kwamen zij bij het
station op den spoordijk aan.
Onderweg echter was het meisje half
ontnuchterd door te gaan nadenken over
't_ krankzinnige, alleen door den drank
ingegeven voornemen om zich van het
leven te berooven, en smeekte de beide
anderen, haar in het leven te laten. De
beide dronkaards wilden daar echter niets
van hooren. Zij maakten zich van het heftig
tegenstrevende meisje meester, dat ten
slotte in diepe onmacht viel en Rudloff bond
de ongelukkige met een eind touw aan
zich vast, waarop hij zich met het meisje
op de rails neerlegde. Een meter van hem
af ging Schuman liggen.
Toen een paar minuten later de goede
rentrein in de duisternis kwam aanstormen,
ontwaakte het meisje uit haar bewuste
loosheid en verkreeg op het laatste oogenblik
in haar radelooze wanhoop zooveel kracht,
dat zij zich een paar centimeters terzijde
van het spoor kon wringen. Het was weinig,
maar juist genoeg, om haar van een wissen
dood te redden. Zij werd slechts zeer licht-
aan den hals gekwetst. De beide mannen
echter kregen de wielen over lichaam en
hoofd, zoodat zy op slag gedood werden.
Met veel moeite slaagde 't meisje er in, de
touwen, die haar aan het bloedig overschot
van den krankzinnigen dronkaard verbon
den hielden, los te maken, waarop zij naar
het station liep en daar aangifte deed van
het vreeselijk voorval.
Levensmoede hoe idioot, zal ook
thans weer iedereen uitroepen. Stomdron
ken individuen, die 's morgens, in plaats
van naar bed te gaan om hun roes uit te
slapen, zich in luguber-sentimenteele stem
ming op een spoorwegrail liggen
levensmoeden
Belachelijkheidwanneer ze nog de
bezinning gehad hadden, om zich naast en
niet op de spoorwegstaaf te leggen, kon
men zoo'n zelfmoord een „joke" noemen.
Opzienbarende moord te Petersburg.
Dezer dagen is te Petersburg onder zeer
opzienbarende omstandigheden een roof
moord gepleegd, die in de geheele Russische
hoofdstad groote ontroering verwekt en
zelfs de politiekekwestiesopden achtergrond
gedrongen heeft.
Het slachtoffer van den moordaanslag is
zekere mevrouw Thieme, die voor zeer rijk
doorging en tal van kostbaarheden bezat.
De 26-jarige ambtenaar aan het departement
van Buitenlandsche Zaken, Dalmatof, en de
21-jarige baron Geismar maakten aan de
dame ijverig het hof, echter enkel met de
bedoeling om haar langs allerlei slinksche
wegen geld af te persen. Toen zy echter
bemerkten, dat al hun pogingen in deze
richting zonder resultaat bleven, besloten
zij mevrouw Thieme te dooden en zich dan
in het bezit van haar juweelen en geld te
stellen.
Eenige dagen geleden begaven de schur
ken zich weder naar de woning der dame
en hernieuwden hun pogingen, om haar
geld af te persen. Zij weigerde echter beslist
en wees hun de deur. Plotseling greep Geis
mar haar by de keel, wierp haar op den
grond en wurgde haar, terwijl Dalmatof haar
verder met een bijl afmaakte. Zy trokken
de vermoorde een kostbaren ring van de
vingers en beroofden haar van haar porte-
monnaie met 300 roebel. Zy meenden echter
onraad te bespeuren, waarom zy zoo spoedig
mogelyk 't hazenpad kozen en naar het
landgoed van baron Geismar vertrokken.
"Weldra was de Petersburger politie den
moordenaars op het spoor en spoedig waren
zjj dan ook in hechtenis genomen. Zij legden
een volledige bekentenis af en verklaarden
alleen door geldgebrek tot hun laffe daad
gedreven te zijn.
De ouders van Dalmatof, wiens vader
staatsraad is, zyn, toen zy de vreeselyke
gebeurtenissen vernamen, ernstig ongesteld
geworden. Tel.
De moord op Nazim pasja, door een
ooggetuige verhaald.
Stéphane Lausanne, de hoofdredacteur
van de „Matin", die op het oogenblik te
Nizza vertoeft, verleent daar sedert eenigen
tijd gastvrijheid aan den vroegeren Turk-
schen minister van Buitenlandsche Zaken,
Noradounghian Gabriel effendi, en heeft uit
diens mond het aaneengeschakeld, treffend
verhaal opgeteekend van de staatsgreep van
23 Januari 1.1., die eindigde met den moord
op Nazim pasja. Wy ontleenen er het vol
gende aan
Ik voelde het onweder naderkomen,
en ik had het vaak voorspeld aan de ver
schillende gezanten. Door van Turkije te
eischen, dat het een nog niet ingenomen
stad zou afstaan, zoo zeide ik tot hen, is
Europa blijkbaar onkundig van de gevaren,
waaraan het ons blootstelt. Maar de gezan
ten haalden de schouders op die denken
allen, dat zij Turkije beter kennen dan de
Turken zeiven Er gebeurt niets, zoo her
haalden zij. Er is inderdaad bijna niets
gebeurd niets dan een moordpartij, een
revolutie en de hervatting der vijandelijk
heden.
Op 22 Januari is de Nationale Raad
vergaderd. Op de 110 opgeroepen leden zijn
er 90 verschenen. Prins Said Alim, thans
minister van Buitenlandsche Zaken, maakte
er deel van uit. Ook mahmoed Sjefket pasja,
thans grootvizier, was opgeroepen, maar
had zich verontschuldigd met de verklaring,
dat de elementen tot kennisneming der
feiten hem ontbraken."
De eerbiedwaardige Kaimil pasja sprak
den Raad toe bd maande hem aan, zonder
terughouding zijn meening te uiten. Da
aansprakelijkheid, zoo zeide hij, werd door
de regeering gedragen „Wy" vragen u een
raad: zy'n wij tot aan het eind van onzen
plicht gegaan, en moeten wij ons buigen
voor den eenparigen raad van Europa, of
moeten wy de raadgeving der groote mo
gendheden in den wind slaan, en in ons
verzet volharden?"
Iedere minister gaf daarop opening van
zaken, voor zoover het hun eigen departe
ment betrof. Daarop werd gestemd, en van
de 90 aanwezige leden was er slechts één
voor het voortzetten der vijandelijkheden.
Den volgenden dag, zoo vervolgde
Noradounghian, zouden wy des ochtends
om elf uur op het Grootviziraaat bijeen
komen, om den tekst van ons antwoord
aan Europa vast te stellen. Om tijd uit te
winnen, was afgesproken, dat ik het zelf
in het Fransch zou opstellen, in het geheel
gereed zou meenemen naarden ministerraad,
die er over zou beraadslagen.
Even voor elven, juist als ik mijn huis
wil verlaten, wordt mij het bezoek van
markies Garroai, den Itaiiaanschen gezant,
aangekondigd. Ik verontschuldig mij, dat ik
hem niet kan ontvangen, daar de minister
raad my wacht.
„Dat doet .er niet toe", zegt hy. „Dan zal
ik u zelf per auto naar de Porte brengen
zoo wint gij dien tijd weder, dien gy mij
toestaat".
En zoo reed ik, zonderling genoeg, in den
auto van den Itaiiaanschen gezant voor het
laatst als minister van Buitenlandsche Za
ken Daar de sublime Porte. Toen ik aan
kwam, heerschte binnen zoowel als buiten
volmaakte kalmte. Mijn collega's waren
allen reeds verzameld. Dadelijk nam de
beraadslaging een aanvang, in het Fransch,
daar immers ook mijn nota in die taal
was gesteld. Daar de sjeik-ul-Islam echter
het Fransch niet goed verstaat, vioeg hy
voortdurend verklaringen. Dat hield ons
natuurlijk op en daar het half een was
geworden besloten wij allen op het groot-
viziraat te blijven lunchen.
Op dat dejeuner, dat zoo bloedig zou wor
den besloten, zat Ik, alweder door een
merkwaardigen samenloop van omstandig
heden, naast Nazim pasja. Nooit was de
minister van Oorlog zoo vol vertrouwen en
zoo gerust geweest, Hy was van luchtharti
ge, maar oprechte inborst. Een paar dagen
geleden had hij zich kwaad gemaakt, toen
zijn collega van Binnenlandsche Zaken hem
op een complot van Enver hey opmerkzaam
had gemaakt. Dat was iets onmogelijks,
verklaarde hy, want Enver bey had hem
zijn woord als soldaat gegeven, dat hij zich
nooit meer met politiek zou gemoeien. Aan
dat woord mocht niemand twijfelen.
Dien morgen maakte hij nog grapjes met
mij, toen ik hemgekscherendgelukwenschte
met zijn goeden eetlust. Hy maakte plannen
voor een reis door Klein-Azie en noodigde mij
uit, met hem mede te gaan.
Na afloop van het dejeuner gingen de
ministers in groepjes wat praten in de
raadszaal. De groot-vizier, Kiamil pasja,
begaf zich naar zijn kabinet om een bezoeker
te ontvangen.
Plotseling weerklonken twee schoten in
de vestibule en men hoorde eenige kreten
en het doffe gerucht eener worsteling.
„Kjjk eens aan", kwam een der ministers,
nog zeer kalm, „daar wordt alweder voor
de Porte gemanifesteerd!" Maar Nazim
Pasja, die op een sofa had plaats genomen,
sprong overeind en was in enkele stappen
naar de deur In de vestibule gegaan. Ik-zelf
wierp mij instinctmatig op mijn nog open
liggende portefeuille, nam haar onder den
arm en snelde naar het kabinet van den
groot-vizier. Kiamil pasja was geheel alleen
in het veitrek. Met het voorhoofd tegen de
ruit gedrukt keek bij naar een volksoploop
voor het hek.
Hoogheid, roep ik hem toe, blijf niet
bij het venster staan, er is 'n manifestatie
gaande en gij stelt u te veel bloot.Nauwelijks
heb ik die woorden geuit, of de deur vliegt
open en twee mannen met de revolver in
de vuist, dringen het vertrek binnen.
Wat vermeet gy u Wie
Wat is er? roept de groot-vizier.
Er is, hoogheid, zegt een der mannen,
niemand anders dan Enver bey, dat er een
oproer is uitgebioken, maar dat ik voor
alles insta en de orde onmiddellijk kan
herstellen, als gij er in toestemt, af te treden.
Geen spier in het blegk gelaat van Kiamil
pasja vertrekt. De oude man trilt zelfs niet.
Met zyn zwakke stem vraagt hij eenvoudig:
En als ik aftreed, waarborgt gij mij
dan, dat er geen druppel bloed zal worden
vergoten
Ik geef er mijn woord op.
't Is goed, laat mij nu schrijven.
En met vaste hand schrijft Kiamil zyn
ontslag-aanvrage en overhandigd den brief
aan Enver bey, die salueert en heengaat,
terwijl buiten plotseling het gegrom der
menigte verkeert in vreugde-gejuich.
Toen achtte ik het noodig, mijn collega's,
die ik in de raadszaal had achtergelaten,
van het voorgevallene op de hoogte te gaan
brengen. Ik stak de vestibule over, die
verlaten was. Iedereen had de vlucht geno
men. Geen levende ziel was er te bekennen
Maar by den grooten pilaar in het midden
der groote hal zag ik het lichaam van een
man, lang uitgestrekt op den vloer liggen.
Ik naderde, en herkende den doode,'twas
Nazim pasja. Uit drie bloedige gaten in het
voorhoofd stroomde een dun rood straaltje....
Tot zoover Noradounghian.
De rest weet men. De ministers kon
den ongehinderd hun woningen bereiken.
Mahmoed Sjefket, werd tot groot-vizier
benoemd en bood Noradounghian de porte
feuille van Buitenlandsche Zaken aan, welke
deze weigerde. Het lijk van Nazim werd
's nachts weggehaald en tersluiks begraven.
Maar wat men misschien niet weet, dat is
dat Nazim pasja, door wiens handen millioe
nen zyn gegaan, arm is gestorven, zoo arm,
dat de huidige regeering aan zyn kinderen
een jaargeld aanbood, wat dezen met afschuw
en walging geweigerd hebben.
Een dochter van den vermoorden minister
is al gestorven, niet van honger, maar van
waanzin. Een tweede dwaalt als een schim
door de ellendigste straten van Stambou)
1 De romans van het chocolademeisje.
In de groote zaal vaD het beroemde ven
duhuis Drouot te Parys is juist een openbare
veiling beëindigd, waarop geheel Parys der
kunstkenners en kunsthandelaars zich heeft
verdrongen. De catalogus sprak slechts van
de „nalatenschap van mej. X" en verzweeg
den waren naam. Maar ingewijden weten,
dat de overledene, wier erfenis onder de
hamerslagen der vendumeesters naar alle
windstreken verstrooid is, niemand anders
was dan mejuffrouw Marie Marquis, de doch
ter van den stichter der wereldberoemde
chocoladefabriek van dien naam. Haar na
latenschap bedraagt millioorien.
Die mademoiselle Marquis was een merk
waardig persoontje Zij had zich met haar
grooten rijkdom een achteropgeraakten
hertog of prins tot echtgenoot kunnen kiezen,
maar zij gaf er de voorkeur aan, ongehuwd
te blijven. Het is echter mogelyk, dat de
droefenis over het onschoone van haar
uiterlijk haar 't huwelijk heeft tegen ge
maakt, Mademoiselle Marquis was klein van
postuur, had gelaatstrekken zonder eenige
bekoring en onder den nek een welving,
die bedriegelyk veel op een bochel geleek.
Bovendien was zij aan het eene been mank
in één woord: zij was de ideale partij
voor sommige hnweljjksbureaux, die „een
millioenen-erfdochter met kleine gebreken"
aan huwelykscandidaten aanbieden, die op
een vette bruidschat loeren.
Als de oudste van de drie kinderen van
den chocoladefabrikant twee dochters
en een zoon bleef juffrouw Marie na den
dood haars vaders, wiens bekwaamste mede
werkster zij was geweest, de zaken besturen.
Twee zielen huisden er in haar, een, die naar
millioenen, en een, die naar liefde hunkerde.
En terwijl zy met practisch beleid en ge
lukkigehand den rijkdom der firma mateloos
vermeerderde, trok baar hart op liefdes
avonturen uit: het gebochelde chocolade
meisje wilde een roman beleven. Zij beleefde
er twee.
Haar eerste avontuur kwam tot haar in
de gestalte van een Zigeuner-violist. De
millionairsdochter heeft dat is nu onge
veer 25 jaar geleden een zigeuner lief
gehad. Zy was de eerste ryke dame te Parijs,
die een „bruiDen vedelaar" tot liefste ver
koos. Clara Ward, die later Rigo om den
hals vloog, was slechts haar navolgster.
Tegen 1888 speelde iederen avond de Zigeu
ner-dirigent Patikarus met zijn kapel in een
Parijsch restaurant. Mooi was hij allesbe
halve, maar toch wist de zoon derpoeszta
door zijn vioolspel het hart van mademoi
selle Marquis te veroveren. Eens op een
avond verscheen hij niet meer in het restau
rant - het chocolademeisje had hem tot
haar uitverkorene verheven en hij behoefde
voortaan niets, meer te doen voor den kost.
Maar de Zigeuner leed al spoedig zeer
zwaar onder zijn vergulde gevangenschap,
en hy ging troost en vergetelheid zoeken
bij de flesch. Hy bedronk zich zonder op
houden, liefst in gemeene kroegen, waar hij
het geld by handen vol ronddeelde aan de
arme duivels, die daar kwamen, want zijn
geliefde stopte hem trouw de zakken vol
met zilver, goud en bankbiljetten. Niettemin
bleef zy haar Zigeuner haar familie en
de gansche wereld ten spijt tot aan bet
einde trouw. Met waar engelengeduld ging
zij hem uit de schunnige kroegjes halen en
dan bracht het hinkende, schatrijke vrouw
tje den zwaaienden dronkaard met moeder
lijke bezorgdheid veilig naar huis. Maar
Patikarus werd ziek van het vele drinken.
Wekenlang verpleegde mademoiselle Mar
quis hem met aandoenlijke opoffering, en
toen hij stierf liet zij hem onder een berg
van bloemen op het kerkhof van Père
Lachaise begraven. Dat was het eind van
den eersten liefdesroman.
Patikarus' opvolger werd eenigen tijd later
een man, die zich auteur noemde, en zich
voor medewerker aan dagbladen uitgaf. Ook
hij gaf er spoedig allen arbeid aan de
minnaar van een millionnaire behoeft na-
tuurlyk niet langer te werken. Eenige jaren
duurde 't nieuwe geluk. Toen stierf Marie
Marquis. Maar zjj bleek een dankbare geliefde
te zijn geweest. Id haar testament benoemde
zij den „schrijver" tot eenig erfgenaam van
haar ontzaglijk vermogen enbepaaldeboven-
dien dat de firma Marquis ontbonden moest
worden, en haar aandeel aan haar geliefden
erfgenaam moest worden uitgekeerd.
Maar zooveel edelmoedigheid, aan een
wildvreemden man btsteed, liet de familie
zoo maar niet toe. De broeder en de zuster
van de erflaatster betwistten de geldigheid
van het testament, maar voor het aanbangig
gemaakte proces begon, kwamen partijen
tot een vergelijk. De erfgenaam van het
chocolademeisje nam genoegen met een
aanzienlijke afkoopsom en benevens het
prachtige slot Plessis Piquet, in het departe
ment Seine-et-Oise.
In dit kasteel nu had Marie Marquis een
verbazenden schat aan meubelen en kunst
voorwerpen verzameld. Deze gingen na het
vergelijk in het bezit der bloedverwanten
over en zijn thans in het Hotel Drouot in
het openbaar geveild. De kostbare meubelen
metgothisch en renaissance-beeldhou w werk,
tapyten van groote waarde, heerlijk porse
lein en emaille, zilveren serviezen, kostelijke
gobelins, boekenkasten, antieke pendules en
andere kunstvoorwerpen zonder tal leggen
er getuigenis van af, dat mademoiselle
Marquis by al haar vreemde eigenschappen
een vrouw van verfijnden smaak was.
Reeds de eerste veilingsdag bracht bij de
400.000 francs op. O.a ging een commode uit
gekleurd hout voor 50.000 frans en een
pendule Lodewyk XVI voor 37.000 francs
een schrijftafel Lodewjjk XV bracht 25.000
francs op en een paarlen collier 42000 francs.