oude!
op,
18
Officieel Nieuws- en Advertentieblad
aar bij
soke fabriek
jtplalen
,09TLz.
Iders
'ANGER
voor Overflakkee en Gfoedereede.
EERSTE BLAD.
161
elsdljk.
rksland
(dappelen.
;n, enz»
HEM
J 3de Jaargang.
No. 14
Amsterdam
|eve en voor-
poor Flakkee
I heeft aange-
IAT,
Jplaten voor-
3-2
IBBYKOEK,
MEEL enz.
|zen bij den
Overflakkee
loor Ouddorp
inke, Stellen-
Tonge L. v. d.
pnge W. Ter-
Soldaat Lz.,
Jroeg in de
3—1
1STERDAM
7833.
|insengracht.
svolen voor
It gezonden
j Amsterdam
lna verkoop
n f100,-,
>9
jng
2—2
177,73.
101 °/o
io.
Woensdag 19 Februari J9I3.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredactenr W, DE JONG,
Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal,
's-GBAVEA'HAGE.
Uitgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te Hlddelliarnls.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
De voorstellen tot Grondwets
herziening.
II.
Een der wijzigingsvoorstellen van
minister Heemskerk, dat schijnbaar heel
onschuldig lijkt, doch inderdaad zeer
gevaarlijk is, is de voorgestelde wijziging
van art. 55 en 109. In artikel 109 staat
thans:
„De wetgevende Magt, wordt ge
zamenlijk door den Koning en de
Staten-Generaal uitgeoefend."
De minister wil thans in art. 55 schrij
ven:
„Hij (de Koning) oefent de wetge
vende mach t uit in gemeen overleg met
de Staten Generaal."
Wat wil deze wijziging nu zeggen
In ons land is de regeeringsvorm de
constitutioneele monarchie. In naam
bestaat deze ook in Duitschland. In ons
land ligt het overwicht voor den wet-
gevenden arbeid bij de Volksvertegen
woordiging. De Koning kan naar zijn
goedvinden een wet, door de kamers
aangenomen, goedkeuren of verwerpen.
Bet feit, dat, (als we ons goed herin
neren) het in onze parlementaire ge
schiedenis na '1850 slechts eenmaal ge
beurd is (onder koning Willem III),
dat de koning een wet weigerde te be
krachtigen, door de volksvertegenwoor
diging aangenomen, bewijst wel, dat voor
den wetgevenden arbeid het overwicht
ligt bij de Eerste en Tweede Kamer.
Geheel anders is het monarchale stel
sel in Duitschland. De Pruisische koning
met zijn ambtelijke ministeriebeheerscht
daar geheel de wetgeving en is alleen
constitutioneel aan de goedkeurig van het
parlement gebonden. Het is een bekend
feit, dat daardoor in vele gevallen de
invloed van den Duitschen Rijksdag
weinig of niets beteekent.
Ons monarchale stelsel is veel demo
cratischer dan het Duitsche.
De wijziging, door minister Heemskerk
in de grondwet voorgesteld, hoe onschul
dig ze lijkt, komt in werkelijkheid hierop
neer, dat de gedachte van het Duitsche
stelsel in de wet wordt neergelegd.
Professor Oppenheim, die lid was
van de Staatscommissie tot grondwets
herziening, heeft zich in een afzonder
lijke nota in het rapport dierCommisie
ten sterkste tegen het voornemen der
clericale leden verzet. Niettemin heeft
minister Heemskerk overgenomen in
zijn voorstel, wat de Commissie wenschte.
Een andere wijziging, die gevaarlijk is,
is het voorstel omtrent het artikel, dat
over de armenzorg spreekt.
Thans luidt artikel 193
„Het armbestuur is een voorwerp van
de aanhoudende zorg der Regeeringen
wordt door de wet geregeld".
De minister wil er voor lezen
„Voor zooveel zich behoefte aan ar
menzorg openbaart, waarin niet door de
kerkelijke ol bijzondere liefdadigheid
wordt voorzien, wordt daaraan van over
heidswege tegemoet gekomen,"
Door deze laatste redactie van het
artikel wil men in de grondwet vast
leggen, dat de armenzorg der overheid
eerst dan zal mogen plaats vinden, als
de particuliere te kort schiet. Zij wordt
dus teruggedrongen naar de tweede
plaats en voor de tegenstanders van
staatspensioneering zou aldus een uit
vlucht worden gevonden om op grond
van dit grondswetsartikel de staatspen
sioneering te weigeren. Over de bekrom
pen regeling van het kiesrechtvraagstuk
schreven wij reeds. Wij |komen er thans
nader op terug.
Kerkelijke bedeeling mag, zooals de
minister zegt het kiesrecht niet teloor
doen gaan. Zij is van„intiemen"
aard! Jawel, men heeft de practijk maar
te raadplegen om te zien, wat er van
deze bewering waar is. Men heeft zich
maar te herinneren, hoe de kerkelijke
bedeeling tot de hondenzweep wordt
gemaakt die de kinderen der armen,
van gezinshoofden, die zelfstandig
heeten te zijn, van de banken der open
bare school naar die van de bijzondere
drijft, om zoodanig argument naar waar
de te schatten.
Men zou zelfs met reden kunnen vra
gen, of niet juist de kerkelijk bedeelde
in zooveel afhankelijker positie komt te
staan, dat zijn zelfstandigheid, waarmede
de minister zoo gaarne praalt als kies
rechtwetgever, veel grooter gevaar loopt
dan bij den maatsehappelijken schip
breukeling, wien de reddende hand door
gemeentebesturen of niet-kerkelijke in
stelling wordt toegestoken!
De conclusie waartoe het voorstel van
den minister leidt is dezeWie drie
maanden geldelijken onderstand geniet
van een niet-kerkelijke instelling wordt
geacht zijn zelfstandigheid te hebben
ingeboet en verbeurt zijn kiesrecht. Wie
levenslang desnoods geldelijken
onderstand geniet van een kerkelijke
instelling, wordt geacht zijn zelfstandig
heid te handhaven en behoudt zijn
kiesrecht.
Alleen vanwege de inlimiteit der ker
kelijke bedeeling, weet, u lezer!!
Het dwaze criterium der zelfstandig
heid schept de meest zonderlinge mis
standen. Een 25-jarig baliekluiver trouwt,
omdat het moet, hij is gezinshoofd en
verwerft het kiesrecht. Een oppassend,
ongehuwd 25-jarig arbeider werkt bij zijn
ouden vader in het bedrijf. Hij is niet
zelfstandig en krijgt geen kiesrecht.
Een 25-jarig student, die candidaat-
arts is, is niet zelfstandig en wordt het
kiesrecht niet waardig geoordeeld.
Een 25-jarig orgeldraaier kan aan
spraak maken zelfstandig persoon in de
samenleving te zijn en verwerft het stem
biljet, dat destudent-candidaat-artshem
mag benijden.
Wat de minister thans voorstelt, moge
hij dan op het voetspoor van den gepant
serde in de Kanaalstraat misschien toe
geven als een or-ga-ni-sa-to-risch kies
recht in de praktijk zal blijken, dat
zijn stelsel niet anders is d,m een „aan
fluiting" (stijl dr. Kuyper), een „wetge
vend schandaal" (stijl dito-dito), dat ons
allerminst uit het kiesrecht moeras zal
helpen en zeker niet voldoet aan den
eisch, eenmaal door den machtigen mi
nister zonder portefeuille gesteld
Steeds moet de kring van de kies
gerechtigden den kring der belang
hebbenden dekken
Wordt vervolgd.
Abracadabra.
In den goeden, ouden tijd van dwer
gen en nimfen, van reuzen en toovenaars,
toen de menschen nog geloofden aan
tooverwoorden, werd aan het woord
„abracadabra" groote invloed toegekend.
Als men het op een briefje in den vorm
van een driehoek schreef en dit kost
bare papier hij zich droeg, was men
gevrijwaard voor allerlei kwalen.
De menschen zijn sinds dien wijzer
geworden en abracadabra beteekent
thans: Zinledige, nietszeggende taal.
In de Voorhoede van mr. Aalberse is
blijkbaar zekere heer Kellenaers nog
van meening, dat hij de kleine luyden
met „abracadabara" voor de protectie kan
winnen.
Om de noodzakelijkheid van portectie
aan te toonen, trachten de voorstanders
het voor te stellen, alsof onze industrie
noodzakelijk is, althans niet vooruit gaat,
achterstaat bij het buitenland enz.
De protectionistische dokter verschijnt
dan ook aan het ziekbed en schrijft zijn
economische Pinkpillen, merk Protectie
voor. Dat de nijverheid beelemaal niet
ziek is, doch zich in toenemenden bloei
verheugt, dat jonge industrieëen zich
voortdurend uitbreiden en het bedrijf
vergrooten, is voor den protectionisti-
scben Esculaap heelemaal geen bezwaar
zijn universeel heelmiddel toch voor te
schrijven. Dokter Kellenaers verklaart
dan ook in de Voorhoede plechtig dat
de Nederlandsche nijverheid ziek is.
Ziehier zijn diagnose van de kranke en
deszelfs krankheid.
„Vroeger toen de Hollanders op de
wereldmarkt slechts als tusschenhan-
delaars optraden, kon dit vrijhandel
systeem wel gerechtvaardigd worden.
Sedert echter ook ons land zelve met
de produktie begonnen is en zijn in
dustrie zich van dag tot dag meer
uitbreidt, begint men de noodzakelijk
heid in te zien van beschermende
rechten om op deze wijze de inheem-
sche industrie te bevorderen en het
nationaal veimogen te versterken. De
Hollandsche industrie kan de concur
rentie met het buitenland onmogelijk
volhouden
Wat belieft u, dokter Kellenaers?
De industrie breidt zich, van dag tot
dag meer uit, zoo constateert U en niet
temin beweert u, dat ze de concurrentie
met het buitenland niet kan volhouden.
Een winkelier, die de concurrentie niet
kan volhouden, gaat over den kop. Een
dokter, die mededinging met zijn collega
niet kan bolwerken, pakt zijn biezen.
Een industrie, die de concurrentie niet
kan volhouden breidt zich uit!
Dokter Kellenaers schrijft dit abraca
dabra in een artikeltje van de Voorhoede
en meent den lezer hel tooverwoord te
hebben toegestopt, dat hem tot voorstan
der der protectie zal bekeeren.
Heeft de dokier wel bedacht, dat zijn
clientèle toch nog wel gezond verstand
zal bezitten en aankwakzalverij
zal gaan denken? Dokter Kellenaers
durft nog stouter dingen te beweren.
Het nationaal vermogen in ons land
dat in 4879 op een tienduizend millioen
volgens dezen dokter werd geschat, be
draagt toch nog ongeveer hetzelfde. Een
bewijs, dat het in ons land niet best
gaat en protectie noodzaakte. Aldus
dokter Kellenaers.
Laten wij tegenover zijn door niets
gestaafde beweringen eens enkele gege
vens uit de Jaarcijfers voor het Koninkrijk
der Nederlanden over 1911 plaatsen. Op
bladz. 122 wordt vermeld, dat het to
taal bedrag, aangeslagen in de vermogens
belasting van 5408 millioen in 1899 steeg
tot 7286 millioen in 1911. Dat is een
toeneming van 1888 millioen.
Op bladz. 123 wordt het totaalbedrag
der aanslagen in de bedrijfhelasting ver
meld. Van 460 millioen in 1904 steeg
het tot 623 millioen in 1901/11, een
toename van 163 millioen volgens dokte/
Kellenaers bewijst die toename dat Ne
derland bezig is te verarmen
De dokter weet waarschijnlijk niet,
dat Mr. Patijn op 24 October 1912 in
de Tweede Kamer uitvoerig heeft aan
getoond (en dit betoog werd niet weer
legd, ook niet voor Mr. Aalberse), dat het
inkomen van ons volk, voor zoover in
de directe belastingen aangeslagen in
het tijdperk 19001910 vermeerderde
door inkomsten uit bezit (ongerekend
die uit vermogens beneden f 13000) met
87 millioen, voor inkomsten uit arbied
(met inbegrip van die uit vermogens
beneden f 13000, toebehoorend aan per
sonen, die in een bedrijfsbelasing zijn
aangeslagen met 228 millioen, of in totaal
met 315 millioen.
In dat tienjarige tijdvak steeg het
nationaal vermogen met 1367 millioen
en als men de waardevermeerdering van
den bodem er bij rekent, beloopt de
stijging in totaal 2500 millioen.
Weet dokter Kellenaers dit niet?
Dan was het toch wel wenschelijk
geweest, dat de vrijhandelaar mr. Aal
berse, die wel beter weet, en die redac
teur van de Voorhoede is, in een redac-
tienoot zijn lezers had bericht, dat dokter
Kellenaers in het geheel niet op de hoogte
is.
Heusch, dokter Kellenaers, de nijver
heid is niet ziek. Er is wel een kranke
en dat is uw clericale coalitie, doch die
geneest u ook met uw protectionistische
pinkpillen niet!
Grondwetsherziening.
li.
De Tweede Kamer.
Artikel 84 is aangevuld met de bepaling,
dat alleen zij, die wegens krankzinnigheid
of zwakheid van vermogens de beschikking
of het beheer over hun goederen verloren
hebben, niet veikiesbaar zijD.
Verlenging van den zittingsduur der
Tweede Kamer met één jaar zal rustigen en
gestadigen arbeid bevorderen. Zoowel aan
ministerie ais Kamer is thans, naar den
gewonen gang van zaken, een te kort tijds
bestek toegemeten.
De tegenwoordige regeling der schade
loosstelling van de leden der Tweede Kamer
geeft tot gegronde bezwaren aanleiding. Z(j
is vooreerst te laag, weshalve verhooging
wordt voorgesteld. De staatscommissie
wenscht het bedrag dier verhooging bepaald
te zien op f500, maar de regeering meent,
dat de onevenredige vermeerdering van
werkzaamheden in aanmerking genomen,
een schadeloosstelling van f 3000 stellig
niet te hoog is. Voor den voorzitter ware
het bedrag der schadeloosstelling op f8000
te bepalen.
Ook meent de regeering, dat na aftreding,
billijkheidshalve, aanspraak op pensioen
bestaat. De Grondwet kan echter bezwaarlijk
met het oog op de complicatien, indien uit