Tandarts REGERSBURG, g f90, en Helder kwam toe met f151, terwijl voor de grootste gemeenten op f 160 werd gerekend. Bestaande scholen kregen dit verhoogde subsidie evengoed als nieuwe, en het is te begrijpen, dat de seetesehooltjes als paddestoelen uit den grond verrijzen. Een christelijk schoolhoofd heeft maar ruzie te krijgen met zijn schoolbestuur en er verrijst dank zij den rijk vloeienden goudregen uit de Staatskas een nieuwe secteschool. Het voorstel Ketelaar echter om nu ook de subsidie aan de gemeenten van 25 °/0 op 62y2 te brengen, werd dooi de clericale Kamermeerderheid verwor pen. Dat in de grondwet het openbaar onderwijs een voorwerp van de aanhou dende zorg der regeering heet, is voor de clericale broederen niet meer dan een doode letter. Het M U. L. O. wetje bleek een uitnemend middel voor de besturen van bijzondere scholen om de volksschool om te zetten in een carica- tuur van een inrichting van uitgebreid lager onderwijs mot geen ander doel dan een hooger staatssubsidie te bemachtigen. De verslagen van de inspecteurs van het lager onderwijs maken herhaaldelijk melding van de poging van de besturen van bijzondere scholen om door toevoe ging van een enkel uur Fransch of wis kunde een volksschool te promoveeren tot een inrichting van uitgebreid lager onderwijs. Uit de verslagen dezer inspecteurs blijkt, dat de subsidieregeling drijft, naai de omvorming van gewone goede scholen, scholen die in evenwicht zijn (zooals de heer Tydeman zeide) tot scholen met een overladen en verbrokkeld leerplan en zij drijft in -de tweede plaats naar schijnonderwijs in een of meer vakken, waarvan deze uren worden afgenomen. Hoezeer dit waar is, blijkt wel uit het overzicht, dat de regeering zelve gaf en waaruit blijkt, dat 20 sectescholen, welke worden gesubsidieerd voor uitgebreid lager onderwijs slechts 6 jaarklassen tel len, terwijl 51 scholen met 7 jaarklassen thans het verhoogde subsidie ontvangen. Wat heeft men in die scholen gedaan? Men heeft eenvoudig de gewone school met eenige leervakken nog meer over laden dan ze nu is en het gevolg is, dat men van die nieuwe vakken weinig of niets terechtbrengt. In het laatste verslag over het lager onderwijs vindt men vermeld, dat de schoolinspectie er bijna geregeld in slaag de een gemeentebestuur, dat op deze wijze een volksschool trachtte te misvormen, van zijn noodlottig voornemen af te brengen doch dat deze pogingen in den regel schipbreuk leden bij de besturen van sectescholen. Het is dus niet te boud gesproken, als wij dit M. U. L. O. wetje een ongeoorloofde bevoorrechting van het secteonderwijs noemen. In dezen geldt: „Hoeruimergeweten,hoemeersubsidie." Voor subsidiejagers als de heeren van der Molen en Wijnbergen en moge dit een reden tot verheugenis zijn, wie het wel meent met het volksonderwijs, verzet zich tegen de aanslagen, diedeze fanatieke woordvoerders der secteschool trachten goed te praten. Zoo één ding uit de debatten ten duide lijkste is gebleken, dan is het wel, dat een clericale overwinning in Juni beteekent, dat art. 192 onzer Grondwet zoodanig wordt gewijzigd, dat de openbare school naar minister Heemskerk's vurig verlan gen uitzondering en de secteschool regel zal worden. Hoezeer dit strekt tot ver laging van het peil van het onderwijs, leert de historie overal, waar de clerus de heerschappij over de school wist te ver werven. Dat allen, die de staatsinstelling noodzakelijk achten als bolwerk voor onze volksontwikkeling, die de openbare school, toegankelijk als zij is voor alle lagen der bevolking, de christelijke bij uitnemendheid achten, dit dan toonen door zich ten krachtigste te keeren tegen de coalitie van Rome en Dordt, die het aanlegt op vernietiging dierzelfde open bare school. Slechts een onvermoeide kamp der onzen kan den aanslag keeren, die door de van Wijnbergen's, van der Molen's en anderen wordt beraamd. Dat ieder zich dit helder voor oogen stelle! Uit de Kamerdebatten. Voor de antirevolutionaire kamerleden was het natuurlijk bij de debatten over het Lager Onderwijs een heel lastige zaak hun meening te zeggen over het bidden, dat men op eenige Roomsche scholen te Haarlem, de kinderen voor den goeden uitslag der verkiezingen wil laten doen. De heer Blum, de afgevaardigde van Middelburg, die over dit ergerlijk mis bruik van kinderen sprak, miste ten eenen male den moed zijn meening te zeggen. Broeder Blum weet wel, dat zonder Rome's hulp de 20 Kuyperzetel- tjes in de Kamer tot 3 of 4 worden terug gebracht. Het is hem dus te vergeven, dat hij het niet waagde tegenover zijn invloed- rij ken bondgenoot, het verkiezingsgebed af te keuren. Daarvoor bezat de heer Blum ten eenen male niet genoeg rugge- graat. Minister Heemskerk trachtte het hem te verbeteren en toonde zich zeer verontwaardigd, dat een lid der linker zijde om zijn uiteenzetting zou hebben gelachen. Zeer terecht bracht de heer Merchant er den minister toe te ver klaren, „dat hij er geen oogenblik aan had gedacht een lid van de vergadering te be schuldigen, dat hij door ironische of spot tende opmerkingen over bidden het debat onmogelijk maakte." Het was zeer juist gezien van den heer Marchant, dat hij minister Heemskerk deze verklaring ontlokte, want alleen daardoor kan worden voorkomen, dat in de verkiezingsdagen gecolporteerd wordt, dat een lid der linkerzijde met het bidden den spot zou hebben gedreven. De mi nister moest erkennen, dat dit niet zoo was. Terwijl intusschen over het lachen van een lid der linkerzijde over de ministerieële uitlegging zooveel misbaar werd gemaakt, ging dezelfde minister stilzwijgend voorbij, wat niemand minder dan de katholieke heer de Stuers zeide, toen hij het vroeger openstellen van het Rijksmuseum te Amsterdam op Zondag bepleitte. Wij citeeren uit de Handelin gen blz. 2166: De heer de StuersHet is ongelukkig de heeren moeten mij niet kwalijk nemen, dat ik mijn hart blootleg dat de predikanten in Amsterdam en hier ook het publiek niet wat gemakkelijker makenvoor tien uur is er in Amster dam niets te doen in de kerk. De heer van Asch van WijckIn den zomer is er toch vroegpreek. De heer de Stuers: Bij ons katholieken is Onze Lieve Heer 's morgens van zes uur af te spreken. Had een lid der linkerzijde dit gezegd, dan waren zeker alle Kuypermannen in vreeselijke verontwaardiging losgebar sten. Van een lid der rechterzijde hooren de broeders het minzaam lachend aan! Volkomen bevestigd. Tegen het huidig kabinet is meermalen aangevoerd, dat het bij verschillende be noemingen een onderzoek instelde naar de politieke en godsdienstige belijdenis der sollicitanten. De regeering heeft dit herhaaldelijk ontkend. In de zitting van 31 Jan. jl. verklaarde minister Heems kerk, dat vroegere opening van het Rijks museum onmogelijk was, omdat dan aan de suppoosten gevraagd zou moeten wor den „Welke belijdenis hebt gij?" Daarop interrumpeerde de katholieke heer de Stuers: „Dat gebeurt tegenwoordig heel veel." Deze openhartigheid zal baron van Wijnbergen en zijn vrienden niet heel aangenaam zijn geweest! De SchiedamsGhe Zwendel. III. Op welke wijze wist men de boeren te bewegen lid te worden van de coö peratieve Veevoederfabriek? Het volgende stuk, dat wij dezer dagen ontvingen, toont het duidelijk aan. Een aantal bedrogenen toch schrijven ons: Mijnheer de Redacteur. Naar aanleiding van uw hoofdartikel in uw geëerd blad van 22 dezer, ver zoeken wij U beleefd het onderstaande in uwe kolommen op te nemen. Daar er boven uw stuk staat de Schie- damsche Zwendel zoo zullen wij onder- geteekenden U ook eens iets van dien Zwendel mededeelen. Het was in November 1911, toen wij als leden van de dorpsvereeniging, bij convocatie werden opgeroepen om in een vergadering betaling te doen van de door onze dorpsvereeniging aangekochte ar tikelen. Op deze vergadering waren toen ook aanwezig, de heeren Saraber en van Leeuwen, die verzochten een lezing te mogen houden over veevoederartikelen. De heer Saraber wist dit zoo pakkend te doen, dat wij allen met zijn lezing waren ingenomen, hij critizeerde alle handelaren in veevoeder, en deelde mede dat alle handelaren knoeiers waren, ja, er waren er onder die geheel waardeloos goed als veevoeder verkochten, hierna begon de heer Saraber mede te deelen, dat een zeker mijnheer Bemelmans ge negen was veevoeder te leveren, dat geheel zuiver was, dat hij dit wilde le veren tegen den kostenden prijs, doch dat wij als afnemers hiervoor moesten teekenen en hiervoor vijftig cent moesten betalen maar dan zouden voor elke tien personen, die teekenden een kist lijnkoek ter waarde van /'6.80 onder hen verloot worden. Voordat er geteekend werd, werden er eenige vragen gedaan en wel 1° of wij ook eenige aansprakelijkheid hadden, 2° of er al door velen was geteekend, waarop door den heer van Leeuwen werd geantwoord, dat er geen enkele aansprakelijkheid was, want als men geen winst maakte, dan werd bij mogelijk verlies de prijs van de artikelen over het volgend jaar zooveel verhoogd, dat het verlies daardoor werd gedekt en dat er nu al twaalf of dertienhonderd personen hadden geteekend. Er was op onze vergadering niets van bekend dat er een bestuur bestond of dat er een leening was gesloten, nog veel minder was het ons bekend dat de vereeniging op coöperatieven grondslag was geschoeid, want volgens de lezing van den heer Saraber was het eenig en alleen de welgemeende overtuiging van den heer Bemelmans die door zijn me dewerking uit zijne fabrieken ons goede waar voor den kostenden prijs zou le veren, dat dit ten goede zou zijn aan alle landbouwers. Dat teekenen van een los vel papier had daarom plaats, en later bleek het ons dat dit losse vel in een boek is ge naaid of geplakt hetwelk ten kantore der Fabriek te Schiedam berust." J. v. d. Slik. K. Vroegindeweij. D. Vroegindeweij. W. Buth. B. Driesse. C. Noordijk Hz. Johs. van Groningen. Andries Blok. M. v. d. Slik Jz. D. Peeman. C. Noordijk Cz. M. G. Born. P. Verhage. J. Goolbergen. Midddelharnis, den 28 Januari 1913. Het zal o. i. de groote vraag zijn of aan het lidmaatschap der coöperatieve, op deze wijze verkregen, eenige aan sprakelijkheid volgens de wet kan wor den ontleend. Wij betwijfelen ten zeerste, of deze menschen door den rechter als leden der coöperatie zullen worden aan gemerkt. Op even zonderlinge (om geen harder woord te gebruiken!) manier, als de heeren boerenvrienden deze eenvou dige landbouwers er in hebben laten loo- pen, blijkt er gehandeld te zijn met de uitgifte der obligatiën. Om het vertrouwen van het beleggend publiek te winnen, werd gebruik gemaakt van den Provin cialen Boerenbond in Zuid-Holland. In het prospectus der obligatieleening ston den alle bestuursleden van den Provin cialen Boerenbond als commissarissen en de voorzitter, het Kamerlid von Wichen als president-commissaris vermeld. Deze laatste was daartoe gepromoveerd, zonder dat hij er zelf iets van wist en protesteerde dan ook dadelijk. Op de vergadering van het bestuur van dezen Bond in November jl. werd dan ook een motie aangenomen, waarin wordt geprotesteerd, dat de op richters van de Veevoederfabriek en olie slagerij te Schiedam zoowel bij de oprich ting als bij de uitgifte eener geldleening ten onrechte den naam hebben aangeno men van Provincialen Z.-H. Boerenbond, wijl noch het bestuur noch de algemeene vergadering daarin ooit zijn gekend. Op deze vergadering bleek tevens, dat de coöperatie er afzonderlijke statuten op nahield, die herhaaldelijk zijn ge wijzigd o. a. om de buiten hun weten benoemde commissarissen strafrechter lijk aansprakelijk te kunnen stellen." Zulke practijken hebben de „boeren vrienden" te baat genomen om de land bouwers in de put te helpen 1 Wordt vervolgd. „Ambtelijk." Het jongste onzer ministerieels Departe menten, het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel, wordt weieens ge noemd het ministerie van Volkswelvaart, eene benaming, die zeker niet slecht gevon den is, omdat dit Departement tot taak heeft het bevorderen van landbouw, indu strie, handel, verkeer, visscherij enz. kortom van al die takken van bedrijf, in den meest uitgebreiden zin, welke tezamen uitmaken de bronnen voor Jde welvaart der bevolking. Hoe het Departement d.i. dus de mi nister, die aan het hoofd daarvan is ge plaatst, en de onder zijn verantwoordelijk heid werkende ambtenaren die taak, althans een gedeelte daarvan, opvat, kan blijken uit den aanhef van het voorbericht tot een onlangs verschenen werk, getiteld „Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland". De aanhef luidt aldus: „Zooals voor de hand ligt, eischt de Afdeeling Handel voor het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel, dat men aan die afdeeling zoo goed mogelijk bekend is met de verschillende takken van handel en nijverheid hier te lande. Van den aanvang af heeft dan ook bij die afdeeling het streven bestaan zich hiervan op de hoogte te stellen, en geleideijk worden omtrent de beteekenis en de ontwikkelingsgeschiedenis van de verschillende takken van handel en nijverheid gegevens verzameld. Van dit materiaal werd reeds gebruik g6maakt bfj de uitgave van eene serie brochuresin de Pransche taal in 1910 en van eene in de Bngelsche taal in 1912. „Aperiju du commerce et de 1' Industrie desPays-Bas" en „A General View of Trade and Industry in the Netherlands"). „Door den Minister van Landbouw, Nij verheid en Handel zoo gaat de schrijver dan voort is my toestemming verleend om thans van de onder mijne leiding als chef der afdeeling Handel verzamelde gegevens gebruik te maken tot uitgave van deie „Beschrijving van Handel en nijverheid in Nederland". Tegen deze opvatting omtrent de taak van het Departement is niets aan te voeren en evenmin tegen de door de Afdeeling ontwikkelde activiteit in dezen. Het is daarom te opmerkelijker, dat het uit de door het Departement verzamelde gegevens, door drie, in het voorbericht met namen, genoemde, hoofdambtenaren van het Mini sterie samengestelde werk, niet vanwege dit Ministerie is uitgegeven, en dat er zelfs in het voorbericht „uitdrukkelijk" op wordt gewezen „dat deze uitgave geen ambtelyk karakter draagt". Dit lijkt zeker wel heel vreemd. Het ma teriaal is door het Ministerie byeengebracht terwyl de ambtenaren van het departement uit de verzamelde gegeveDS het omvangrijk boekwerk wel niet in hun vryen tyd zullen hebben samengesteld noch de uitgifte ervan voor hun eigen rekeniDg en risico zullen hebben ondernomen maar toch, men verzekert het U immers met nadruk, deze uitgave is niet „ambtelijk". Intusschen is het raadsel niet zoo heel moeilyk op telossen, wanneer men slechts bedenkt, dat de Minister van Landbouw, Handel en nyverheid is een van de drie ministers, die het ontwerp - Tariefwet hebben ingediend. Als men nu weet, dat de voorstellers van dil wetsontwerp uitgaan van het standpunt, dat onze Nyverheid bescherming behoeft om tot bloei te geraken, terwyl uit de door het Departement van Landbouw, Nyverheid en Handel samenge stelde werken blijkt, dat onze Nijverheid die bescherming allerminst noodig heeft, omdat zij onder het Vrijhandelstelsel zich snel heeft ontwikkeld en een groote mate van bloei heeft bereikt, dan begrijpt men in welk een moeilyk parket de Minister van Landbouw, Nyverheid en Handel zich be vindt. Reeds zyn de bovenvermelde, door het Ministerie verspreide aperqus, toen zij door de tegenstanders van de voorgestelde Ta riefwet tegen het ontwerp werden uitge speeld, eerst door 's Ministers vrienden als reclame-boekjes gequalificeerd en daarna door den Minister zelf in zoover verloochend, dat hij verklaard heeft de verantwoordelijk heid voor den inhoud niet op zich te kunnen nemen. Nogal merkwaardig is inmiddels, dat desondanks van die boekjes een sinds dien bijgewerkte Engelsche uitgaaf is ver schenen. Om nu nieuwe moeilijkheden te voorko men heeft men voor het nieuwe werk, dat het Ministerie ging verlaten en dat men be zwaarlijk een „reclame-boekje" kon noe men, er iets anders op bedacht, en ismen gekomen met de uitdrukkelijke verklaring omtrent het niet „ambtelijke karakter". Dat dit de zaak voor den betrokken Mi nister er veel beter opmaakt, wagen wy inmiddels te betwijfelen. Deze Minister van Volkswelvaart toch zal nu öf het „niet-ambtelijke" werk van zijn drie hoofdambtenaren een referen daris en twee hoofdcommiezen „ambtelyk" moeten desavoueeren, öf hij zalbetverwyt niet kunnen ontgaan, dat hy door bescher mende rechten de Volkswelvaart zegt te willen bevorderen, ofschoon hij weet, dat by uitgaat van verkeerde praemissen, en, hy zijn verdediging grondt op overwegingen welke in tegenspraak zijn met de door zijn eigen Departement, dus door hemzelf, ver zamelde feitelijke gegevens. Deze Minister handelt dan, voor zoover de bevordering der Volkswelvaart betreft, tegen beter-weten in, en in lijnrechten strijd met het door hem voorgewende doel, enkel en alleen omdat hy, om redenen van party- politiek aan de verhoogde opbrengst der invoerrechten de voorkeur geeft boven andere middelen ter uitvoering van zyn verzekeriDswetten. ADVERTENTIËN. Laan van Meerdervoort 157, Den Haag. TEI.L. 3943. zal voortaan de EERSTE DONDERDAG van iedere maand in het Hotel MEIJER te consulteeren zijn voor alle mond- ziekten en kunsttanden enz. van 12 tot 5 uur

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1913 | | pagina 2