Buitenland.
tegenstanders een overwinning der voor-
uitstrevenden wordt gezien.
En zoo is het inderdaad ook.
Mr. Marchant's Standpunt.
Waar de tegenstanders wel zullen
probeeren in den verkiezingsstrijd de
militairistische redevoering van Mr.
Tydeman uit te spelen, zullen onze
partijgenooten goed doen te onthouden,
dat Mr. Marchant op 10 Jan. j.l. in de
Kamer zeide
„Nu weet ik wel, dat er ook ter
linkerzijde omtrent dat nationaal ka
rakter van onze weermacht geen vol
maakte eenheid van inzicht bestaat
en men gevoelt ter rechterzijde een
zekere voldoening dit te kunnen con-
stateeren. Men verkneukelt zich er
in, dat, wanneer eenmaal de rechter
zijde de minderheid zal zijn geworden
een nieuw kabinet uit de linkerzijde
samengesteld in den Minister van
Defensie, zooals hij nu heet, een
Achilleshiel zal hebben, waarin de
rechterzijde haar tegenstander gemak
kelijk zal kunnen treilen.
In dat kabinet zou de Minister van
Defensie steeds moeten leven bij de
genade van de rechterzijde. Men
moet zich echter hiervan geen al te
groote illusiën maken. Men klampt
zich reeds vast aan de redevoering
van den geachten afgevaardigde uit
Tiel, en daarbij zal men nu op loffelijke
wijze kunnen vermelden de rede die
wij zooeven van den geachten afge
vaardigde uit Utrecht hebben gehoord.
Men zegt hier, dat de heer van
Karnebeek buiten de concentratie
staat, maar ook zijn rede zal dank
baar materiaal leveren om de afwij
king der vrij liberalen te constateeren.
Daartegenover valt echter op veel
anders te wijzen. De eenheid is bij de
Unie-liberalen en de vrijzinnigdemo
craten reeds bereikt. Maar daarbij blijft
het niet. Wanneer men den geachten
afgevaardigde uit Tiel citeert, moet
men toch niet vergeten, dat het de
geachte afgevaardigde uit Tiel is ge
weest, die als redder is opgetreden in
den strijd om Minister Staal. Dan
geve men aandacht aan de critiek, die
onder zijn woorden van lof lag ver
scholen.
Verder breng ik in herinnering een
voortreffelijke rede van een ander lid
der vrijliberale groep Zij werd op
een critiek oogenblik gehouden door
den geachten afgevaardigde uit Am
sterdam, den heer de Beaufort. In de
Zitting van 21 December 1906, toen
de groote strijd werd gevoerd over de
quaestie van het blijvende gedeelte.
De heer Colijn, Minister van Oorlog:
Wij zijn midden in de politiek.
De heer MarchantDe minister veroor-
loove mij dit kleine uitstapje naar de
politiek, ik zou dit niet hebben gedaan,
wanneer de rede van den geachten
afgevaardige uit Steen wijk mij daar
toe geen aanleiding had gegeven. De
heer de Beaufort sprak toen het vol
gende
„Van mijne politieke vrienden, van
hem die mij het naast staan, hebben
twee zeer geachte leden over de quaes
tie die op dit oogenblik aan het oor
deel der Kamer onderworpen is, het
woord gevoerd en nu wensch ik hier
de verklaring af te leggen, dat ik, ge
heel in tegenstelling met wat gezegd
is door den geachten afgevaardigde uit
Utrecht, den heer van Karnebeek, en
eenigermate in afwijking van datgene,
wat door den geachten afgevaardigde
uit Tiel, den heer Tydeman, is gezegd,
na kennis te hebben genomen van de
stukken over deze begrooting en voor
al na gisteren gehoord te hebben de
voortreffelijke rede, die de Minister
van Oorlog bier heeft gehouden, be
reid ben mijn stem gaarne en volko
men aan den Minister te geven."
En op welke gronden deed de heer
de Beaufort dit Ik citeer slechts en
kele regels uit deze interressante rede
„Genève, Mijnheer de Voorzitter, is
een van die steden, waar de zoogenaam
de gevaarlijke klassen zeer sterk verte
genwoordigd zijn, de anarchisten en an
dere revolutionaire elementen zijn daar
zeer talrijk en het misdadig gespuis
van de geheele wereld geeft elkaar
daar rendezvous. Maar ook daar is
geen garnizoen, geen enkel soldaat en
ik kan den heeren de verzekering ge
ven, dat de burgers van Genève even
rustig slapen als die van Den Haag".
Het is maar de vraag, of men orga-
niseeren, of men mobiliseeren kan ,ofdat
men het niet kan. Eindelijk wijs ik er
op, dat van de meening van den ge
achten afgevaardigde uit Tiel en van
die van den geachten afgevaardigde uit
Utrecht geheel afwijkt cle meening van
den militairen deskundige van de vrij
liberalen, den oud-kolonel Bosboom.
Ik zal wel nader gelegenheid hebben
om door enkele plaatsen te citeeren
uit zijn brocchure over de reorgani
satie van de infanterie, nog eens ouder
de aandacht van de Kamer te brengen,
hoe de deskundigen van de vrijlibera
len een anderen ken ik niet er
over denkt.
Wat staat nu tegenover deze mee
ning, die, men mag wel zeggen, de
overheerschende is aan de linkerzijde,
ter rechterzijde1?
Reeds wees ik bij dezelfde gelegen
heid, toen Minister Staal achter de
groene tafel zat, er op, dat van de rech
terzijde daartegenover niets staat. Aan
de rechterzijde geldt alleen als begin
sel: geld uitgeven. Dat is het eenige
beginsel, dat men daar kan ontdek
ken".
Wij zijn het met het betoog van mr.
Marchant geheel eens en o. i. wordt het
standpunt der concentratie door hem op
juiste wijze aangegeven.
Hoe wordt ik kiezer?
De eerste voorwaarde om op de kie
zerslijst geplaatst te worden, is dat men
voor of op 15 Mei 1913 den leef
tijd van 25 jaar bereikt heeft.
Wie in dat gelukkige geval verkeert
kan kiezer worden op vijf manieren.
Ten eerste als belastingkiezer, alleen
zij die in de vermogens-, bedrijfs- of
personeele belasting zijn aangeslagen of
minstens één gulden in de grondbelas
ting betalen, komen vanzelf op de lijst,
als zij in het laatst verloopen belasting
jaar waren aangeslagen, en voor 4 Febr.
4943 hun aanslag ten volle hebben
voldaan.
Wie pas in Februari betaalt, moet
met zijn voldaan ge teekend biljet voor
1 Maart naar het gemeentehuis gaan.
Wie in 1912 is verhuisd naar een
andere gemeente, moet met zijn voor
voldaan geteekend biljet voor 45 Febr.
naar het gemeentehuis in zijn nieuwe
woonplaats gaan om zich aan te geven.
Een aangeslagene, die niet ten volle
heeft betaald, kan geen andere aanspraak
op het kiesrecht doen gelden. Betaling-
na '1 Maart geeft geen aanspraak meer
op kiesrecht.
Aanslagen in de belasting van de
vrouw gelden voor den man.
Allen, die niet door belastingbetaling
kiezer zijn, moeten zich op het gemeen
tehuis gaan aanmelden of hun aangifte
formulier daar laten bezorgen.
Dat is een uiterst belangrijke taak
voor onze vrijzinnige kiesvereenigingen I
Ten tweede als woningkiezer. Deze
mogen tusschen Augustus 1912 en 31
Januari 1913 niet meer dan eenmaal,
binnen de grenzen derzelfde gemeente,
zijn verhuisd. Zij moeten sedert Augus
tus een zekere, voor iedere gemeente
afzonderlijk vastgestelden huurprijs heb
ben verwoond. Hebben zij een stuk grond
gehuurd, dan telt dat bij den huurprijs
mee, ook al ligt het niet vast aan het huis.
De vereischte huurprijs bedraagt voor
alle gemeenten van ons eiland één gul
den per week. Juist dit zeer lage bedrag
maakt, dat op het platteland de kieswet
van Houten tengevolge heeft, dat in een
district als Zierikzee algemeen kiesrecht
bestaat.
Bijna al onze arbeiders kunnen als
woningkiezers op de kiezerslijst komen I
Bij de woningkiezers behooren zij, die
schepen bewonen van tenminste 24 M3
inhoud of 24000 K.G. laadvermogen,
hetzij zij huurder of eigenaars zijn.
Contributie aan een coöperatieve
bouwvereeniging wordt als huurprijs ge
rekend. Is in den huurprijs gas oi water
leiding begrepen, dan behoeft dit bedrag
niet van de huur worden afgetrokken.
Wie het vorig jaar al woningkiezer
was en in hetzelfde huis is blijven wonen,
behoeft zich ditmaal niet neer aan te
geven.
Maar men ga vooral einde Maart of
begin April eens nakijken op het gemeen
tehuis, of men wel op de lijst staat. Is
dat niet zoo, dan kan men reclameeren.
Ten derde als loonkiezer. Een loonkie-
zer mag tusschen 1 Januari 1912 en 81
Januari 1913 niet meer dan eenmaal zijn
verwisseld van patroon en moet in 1912
een bedrag verdiend hebben, dat wisselt
naar de gemeente.
Dat loon moet minstens in een jaar
bedragen voor:
Middelharnis (kom) f 325
Sommelsdijk (kom) f 325
Middelharnis (overig deel) ƒ300
Sommelsdijk (overig deel) ƒ300
Voor alle andere gemeenten van Flak-
kee geldt een minimuminkomen van
ƒ300. Ook deze bepaling stelt tal van
arbeiders in staat het kiesrecht te ver
krijgen. Op ons eiland zullen b.v. alle
landarbeiders, die nog geen eigen gezin
hebben, loonkiezer kunnen worden. Een
gemiddeld loon toch van ƒ300 per jaar,
dat is ƒ6 per week, vei dienen op hun
25ste jaar alle arbeiders wel.
Wie een pensioen of lijfrente geniet
mag dat als loon beschouwen. Bij het
loon mag dus een pensioen, dat men
geniet, worden opgeteld.
Kost en inwoning worden door de wet
op een bepaald bedrag gesteld en mogen
bij het loon worden geteld. Door deze
bepaling kan dus ook een inwonende
zoon, die in het bedrijf van zijn ouders
werkt, kiezer worden.
Ongevallenrente geldt ook als loon. In
komen, pensioen of lijfrente van de
vrouw geldt als het loon voor den man.
Van het inkomen, dat kinderen genieten,
mag echter maar de helft worden mee
geteld.
Wie een vast loon geniet, en door ziek
te of verwonding dit gedurende hoogstens
twee maanden niet of niet ten volle kreeg,
mag zijn loon berekenen, alsof het was
doorgegaan.
Loonkiezers moeten zich ieder jaar op
nieuw tusschen 1 en 45 Februari opgeven.
Men behoeft niet op te geven, hoeveel
loon men verdient. Het is voldoende, als
men opgeeft, dat men het minimum, dat
de wet eischt, verdient. Weekinkomen
wordt tot jaarinkomen herleid door ver
menigvuldiging met 50,
ten vierde als spaarbankkiezer. Wie
op 1 Februari 1913 sedert een jaar een
bedrag van minstens 100 op het Groot
boek heeft staan of minstens 50 op de
Rijkspostspaarbank, een gemeentelijke of
een andere erkende spaarbank, kan daar
door kiezer worden.
Wie al spaarbankkiezer was in 1912,
behoeft zich niet opnieuw aan te melden.
Maar hij moet vooral einde Maart of be
gin April gaan controleeren, dat hij niet
vergeten is.
En ten vijfde kan men examenkiezer
worden.
Wie met goed gevolg een examen heeft
afgelegd, dat in de wet wordt genoemd
bv. voor onderwijzer, muziekonderwij
zers, belastingcommies, voor een betrek
king bij de Staatsspoor of de H. IJ. S. M.
bij een koopvaardij enz. enz. kan kiezer
worden. Op een kiesrechtformulier vult
hij in, welk examen hij gedaan heeft en
wanneer hij dat examen heeft afgelegd.
Wie in 1912 al examenkiezer was, be
hoeft zich niet ieder jaar opnieuw aan
te geven. Hij bedenke echter, dat hij
kiezer-af kan zijn geworden, doordat hij
zijn belasting niet op tijd betaalde.
Men ga dus weer controleeren of men
wel op de kiezerslijst geplaatst is!
Al deze bepalingen gelden het kies
recht over de Tweede Kamer. Voor de
Provinciale Staten gelden dezelfde be
palingen, doch bovendien moet men
ingezetene van de provincie zijn.
De belasting kiezers voor de Kamer
hebben ook het kiesrecht voor een Ge
meenteraad, doch de vier andere groe
pen van kiezers krijgen het gemeente
kiesrecht alleen, als zij in de gemeente
belasting zijn aangeslagen voor een be
drag, dat minstens gelijk is aan de
huursom per week, die iemand kiezer
voor de Kamer maakt. Ook deze belas
ting moet op 4 Maart ten volle zijn
betaald.
Ziedaar de voorwaarde, waarop men
kiezer wordt. Onze kiesvereenigingen
hebben tot 15 Februari een gewichtige
taak, drukken arbeid.
Op onze organisatie's rust de plicht
te zorgen, dat geen enkele onzer strijders
op de lijst ontbreekt.
Wij kennen de energie, den grooten
ijver onzer Flakkeesche vrijzinnigen. Wij
weten, dat zij de aansporing onzerzijds
niet noodig hadden ons voor de kiezers-
kweek te zorgen.
Al de onzen echter moeten de orga
nisatie's steunen.
Daar mag geen vrijzinige zijn op
Flakkee, die niet het zijne er toe bijge
dragen heeft ons verkiezingsleger zoo
sterk mogelijk te maken. Vinde ieder in
ons artikel daartoe een krachtige aan
sporing
Hoe generaal Mahmoed Moektar Pasja
gewond werd.
De vroeger Duitsche officier von Hoch-
w&chter, die als Ottomaansch majoor den
Balkan-veldtocht in den staf van generaal
Mahmoed Moektar-pasja, zooals men weet,
den commandant van het derde legercorps,
medemaakte, publiceert thans zfjn kry'gsdag-
boek. Wij ontleenen aan zyn aanteekeningen
de schildering der verwonding van Mahmoed
Moektar voor Tchatalja, op den 18den No
vember. Von Höchwachter schrijft:
Wij rijden in draf over Ouschak-Eivatli
tot in de voorste stelling. De generaal wilmet
eigen oogen zien, op welke wyze de aanval
het best geschieden kan. Hij kon zich in
derdaad niet op anderen verlaten. Men ziet
niet veel, maar om ons heen fluiten de
kogels. Wij komen enkele soldaten tegen,
die terugkeeren. In de haast vraagt niemand,
waarom zy uit het front komen. De generaal
en wy drijven ze voort.
Dan gaat het in gallop verder. Om ons
zwermen de kogels wij zien niet, vanwaar
geschoten wordt, hooren slechts den korten,
fluitenden toon en rijden op de beschuttende
wallen van het fort toe. In één minuut
moeten wij gedekt zijn. Daar zie ik plot
seling overal om ons heen soldaten opstaan
en van achter de wallen te voorschijn komen.
Nazim bey roept mij toe„Bulgar war"
(dat zy'n Bulgaren) en werkelijk op 20 pas
van ons verwijderd herken ik de Russische
mutsen. Een officier heft de hand op en
roept ons „durr!" (halt!) toe. Hij is zoo
dicht bij mij dat ik hem heden nog her
kennen zou. Ik keer mijn paard en zie den
generaal met Kemal bey en den ordonnans
naar links vluchten voor mij gaat Sala-
bey, achter mij Kezim bey.
Plotseling valt Salahadin neer: hij blijft
bewegenloos liggen, zoodat ik hem voor
dood houd. Achter mij hoor ik een tweeden
val, Kezim bey stort neermaar hij bestijgt
zijn paard opnieuw en rijdt langzaam verder.
Ik kijk om ook de pasja is te voet, zijn
paard is neergeschotenhinkend zie ik
hem voorwaarts gaan. Ik kan hem niet
heipen, ben te ver naar rechts gereden.
Daar buk ik mij - een kogel is my door
den kolbak gegaan nog twee seconden
en ik bevind mij achter een heuvel. In de
verte zie ik Kemal bey langzaam naderbij
rijdenvoorover op zijn paard gebogen,
houdt by zich nog in het zadel. Een kogel
is hem door de bovendij gedrongen. De
ordonnans is gevallen.
Den pasja zie ik niet meeralleen Nazim
bey komt ongewond naar mij toe. Wij wisse
len een vluchtigen, maar ernstigen blik met
elkaarik galloppeer daarop terstond verder
en roep een bataljon te hulp. Het is een der
goede troepenafdeelingen. De commandant
verstaat mij. De manschappen zullen den
pasja, wanneer üy gevallen is, terugbrengen.
Zjj nemen het geweer op schouder en
snellen in'looppas op den vijand toe. De
Bulgaarsche compagnie, die zich onder de
bescherming van den mist in het ver voor
onze stelling liggende fort, dat wy met opzet
slechts zwak hadden bezet, gewaagd had,
werd weer teruggeworpen.
Van onzen dapperen generaal zie ik niets.
Als de maanschappen thans maar Diet
merken, dat hij ontbreektLangzaam rijd
ik naar Kemal bey; zijn paard wordt door
een soldaat geleid. De mist wordt zoo sterk,
dat men niet ver zien kan.
Wij komen andere troepen tegen. Kemal
bey, als chef van den staf, houdt nog een
toespraak en draagt het opperbevel aan
Kemal pasja over. Daarna breng ik hem
en Kezim bey naar de verbandplaats. De
verwondingen zy niet ernstig. Zij kunnen
verder naar Kademkeui gebracht worden.
Ik rijd weer terug, om naar den pasja te
vragen.
Na een half uur zoeken vind ik hem op
den weg van het voorste fort naar de ver
bandplaats. Ik kan geen woord uitbrengen,
kan hem slechts aanzien eerst thans voel
ik, hoe lief ik dezen grooten man gekregen
heb. Ik geloof, dat hij mijn blik begrepen
heelt. Wij drukten elkaar stilzwijgend de
band. Hij zit op een wagen en is door twee
of drie kogels getroffen. Een jonge kapitein
zat naast den generaal en hield met een
strik diens zwaar verwonde been omhoog,
teneinde 't wat rust te gunnen. Moektar
pasja draagt de schako van een arts op het
hoofd en heeft een soldatenmantel om hij
schijnt veel pijn te lijden. Zijn schoone
vos is dood. Eerst sleepte de pasja zich
nog voort, maar toen lag hy, door een tweede
kogel in het dijbeen getroffen, langen tijd
aan het vijandelijke vuur blootgesteld. Een
gewoon Turksch soldaat, een armzalig, zwak
kereltje, kwam hem helpen, trooste hem en
droeg hem, ofschoon hij-zelf ziek was, ten
slotte vijfhonderd meter op zijn rug tot
achter een wal.
Intusschen lost de mist zich op en begint
de artilleriestrijd. De Bulgaren antwoorden
slechts zwak en zijn in vergelyking met
hun stelling van gisteren ver teruggetrok
ken.
Wij brengen Moektar pasja naar de ver
bandplaats. Een kogel heeft het been ver
brijzeld. Been- en heupschot luidt de diag
nose. Men zal hem op een baar naar het
6 K.M. verwijderd Kurakavak brengen.
Daar is een automobiel voor hem besteld.
Ik rijd nog eenmaal naar het front, om
te zien, hoe het met den strijd staat; het
gaat daar, zooais overal goed.
Het commando over het derde corps
wordt nu officieel aan Aluh pasja overge
geven
Over de tactiek der Bulgaren kan ik my
heden geen juist beeld vormen. Het schijnt
my toe, alsof zij slechts vechten, om te
toonen, dat zij er nog zyn, Lossow is op
gedragen de Bulgaren terug te dringen.
Ware thans Moektar pasja in staat zelf den
aanval te leiden 1
Te Kurukavak haal ik den transportrein
om één uur inwij leggen de baar in den
auto. De generaal schenkt ieder der twaalf