99 Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. Woensdag 18 December 1912. No. 5 I3de Jaargang. Dit blad verschijnt eiken W0ENSDA6. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredacteur W. DE JONG, Lid van de Tweede Kauier Staten-Generaal, '«•GRitVEÜ'HAOE. Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Dllddelharnls. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels 0,60. Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Beek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Opgeslokt door den brulkikvorsch. Het zou ons niet verbaasd hebben, als in den aanvang dezer week in de Stan daard ot de Nederlander een advertentie had gestaan van dezen invloed: «Lohman, Keer terug, alles vergeten en vergeven, Je liefhebbende KUYPER. Wie toch de redevoering van den christelijk-historischen leider op 12 Dec. in de Kamer heeft gehoord, zou deze speech als een toestemmend antwoord op de smeekbede in zoodanige annonce hebben beschouwd. Daar beklom op den twaalfden dag van de wintermaand de christelijk-his- torische leider den katheder in het Parle ment. Het was een politiek moment, een tragisch moment, de begrafenis van een politieke reputatie. Lohman, de christe- iijk-historische leider is niet meer, ver zwolgen in den maalstroom van het Kuy- perianisme, is hij herrezen als de page der coalitie, als de blinde en verblinde lofredenaar van het clericale kabinet- Heemskerk. Liebste coalitie, du kannst ruhig seiD, Lohman hebt ge herwonnen. Zelfs den Kuyperstijl imiteert hij reeds met succes, de films uit de Kanaalbios coop draait hij af, of het beelden van zijn eigen vinding waren. De openbare school signaleert hij als de groote hond, die veel krijgt, de secteschool als de klein tjes, die weinig ontvangen. Kuyper zou het hem inderdaad niet verbeteren. De invaliditeitswet van Talma is voor broeder Lohman de hazenpastei, die, fijn proever als hij sinds Mei is geworden, hem doet watertanden. Het kabinet- Heemskerk? Niets dan goeds is er aan en Talma, eenmaal door mr. Lohman verwenscht als staatssocialist en den schender van het zuivere, onvervalschte antirevolutionaire beginsel, is thans de man naar het hart des gróoten Lohmans. Kuyper redivivus in Lohman mordicus, zelfs in geraffineerde, nieuwe splitsing volgens de antithese-Kuyper splitste met de nederigheid van zijn christendom de natie in geloovigen en ongeloovigen. De linkerzijde, als paganisten uitge worpen, werd daarna als autonomen ge steld tegenover de beminde heterono men der rechterzijde. Lohman komt de eer eener nieuwe vinding toe: huma nisten ter linker-, christenen ter rechter zijde. En vanwaar dit alles? Broeder Lohman heeft een bezoek ge bracht aan den Amslerdamschen dieren tuin. Daar heeft hij een merkwaardig dier ontdektde brulkikvorsch, die kleinere kikvorschen opslokte. Die brul kikvorsch is de Liberale Unie in de linksche concentratie, de opgeslokten zijn de vrijliberalen en de vrijzinnig demo craten. Het laat zich volkomen verklaren, dat de heer Lohman behoefte had aan dit beeld. De brulkikvorsch immers uit de Kanaalstraat had hem reeds met huid en haar verslonden Lohman de christe- lijk-historicus, is heengegaan, op den katheder in de Kamer stond slechts een Kuyperiaantje. Het is intusschen jammer,! dat de heer Lohman in den Amsterdamschen dierentuin nog niet wat beter heelt rondgekeken. Hij zou er een ander merk waardig dier van Afrika's noorderstran- den hebben ontdekt. Het heeft geen zes maanden noodig om van kleur te veranderen, het kan in eenen dag meer malen van verve wisselen. Is het niet ietwat wonderlijk, dat het Kameleon aan de aandacht des heeren Lohman is ont gaan Of schrikte hij soms terug, ge dachtig aan zijn eigen verleden? De roode vlag in den mist. Het is vermakelijk, hoe de vrijzinnige concentratie door haar tegenstanders beurtelings rood en conservatief wordt verklaard. In de Kamer werd zij scherp becritiseerd door den heer Schaper, die haar een concessie aan de vrijliberalen noemde. Deze afgevaardigde zeide o.a. „Maar te betreuren valt toch, dat de vrijzinnigdemocraten en de Uniemannen deze oudliberalen op het kussen moeten laten met de wetenschap, dat zij straks het conservatisme of de reactie zullen gaan dienen". Men kan er op aan, dat in alle vergaderingen sociaaldemocra tische sprekers en debaters hetzelfde liedje zullen zingen. Men stelle daar nu eens tegenover hoe het oordeel der clericalen luidt. Minister Heemskerk haalde in zijn verkiezingsspeech in de Kamer, zeer ge schikt om in een handboekje voor debat ten dienste van antirevolutionaire jonche- lingen te worden gebruikt, ook den rooden boeman voor den dag. De vrijzin nige concentratie is volgens hem de „roode vaan in den mist." Volgens mr. Lohman is die concen tratie een brulkikvorsch. Mr. Heemskerk heeft zeker wel eens gehoord, dat de brulsirene de schepen op zee in den mist waarschuwt. Zoo zal de liberale brulkikvorsch de kiezers den weg in 1913 wijzen door den clericalen mist en hen waarschuwen voor de roode vlag. Ongetwijfeld hebben de heeren de vergelijking anders bedoeld! De pensioenbelasting van mr. Patijn. Bij de behandeling der Invaliditeits wet gaf mr. Patijn in de Tweede Kamer in groote trekken aan, op welke wijze het geld voor sociale hervormingen zou gevonden kunnen worden. Desnoods, zoo zeide hij aan het einde van zijn finan- tieel betoog, zou er van elk Nederlander een pensioenbelasting van bijv. ƒ1,50 per jaar geheven kunnen worden. De clericale blaadjes waren daar als de kippen bij. Zie dien vrijzinnige, schet terden zij, die wil van elk, ook van de armsten, 3 cent per week nemen. In zijn redevoering van 11 Dec. is mr. Patijn nader op die pensioenbelasting teruggekomen. Onze afgevaardigde zeide toen het volgende: „Ik ontmoet hier den heer Schaper, dieljmij heelt aangehaald, zeggende, dat ik wilde komen met een pensioen belasting. Ik heb mij daarover een interruptie veroorloofd, naar aanlei ding waarvan ik even het volgende uit mijn rede wil voorlezen: „Of nu een zoodanige heffing noodig zou zijn, daaromtrent kan, geloof ik, niemand eenige voorspelling wagen. Dat hangt er geheel van af, hoe het met onze staatsfinanciën zal loopen. Het is een vraagstuk voor de toekomst, oi men het met of zonder een zooda nige belasting kaD financieren. En hoe het met de staatsfinanciën zal loopen, kunnen wij geen van allen voorspellen, de heer Treub niet, ik niet, en niemand." Wanneer de heer Schaper mij weer wil citeeren, dan hoop ik, dat hij dat zal willen doen met volledige vermelding, van wat ik gezegd heb. Overigens is bekend, dat onzerzijds steeds op den voorgrond gesteld is, dat wellicht een deel van de kosten van de Staatspensioneering door een speciale pensioenbelasling zou moeten worden gedekt. Overbodig hier aan toe te voegen, dat bij die belasting als bij alle andere directe belastingen zekere minima van inkomsten zonden moeten worden vrijgesteld." Zullen de clericale blaadjes nu ook deze nadere verklaring aan hun lezers bekend maken? Daar zullen ze waarschijnlijk wel voor passen. De Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrooting. II. Onder de kwesties, waarbij de „chris telijke" rechtsbeginselen betrokken zou den kunnen zijn, behoort ook de eeds kwestie. De broeders zijn het daarover allerminst eens. Onder 't kabinet-Kuyper werd eens voorgesteld den eed in ver schillende gevallen verplichtend te stel len. Dominee Schokking, toenmaals afge vaardigde voor Harlingen, betuigde dr. Kuyper in de Kamer zijn ootmoedigen dank, omdat de regeering door dit wetje bewees, dat zij verdere ondermijning der christelijke grondslagen wilde tegengaan. Doch dadelijk nam de heer Lohman als woordvoerder derzelfde partij het woord om te verklaren, dat hij het met dominee Schokking heelemaal niet eens was, daar hij was tegen elke eedsdwang, waar de Heer der Gemeente had gezegd: Uw ja zij ja, uw neen zij neen, ende zweert ganschelijk niet." Het „christelijk" rechtsbeginsel bleek hier zelts zoek bij twee woordvoerders derzelfde partij. Het is dan ook geen wonder, dat het clericale kabinet Heemskerk het eeds- vraagstuk onopgelost laat. Prof. Drucker zeide terecht in zijn rede„Het eedsvraagstuk, waarvan de oplossing reeds door het ministerie-Kuy- per-Loetf was in uitzicht gesteld, komt geen stap verder. Indien men alvast maar eens begon met te verminderen de veel heid der eeden, die den ernst der eeds aflegging meer en meer in gevaar brengt, zou dat reeds zijn een daad van beteeke- nis, een maatregel een christelijke re geering ten volle waardig. Laat ik in dat opzicht een klein feit uit mijn eigen ervaring vermelden, om te doen zien, wat ik bedoel. Verleden jaar had ik het voorrecht hier benoemd te worden tot lid van de Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Bij de aanvaar ding van die aanzienlijke betrekking is men verplicht een eed af te leggen dat men die betrekking naar behooren, trouw en volgens de wetten zal waarnemen. De kantonrechter te dezer stede heeft mij in plechtige zitting dien eed afge nomen. Maar aangezien ik benoemd werd in een vacature, die tusschentijds was ontstaan, eindigde mijn lidmaatschap binnen den tijd van een jaar. Ik moest herbenoemd worden, genoot de eer te worden herbenoemd, maar moest op nieuw mij begeven, met mijn mede-her benoemde leden, naar den kantonrechter en in plechtige zitting opnieuw binnen het jaar onder eede beloven, in die be trekking niets te verzuimen en niets te doen wat verkeerd was, kortom dat ik zou handelen ais een trouw lid van de Commissie van toezicht op het Middel baar Onderwijs Ik meen, dat reeds een groote stap zou worden gedaan in zake het eeds vraagstuk, wanneer men dien kant van die zaak ter hand nam. Het woord, dat voor ons allen schoon klinkt„zweert ganschelijk niet", wordt op die wijze lijn recht in het tegendeel omgezet. Maar niet alleen, dat niet het vraagstuk in zijn vollen omgang wordt opgelost, maar zelfs die zijde van de quaestie komt geen stap verder." Omtrent de zedelijkheidswetten merkte prof. Drucker op „De wijziging van het Strafwetboek ten aanzien van de bepalingen omtrent de zedeloosheid mag in dit verband door de rechterzijde en de Regeering niet wor den aangehaald. In 't Voorloopig Verslag op bladz. 16 is dat trouwens erkend, en de Regeering heeft dat nog onlangs bij monde van den Minister van Justitie in deze Vergadering beaamd. Grooten- deels van den Minister Cort van der Linden afkomstig, vonden die ontwerpen ook in de Vergadering bij sommige leden van de linkerzijde steun, en werden zij in de Eerste Kamer door de geheele linkerzijde goedgekeurd. Dat sommigen in deze Kamer hun stem aan die wetten niet hebben gegeven is begrijpelijk, wanneer men zich slechts herinnert hoe een jurist als de geachte afgevaardigde uit Goes, de heer de Savornin Lohman, tegen menig artikel van die wetten in deze Vergadering hoogst ernstige be zwaren in het midden heeft gebracht". In hoeverre zijn bij de sociale wetten de „chistelijke" rechtsbeginselen betrok ken „Te dien aanzien hebben wij een zon derlingen loop van zaken beleefd. De tijd ligt nog niet zoover achter ons, dat in de kringen der anti-revolutionairen al wat verzekering was uit den booze werd geacht. Toen is er een tijd gekomen dat men in dit opzicht een meer neutraal standpunt innam. Daarna volgde een tijd dat men is overgaan tot het voorstaan zelfs van den verzekeringsdwang. Nog niet allen in de kringen der anti-revo- lutionnairen zijn daartoe bekeerd. Proi. Fabius meent, dat de anti-revolutionnai- reD, door thans de dwangverzekering voor te staan, zich „verhangen", zooals hij dat uitdrukt, „in door de vrijzinnigen geworpen strikken" en thans nog trach ten daarmede te pronken „als sierlijk kunstproduct van eigen weefsel" Men vindt dat op bladz. 264 van de Studiën van November van dit jaar. De nood- standconstructie, in deze Vergadering welbekend, heeft in dit opzicht wonderen gedaan. Tegenwoordig heet het wij hebben het telkens gehoord bij de be handeling van de Invaliditeitsverzeke-

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1912 | | pagina 1