99 Officieel Nieuws- en Advertentieblad EERSTE BLAD. voor Overflakkee en Goedereede. J3ae Jaargang. Woensdag II December 1912. No. 4 Dit blad verschijnt eiken W0ENSDA6. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredacteur W, BE JONG, Lid van de Tweede Kamer Staten-fteueraal, '8-GKAVLMIVGK. Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels 0,60. Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën ts adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. De Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrooting. I. Donderdag zijn dan eindelijk de alge meene beschouwingen over de Staatsbe grooting begonnen. De lezer weet, dat dit de groote politieke smulpartij is, die jaarlijks veel meer dan de eigenlijke zaken, de aandacht in de Kamer vraagt. Dit jaar zal het menu uitgebreider zijn dan vorige jaren, omdat bij deze laatste begrooting, die voor de stembus door het kabinet wordt aangeboden, de reke ning wordt opgemaakt van het clericale bewind. Op heldere en duidelijke wijze zette de heer Rink uileen, hoe weinig vruchtbaar de tijd van het kabinet- Heemskerk is geweest en welke gevaren voor het land dreigen, wanneer het cleri- calisme in 1913 weer mocht zegevieren. Het hoofdmoment der vorige week was echter de prachtig gedocumenteerde re devoering van prof. Drucker, die op de meest overtuigende wijze aantoonde hoe volkomen onwaar de bewering is van het kabinet Heemskerk, dat de rechter zijde één is door den band der christe lijke rechtsbeginselen. Voor een eiland als het onze, waar nog zoovelen zich laten verblinden door de leugenachtige antitheseleuze en zoo menig eenvoudig man van rechts niet inziet, dat al het gescherm van de politieke leiders der clericalen slechts schijnvertooning is, dat zijn groote mannen eenvoudig een comediespel spelen, met wat hem het heiligst is, lijkt het ons dubbel noodza kelijk prof. Drucker's onweerlegbaar betoog uitvoerig weer te geven. Toen het kabinet hier voor de eerste maal optrad, (zoo ving prof. Drucker zijn betoog over de christelijke rechts beginselen aan), verklaarde het bij monde van den Minister Heemskerk, op 10 Maart 1908 het bewind te willen voeren, over eenkomstig de beginselen, levendeinde partijen „der rechterzijde" en in de Troonrede van September 1909 heette het, dat „de Regeering blijft streven naar de toepassing van christelijke rechtsbe ginselen." Wat hebben deze beginselen nu in deze vijf jaar uitgewerkt? Zeker, er zijn er in den lande niet weinigen, die reeds vol daan zijn en juichen over de werking der beginselen, wanneer zij, sedert kor- teren of langeren tijd vooral sedert korteren tijd, tot de regeeringspartijen behoorend, ondervinden, dat zij en bun vrienden meer dan anderen voor be noemingen. subsidie's en andere gunstige beschikkingen in aanmerking komen, en die op voortzetting van dat bewind hopen, omdat zij voor zich en hun vrienden voortduring van dien gouden regen ver wachten. Over die zijde van de quaestie spreek ik evenwel niet verder. Ik wensch eenvoudig te vragen: wat heeft het Staatkundig beleid van vijfjaren op den grondslag van die vooropgezette begin selen ten aanzien van de groote vraag stukken van Staatsbeleid opgeleverd? Ik heb vroeger herhaaldelijk bij ge' legenheden als deze getracht te betoogén, lat in ons Staatsbeleid van de 20e eeuw ia Nederland die zoogenaamde christe lijke beginselen of christelijke rechts beginselen geen leiddraad verschaffen. En hetgeen ik hier meermalen heb getracht aan te toonen is, dunkt mij, door deze vijfjaren opnieuw op de meest overtuigende wijze bevestigd. Als men de verhouding tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs er buiten laat, leveren die gemeenschap pelijke beginselen van de partijen der rechterzijde geen bruikbaar richtsnoer ten aanzien van de groote vraagstukken van staatsbeleid. Wanneer ik dat nu opnieuw kortelijk tracht in het licht te stellen, wil ik dat niet doen door te wijzen op kleine geschillen, die van tijd tot tijd de harmonie der gecoaliseerde partijen dreigen te verstoren. Het is terecht herinnerd, zelfs in het allerge lukkigste huwelijk zijn er tusschen man en vrouw een enkelen keer wel eens kleine moeilijkheden. Er was te Gendrin- gen een kleine onaangenaamheid, toen mr. Van der Laar in minder welwillende aanraking kwam met zijn katholieke medeburgers aldaar. Zoo bleek ereenig verschil van gevoelen over de benoeming van een hoogleeraar in de godgeleerde laculteit te Utrecht. Er had een niet altijd even vriendschappelijke gedachten- wisseling plaats over art. 371 dei Grond wet en het subsidie aan de verschillende kerkgenootschappenDe onderlinge waar deering scheen wel eens iets te wenschen over te laten bij de kleine schermutse lingen bij een verkiezing in een Over- ijsselsch district, waar een vacature voor het lidmaatschap van deze vergadering was voorgekomen. Maar dat zijn van die kleine geschillen, die als de wolkjes verdwenen zijn; de zon der liefde weer des te krachtiger doen schijnen. De buitenstaanders doen beter zich in die kleine moeilijkheden niet te mengen. Het gaat er mede zooals met iemand, die in een volksbuurt een ruzie tusschen man en vrouw merkt en die, als hij zich daarin mengt, kans heeft van beiden een pak slaag te krijgen. Zooals ik zeide, ik wensch die kleine geschillen, die de harmonie dreigen te verstoren, maat' haar op den duur in derdaad slechts bevestigen, zooals ons is medegedeeld, te laten rusten. Ik wil liever vragen, wat die gemeenschappelijke be ginselen uitwerken in de vragen van Staatsbeleid. Allereerst zou men de wer king dier beginselen verwachten ten aanzien van zedelijke vraagstukken. Wat is daarvan nu gebleken? Is er iets van eenig belang gedaan voor Zondagsrust en herziening van de Zondagswei? Wan neer ik uitzonder ik moet dat billijk heidshalve doen, want de Memorie van Antwoord verheft zich daarop dat er iets zal gebeuren voor de Zondagsrust der apothekers, moet ik antwoorden niets. En dat dit zoo is, is ook inderdaad geen wonder. Het verschil in opvatting ten aanzien van den Zondag en de viering van den Zondag is te groot. Ik wil niot aanhalen, wat mr. Van der Laar destijds zich nog noemende mr. S. van Ruysse- velt, in het eerste nummer van zijn „politiek-sociale vlugschriften" op niet vriendelijken toon heeft geschreven over de wijze, waarop de katholieken den Zondag beschouwen. Maar laat ik een enkel feit uit het dagelijksch leven ver melden. Wanneer men op een Zondag middag in de residentie in schouwburg ot concertzaal een ernstige uitvoering bijwoont, dan ontmoet men daar bekende mannen van katholieke richting, trouwe zonen van de kerk, trouwe leden ook van de coalitie. Men leest telkens in de bladen, dat de katholieken vergaderingen en optoch ten houden op Zondag. Het kan hun niet onbekend zijn, dat zij daarmede hun bondgenooten onaangenaam zijn en ik zou bijna zeggen, grieven, maar zij zien daar geen kwaad in en gaan er mede voort. Maar dat er nu bij zoo'n groot verschil van opvatting geen Zondagswet is te maken, is werkelijk geen wonder. Wanneer er iets wonder is, is het, dat er nog steeds propagandisten het land rondgaan en den menschen vertellen, dat onder de weldaden, die van een Christelijke regeering zijn te wachten, ook behoort een goede Zondagswet. (Wordt vervolgd). Het oordeel van een christelijk Comité over het echtschei- dingsontwerp van Minister Regout. De lezer weet, dat door minister Re gout een ontwerp van wet is ingediend, tot wijziging van de voorwaarden waarop een huwelijk kan worden ontbonden. Dat dit wetsontwerp in vrijzinnige krin gen zeer slecht is ontvangen, laat zich verklaren. Doch ook in christelijke krin gen is men allerminst met deze vrucht van minister Regout's arbeid ingenomen. De bewering, van de regeeringstafel ver nomen, dat dit kabinet de „christelijke" rechtsbeginselen voorstaat, komt in een zeer zonderling daglicht, als men het rapport naleest, over het ecbtscheidings- ontwerp uitgebracht door een commissie. Deze commissie bestaat uitsluitend uit christelijke leden nl. Mevrouw van Voorst Van Beest-Van Isselmuiden en de heeren O. Q. van Swinderen, A. S. de Blécourt, A. de Graaf, en D. Snoeck Henkemans, allen van christelijke richting. In hun rapport, dat te vinden is in het Tijd schrift voor Armenzorg en Kinderbe scherming van 30 Nov. 1'. 12, zegt deze commissie o.a. het volgende: „Dit wetsontwerp tot wet verhe ven zal de onzedelijkheid bevorde ren. In tal van gevallen zal de tot standkoming van noodzakelijke echt scheidingen worden bemoeilijkt en verhinderd, tenzij de echtelieden voor het nemen van hoogst onzedelijke maatregelen niet terugdeinzen. En dat hiertoe zeer veelvuldig zal worden overgegaan, als het ontwerp wet wordt, daarvan kan men verzekerd zijn." „Het behoeft geen betoog, dat de artikelen 277 en 278aanleidingkunnen geven tot onbillijke en uit zedelijk oogpunt niet gerechtvaardigde ge volgen." En toch wordt bij de verkiezingen de kleine luyden wijsgemaakt, dat we een „christelijk" kabinet hebben! aan het subsidie niet de voorwaarde had verbonden, dat de tentoonstelling op Zondag gesloten moest zijn. Zelfs kwam de heer Duymaer met een booze motie tegen den minister voor den dag. Wat er in de practijk van die zoogenaamde Zondagsheiliging, waarover dr. Kuyper zoo roerend kan schrijven, terecht komt, bewijst het gebeurde in de Provinciale Staten van Zeeland. In de laatste najaars vergadering van dit College kwam een voorstel aan de orde om voor f 10.000 deel te nemen in het waarborgfonds voor een provinciale tentoonstelling, die in 1913 in Zeeland zal worden gehouden. De Provinciale Staten van Zeeland zijn in groote meerderheid clericaal. Enkele antirevolutionaire Statenleden wilden het subsidie wel toestaan, mits de ten toonstelling op Zondag werd gesloten en kermisvermakelijkheden werden ver boden. De antirevolutionaire hoofdman nen in de Staten wilden daarvan echter niet weten. Het Tweede Kamerlid, de heer Blum, lid der Staten van Zeeland, verdedigde het voorstel en de opening op Zondag. Nog veel verder ging de eigenlijke antirevolutionaire Zeeuwsche strijdgeneraal, mr. Dieleman. Hij haalde uit Calvijn's geschriften aan, dat de Zondag in de eerste plaats is voor heili ging, ten tweede voor rust en in de derde plaats voor vermaak. En dus con cludeerde hij, dat de tentoonstelling op Zondag geopend mag blijven Aldus werd besloten. In 1913 zullen de Kuypermannen ech ter de goe-gemeente weer wijsmaken, dat alleen van rechts een Zondagswet is te wachten 1 Wie lacht daar? De Zondagsheiliging der Kuyper mannen in de practijk. Toen in de Tweede Kamer eens een subsidie voor een tentoonstelling werd voorgesteld, waren de door-dik-en-dun- ners van de richting Duymaer zeer ver ontwaardigd op minister Talma, dat hij Dr. Roessingh over Christelijke beginselen. „Ik vrees, dat het richtsnoer der Chris telijke beginselen het volgend jaar weer als de strijdkreet bij de verkiezingen zal klinkeD. ik vrees dit inderdaad, omdat ik met den Minister van 1908 oordeel, dat de uitdrukking „Christelijke begin selen" verbittering zal wekken, verwar ring zal brengen en daarom niet geëigend is voor verkiezingsleuze. Het heet „Chris telijk", toch zal het tot groote schade van het ware Christendom zijn, dat veel hooger is dan eenige kerk, en dat als een zuurdeesem ons volksleven moet door trekken! Nooit is ter linkerzijde ontkend dat de godsdienst een groote zegen is voor en grooten invloed heeft op ons volksleven. Als wij vreezen, dan is het omdat wij oordeelen dat godsdienst en Christendom niet verpolitiekt mogen worden, niet een middel mogen zijn om macht te erlangen. Het Christendom zooals het leefde in de ziel van Jezus mag niet zoo misbruikt wordenMoeten de volksdeelen daardoor nog meer tegen elkander opgejaagd worden? Zoo ver is 't gekomen, dat het woord „Christelijk" door sommigen reeds ge bruikt wordt, niet als een titel van hooge zedelijke waarde, maar als partij naam, als een woord tusschen aanha- lingsteekensMag die naam een reclame middel worden om kiezers te lokken? Kan dat zijn ad gloriam Ghristi? Wat al verdeeldheid is er gewekt op bijna iedere ;plaats van ons landl Wat ver warring is er al door gekomenNeen

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1912 | | pagina 1