„VOORUIT!"
TWEEDE BLAD
No. 3 4 Dec. 1912
Oflicieele Mededeelingen.
Plaatselijk Nieuws.
STRATEN SCHUREN.
Burgemeester en Wethouders van Middelharnis
maken bekend, dat op Vrijdag 6 December 1912 de
bewoners van huizen, de eigenaars vau onbewoonde
huizen, de bruikers en bij gebreke van dien, de
eigenaars van pakhuizen, stallingen, schuren, tuinen
er» erven zullen moeten doen schuren, de straten
eu goten vóór, achter en ter zijde van die gebouwen
of erven loopende.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den
30 November 1912.
De Secretaris, De Burgemeester.
NIJGH. U. J. MIJS.
Burgemeester en wethouders der gemeente MID
DELHARNIS brengen ter algemeene kennis, dat, ter
voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 3 van
het Koninklijk besluit van 23 Maart 1876, (Staats
blad no. 55) van af den löen December 1912 tot en
met den 15en Januari 1913 ter Secretarie der gemeente
ter inzage vau een ieder zal liggen een uittreksel
uit een door Gedeputeerde Staten der provincie
Zuid-Holland, krachtens de artt. 13 en 14 van voor
meld Koninklijk besluit, ontworpen aanvulling van
den ligger der in deze Provincie gelegen wegen, die
tot toegang dienen naar een Spoorwegstation of naar
een plein vóór een station, welke aanvulling betreft
de stations Middelharnis en Goedereede der Rotter-
damscheTramweg-Maatschappij, terwijl tevens hierbij
in herinnering wordt gebracht, dat ingevolge art. 4
van voormeld Koninklijk besluit een ieder bevoegd
is zijne bezwaren tegen voormelde ontworpen aan
vulling van dien ligger gedurende vjjf en veertig
dagen na de dagteekening dezer aankondiging bij
hun College schriftelijk in te brengen.
Middelharnis, den 2 December 1912.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
ULBO J. MIJS, Burgemeester.
NIJGH, Secretaris.
AANGIFTE
TER
Inschrijving voor de Militie.
De BURGEMEESTER, der Gemeente MIDDELHAR
NIS brengt ter kennis van wie het aangaat, inzon
derheid van de in het jaar 1894 geboren personen,
of van hun vader, moeder, voogd of curator, dat bij
de Militiewet (Staatsblad 1912, No. 21) het volgende
is bepaald:
Abt. 12. 1. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt
voor de militie ingeschreven
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
op 1 Januari vau het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar heelt volbracht, binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
België woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of
voogd op genoemd tijdstip in een dier rij ken woon
plaats heeft;
2e. Ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken
woonplaats heeft;
3e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge
noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.J
2. Voor ingezetenen in den zin dezer wet wordt
gehouden
A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het
Rijk woonplaats heeft
le. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of de koloniën of
bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woon
plaats gehad heeft
2e. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of
bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woon
plaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet
een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen
het Rijk woonplaats heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft, en gedurende de vooraf
gaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen
woonplaats gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het bepaalde in het
vorig lid wordt gehouden
voor minderjarig hij, die minderjarig is indenziD
der Nederlandsche wet
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den
zin der Nederlandsche wet.
Art. 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven
le. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te
behooren tot een Staat waar de Nederlanders niet
aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of
waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel
van wederkeerigheid is aangenomen;
2e. hij, die blykt in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te
hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst.
Art. 14. 1. De inschrijving geschiedt
le. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid onder le
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
van vader, moeder of voogd
b. zoo hij binnen het Ryk woonplaats heeft, in
de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin
dezer wet en vader, moeder of voogd heeft en deze
in een andere gemeente binnen het Rijk woonplaats
heeft
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk, en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft,
in de gemeente Amsterdam
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk
België en hij niet binnen het Ryk woonplaats heeft
in de gemeente Rotterdam
e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zyn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft, in de gemeente
Amsterdam
f. zoo hy in het Koninkrijk België en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk, of in het
Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente
Rotterdavi
2e. van hem, bedoeld in art. 12 eerste lid, onder 2e
a- zoo hij woonplaats heeft binnen het Ryk, in de
gemeente zijner woonplaats
b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk,
»n de gemeente Amsterdam
c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk
België, in de gemeente Rotterdam
3e. A. van hem, bedoeld in art, 12, eerste lid, onder
3e., indien hij minderjarig ia
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het
Ryk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
van vader, moeder of voogd
b. zoo hy in den zin dezer wet geen vader, moeder
of voogd heeft of zoo zyn voogd niet binnen het
Ryk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf
woonplaats heeft;
B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3e.
indien hy meerderjarig isin de gemeente waar hij
woonplaats heeft.
2. De in het vorige lid als plaatsman inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar ue woonplaats
gevestigd is of was op den lsten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon
het 18e levensjaar volbracht. Ten aanzien van hem,
wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens woonplaats onderscheiden
lijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet
plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woon
plaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar,
volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon
het 18e levensjaar volbracht.
Art. 15. Hij, die volgens art. 12 moet worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe aan te geven
bij den burgemeester der gemeente, waar de inschrij
ving moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig] is, rust de
verplichting tot het doen van de aangifte
a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koningrijk België woonplaats heeft, of indiende
voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid
bezittende vereeniging,] aan eene stichting of aan
eene instelling van weldadigheid op de bestuurders;
b. indien het een meerderjarige betreft, die onder
curateele staat, op zyn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen
vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder
of voogd niet binnen het Ryk, in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is,
behoudens het bepaalde in het volgend lid, steeds
zelf tot het doen van de aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16
vermelde gestichten en inrichtingen of behoort tot
de in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde
personen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij
het leger hier te lande of bij de koloniale troepen,
behoeft niet ter inschryving te worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van
het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18de levensjaar volbracht.
6. Voor hem of haar, die tot het doen van de
aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door
een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd.
Art. 16. 1. De bestuurders van krankzinnigen-
idioten-, doofstommen- en blindengestichten, van
gevangenissen, van rijkswerkinrichtingen, van rijks
opvoedingsgestichten en van tuchtscholen zenden
jaarlijks vóór 10 januari eene opgave, ingericht in
den door Ons te bepalen vorm, van de daarin opge
nomen mannelijke personen, die alsdan voor de
militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen
commissaris in de provincie, binnen welke de in
schryving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van de mannelyke personen, die
ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht
ter beschikking van de Regeering zijn gesteld en
niet in een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen,
geschiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van
Justitie.
3. De inschryving van de in het eerste en het
tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke
in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te
lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeen
komstig door Ons te geven voorschriften.
Art. 17. 1. Voor de militie wordt ook ingeschreven
of wordt op nieuw ingeschreven:
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
België gevestigd heeft en wiens vader, moeder of
voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had;
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft,
doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari
van het jaar, volgende op dat, waariu de minderjarige
het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats
binnen een dier Rijken gevestigd he.-ft;
3e. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hy het 18de
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander
is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Ryk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft;
4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk
België gevestigd heeft;
5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hy het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van
het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Neder
lander is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkry k België woonplaats
heeft;
6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden 7an
het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene
is geworden in den zin van art. 12, tweede lid
7e. hij, die vóór het intreden van het 21ste levens
jaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, bedoeld
in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art.
12, hetzij volgens het hiervoren onder le.—6e. be
paalde ingeschreven zou moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder le.6e.
gelden art. 12, laatste lid, en art. 13.
3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij
ving of de inschryving opnieuw moet geschieden
geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de
plaats van inschrijving wordt bepaald naar de
gemeente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd
is of was op den dag, waarop de in te schrijven
persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt
in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven
gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter
inschrijving of jter inschrijving opnieuw gelden de
artt. 15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte
geschiedt binnen dertig en de opgave binnen tien
dagen na den dag, waarop dein te schryven pereoon
of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der
in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen.
Art. 102. 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien
dagen of geldboete van ten hoogste honderd vyftig
gulden wordt gestraft de in art. 15, eerste of tweede
lid, bedoelde persoon of diegene der in laatstgenoemd
lid bedoelde bestuurders, die niet voldoet aan eene
hem bij dat artikel of by art 17, vierde lid, opgelegde
verplichting.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd
gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in
het eerste lid bedoelde feiten pleegt.
De bijzondere aandacht wordt er op gevestigd, dat
bij de in art. 15 vermelde aangifte ter inschrijving
gelegenheid bestaat om op te geven de reden van
vrijstelling, die de in te schryven persoon vermoede
lijk zal kunnen doen gelden.
Waar in het bovenstaande sprake is van vader,
moeder of voogd, heeft zulks betrekking op minder
jarigen en strekt de uitdrukking „vader" voor het
geval dat de vader de ouderlijke macht of de voogdij
uitoefent; de uitdrukking „moeder" voor het geval
dat de moeder de ouderlijke macht of de voogdij
uitoefend, en de uitdrukking „voogd" voor het geval,
dat over den minderjarige voogdij wordt uitgeoefend
door een ander dan den vader of de moeder. De
uitdrukking „curator" heeft betrekking op meerder
jarigen en strekt voor het geval, dat dezen onder
curateele staat.
Waarin het bovenstaande sprake is van woonplaats,
wordt ten aanzien van hen, die geen vrijwillige
woonplaats hebben, daaronder verstaan de plaats,
waar zij werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt,
de plaats van verblijf.
Voorts is het noodig, dat door of voor hen, die
elders geboren zijn, bij het doen van de aangifte ter
inschrijving wordt overgelegd een uittreksel uit het
geboorteregister, welk uittreksel op aanvrage koste
loos wordt verstrekt.
Voor het doen van de aangifte ter inschrijving»
die moet plaats hebben tusschen 1 en 31 Januari a s.»
zal meer bepaald gelegenheid worden gegeven ter
Gemeentesecretarie op Donderdag, den 9en Januari
1913, des voormiddags van 9 tot 12 uur.
Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelijk
op een der aangegeven uren voor het doen der
aangifte ter Gemeentesecretarie te vervoegen.
Middelharnis, den tweeden December 1912.
De Burgemeester voornoemd,
ULBO J. MIJS.
Naumsoorsprong van Middelharnis.
Mogelyk stellen de inwoners van Middel
harnis belang in de navolgende mededeeling
Door den heer J. C. Ramaer is in 1899
een beschrijving gegeven van „Een Geogra-
phische Geschiedenis van Holland bezuiden
de Lek en Nieuwe Maas, in de Middeleeuwen.
In die beschrijving wordt verwezen naar
een oorkonde van 1 Maart 1812, waarin de
grenzen van de heerlijkheid Putten aange
geven worden. Die grenzen worden in die
oorkonde beschreven als te loopen„Te
halven diepen tusschen de vier Hornessen
en de den Oostmoer tot de Zandhofde toe."
Hieruit volgt, ook in verband met de verdere
beschrijving, dat tusschen den Oostmoer
(destijds een gors waar thans de polder de
Oude Oostmoer is gelegen) en de vier Hor
nessen destijds gorzen waar thans Middel
harnis is gelegen, een water liep en dat de
grens tusschen de heerlijkheden Putten en
Voorne, midden door dat water liep, om
vervolgens verlengd te worden in de richting
van de Zandhofde, dat is waar thans het
Hoornsche Hoofd onder Oudenhoorn is
gelegen.
Volgens Dr. E. Verwijs en Dr.J. Verdam
Midden Nederlandsch woordenboek heeft
Hornesse twee beteekenissen, die van hoek
en die van kwartier, vierendeel. Daar in de
grensscheiding van de „vier hornessen"
gesproken wordt zoo heeft men daar dus
hornesse gebruikt in de beteekenis van
vierendeel. Een van die vierendeolen heeft
waarschijnlijk midden hornesse midden
vierendeel middenharnis geheeten, en
zoo laat zich de naam van het dorp ver
klaren.
Met een wapenrusting heeft dus de naam
Middelharnis of Middelharnas niets uit te
staan, al is een harnas in de 17e eeuw als
wapenfiguur aangenomen.
Zooals de titel van boven aangehaald
werk reeds aangeeft gaat de geschiedenis
daarin beschreven niet verder dan de mid
deneeuwen Een zeer groot gedeelte van het
werk bestaat uit genealogie (geslachtsre-
risters) van hollandsche edelen, waarschijn
lijk voor de meeste lezers van weinig belang.
Wel vindt men er in een goed overzicht,
door kaarten toegelicht, van de verwoes
tingen die de St. Elisabeth's vloed op 18
November 1421, heeft aangericht en waarbij
een 70 tal dorpen overstroomd werden en
naar schatting 10000 menschen (dat is de
helft van het aantal inwoners dieFlakkee
thans heefl) het leven verloren. Als men in
aanmerking neemt, dat geheel Holland in
dien tyd ongeveer 800000 inwoners telde,
dan kan men beseffen hoe groot het aantal
omgekomenen was.
De stad Dordrecht was het middelpunt
van de verwoestingen, hoewel die stad zelf,
dank zij bare wallen gespaard bleef.
Bij dien vloed is de loop der meeste
rivieren in Zuid-Holland gewijzigd. Het
Hollandsch diep (een stroom zoo breed als
het Haringvliet, benevens de Bieschbosch
ontstonden, terwijl de loop van de Maas
geheel gewijzigd werd.
Op Flakkee was bij dien vloed nog maar
een polder ingedijkt, namlijk de Dirks-
landsche polder, dat in 1416 was geschied.
Het overige van wat thans Flakkee uit
maakt, was toen nog water, waarin groote
gorzen, platen en slikken, die alle wel onder
geloopen zullen zijn, in aanmerkingnemende
den hoogen vloed en de kracht waarmee
deze optrad.
MIDDELJIARNIS Dinsdagmorgen kreeg P.
Verolme, ljjnwerker bij de R.T.M., een slag
van een koe tegen zijn been, dat daardoor
erg werd gekneusd, en hem het loopen be
lette.
Door den smid P. Snijder is zijn sme
derij onderhands overgedaan aan J. Lang
broek van Oudshoorn.
J. C. de Koning, die zich naar Amerika
heeft begeven en voor wien bii de loting
in 1911 een dienstplichtig nummer werd
getrokken is als deserteur aangemerkt. Zijn
diensttijd zal nu worden vervuld door J.
Oosterling die toen No. 31 heeft getrokken.
Dinsdag werd een wagen die op den
Visschersdük steenkolen stond te laden door
een voorbijrijdende wagen aangereden, waar
door den boom draaide en een groote ruit
van een woning verbrijzelde.
Zaterdagavond werd door B. J. G. van
Giesendam, machinist op een baggermolen,
hier tijdelijk vertoevende, een portemonnaie
met 23 gulden verloren, die Zondag door
J. B. werd gevonden, en Maandag aan den
rechthebbenden werd ter hand gesteld. Zijn
eerlijkheid werd goed beloond, zoo dat
beiden hoogst tevreden waren.
Zondag a.s. zal in de Ned. Herv. Kerk
een collecte worden gehouden voor een
gesticht voor verwaarloosde kinderen.
Dat er dit jaar overvloed van veevoeder
is, blijkt wel hier uit dat de pulp alhier
wordt opgelost voor f 1,25 de 1000 kilogr.
of ruim de helft van den gewonen prijs.
U. O. T. komt dezen winter weer een
uitvoering geven. Wie van verleden winter
zich nog de volle zaal herinnert en't succes,
dat U. O. T. had, neemt zich stellig voor,
ook ditmaal weer eens het uitnemende spel
te gaan genieten. De naam U. O. T. is waar
borg genoeg, dat er iets goeds vertoond zal
worden.
Gisteravond had het zoontje van den
Heer B. Haagens het ongeluk in het achter
de woning staand schuurtje te vallen en
daarbij zijn vinger zoo ernstig te verwonden,
dat geneeskundige hulp moest worden in
geroepen.
S0MMËLSDIJK. De bietencampagne is
'alhier afgeloopen. In totaa1 zijn bier
11.426.319 K.G. suikerbieten aangevoerd.
Door den heer K. Korteweg Mr. Met
selaar alhier, is nabij de Christelijke school
een stuk grond aangekocht tot het bouwen
van eenige woningen.
POSTKANTOOR SOMMELSDIJK.
(Maand November 1912)
Verzonden telegrammen 112
Ontvangen 102
Uitgaande Telefoongesprekken 201
Inkomende 141
Totaal 556
DIRKSLAND. Burgemeester en Wethou
ders van Dirksland, gelet op art. 59 der
Algemeene Politieverordening bepalen, dat
op Vrijdag, den 6 December 1912, door de
personen in dat artikel genoemd, al de stra
ten en goten in deze gemeente moeten
worden geschuurd en dat dit op dien dag
des namiddags vóór drie moet zijn afge
loopen.
MELISSANT- Gedurende de maand Nov.
werden aan het hulptelegraafkantoor 82
telegrammen behandeld.
Deze week zijn in deze gemeente een
vijftal straatlantaarns bij geplaatst,waardoor
de verlichting aanmerkelijk verbeterd is.
Maandag gaf de heer Huygens van
Bergen op Zoom een bioscope-voorstelling
in het café van A. v. d. Klundert, die door
tal van belangstellenden werd bijgewoond.
STELLENDAM- Maandagavond omstreeks
9 uur werd ons dorp opgeschrikt door het
luiden van de brandklok. Een groote bouw-
schuur, gelegen aan den Z. O. Achterweg
en toebehoorende aan de Wed. Johs. Koese
stond in brand. Zoo spoedig grepen de
vlammen rondom zich, dat in slechts weini
ge minuten de geheele schuur met al wat
daarin aan hooi en koren was geborgen, één
groot9 vuurzee was. Aan blusschen viel
niet te denken. Met veel moeite gelukte het,
de paarden en het jonge vee te redden.Negen
beesten, waaronder 4melkbeesten, benevens
een kalf, kwamen in de vlammen om. Met
de uiterste inspanning wist men de nabij-
staande huizen en schuren te behouden,
dank zij het buitengewoon kalme weer. Was
er wat wind geweest., de gevolgen zouden
niet te overzien zijn geweest. Den gebeelen
nacht en den volgenden dag is de brandweer
in de weer geweest om het smeulende vuur
in het koren te blusschen. Omtrent de oor
zaak weet men niets. Daar de zoon des
huizes afwezig was, was de Wed. Koese
zelf met de beide knechts 's avonds wezen
opvoeren en melken. Toen had men niets
verdachts bemerkt. Een half uur later stond
de geheele schuur in lichtelaaie. Naar wij
vernemen, was het vee niet verzekerd. De
inboedel op een paar koopen erwten sa
wel, evenzoo de schuur. Maar de schade is
in ieder geval aanzienlijk.
Door den Burgemeester is een verga
dering uitgeschreven van den raad dezer
gemeente tegen Woensdag 4 December 's
avonds 6 uur.
Woensdag zal een vergadering worden
gehouden van stemgerechtigde lidmaten der
Hervormde Kerk alhier ter voorziening van
een vacature als ouderling en als diaken-
aftredend de Heeren J. Human en C. van
Driel.
Hedenmiddag werd de Heer T. Lodder
Tz. geïnstalleerd als dijkgraaf van den pol
der „De Generale Dijkagie van Stellendam."
in de afgeloopen maand werden er aan
het postkantoor alhier behandeld 185 tele
grammen, waarvan 139 binnen- en 46 buiten-
landsche, 135 gesprekken en 23 oproepbe
richten.
Hedenmorgen reed de tram tusschen
Melissant en Stellendam op een koe, die
op de rails lag. Het bleek te zijn een der
geredde dieren uit den brand van den vori-
gen nacht.
Mochten vroeger vrij garnalen gevan
gen worden, daar deze dieren niet als visschen
werden beschouwd, en mochten dus de
garnalenvisschers vrij op verpacht water
visschen, volgens de nieuwe visscherijwet
schijnt het hiermede uit te zullen zijn, en
zal het den garnalenvisschers verboden zijn
op verpacht water hun bedrijf uit te oefenen.
Mocht dit werkelijk zoo zijn, dan zal dit
voor de visschers een ontzettende slag zijn,
ja, we zouden wel kunnen zeggen, dat dit