„VOORUIT!" TWEEDE BLAD No. 3 4 Dec. 1912 Oflicieele Mededeelingen. Plaatselijk Nieuws. STRATEN SCHUREN. Burgemeester en Wethouders van Middelharnis maken bekend, dat op Vrijdag 6 December 1912 de bewoners van huizen, de eigenaars vau onbewoonde huizen, de bruikers en bij gebreke van dien, de eigenaars van pakhuizen, stallingen, schuren, tuinen er» erven zullen moeten doen schuren, de straten eu goten vóór, achter en ter zijde van die gebouwen of erven loopende. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 30 November 1912. De Secretaris, De Burgemeester. NIJGH. U. J. MIJS. Burgemeester en wethouders der gemeente MID DELHARNIS brengen ter algemeene kennis, dat, ter voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 3 van het Koninklijk besluit van 23 Maart 1876, (Staats blad no. 55) van af den löen December 1912 tot en met den 15en Januari 1913 ter Secretarie der gemeente ter inzage vau een ieder zal liggen een uittreksel uit een door Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, krachtens de artt. 13 en 14 van voor meld Koninklijk besluit, ontworpen aanvulling van den ligger der in deze Provincie gelegen wegen, die tot toegang dienen naar een Spoorwegstation of naar een plein vóór een station, welke aanvulling betreft de stations Middelharnis en Goedereede der Rotter- damscheTramweg-Maatschappij, terwijl tevens hierbij in herinnering wordt gebracht, dat ingevolge art. 4 van voormeld Koninklijk besluit een ieder bevoegd is zijne bezwaren tegen voormelde ontworpen aan vulling van dien ligger gedurende vjjf en veertig dagen na de dagteekening dezer aankondiging bij hun College schriftelijk in te brengen. Middelharnis, den 2 December 1912. Burgemeester en wethouders voornoemd, ULBO J. MIJS, Burgemeester. NIJGH, Secretaris. AANGIFTE TER Inschrijving voor de Militie. De BURGEMEESTER, der Gemeente MIDDELHAR NIS brengt ter kennis van wie het aangaat, inzon derheid van de in het jaar 1894 geboren personen, of van hun vader, moeder, voogd of curator, dat bij de Militiewet (Staatsblad 1912, No. 21) het volgende is bepaald: Abt. 12. 1. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de militie ingeschreven le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die op 1 Januari vau het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar heelt volbracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk België woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op genoemd tijdstip in een dier rij ken woon plaats heeft; 2e. Ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft; 3e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op ge noemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.J 2. Voor ingezetenen in den zin dezer wet wordt gehouden A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft le. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woon plaats gehad heeft 2e. indien hij zelf gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woon plaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft, en gedurende de vooraf gaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft. 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorig lid wordt gehouden voor minderjarig hij, die minderjarig is indenziD der Nederlandsche wet voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Art. 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven le. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen; 2e. hij, die blykt in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Art. 14. 1. De inschrijving geschiedt le. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid onder le a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij binnen het Ryk woonplaats heeft, in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in den zin dezer wet en vader, moeder of voogd heeft en deze in een andere gemeente binnen het Rijk woonplaats heeft c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk België en hij niet binnen het Ryk woonplaats heeft in de gemeente Rotterdam e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zyn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam f. zoo hy in het Koninkrijk België en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdavi 2e. van hem, bedoeld in art. 12 eerste lid, onder 2e a- zoo hij woonplaats heeft binnen het Ryk, in de gemeente zijner woonplaats b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, »n de gemeente Amsterdam c. zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam 3e. A. van hem, bedoeld in art, 12, eerste lid, onder 3e., indien hij minderjarig ia a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Ryk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hy in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zyn voogd niet binnen het Ryk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij zelf woonplaats heeft; B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3e. indien hy meerderjarig isin de gemeente waar hij woonplaats heeft. 2. De in het vorige lid als plaatsman inschrijving aangewezen gemeente is die, waar ue woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens woonplaats onderscheiden lijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woon plaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht. Art. 15. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den burgemeester der gemeente, waar de inschrij ving moet geschieden. 2. Indien hij ongesteld of afwezig] is, rust de verplichting tot het doen van de aangifte a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk België woonplaats heeft, of indiende voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging,] aan eene stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zyn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen het Ryk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is, behoudens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de aangifte verplicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 vermelde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van genoemd artikel bedoelde personen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet ter inschryving te worden aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. 6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. Art. 16. 1. De bestuurders van krankzinnigen- idioten-, doofstommen- en blindengestichten, van gevangenissen, van rijkswerkinrichtingen, van rijks opvoedingsgestichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10 januari eene opgave, ingericht in den door Ons te bepalen vorm, van de daarin opge nomen mannelijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen commissaris in de provincie, binnen welke de in schryving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelyke personen, die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in een Rijksopvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van Justitie. 3. De inschryving van de in het eerste en het tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, geschiedt overeen komstig door Ons te geven voorschriften. Art. 17. 1. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt op nieuw ingeschreven: le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moeder of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had; 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waariu de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen een dier Rijken gevestigd he.-ft; 3e. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hy het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Ryk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft; 4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft; 5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hy het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Neder lander is geworden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkry k België woonplaats heeft; 6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden 7an het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin van art. 12, tweede lid 7e. hij, die vóór het intreden van het 21ste levens jaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, bedoeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder le.—6e. be paalde ingeschreven zou moeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder le.6e. gelden art. 12, laatste lid, en art. 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij ving of de inschryving opnieuw moet geschieden geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de plaats van inschrijving wordt bepaald naar de gemeente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. 4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter inschrijving of jter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte geschiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den dag, waarop dein te schryven pereoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. Art. 102. 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vyftig gulden wordt gestraft de in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde persoon of diegene der in laatstgenoemd lid bedoelde bestuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat artikel of by art 17, vierde lid, opgelegde verplichting. 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt. De bijzondere aandacht wordt er op gevestigd, dat bij de in art. 15 vermelde aangifte ter inschrijving gelegenheid bestaat om op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schryven persoon vermoede lijk zal kunnen doen gelden. Waar in het bovenstaande sprake is van vader, moeder of voogd, heeft zulks betrekking op minder jarigen en strekt de uitdrukking „vader" voor het geval dat de vader de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent; de uitdrukking „moeder" voor het geval dat de moeder de ouderlijke macht of de voogdij uitoefend, en de uitdrukking „voogd" voor het geval, dat over den minderjarige voogdij wordt uitgeoefend door een ander dan den vader of de moeder. De uitdrukking „curator" heeft betrekking op meerder jarigen en strekt voor het geval, dat dezen onder curateele staat. Waarin het bovenstaande sprake is van woonplaats, wordt ten aanzien van hen, die geen vrijwillige woonplaats hebben, daaronder verstaan de plaats, waar zij werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt, de plaats van verblijf. Voorts is het noodig, dat door of voor hen, die elders geboren zijn, bij het doen van de aangifte ter inschrijving wordt overgelegd een uittreksel uit het geboorteregister, welk uittreksel op aanvrage koste loos wordt verstrekt. Voor het doen van de aangifte ter inschrijving» die moet plaats hebben tusschen 1 en 31 Januari a s.» zal meer bepaald gelegenheid worden gegeven ter Gemeentesecretarie op Donderdag, den 9en Januari 1913, des voormiddags van 9 tot 12 uur. Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelijk op een der aangegeven uren voor het doen der aangifte ter Gemeentesecretarie te vervoegen. Middelharnis, den tweeden December 1912. De Burgemeester voornoemd, ULBO J. MIJS. Naumsoorsprong van Middelharnis. Mogelyk stellen de inwoners van Middel harnis belang in de navolgende mededeeling Door den heer J. C. Ramaer is in 1899 een beschrijving gegeven van „Een Geogra- phische Geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en Nieuwe Maas, in de Middeleeuwen. In die beschrijving wordt verwezen naar een oorkonde van 1 Maart 1812, waarin de grenzen van de heerlijkheid Putten aange geven worden. Die grenzen worden in die oorkonde beschreven als te loopen„Te halven diepen tusschen de vier Hornessen en de den Oostmoer tot de Zandhofde toe." Hieruit volgt, ook in verband met de verdere beschrijving, dat tusschen den Oostmoer (destijds een gors waar thans de polder de Oude Oostmoer is gelegen) en de vier Hor nessen destijds gorzen waar thans Middel harnis is gelegen, een water liep en dat de grens tusschen de heerlijkheden Putten en Voorne, midden door dat water liep, om vervolgens verlengd te worden in de richting van de Zandhofde, dat is waar thans het Hoornsche Hoofd onder Oudenhoorn is gelegen. Volgens Dr. E. Verwijs en Dr.J. Verdam Midden Nederlandsch woordenboek heeft Hornesse twee beteekenissen, die van hoek en die van kwartier, vierendeel. Daar in de grensscheiding van de „vier hornessen" gesproken wordt zoo heeft men daar dus hornesse gebruikt in de beteekenis van vierendeel. Een van die vierendeolen heeft waarschijnlijk midden hornesse midden vierendeel middenharnis geheeten, en zoo laat zich de naam van het dorp ver klaren. Met een wapenrusting heeft dus de naam Middelharnis of Middelharnas niets uit te staan, al is een harnas in de 17e eeuw als wapenfiguur aangenomen. Zooals de titel van boven aangehaald werk reeds aangeeft gaat de geschiedenis daarin beschreven niet verder dan de mid deneeuwen Een zeer groot gedeelte van het werk bestaat uit genealogie (geslachtsre- risters) van hollandsche edelen, waarschijn lijk voor de meeste lezers van weinig belang. Wel vindt men er in een goed overzicht, door kaarten toegelicht, van de verwoes tingen die de St. Elisabeth's vloed op 18 November 1421, heeft aangericht en waarbij een 70 tal dorpen overstroomd werden en naar schatting 10000 menschen (dat is de helft van het aantal inwoners dieFlakkee thans heefl) het leven verloren. Als men in aanmerking neemt, dat geheel Holland in dien tyd ongeveer 800000 inwoners telde, dan kan men beseffen hoe groot het aantal omgekomenen was. De stad Dordrecht was het middelpunt van de verwoestingen, hoewel die stad zelf, dank zij bare wallen gespaard bleef. Bij dien vloed is de loop der meeste rivieren in Zuid-Holland gewijzigd. Het Hollandsch diep (een stroom zoo breed als het Haringvliet, benevens de Bieschbosch ontstonden, terwijl de loop van de Maas geheel gewijzigd werd. Op Flakkee was bij dien vloed nog maar een polder ingedijkt, namlijk de Dirks- landsche polder, dat in 1416 was geschied. Het overige van wat thans Flakkee uit maakt, was toen nog water, waarin groote gorzen, platen en slikken, die alle wel onder geloopen zullen zijn, in aanmerkingnemende den hoogen vloed en de kracht waarmee deze optrad. MIDDELJIARNIS Dinsdagmorgen kreeg P. Verolme, ljjnwerker bij de R.T.M., een slag van een koe tegen zijn been, dat daardoor erg werd gekneusd, en hem het loopen be lette. Door den smid P. Snijder is zijn sme derij onderhands overgedaan aan J. Lang broek van Oudshoorn. J. C. de Koning, die zich naar Amerika heeft begeven en voor wien bii de loting in 1911 een dienstplichtig nummer werd getrokken is als deserteur aangemerkt. Zijn diensttijd zal nu worden vervuld door J. Oosterling die toen No. 31 heeft getrokken. Dinsdag werd een wagen die op den Visschersdük steenkolen stond te laden door een voorbijrijdende wagen aangereden, waar door den boom draaide en een groote ruit van een woning verbrijzelde. Zaterdagavond werd door B. J. G. van Giesendam, machinist op een baggermolen, hier tijdelijk vertoevende, een portemonnaie met 23 gulden verloren, die Zondag door J. B. werd gevonden, en Maandag aan den rechthebbenden werd ter hand gesteld. Zijn eerlijkheid werd goed beloond, zoo dat beiden hoogst tevreden waren. Zondag a.s. zal in de Ned. Herv. Kerk een collecte worden gehouden voor een gesticht voor verwaarloosde kinderen. Dat er dit jaar overvloed van veevoeder is, blijkt wel hier uit dat de pulp alhier wordt opgelost voor f 1,25 de 1000 kilogr. of ruim de helft van den gewonen prijs. U. O. T. komt dezen winter weer een uitvoering geven. Wie van verleden winter zich nog de volle zaal herinnert en't succes, dat U. O. T. had, neemt zich stellig voor, ook ditmaal weer eens het uitnemende spel te gaan genieten. De naam U. O. T. is waar borg genoeg, dat er iets goeds vertoond zal worden. Gisteravond had het zoontje van den Heer B. Haagens het ongeluk in het achter de woning staand schuurtje te vallen en daarbij zijn vinger zoo ernstig te verwonden, dat geneeskundige hulp moest worden in geroepen. S0MMËLSDIJK. De bietencampagne is 'alhier afgeloopen. In totaa1 zijn bier 11.426.319 K.G. suikerbieten aangevoerd. Door den heer K. Korteweg Mr. Met selaar alhier, is nabij de Christelijke school een stuk grond aangekocht tot het bouwen van eenige woningen. POSTKANTOOR SOMMELSDIJK. (Maand November 1912) Verzonden telegrammen 112 Ontvangen 102 Uitgaande Telefoongesprekken 201 Inkomende 141 Totaal 556 DIRKSLAND. Burgemeester en Wethou ders van Dirksland, gelet op art. 59 der Algemeene Politieverordening bepalen, dat op Vrijdag, den 6 December 1912, door de personen in dat artikel genoemd, al de stra ten en goten in deze gemeente moeten worden geschuurd en dat dit op dien dag des namiddags vóór drie moet zijn afge loopen. MELISSANT- Gedurende de maand Nov. werden aan het hulptelegraafkantoor 82 telegrammen behandeld. Deze week zijn in deze gemeente een vijftal straatlantaarns bij geplaatst,waardoor de verlichting aanmerkelijk verbeterd is. Maandag gaf de heer Huygens van Bergen op Zoom een bioscope-voorstelling in het café van A. v. d. Klundert, die door tal van belangstellenden werd bijgewoond. STELLENDAM- Maandagavond omstreeks 9 uur werd ons dorp opgeschrikt door het luiden van de brandklok. Een groote bouw- schuur, gelegen aan den Z. O. Achterweg en toebehoorende aan de Wed. Johs. Koese stond in brand. Zoo spoedig grepen de vlammen rondom zich, dat in slechts weini ge minuten de geheele schuur met al wat daarin aan hooi en koren was geborgen, één groot9 vuurzee was. Aan blusschen viel niet te denken. Met veel moeite gelukte het, de paarden en het jonge vee te redden.Negen beesten, waaronder 4melkbeesten, benevens een kalf, kwamen in de vlammen om. Met de uiterste inspanning wist men de nabij- staande huizen en schuren te behouden, dank zij het buitengewoon kalme weer. Was er wat wind geweest., de gevolgen zouden niet te overzien zijn geweest. Den gebeelen nacht en den volgenden dag is de brandweer in de weer geweest om het smeulende vuur in het koren te blusschen. Omtrent de oor zaak weet men niets. Daar de zoon des huizes afwezig was, was de Wed. Koese zelf met de beide knechts 's avonds wezen opvoeren en melken. Toen had men niets verdachts bemerkt. Een half uur later stond de geheele schuur in lichtelaaie. Naar wij vernemen, was het vee niet verzekerd. De inboedel op een paar koopen erwten sa wel, evenzoo de schuur. Maar de schade is in ieder geval aanzienlijk. Door den Burgemeester is een verga dering uitgeschreven van den raad dezer gemeente tegen Woensdag 4 December 's avonds 6 uur. Woensdag zal een vergadering worden gehouden van stemgerechtigde lidmaten der Hervormde Kerk alhier ter voorziening van een vacature als ouderling en als diaken- aftredend de Heeren J. Human en C. van Driel. Hedenmiddag werd de Heer T. Lodder Tz. geïnstalleerd als dijkgraaf van den pol der „De Generale Dijkagie van Stellendam." in de afgeloopen maand werden er aan het postkantoor alhier behandeld 185 tele grammen, waarvan 139 binnen- en 46 buiten- landsche, 135 gesprekken en 23 oproepbe richten. Hedenmorgen reed de tram tusschen Melissant en Stellendam op een koe, die op de rails lag. Het bleek te zijn een der geredde dieren uit den brand van den vori- gen nacht. Mochten vroeger vrij garnalen gevan gen worden, daar deze dieren niet als visschen werden beschouwd, en mochten dus de garnalenvisschers vrij op verpacht water visschen, volgens de nieuwe visscherijwet schijnt het hiermede uit te zullen zijn, en zal het den garnalenvisschers verboden zijn op verpacht water hun bedrijf uit te oefenen. Mocht dit werkelijk zoo zijn, dan zal dit voor de visschers een ontzettende slag zijn, ja, we zouden wel kunnen zeggen, dat dit

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1912 | | pagina 5