99
Officieel
Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
12de Jaargang.
Woensdag 30 October 1912.
No. 50
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Ltd van de Tweede Kamer Staten-Generaal,
's-GRAVENlIAGE.
Uitgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te Middelharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
De Concentratie.
De lezer zal uit verschillende artike
len in ons blad al wel begrepen hebben,
dat we de samenwerking van de vrij
zinnige groepen bij de stembus van 1913
vrijwel als zeker beschouwden. Het pro
gram, dat de hoofdbesturen der drie
groepen thans openbaar hebben gemaakt,
toont, dat wij niet te veel beweerden,
toen wij schreven, dat het zou gaan in
democratische richting. De samenwer
king berust op een grondslag, die als
eerste voorwaarde stelt
„Algemeen kiesrecht voor mannen,
zonder dat aan die hervorming als voor
waarde wordt verbonden het nemen van
maatregelen tot verzwakking van den
volksinvloed, dien men doorhetalgemeen
kiesrecht tot volle ontwikkeling wil
brengen."
Op deze formuleering zal zelfs de
felste sociaal-democraat wel niets af te
dingen hebben. Zij beteekent, dat on
voorwaardelijk het algemeen kiesrecht
moet worden ingevoerd. Dat daarbij na
tuurlijk geestelijk minderwaardigen, mis
dadigers enz. zullen worden uitgesloten,
behoeft wel geen betoog. Wij voegen
er deze opmerking dan ook alleen bij,
omdat zekere pers zoo spoedig bereid
is te spreken van een „allemans" kies
recht.
Wat het vrouwenkiesrecht betreft,
wordt in het program gezegd, dat de
gelegenheid moet worden geopend aan
de vrouw het kiesrecht te verleenen,
zonder dat daarbij eischen van maat-
schappelijken welstand worden gesteld.
De beletselen tegen verkiesbaarheid
der vrouw moeten worden weggenomen.
Wij willen nu wel dadelijk erkennen,
dat wij voorstander zijn van het vrou
wenkiesrecht; geheel gelijk aan dat voor
mannen. Doch men vergete niet, dat
concentratie steeds zal vragen een toe
geven van weerskanten. Niemand zal
zich de illusie maken, dat men in de
gegeven omstandigheden het algemeen
vrouwenkiesrecht direct er door krijgt.
De formuieering in het concentratie
program kan o. i. dan ook aanvaard
worden door hen, die algemeen kiesrecht
voor de vrouw voorstaan. Vooral één
zinsnede is van groot belang „zonder dat
daarbij eischen van maatschappelijke
welstand mogen worden gesteld."
Dit sluit dus en zeer terecht
het zoogenaamde dameskiesrecht bij
voorbaat uit.
Dat het concentratie-program zich be
slist voor de openbare school en voor den
vrijhandel uitspreekt, behoeft wel geen
betoog. Toch is het goed gezien, dat deze
twee belangrijke kwesties in het program
nadrukkelijk worden vermeld. Van zeer
groot gewicht is ook de sociale paragraaf.
De lezer weet, dat op het oogenblik
de strijd gestreden wordt over de dwang
verzekering van minister Talma. Aan de
linkerzijde is niemand te vinden, die
deze schrale, schriele wet met zijn bu-
reaucratischen rompslomp, op de eco
nomische zwakkeren en zijn lage uitkee-
ringen wil. De clericale meerderheid zal
dit ontwerp er ongetwijfeld doorjagen.
Doch dit staat wel vast, dat het nog lange
jaren zal duren, voor deze dwangverze
kering kan worden doorgevoerd, Komt
in het volgend jaar een linksch minis
terie aan het roer, dan staat het vast,
dat zoo'n kabinet de dwangwet zal uit
rekken. Wat het er voor in de plaats
zal brengen, zegt het concentratiepro
gram
„In de behoeften, ontstaan door
ouderdom, moet worden voorzien door
uitkeeringen uit de staatskas, onver
schillig of de behoeftigen al dan niet
tot de loonarbeiders behooren. Verze
kering van uitkeeringen boven het
minimum, dat aan behoeftigen wordt
verstrekt, dient van staatswege bevor
derd en geldelijk gesteund te worden."
Dat wil dus zeggen, dat het beginsel
van Staatspensioneering door de drie
vrijzinnige partijen wordt aanvaard.
Daarnevens wordt een vrijwillige verze
kering ingevoerd, om ieder, die boven
dit minimum wenscht te komen daartoe
de gelegenheid te openen. Wij geven aan
een dergelijk stelsel verre de voorkeur
boven de dwangverzekering, die de heer
Talma zal doordrijven.
Dat daarnevens wordt aangedrongen
op een regeling van ziekte en invalidi
teit is licht te begrijpen. Terwijl de co
alitie door verhoogde invoerrechten in
de kosten der sociale maatregelen wil
voorzien, en dus naast een directe premie
een wellicht nog zwaarder indirecte be
lasting uit de zakken der kleine luijden
haalt, vraagt het concentratieprogram
„Tot het verkrijgen van de voor
sociale hervormingen benoodigde mid
delen zal, voor zoover die niet gevonden
worden, uit bijdragen van belangheb
benden en uit bestaande inkomsten
van den Staat, niet worden terugge
deinsd voor verhooging van directe
heffingen."
Hetconcentralieprogram toont tweeër
lei duidelijk aan.
Ten eerste, dat bij de vrijzinnige lei
ders bet ernstig streven naar samenwer
king voorzit en ten tweede, dat voor
die samenwerking een program wordt
voorgelegd, dat in democratische richting
gaat. Wij zullen ons van harte verheugen,
als de algemeene vergaderingen der drie
groepen met overgroote meerderheid
hare goedkeuring aan de overeenkomst
schenken. Het clericalisme kan alleen
overwonnen worden, als eendracht in de
vrijzinnige gelederen heerscht!
Onverantwoordelijk bedrijf.
Niet duidelijker kan in het licht gesteld
worden, welk een onverantwoordelijk be
drijf de protectionisten plegen zullen,
als zij de vrijhandelspolitiek doen plaats
maken voor de protectie dan door de
cijfers, die mr. Patijn in zijn uitnemende
redevoering in de Kamerzitting van 24
October aanvoerde. Om het groote belang
der zaak moeten wij aan zijn betoog
eenige meerdere plaats inruimen. De heer
Patijn ging in zijn financieel betoog
allereerst na, met hoeveel millioenen
het nationaal inkomen van 1900 tot 1910
gestegen is. In de vermogensbelasting
waren aangeslagen in het dienstjaar
1900/1901 vermogens tot een totaal cijfer
van f 5775.000.000, in 1910/1911
f 7142,000.000, zoodat de vermeerdering
in deze 10 jaren bedroeg f 1367 000.000.
Rekent men daarover 4°/0, waarvan ieder
zal toegeven, dat het zeer matig, ja
eigenlijk te laag genomen is, dan komt
met tot een stijging van het nationaal
inkomen uit dezen hoofde van 541/2
millioen.
De vermeerdering van het inkomen
uit het bezit is echter aammerkelijk
grooter. Vooreerst vallen niet in de ver
mogensbelasting de kapitalen van min
der dan f 13000, terwijl de verspreiding
van de welvaart in ons land, in de ver
schillende klassen der bevolking, ook
een groot aantal vermogens beneden die
grens moet zijn aangegroeid of nieuw ge
vormd.
Bij het cijfer van 54V.Jmillioen moeten
gevoegd worden de meerdere inkomsten
uit den grond in het genoemde 10 jarig
tijdvak.
Imrnersdeonroerendegoederen worden
voor het overgroote deel, aangeven voor
het 20 of 15 voud van de belastbare op
brengst. Dientengevolge is in de grootere
waarde van de in die belasting aange
slagen kapitalen de waardevermeerdering
van het onroerend goed niet begrepen.
Een ruwe raming leert het volgende
Uit verschillende opgaven o.a. die be
trekking hebbende op' de huurprijzen
der bezittingen van het St Antonygast-
huis te Leeuwarden, blijkt, dat de inkom
sten uit landerijen met ongeveer 36'/2 °lo
zijn gestegen. Met het oog op hetgeen
in het algemeen bekend is omtrent de
resultaten in latere jaren van het land
en tuinbouwbedrijf in al zijn vertak
kingen, schijnt het in het licht dier cijfers
niet oyerdreven aan te nemen dat het
accres van de inkomsten uit den grond
te stellen is op ongeveer
Om den invloed derinkomsten uit den
grond op het nationaal inkomen te be
rekenen, kunnen de gegevens betreffende
de grondbelasting van dienst zijn. Voor
1901 bedroeg de belastbare opbrengst
van de ongebouwde eigendommen bijna
f 97 millioen en het zal wel geen tegen
spraak ontmoeten, dat de werkelijke op
brengst dan aanzienlijk meer dan 100
millioen moet hebben beloopen.
Dit cijfer tot basis nemend en op grond
van het bovenstaande de toenemingstel-
lend op 33 komt men voor de ver
meerdering van de netto inkomsten uit
het ongebouwd tot f 33.000.000.
De vermeerdering van het nationaal
inkomen in het tijdvak 1900/1910, voor
zoover genoten uit bezit, is dus testel
len op f 54V2 33 millioen d. i. op
S7'/2 millioenwaarbij dan nog is te
voegen een niet nader te ramen bedrag
ter zake van inkomsten uit kapitaal be
neden f 13000.
Gaat men vervolgens na, hoeveel de
inkomsten uit bedrijf, beroep en betrek
king zijn toegenomen, dan komt men
zoo tot veel aanzienlijker cijfers. Hier
voor zijn de gegevens betreffende be
drijfsbelasting te raadplegen. Het totaal
bedrag der in de bedrijfsbelasting aan
geslagen inkomsten was voor 1902/1903
f 420 millioen, voor 1910/1911 f 623
millioen, de toename bedraagt dus voor
8 jaren f 203 millioen, welk bedrag
voor de 10 jaren dus stijgt tot ruim 1228
millioen.
De conclusie, waartoe bovenstaande
cijfers leiden, is, dat het inkomen van
ons volk, voor zoover in de directe belas
tingen aangeslagen, in het tijdperk 1900
- -1910 vermeerderde voor inkomsten
uit bezit (ongerekend die uit vermogens
beneden f 13000) f 87 millioen voor
inkomsten uit arbeid, (met inbegrip van
die uit vermogens beneden f 13000, toe-
behoorend aan personen, die in de be
drijfsbelasting zijn aangeslagen) f 228
millioen, of in totaal met 315 millioen.
Bij deze berekening heeft mr. Patijn
nu nog niet eens rekening gehouden met
de inkomsten uit land- en tuinbouw,
voorzoover ze door pachters wordt uitge
oefend. Evenmin is rekening gehouden
met een zeer belangrijke factor, destij-
ging der loonen. Alle loonen immers
van minder dan f 13 per week, vallen
buiten de berekening, omdat deze niet
in de bedrijfsbelasting zijn aangeslagen.
De toeneming van het nationaal inko
men is in het tijdperk 1900/1910 drie
maal zoo groot als de aanwas der bevol
king en dan durft de clericale coalitie
nog beweren, dat in ons land het geld
voor Staatspensioneering niet te vinden
is, dat het geld voor Tal ma's dwangwet
moet komen uit de verhoogde invoer
rechten.
Mr. Patijn's uitspraak moet het heele
land door
Zestig jaar geleden hebben wij aan
de protectie den rug toegekeerd, omdat
blijkens de ervaring uit de geschriften
betreffende de veertiger jarenwij bezig
waren te verarmen en economisch hard
achteruitgingen. En zullen wij nu met ons
vrijhandelsstelsel breken op het oogenblik,
dat wij een periode van bloei doormaken
schier zonder voorbeeld
Een paar eeuwen geleden waren wij
het rijke Nederland, een zeventig jaren
geleden waren wij het arme Nederland
geworden wij stonden aan den rand
van een Staatsbankroet. Wij zijn weder
opgekomen en worden weder het welva
rende Nederland. Als het zoo voortgaat
ah tegenwoordig, kunnen wij weder wor
den het rijke Nederland. En gaat het nu
niet inderdaad de perken van menschelijk
onverstand te buiten, dat men in zulken
tijd komt met het voorstel om met onze
tariefpolitiek te breken V
Weduwenrente.
Een der groote onbillijkheden, welke
het wetsontwerp van minister Talma
aankleven, is wel, dat weduwen bij den
dood van haren man, geen cent rente
wordt uitgekeerd. De Duitsche wet geeft
zelf deze uitkeering nog. De lezer weet
dat 54 jaren lang een premie van min
stens 10 cent per week van het arbei
dersloon zal worden afgehouden. Dit deel
van het loon komt dus niet ten bate van
het gezin. En zeker niet het minst in de
arbeidersgezinnen komt een zeer groot
deel van de zorg voor het leven neer op
de vrouw. Als de man de premie voor
een pensioentje betaalt, deelt zij even
goed in de lasten die het oplegt, want
die premie wordt niet genomen van het
goud der weelde doch van de nooddruft.
En als de man oud geworden op zijn
sterfbed komt te liggen 7 Zie lezer, mr.
Patijn zeide het zoo treffend juist in zijn
schoone redevoering
„Naast dat bed zit de vrouw, die haar
leven lang liet en leed met hem heeft
gedeeld, de vrouw, die haar leven lang
gesjouwd, gezwoegd, gesloofd heeft voor
het gezin. Nu ligt die man daar en wordt
op zijn sterfbed gepijnigd door het denk
beeld wat er van dat oude mensch moet
worden. Hij ziet in gedachte al dat geld
dat bij opgebracht heeft zijn leven lang
al dat geld van het gezin, en hij weet