RS s, 19 Officiéél Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. Het beursje. len ZOU [eer lereede berde ler- irnis iGT g8- 12de Jaargang. No. 44 Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels j 0,60. Berichten van cerrespendenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. De ontslagname van dr. Kuyper. De zilveren koorden. |FST- ge en |DEN (ZEN: EF ESEN. [STER EN LAN- ÏUIN, BIER- t het OT DEN IINEN :n& tovge 'pen. ts, Kousjes lardewerk, Geëm. behoeften, z. anbevolen. litis |nd, zoo leer Idie iet lias 1 dit 1 en [len ize. ptje jsft, led, ptje |De hs, am ent Woensdag 18 September J9I2. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofdredacteur W. DE JONG, Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal, 's-GRAVENUAGE. Uitgave der te Middeiharnis. Iedere regel meer0,10 G-roote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. De vorige week is het bericht bij den. minister van Binnenlandsche Zaken ingekomen, dat dr. Kuyper wegens oor lijden ontslag als lid der Tweede Kamer heelt genomen. Dr Kuyper heelt gelijk met zijn ontslagaanvrage twee attesten van de Duitsche geneesheeren, die hein behandelden, laten publiceeren. Deze Duitsche Doctoren schijnen buitenge woon goed op de hoogte van de Neder- landsche politiek. De attesten toch zijn prachtige getuigschrilten omtrent de politieke loopbaan van dr. Kuyper. Daarmee willen we ons niet bezighouden. Wij hebben den antirevolutionairen lei der in woord en geschrift fel bestreden. Wij achten zijn politiek voor ons volk hoogst verderfelijk. Doch dat mag ons niet doen vergeten, dat hij eender geniaalste mannen van onzen tijd is, dat hem talenten zijn geschonken, die hem boven de menigte hoog doen uitsteken. Zijn plaats was in het Parlement, waar van hij een sieraad was. Dat hij thans door licbaamlijk lijden het strijdperk op het Binnenhof gaat verlaten, zal ook den tegenstander tot een woord van deelname nopen. Met onvermoeide geestkracht heeft dr. Kuyper steeds voor zijn meening ge streden en dat hij thans door dooiheid van den Kamerarbeid moet afzien, is een einde zijner parlementaire loopbaan, dat ook wij hem bespaard hadden willen zien. Wij zouden hem in 1913 met vreugde een geduchte politieke nederlaag hebben zien lijden. Zijn heengaan uit de Kamer wegens toenemende doofheid moet hem met het oog op den komende strijd dubbel zwaar vallen. Dat wil niet zeggen dat dr. Kuyper het oogenblik voor rust voor hem ge komen acht. Hij blijft leider zijner partij, hij blijft redacteur van de Standaard. Wat dit zeggen wil, weet ieder, die de politiek der laatste maanden heeft gevolgd. In de Kamer sprak dr. Kuyper niet dan bij hooge uitzondering. De adviezen, waarschuwingen, terechtwijzingen en FEUILLETON. TOONEEL8PEL IN EEN BEDRIJF NAAR A. DB MUSSET, door B. 7.) Chavigny. Is die knecht nog beneden De Bediende. Neen, meneer, hy is terstond vertrokken. Chavigny. Heeft hij niets gezegd? De Bediende. Neen, meneer. Chavigny. 't Is goed, (de bediende gaat). Mevrouw de Léry. Ik houd het er voor, dat men u bederft, meneer de Chavigny. Als ujuw geld verliest zal het niet aan die dames leggen. Chavigny. Ik wil gehangen zijn, als ik er iets van begrijp. Mevrouw de Léry Schei toch uit! u is kinderachtig. Chavigny. Neenik geef a mijn woord van eer, dat ik niet gissen kan. Dat kan niet anders dan een vergissing zijn. bedreigingen werden daar niet gegeven, althans niet in 't openbaar. De polemie ken met de tegenstanders werden ge voerd in de Standaard, niet in de Tweede Kamer. De gedragslijn werd aan het kabinet voorgeschreven in de Standaard en bij herhaling bleek, dat het clericale kabinet stipt gehoorzaamde aan de be velen door de Haagsche Kanaalstraat via de Amsterdamsche Warmoesstraat gege ven. Meermalen heeft mr. Troelstra in de Kamer erop gewezen, hoe dr. Kuyper in de Kamer op de scherpste aanvallen zweeg (wat nu wellicht uit zijn doofheid verklaard moet worden), doch regelma tig in de Standaard zijn insinuaties en zijn verdachtmaking der tegenstanders deed hooren. En dat gebeurde niet een enkele maal, doch was regel geworden. Uit een politiek oogpunt is het ontslag van dr. Kuyper als Kamerlid o.i. van weinig beteekenis. De lakens deelde hij uit buiten de Kamer en hij zal dit blij ven doen. Talma zal de vuist uit de Kanaalstraat, die hem noodzaakte zijn heele verzekeringsstelsel onderstboven te werpen en een invaliditeitswet naar voren te brengen tegen zijn eigen gewe ten in, blijven gevoelen en bij de minste afwijking zal ze dreigend worden ge schud. De heer De Waal Malefijt zal het niet wagen het verderfelijk drijven der zeloten, die in Indië de neutrale school ten onder willen brengen, tegen te gaan, want dreigend zou de pen van den leider zich zetten tot een tweede editie van „Uit het Diensthuis uitgeleid." Het eenige, wat uit dr. Kuyper's ont slagname valt te concludeeren is, dat een Kabinet-Kuyper in de toekomst onmogelijk is. Wij achten dit intusschen van weinig belang. Het kabinet-Heemskerk moge zich in den vorm van jolig Christendom voor doen, het is van denzelfden geest door trokken als het kabinet van 1901. Het sectarisch drijven openbaart zich even sterk en een Grondwetsherziening onder de auspiciën van mr. Heemskerk zal zich op hetzelfde doel richten, ais wanneer dr. Kuyper de geestelijke vader ervan was. Het huidige régime is zelfs gevaarlijker, omdat het bijwijlen tracht een mom van Mevrouw de Léry. En is het adres er dan niet op? Chavigny. Waarachtig, ja, u heeft gelijk, 't is vreemdik kan het schrift. Mevrouw de Léry Mag ik eens zien Chavigny. 't Is misschien een onbescheidenheid van mij het u te laten zien maar des te erger voor degene, die er zich aan blootstelt. Daar. Ik heb bepaald dat schrift wel eens meer gezien. Mevrouw de Léry. En ik ook, heel zeker. Chavigny. Wacht toch, ik vergis me. Is het verdraaid of vlot geschreven Mevrouw de|Lery. Wel foei I 't is een echte engelsche. Zie toch hoe fijn diejetters zyn. O! 't is een wel opgevoede dame. Chavigny. U schijnt het te herkennen. Mevrouw de Léry. (met geveinsde verlegenheid) Ikin 't geheel niet. (Chavigny, kijkt haar verwonderd aan, en gaat daarna voort op en neer te loopen.) Mevrouw de Léry Waar praatten we ook weer over? 01 maar ik meen dat we over verliefde buien praatten. Dat kleine roode ding komt juist bij tijds. Chavigny. U is in het geheim, stem het maar toe. Mevrouw de Léry. Je hebt menschen, die niets weten uit te vinden; als ik u was, had ik 't geraden. verdraagzaamheid en gematigdheid aan te nemen. Om deze-redenen meenen wij, dat de ontslagname van dr. Kuyper politiek weinig of geen verandering zal brengen. Van meer belang is zij voor de antirevo lutionaire Kamerclub. Het zal niet zoo gemakkelijk zijn voor den heer Kuyper een opvolger als voorzitter der club te vinden. De heer Pollema, de bekende Schoolopziener - Gedeputeerde-K amerlid, die onlangs Lid van het College der Zeevisscherij werd, zal het baantje welniet ambieeren. Dat dr. Kuyper's getrouwe aanbidders in de Kamer, de heeren Rut gers en Duymaer van Twist, die eiken middag te drie ure precies, als de groote man in de Kamer kwam, aldaar de eer betwisten, wie het eerst zijn hulde zou brengen, voor de leiding in aanmerking zullen komen, gelooft niemand. In de artikelen, door de dagbladen aan dr. Kuyper's heengaan als Kamerlid gewijd, treffen ons twee uitlatingen, waarmede we het volkomen eens zijn, De Nederlander schrijft aan het adres der linkerzijde: „Maar al „wordt hij (dr. Kuyper) geen minister," kwijt is ze hem nog niet Wij zijn het daarmede eens. Alleen willen wij er bij voegen Maar gij, mr. Lobman, zijt hem ook niet kwijt! En dat is voor u erger dan voor onsl De Roomsch-Katholieke Gelderlander verklaart „De Katholieke partij kan dankbaar terugzien op wat dr. Kuyper voor haar is geweest." Deze uitspraak kunnen we ons ver klaren, vooral na den millioenenregen van 1905! II. De Commissie voor de Grondwetsher ziening stelt voor per 1000 leden 457a cent per lid aan die kerkgenootschappen uit te keeren, die tot nu toe geen uit- keering uit de staatskas kregen. De ker kelijke gezindheden, die thans reeds een Chavigny. Welnu! wees openhartig; zeg me wie het is. Mevrouw de Léry. Ik zou wel denken, dat mevrouw de Blainville het is. Chavigny. TJ is onbarmhartig, mevrouwbedenkt u wel, dat we ongenoegen zullen krijgen Mevrouw de Léry. Ik geloof het wel, maar ditmaal niet. Chavigny. U wilt me niet helpen om het raadsel op te lossen. Mevrouw de Léry. Een mooie bezigheid I Laat dat maar, men|zou zeggen dat u u niet weet te redden. U zult in bed alles herkauwen, al was het maar uit beleefdheid. Chavigny. Is er dus geen thee meer? Ik heb er trek in. Mevrouw de Léry Ik zal voor u zetten zeg nu eens dat ik niet goed ben (Een stilte) Chavigny (altijd op en neer gaande) Hoe meer ik zoek, hoe minder ik vind. Mevrouw de Léry. Kom aan, zeg eens, moet u nu maar aanhoudend aan die beurs denken? Ik laat u peinzen. Chavigny. Ik ben er waarlijk verbluft van. Mevrouw de Léry Ik zeg dat bet mevrouw de Blainville is. Ze heeft over de kleur van de beurs nagedacht, en ze stuurt u een andere uit berouw. Of nog beter: ze wil u beproeven, en zien of u deze of de hare zult gebruiken. Chavigny. Ik zal stellig deze gebruiken. Dat is het eenige middel om te weten te komen wie ze gemaakt heeft. uitkeering krijgen, behouden die. Te be ginnen met 1921 wordt de jaarlijksche uitkeering aan elke der gezindheden met f455 verhoogd of verlaagd voor elk vol duizendtal, waarmede het aantal harer leden blijkt te zijn toe- of afgenomen. Zoolang echter een gezindheid voor elk vol duizendtal leden meer dan f455 ge niet, vindt geen verhooging, zoolang zij minder dan f 455 geniet, geen verlaging van de jaarlijksche uitkeering plaats. Deze bepaling kan, wat het eerste lid betreft, alleen slaan op de Ned. Herv. kerk. Immers zij is de eenige, diejop 't oogenblik meer dan f 455 per 1000 leden ontvangt. De bedoeling van de voorge stelde wijziging van art. 171 is dan ook blijkbaar geen andere dan in de toekomst de Ned. Herv. Kerk precies gelijk te stellen met andere gezindten, zonder eenige rekening te houden met haar historische rechten. De Beukelaar roept daarom de leden der Ned. Herv. kerk ten strijde op tegen de voorgestelde wijziging. Het blad schrijft „Van 18991909 nam het aantal Nederlandsch-Hervormden, volgens de volkstelling met 117240 toe. Stel dat nu in 1919 een zelfde toename werd gecon stateerd, dan zou aan uitkeering uit de Overheidskas toch niets meer worden gebeurd, wijl wij ook bij dit vermeerdere ledental nog altoos meer dan 10.455 per lid zouden ontvangen. Maar namen nu de Gereformeerde Kerken met een dergelijk zielental van 117240 toe, dan zouden zij t 53235 per jaar meer gaan beuren. Voorwaar, geen gering bedrag. Ook de Roomsche Kerk zou bij een dergelijke toename in zielental dit bedrag meer erlangen. Onze Kerk echter niet, en dit wijl wij naar historische rechten thans wat meer ontvangen dan f 455 per 1000 leden. Voor de zoo dringende nooden in onze groote steden wordt dus van Over heidswege door onze Kerk geen penning meer erlangd. Vlak omgekeerd, onze Kerk is de eenige der grootere Kerkge nootschappen, die bij toename van zielen tal de eerste tientallen jaren niets zou erlangen. En dit nu is juist zoo schreeuwend onrechtvaardig, wijl de behoeften eener Mevrouw de Léry. Ik begrijp het nietdat is mij te kras. Chavigny. Ik onderstel, dat de persoon, die zejme gezonden beeft, ze morgen in mijn handen opmerkt, denkt u dat ik me er in vergissen zon Mevrouw de Léry (in lachen uitbarstende) O! dat is al te kras; het gaat mij niet aan. Chavigny. Zoudt u het by geval ook kunnen zyn? Mevrouw de Léry. Ziedaar uw thee, door mijn onbezoedelde hand geschonken, en ze zal beter zijn dan die welke u mij jzooeven geleverd hebt. Maar houd op met zoo naar me te kijken. Houd u me voor een anonyme brief? Chavigny. U is het, 't is 'een soort van grap, fer zit een komplot achter. Mevrouw de Léry. Het is een klein goed beraamd komplot. Chavigny. Geef dan toe dat n er aan mee doet. Mevrouw de Léry. Neen. Chavigny. J Ik bid er n om. Mevrouw de Lêry. Niet al te zeer. Chavigny. Ik Smeek er u om. Mevrouw de Léry. Vraagt 't op de knieën, en ik zal het u zeggen Chavigny. Op de knieën zoolang als u wilt. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1912 | | pagina 1