Flakkeesche Ban
L. J. PRINS,
Dames-, kinder
en
keuvelhoeden
Een kostelijk geslaagde grap.
Buitenland.
Advertentiën.
OPRUIMING VAN
Gegarneerde en ongegarneerde
Zandpad, Middelharnis
Voorstraat 233 en Oost-Ki
UITVOERING VAN
Coupons - Prolongatiën
Rekening-Courant met rtj
2
In alle verslagen wordt melding ge
maakt, naar de lezer ziet, van meer
of minder talrijke overtredingen der
Arbeidswet, wat den arbeid van leer
plichtige kinderen betreft. De berichten
in de bladen bevestigen ten volle de
klachten der arbeidsinspectie. Wij zullen
dat in het volgend nummer aantoonen.
Te Amsterdam is voor eenigen tijd
een „Christelijk" volksdagblad „De Am
sterdammer" opgericht en zooals het een
antirevolutionair dagblad betaamt, is het
blad een verdediger van de clericale
coalitiepolitiek en probeert het den roof
op de zakken der kleine luyden, tarief-
ontwerp-Kolkman genaamd, goed te pra
ten. Ongelukkig ontbreekt het den pro-
tectionisten aan afdoende argumenten
tegenover de onweerlegbaar gunstige
resultaten, die de vrijhandel voor ons
vaderland heeftopgeleverd. De Roomsche
Tijd klaagde zelfs dezer dagen, dat flinke,
op wetenschap steunende brochures en
geschriften ten voordeele der Tariefwet,
niet uitkomen. Men kan zich begrijpen,
hoe blij het Christelijk Volksdagblad
was, dat haar gratis eenige honderden
mooi gedrukte vlugschriftjes werden
aangeboden, getiteld„Een ernstig woord
ten voordeele der Tariefwet. Adres aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal
van den Bond van Nederlandsche Pom
penmakers te Rheden. Aan alle abonnées
werd het vlugschriftje toegezonden.
Maar wat bleek'? Het „Christelijk
Volksdagblad", is er in gevlogen zoo erg,
dat zelfs de Nederlander den draak met
het blad steekt.
Het pompenmakersadres toch stelt
onder den schijn van een protectionistisch
geschrift te zijn de voosheid van de argu
menten der protectionisten aan de kaak.
De Pompenmakersbond, die niet be
staat, zegt in het beroemde adres, dat
hij het betreurt, dat minister Kolkman,
wat de theorie betreft, in beginsel voor
den vrijhandel is gestemd, dat hij dus
toestemt, dat de leer der vrijhandelaars
theoretisch juist is, dat dit te meer klemt,
waar zijn Excellentie tevens verklaart,
dat hij van meening is, dat in de laatste
jaren de economische toestand vrij gun
stig is, waaruit de gevolgtrekking zou
kunnen worden gemaakt, dat de leer
der vrijhandelaars ook in de practijk
voor ons land de eenig juiste zou zijn
gebleken.
Het adres noemt deze verklaringen
des te bedenkelijker, waar de minister
van Landbouw, Handel en Nijverheid
pas een boek heeft doen verschijnen,
onder den titel: „A general view of
trade and industry in the Netherlands",
waarin in het Engelsch getuigenis wordt
afgelegd van den grooten bloei van vele
takken van bedrijf in Nederland.
Dergelijke verklaringen acht de Pom
penmakersbond niet geschikt om de nood
zakelijkheid van de protectie aan te
toon en.
Het adres komt vervolgens met een
bede tot den minister en wel een drin
gend verzoek om een belasting op het
rivierwater in te voeren.
Dat wordt op de volgende vermakelijke
manier in het adres verdedigd:
„Dat onze Bond intusschen volkomen
tevreden gesteld is door het Tarief-Ont
werp, dat de rechten op pompen en
pomp werktuigen voor vloeistoffen en
gassen verhoogt tot 6 pCt. van de waarde,
kan geenszins worden getuigd.
„Onze Bond aanvaardt deze verhoo
ging slechts als tijdelijk en rekent stellig
op een latere verhooging der inkomende
rechten, zooals in alle protectionistische
landen steeds is geschied!
„Als einddoel verwacht onze Bond een
zeer matig recht op het rivierwater, dat
hier uit het buitenland wordt ingevoerd,
of zoo er technische bezwaren mochten
zijn, om al het rivierwater aan de gren
zen te belasten, zou onze Bond dit met
een verbruiksrecht willen belasten, zoo
dra het buitenlandsche water uit onze
rivieren, hetzij voor particuliere, hetzij
voor fabrieks- of andere doeleinden, in
gebruik wordt genomen.
„Als er één buitenlandsch product is,
dat ons Vaderland letterlijk overstroomt,
dan is het 't rivierwater, daarvan kan
de minister van Financiën terecht zeggen,
dal het tegen onnatuurlijk lagen prijs,
ja voor „niets" wordt geleverd.
„Het spreekt wel vanzelf, dat het water,
dat wij uit den vaderlandschen bodem
moeten oppompen tegen het gratis door
het buitenland geleverde water onmo
gelijk in prijs kan concurreeren.
„Onze Bond vraagt echter slechts een
zeer laag invoerrecht op rivierwater,
zoodat het voordeeliger wordt om norton-
en andere pompen te laten slaan dan
het water uit eenige rivier te putten of
te gebruiken.
„Een dergelijk matig recht oprivier-
wator zou aan alle pompenmakers en
aan vele andere bedrijven, wij denken
aan buizenfabrikanten, machine-fabrie
ken, leveranciers van caoutchouc en ook
aan onze belangrijke stroo-industrie
om bevriezen der pompen gedurende
den winter te voorkomen voor zeer
langen tijd werk verschaffen en al die
voordeelen brengen, die door de protec
tionistische leden van de Commissie van
Voorbereiding van het wetsontwerp tot
vaststelling eener nieuwe Tariefwet wor
den verwacht.
„Moge het derhalve Uw hoog College
behagen dezen enkelen nieuwen tarief
post aan de lange lijst der belaste arti
kelen van het ontwerp-Tariefwet toe te
voegen".
Hetwelk doende enz.
De Bond van Nederlandsche
Pompenmakers.
Men kan zich begrijpen hoe er in
Amsterdam gelachen is, dat het Christelijk
Volksdagblad dit adres als een aanbeve
ling voor het tariefontwerp heeft rond
gezonden.
Den bedrieger bedrogen, zou men van
deze „christelijke" redactie kunnen zeg
gen.
De veelwijverij in Belgisch-Congo.
Een brief in de zendelingsinrichting van
Scheut, by Brussel, ontvangen, die gewijd
is aan de veelwijverij in Belgisch-Congo,
meldt, dat de polygamie aldaar nog zeer
sterk verbreid is.
De rijke inboorlingen en opperhoofden
hechten groote waarde aan 'ndichtbevolkten
harem, en een toename van geldelijk bezit
uit zich al spoedig in een nieuwe aanwinst
voor het vrouwenvertrek. De zeer anti-maat-
schappelyke keerzijde is echter, dat de
onvermogende mannen menigmaal tot het
celibaat veroordeeld zyn.
Het valt op, dat de opperhoofden er vooral
naar streven, zich meester te maken van
vrouwelijke onderdanen als deze nog zeer
jong zijn. De brief maakt melding van
verscheidene opperhoofden, die meisjes van
8 tot 10 jaar in hun harem hebbeD, en dit
verschynscel moet geenszins tot de uitzon
deringen behooren.
De oom van moederszijde vervult bijna
overal de rol van huwelijksmakelaaraan
hem worden de voor het huwelijk bestemde
meisjes toevertrouwd, en hp is het ook, die
de huwelyksgift in ontvangst neemt. Het
geldende gewoonterecht onderscheidt drie
soorten huwelijk
1. Het „Kuelankento", waarbij de huwe
lyksgift ongeveer 40 tot 50 francs bedraagt, en
de uit het huwelyk spruitende kinderen aan
de familie der moeder toevallen. Als de
echtgenoot om de een of andere reden de
vrouw verstoot, kan hij geen recht doen
gelden op teruggave der huwelyksgift.
2. Het „Kitankento", waarby de huwelyks
gift ongeveer 400 tot 500 francs bedraagt.
Ook hier vallen de kinderen toe aan de
familie der moeder, maar in geval van
verstooting of van overlijden der vrouw kan
de man eischen, dat het geld der huwelyks
gift, d. w. z. de voor de vrouw betaalde som
hem worde teruggegeven.
3. Het „Sumbankento". Hierbij gaat de
vrouw geheel en al over in het bezit van
den man, evenals de uit het huwelyk voort
spruitende kinderen aan hem komep.
In geval van overlyden van den man
worden de vrouwen der eerste klasse weder
vry en trekken zich met haar kinderen in
de schoot harer familie terug, terwijl de
vrouwen van de tweede en derde klasse aan
den broeder van den overledene toevallen
die in ouderdom op hem volgde, en die haar
voor zichzelven kan behouden of uithuwe
lijken.
Over het algemeen schijnt er in Belgisch-
Congo nog een ruim arbeidsveld braak te
liggen voor feministen.
De schatten der oude Indianen ontgraven.
Nadat de Spanjaarden in de 16e eeuw de
Indianen, die het vruchtbare plateau van
Columbia in Amerika bewoonden, overwon
nen hadden, zyn zy er voortdurend op uit
geweest, de schatten, die op den bodem van
het heilige meer van Guatavita by Borgota
moeten rusten, naar boven te brengen. Dit
is hun echter nooit mogen gelukken, even
min als aan den Engelschman Cochrane,
die in 1823 een poging waagde. In 1900
verbonden zich eenige Britten om een tunnel
door het Andesgebergte te graven en het
meer droog te leggen. Thans zyn zij met dit
werk klaar gekomen en zy zyn op het oogen-
blik druk aan het zoeken naar de schatten,
die diep inde modder begraven liggen. Wer
kelijk zyn ze er in geslaagd eenige gouden
en diamanten voorwerpen van onschatbare
waarde te voorschijn te brengen.
Het meer van Guatavita ligt bijna in het
midden van het groote Andes-plateau, dat
eertijds de woonplaats vormde van de Chib-
cha-Indianen, die van landbouw leefden en
een hooge trap van beschaving bereikt had
den. Een van hun steden, Usaquen, moet
zelfs meer dan een millioen inwoners geteld
hebben.
De Chibcha's vereerden twee goden, 'n
goeden en een boozen. De goede was de zon,
de booze een reusachtige slang, die, naar zy
geloofden, in het meer van Guatavita zetelde,
en, wanneer zy toornig was, de wateren van
het meer met haar staart opzweepte en
stormen verwekte. Ofschoon zy de slang
haatten, brachten de Chiba's haar kostbare
offers, die haar in een goede luim moesten
houden. Aan de oevers van het meer, dat
slechts een oppervlakte van een vierkante
myl besloeg, doch zeer diep was, stonden
vier tempels. Eens per jaar werd ter eere van
den slang-duivel een groot feest georgani
seerd. De voornaamste plechtigheid bestond,
in het werpen van gouden sieraden en andere
kostbare voorwerpen in het midden van het
meer, waar de slang ze zou kunnen vinden.
De schatten, die thans gevonden en in het
Waldorf Astoria hotel te New-York tentoon
gesteld zyn, bestaan veor het grootste ge
deelte uit gouden wapens, sieraden en edel
gesteenten.
De oudste krant der wereld opgeheven.
Volgens een bericht uitPekingheeftYoean
Sji-Kai, de president der Chineesche repu
bliek, het blad „King Bao" opgeheven.
Daarmede is, zooals aan de „Pester Lloyd"
geschreven wordt, deoudstekrantderwereld
verdwenen. In de geschiedenis van het
Chineesche krantenwezen en den journa
listiek in het algemeen, neemt het blad
„King Bao" wel de voornaamste plaatsin.
1500 jaar lang heeft deze krant in China
van de belangrijkste wereldgebeurtenissen
melding gemaakt en op de Chineesche
maatschappij grooten invloed uitgeoefend.
In een tyd, toen men in Europa van boek
drukkunst en krantenwezen nog niet afwist,
vond de Chinees Gon-Chung een middel uit
tot fabricatie van letters uit lood en zilver
en richtte hy onder de regeering van keizer
Fin-Chuang-Tsang in het jaar 400 na Chris
tus het blad „King Bao" op, dat onafge
broken tot heden verscheen. In den aanvang
werd de krant op tien gele zijden bladen
gedrukt, en aan den hoogen in het rijk
toegezonden. Langzamerhand werd het blad
de meest verspreide krant in China. In de
hofbibliotheek van den keizer van China
zyn interessante documenten bewaard, die
op de geschiedenis van deze oudste krant
der wereld betrekking hebben. De hoofd
redacteuren van het blad toonden vaak een
voorbeeldigen moed en een groot patriotisme.
Zoo heeft in de achtste eeuw een hoofd
redacteur van de „King Bao" den keizerlijken
prins Fin-Mo-Ling" van verraad beschuldigd,
waarvoor by aan een verschrikkelijke py-
niging onderworpen en ten slotte verbrand
werd.
Ideeën, die ons zeer modern lijken, ver
spreidde deze krant reeds vóór 900 jaren.
In de twaalfde eeuw had namelyk een
hoofdredacteur van de „King Bao" den
moed, van de regeering te verlangen, dat
zy met de oude tradities en ceremoniën
zou breken en „verstandige menschen naar
Europa zou zenden, om daar te 1 e e r e n,
te zien en te hooren." Ook deze raad werd
als majesteitschennis beschouwd en de
redacteur, de toenmaals bekende dichter
Gur-Nu-Tschang, onthoofd. Zyn hoofd werd
met afgesneden oorenen uitgetrokken tong
in alle steden van Noord-China tentoon
gesteld.
Zelfbeschuldiging van Rockefeller junior.
Rockefeller junior, de eenige zoon van den
bekenden oliekoning, deelde dezer dagen den
officier van justite eenige voorde politie, maar
ook voor hem zelf compromiteerende feiten
mede. Rockefeller junior onderhield, voor
hy braaf werd en Zondagsscholen stichtte,
door bemiddeling van een detective jaren
lang in het centrum der stad New-York
een huis, waarin geregeld orgieën plaats
hadden en waarvoor by de politie eenige
duizenden dollars betaalde, opdat deze dit
oogluikend zou toelaten. Een inspecteur van
politie ontving alleen maandelijks 600 dollar.
Deze zelfbeschuldiging van den vromen
man verwekt by de New-Yorksche upper
ten groot opzien, dat niet vry van spoten
leedvermaak is.
Ren buitengewoon huwelijk.
Door den dood van den vier-en-negentig
jarigen John. S. Lyle te New-York heeft
zyn jonge echtgenoote, die hy twee jaren
geleden schaakte, een fortuin geërfd, dat
op 20.000.000 geschat wordt.
Ongeveer twee en een half jaar geleden
werd de hulp ingeroepen van een jonge
verpleegster, Julia Pannon genaamd, om
de schoonzuster van den heer Lyle te ver
plegen. Eenige dagen nadat de verpleegster
haar post had aanvaard, werd de familie
onaangenaam verrast door haar plotselinge
vlucht" met den ruim negentigjarigen mr.
Lyle. Het paar begaf zich per automobiel
naar een der voorsteden van New-York, waar
zy door een vrederechter in het huwelyk
werd verbonden. De heer Lyle is thans
overleden en de heldin van deze, zeer zeker
buitengewone schaking, erft, uitgenomen
eenige legaten aan familieleden, het reus
achtige vermogen van haar overleden echt
genoot. De schoonzuster van den heer Lyle,
die haar zwager een „dwaze oude man"
noemde en het huwelyk als „onsmakelijk"
betitelde, is echter totaal onterfd.
Wat de Franschen zich onder de Dardanellen
voorstellen.
De vraag van een Engelschen journalist
T. „Wat zijn de Dardanellen heeft een
zijner Fransche collega'sop het idee gebracht,
diezelfde vraag aan zyn landslieden voor
te leggen. Het resultaat was niet onverma
kelijk. De journalist nam plaats op het ter
ras van een café en ondervroeg daar alle
hem bereikbare personen. Hieronder volgen
eenige der mooiste antwoorden De waard
„De Dardanellen is een Turksche haven."
Een gast: „Het zyn eilanden waarop de
Christenen door de Turken worden ver
moord." Een andere gast: „Het zijn Turk
sche vestingen." Een toevallig binnen
komende besteller: „Eilanden, die de Italia
nen niet aan de Turken willen teruggeven."
(Dit antwoord kostte een glas bier.) Een
koetsier: „Het zyn. bergen." Een postbode:
„Turksche oorlogschepen." Een voorbijgan
ger „Ach, dat weet toch iedereen, dat het
Turksche parlement zoo heet." Een kranten-
verkooper: „Rivieren in Tripolis,"(Die man
behoorde het toch te weten.) Een dame
Mijn man heeft me verteld, zy liggen in
Griekenland en vroeger kwamen daar gere
geld de klassieke dichters byeen." Een midi-
nette: „Het zyn wilde menschen.".
De Mikado en de laarzen.
De „Frankfurter Ztg." bevat de volgende
anecdoten uit het leven van den Mikado
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw
bevond zich de militaire arts, dr. Müller, te
Japan, om daar de inrichting van een mili
taire academie in de geneeskunde te leiden.
Hy verzuimde niet bij den jongen Japanschen
keizer op audiëntie te gaan en liet zich in
volle uniform by den Mikado aandienen. De
hoofdignitarissen stelden dr. Müller er ech
ter van in kennis, dat hy naar Japansch
gebruik onmogelijk met laarzen aan, doch
men stelle zich zoo iets voor 1 op de
kouzen voor den heerscher moest verschij
nen. Dr. Müller wilde echter absoluut niet
inzien, waarom hy als Pruisisch officier niet
in volle uitrusting mocht verschijnen. Er
had een levendige woordenwisseling plaats,
waarvan het slot was, dat de officier einde
lijk de volgende verklaring aflegde: „Zijne
Majesteit de Duitsche keizer heeft my opge
dragen zijne Majesteit, den keizer van Japan
in volle uniform mijn opwachting te maken
en bij de Pruisische uniform behooren de
laarzeD." Daarop had een ernstige beraad
slaging plaats tusschen den Mikado en de
eerste hofbeambten, die hiermede eindigde,
dat men dr. Müller toestond de keizerlijke
audiëntiezaal in volle uniform te betreden.
Hierdoor kon dr. Müller er zich op beroe
men, de eerste geweest te zijd, die met zyn
laarzen het paleis van den Mikado ontwijd
had.
Een benzine-ontploffing
Uit Frankfurt wordt gemeld, dat Vrijdag
avond ongeveer half acht in de geheele stad
een geweldigen slag werd gehoord. De oor
zaak hiervan was een benzine-ontploffing
bij de Opel-Automobielen-Maatschappij. De
boekhouder werd op de plaats gedood,terwyl
drie andere employé's zwaar werden gewond
en in hopeloozen toestand naar het zieken
huis werden gebracht.
De catastrofe geschiedde bij het leegtappen
van 5 benzinevaten, welker inhoud in de
opslagplaats van den kelder werd geleid.
Over de oorzaak is nog niets met zekerheid
mede te deelen. Men zegt, dat een der vaten
van den wagen is gevallen. In een oogwenk
stonden drie vaten in lichte laaie; de vlam
men sloegen ook in den kelder en vandaar
naar de eerste verdieping, waar de kantoren
gevestigd zijn. De ontploffing was zoo hevig,
dat het plaveisel van de binnenplaats, waar
de ontploffing geschiedde, over een lengte
van 6 meter geheel opengescheurd is.
Begrijpt Helen Keiler muziek
Zooals men weet, verklaart Helen Keiler
in hare „Levensgeschiedenis" evenals later
in haar klein geschrift: „Mijne Wereld", dat
zij dicht by 't klavier staande en een hand
op het hout leggend, in staat is, muziek
te genieten. Verscheidenepsychologen meen
den tot dusver dat men hier te doen moest
hebben meteen geval van zelf bedrog, vooral
de Breslauer professor W. Stern was deze
meening toegedaan. Op een reis naar Ame
rika heeft hij Helen Keiler bezocht, en muzi
kale proeven met baar genomen, waarover
hij thans in 'n tijdschrift bericht uitbrengt.
Hij schrijft dat hij, dank zij de proeven,
van meening veranderd is en toegeven moet,
dat Helen Keiler werkelijk een juiste ont
vankelijkheid voor muziek bezit zooals zy
zelf verklaart. Zyn proeven beschrijft pro
fessor ongeveer aldus:
Ik ging aan de piano zitten. Helen Keiler
leunde met haar lichaam tegen 't instru
ment; één hand legde zy op de piano, vlak
uitgespreid. Ik speelde een eenvoudige melo
die in maat, waarvan ik 'trhythmezoo
duidelijk mogelijk markeerde. Helen begon
dadelijk met de hand, die niet op de piano
lag, de maat te slaan en wel zeer correct
toen ik ophield, was zy van oordeel, dat
ik een soldaten-marsch gespeeld had. Daarna
speelde ik den Donau-wals van Strauss, en
thans was de uitwerking merkwaardig.
Helen Keiler werd zichtbaar opgewonden,
haar geheele lichaam begon te trillen en
zy wiegde zich heen en weer. Deze be
wegingen waren zóó blijkbaar de uiting van
en spontane elementaire vreugde, dat van
een verbeeldingsvreugde geen sprake kon
zijn. Ook de gelaatstrekken waren vroolyk-
heid en vreugde. Aan het slot verklaarde
miss K., dat dit een landelijke dans moest
geweest zynl Ik speelde daarop de marcho
funèbre van Chopin, die zij weder rustig
aanhoorende hare definitie „wiegenlied*,
is volgens professor volstrekt niet zoo on
juist, als men wel meenen zou, want dit
muziekstuk is naar stemmingsinhoud niet
zoozeer tragisch dan wel elegisch en week.
(Professor bedoeld zekerhet middengedeel
tö)»
Eigenlijk, zoo gaat het verslag voort, deed
ik nog 'n paar elementaire proeven ik sloeg
een lagen, en daarna een hoogen toon aan,
met drie octaaf afstand. Helen Keiler merkte
niet alleen, dat zij aangeslagen werden,
maar ook, dat zy laag en hoog waren. Ook
een triller herkende zij als zoodanig.'
Diep ontroerd is professor verder, door
de atmosfeer van Helen Keller's home. Hy
schrijft „Dit bezoek bezorgde mij niet alleen
interessante, maar ook de mooiste en reinste
indrukken, die ik ooit gekregen heb. Wie
het stille huis, het harmonieuseen „zielvolle"
leven der bewoners, de zonnige persoonlijk
heid van Helen Keiler en de ideale vriend
schap tusschen haar en hare vroegere leer
meesteres heeft leeren kennen, die weet,
dat alle kleinzielige twy'fel, die omtrent He
len Keiler en haar omgeving is gerezen,
uit een booze moet zijn.
Typhus-epidemie te Avignon.
Uit Avignon worden 500 gevallen van
typhus gemeld. Zestig patiënten zij n soldaten
van de twee regimenten, die in de stad zyn
ingekwartierd. De Fransche minister van
Oorlog, Millerand, heeft last gegeven tot een
onderzoek, dat, volgens de „petit Parisien",
door generaal Vaillard geleid zal worden.
Het gemeentebesruur heeft de maatre
gelen getroffen om de verdere uitbreiding
der ziekte te voorkomen.
Fransche staatsinkomsten van speelbanken.
De zelfmoord van den Berlynschen Justiz-
rat Michaelis, tengevolge van zijn geldelijke
verliezen op de speeltafel te Enghien-les-
Bains, geeft aanleiding op de zeer groote
winsten van deze speelbank te wijzen. Dat
daarvan echter voor de Staat ook een aardig
sommetje overblijft, is nietalgemeenbekend.
Wel is niet juist vast te stellen wat de
regeering, speciaal uit Enghien ten deel!
valt, maar uit een officieele nota blijkt, welk
totaal bedrag van alle speelbanken van
Frankrijk in de staatskas vloeit. In het jaarj
1907 werd een wet aangenomen, waardoorj
alle speelbanken 15 van hun winst aan
den staat moesten afstaan. Een speciale!
commissie in .het ministerie van Binnen-
landsche Zaken beheert deze inkomsten, die]
evenzoo als de inkomsten van den totalisator
en de schouwburgen enz. in de kas van
staatsarmenzorg („Assistence republique")
vloeien. In de 5 maanden van het jaar 1907
na het inwerking treden van deze wet had
den de Fransche speelbanken eennetto-winst
van 14 millioen franks. In het jaar 1908
stegen deze inkomsten tot 29 millioen in
1909 tot 37 millioen in 1910 tot 44 millioen!
en in 1911 tot 48 millioen. De staat heeft dus
sedert het bestaan dezer wet uit den speel-]
hartstocht van landslieden en vreemdelingen]
ruim 26 millioen francs geput.
Een 17-jarige moordenaar ter
dood veroordeeld.
Het hof van gezworenen te Parijs, heeft
Zaterdag een jongen van nog geen volle 17
jaar, die in een korte broek en met bloota
kuiten voor de rechtbank verscheen
hoogst waarschijnlijk om deheeren rechters
te bewegen, hem als kind te beschouwen er
naar een opvoedingsgesticht te zenden, -I
ter dood veroordeeld.
De beklaagde, een zekere Marcel Rouches
had op 1 Maart 11. zyn oude tante gewurgd
en haar geheele bezit, een franc of vijftig,
geroofd, om zich geld voor de bioscoop en
andere hoogheerlijke vermaken te verschaf
fen. Na een beraadslaging, die slechts een
half uur duurde, beantwoordde de jury alle
schuldvragen met „ja", en Rouches hoorde
het doodvonnis tegen zich eischen.
De jongen hoorde het vonnis kalm aan
en zeide slechts met luider stemme, terwij
de gendarmen hem wegleidden„Ik hac
gedacht, dat ik voor zoo iets naar een op
voedingsgesticht zou worden gestuurd."
(Directeur
Verkrijgbaar VI2 pCt. Depoiito-ol
van 100,- 250,- 500,- en 1<
en 1 November.