Flakkeesche Ban L. J. PRINS, Dames-, kinder en keuvelhoeden Een kostelijk geslaagde grap. Buitenland. Advertentiën. OPRUIMING VAN Gegarneerde en ongegarneerde Zandpad, Middelharnis Voorstraat 233 en Oost-Ki UITVOERING VAN Coupons - Prolongatiën Rekening-Courant met rtj 2 In alle verslagen wordt melding ge maakt, naar de lezer ziet, van meer of minder talrijke overtredingen der Arbeidswet, wat den arbeid van leer plichtige kinderen betreft. De berichten in de bladen bevestigen ten volle de klachten der arbeidsinspectie. Wij zullen dat in het volgend nummer aantoonen. Te Amsterdam is voor eenigen tijd een „Christelijk" volksdagblad „De Am sterdammer" opgericht en zooals het een antirevolutionair dagblad betaamt, is het blad een verdediger van de clericale coalitiepolitiek en probeert het den roof op de zakken der kleine luyden, tarief- ontwerp-Kolkman genaamd, goed te pra ten. Ongelukkig ontbreekt het den pro- tectionisten aan afdoende argumenten tegenover de onweerlegbaar gunstige resultaten, die de vrijhandel voor ons vaderland heeftopgeleverd. De Roomsche Tijd klaagde zelfs dezer dagen, dat flinke, op wetenschap steunende brochures en geschriften ten voordeele der Tariefwet, niet uitkomen. Men kan zich begrijpen, hoe blij het Christelijk Volksdagblad was, dat haar gratis eenige honderden mooi gedrukte vlugschriftjes werden aangeboden, getiteld„Een ernstig woord ten voordeele der Tariefwet. Adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van den Bond van Nederlandsche Pom penmakers te Rheden. Aan alle abonnées werd het vlugschriftje toegezonden. Maar wat bleek'? Het „Christelijk Volksdagblad", is er in gevlogen zoo erg, dat zelfs de Nederlander den draak met het blad steekt. Het pompenmakersadres toch stelt onder den schijn van een protectionistisch geschrift te zijn de voosheid van de argu menten der protectionisten aan de kaak. De Pompenmakersbond, die niet be staat, zegt in het beroemde adres, dat hij het betreurt, dat minister Kolkman, wat de theorie betreft, in beginsel voor den vrijhandel is gestemd, dat hij dus toestemt, dat de leer der vrijhandelaars theoretisch juist is, dat dit te meer klemt, waar zijn Excellentie tevens verklaart, dat hij van meening is, dat in de laatste jaren de economische toestand vrij gun stig is, waaruit de gevolgtrekking zou kunnen worden gemaakt, dat de leer der vrijhandelaars ook in de practijk voor ons land de eenig juiste zou zijn gebleken. Het adres noemt deze verklaringen des te bedenkelijker, waar de minister van Landbouw, Handel en Nijverheid pas een boek heeft doen verschijnen, onder den titel: „A general view of trade and industry in the Netherlands", waarin in het Engelsch getuigenis wordt afgelegd van den grooten bloei van vele takken van bedrijf in Nederland. Dergelijke verklaringen acht de Pom penmakersbond niet geschikt om de nood zakelijkheid van de protectie aan te toon en. Het adres komt vervolgens met een bede tot den minister en wel een drin gend verzoek om een belasting op het rivierwater in te voeren. Dat wordt op de volgende vermakelijke manier in het adres verdedigd: „Dat onze Bond intusschen volkomen tevreden gesteld is door het Tarief-Ont werp, dat de rechten op pompen en pomp werktuigen voor vloeistoffen en gassen verhoogt tot 6 pCt. van de waarde, kan geenszins worden getuigd. „Onze Bond aanvaardt deze verhoo ging slechts als tijdelijk en rekent stellig op een latere verhooging der inkomende rechten, zooals in alle protectionistische landen steeds is geschied! „Als einddoel verwacht onze Bond een zeer matig recht op het rivierwater, dat hier uit het buitenland wordt ingevoerd, of zoo er technische bezwaren mochten zijn, om al het rivierwater aan de gren zen te belasten, zou onze Bond dit met een verbruiksrecht willen belasten, zoo dra het buitenlandsche water uit onze rivieren, hetzij voor particuliere, hetzij voor fabrieks- of andere doeleinden, in gebruik wordt genomen. „Als er één buitenlandsch product is, dat ons Vaderland letterlijk overstroomt, dan is het 't rivierwater, daarvan kan de minister van Financiën terecht zeggen, dal het tegen onnatuurlijk lagen prijs, ja voor „niets" wordt geleverd. „Het spreekt wel vanzelf, dat het water, dat wij uit den vaderlandschen bodem moeten oppompen tegen het gratis door het buitenland geleverde water onmo gelijk in prijs kan concurreeren. „Onze Bond vraagt echter slechts een zeer laag invoerrecht op rivierwater, zoodat het voordeeliger wordt om norton- en andere pompen te laten slaan dan het water uit eenige rivier te putten of te gebruiken. „Een dergelijk matig recht oprivier- wator zou aan alle pompenmakers en aan vele andere bedrijven, wij denken aan buizenfabrikanten, machine-fabrie ken, leveranciers van caoutchouc en ook aan onze belangrijke stroo-industrie om bevriezen der pompen gedurende den winter te voorkomen voor zeer langen tijd werk verschaffen en al die voordeelen brengen, die door de protec tionistische leden van de Commissie van Voorbereiding van het wetsontwerp tot vaststelling eener nieuwe Tariefwet wor den verwacht. „Moge het derhalve Uw hoog College behagen dezen enkelen nieuwen tarief post aan de lange lijst der belaste arti kelen van het ontwerp-Tariefwet toe te voegen". Hetwelk doende enz. De Bond van Nederlandsche Pompenmakers. Men kan zich begrijpen hoe er in Amsterdam gelachen is, dat het Christelijk Volksdagblad dit adres als een aanbeve ling voor het tariefontwerp heeft rond gezonden. Den bedrieger bedrogen, zou men van deze „christelijke" redactie kunnen zeg gen. De veelwijverij in Belgisch-Congo. Een brief in de zendelingsinrichting van Scheut, by Brussel, ontvangen, die gewijd is aan de veelwijverij in Belgisch-Congo, meldt, dat de polygamie aldaar nog zeer sterk verbreid is. De rijke inboorlingen en opperhoofden hechten groote waarde aan 'ndichtbevolkten harem, en een toename van geldelijk bezit uit zich al spoedig in een nieuwe aanwinst voor het vrouwenvertrek. De zeer anti-maat- schappelyke keerzijde is echter, dat de onvermogende mannen menigmaal tot het celibaat veroordeeld zyn. Het valt op, dat de opperhoofden er vooral naar streven, zich meester te maken van vrouwelijke onderdanen als deze nog zeer jong zijn. De brief maakt melding van verscheidene opperhoofden, die meisjes van 8 tot 10 jaar in hun harem hebbeD, en dit verschynscel moet geenszins tot de uitzon deringen behooren. De oom van moederszijde vervult bijna overal de rol van huwelijksmakelaaraan hem worden de voor het huwelijk bestemde meisjes toevertrouwd, en hp is het ook, die de huwelyksgift in ontvangst neemt. Het geldende gewoonterecht onderscheidt drie soorten huwelijk 1. Het „Kuelankento", waarbij de huwe lyksgift ongeveer 40 tot 50 francs bedraagt, en de uit het huwelyk spruitende kinderen aan de familie der moeder toevallen. Als de echtgenoot om de een of andere reden de vrouw verstoot, kan hij geen recht doen gelden op teruggave der huwelyksgift. 2. Het „Kitankento", waarby de huwelyks gift ongeveer 400 tot 500 francs bedraagt. Ook hier vallen de kinderen toe aan de familie der moeder, maar in geval van verstooting of van overlijden der vrouw kan de man eischen, dat het geld der huwelyks gift, d. w. z. de voor de vrouw betaalde som hem worde teruggegeven. 3. Het „Sumbankento". Hierbij gaat de vrouw geheel en al over in het bezit van den man, evenals de uit het huwelyk voort spruitende kinderen aan hem komep. In geval van overlyden van den man worden de vrouwen der eerste klasse weder vry en trekken zich met haar kinderen in de schoot harer familie terug, terwijl de vrouwen van de tweede en derde klasse aan den broeder van den overledene toevallen die in ouderdom op hem volgde, en die haar voor zichzelven kan behouden of uithuwe lijken. Over het algemeen schijnt er in Belgisch- Congo nog een ruim arbeidsveld braak te liggen voor feministen. De schatten der oude Indianen ontgraven. Nadat de Spanjaarden in de 16e eeuw de Indianen, die het vruchtbare plateau van Columbia in Amerika bewoonden, overwon nen hadden, zyn zy er voortdurend op uit geweest, de schatten, die op den bodem van het heilige meer van Guatavita by Borgota moeten rusten, naar boven te brengen. Dit is hun echter nooit mogen gelukken, even min als aan den Engelschman Cochrane, die in 1823 een poging waagde. In 1900 verbonden zich eenige Britten om een tunnel door het Andesgebergte te graven en het meer droog te leggen. Thans zyn zij met dit werk klaar gekomen en zy zyn op het oogen- blik druk aan het zoeken naar de schatten, die diep inde modder begraven liggen. Wer kelijk zyn ze er in geslaagd eenige gouden en diamanten voorwerpen van onschatbare waarde te voorschijn te brengen. Het meer van Guatavita ligt bijna in het midden van het groote Andes-plateau, dat eertijds de woonplaats vormde van de Chib- cha-Indianen, die van landbouw leefden en een hooge trap van beschaving bereikt had den. Een van hun steden, Usaquen, moet zelfs meer dan een millioen inwoners geteld hebben. De Chibcha's vereerden twee goden, 'n goeden en een boozen. De goede was de zon, de booze een reusachtige slang, die, naar zy geloofden, in het meer van Guatavita zetelde, en, wanneer zy toornig was, de wateren van het meer met haar staart opzweepte en stormen verwekte. Ofschoon zy de slang haatten, brachten de Chiba's haar kostbare offers, die haar in een goede luim moesten houden. Aan de oevers van het meer, dat slechts een oppervlakte van een vierkante myl besloeg, doch zeer diep was, stonden vier tempels. Eens per jaar werd ter eere van den slang-duivel een groot feest georgani seerd. De voornaamste plechtigheid bestond, in het werpen van gouden sieraden en andere kostbare voorwerpen in het midden van het meer, waar de slang ze zou kunnen vinden. De schatten, die thans gevonden en in het Waldorf Astoria hotel te New-York tentoon gesteld zyn, bestaan veor het grootste ge deelte uit gouden wapens, sieraden en edel gesteenten. De oudste krant der wereld opgeheven. Volgens een bericht uitPekingheeftYoean Sji-Kai, de president der Chineesche repu bliek, het blad „King Bao" opgeheven. Daarmede is, zooals aan de „Pester Lloyd" geschreven wordt, deoudstekrantderwereld verdwenen. In de geschiedenis van het Chineesche krantenwezen en den journa listiek in het algemeen, neemt het blad „King Bao" wel de voornaamste plaatsin. 1500 jaar lang heeft deze krant in China van de belangrijkste wereldgebeurtenissen melding gemaakt en op de Chineesche maatschappij grooten invloed uitgeoefend. In een tyd, toen men in Europa van boek drukkunst en krantenwezen nog niet afwist, vond de Chinees Gon-Chung een middel uit tot fabricatie van letters uit lood en zilver en richtte hy onder de regeering van keizer Fin-Chuang-Tsang in het jaar 400 na Chris tus het blad „King Bao" op, dat onafge broken tot heden verscheen. In den aanvang werd de krant op tien gele zijden bladen gedrukt, en aan den hoogen in het rijk toegezonden. Langzamerhand werd het blad de meest verspreide krant in China. In de hofbibliotheek van den keizer van China zyn interessante documenten bewaard, die op de geschiedenis van deze oudste krant der wereld betrekking hebben. De hoofd redacteuren van het blad toonden vaak een voorbeeldigen moed en een groot patriotisme. Zoo heeft in de achtste eeuw een hoofd redacteur van de „King Bao" den keizerlijken prins Fin-Mo-Ling" van verraad beschuldigd, waarvoor by aan een verschrikkelijke py- niging onderworpen en ten slotte verbrand werd. Ideeën, die ons zeer modern lijken, ver spreidde deze krant reeds vóór 900 jaren. In de twaalfde eeuw had namelyk een hoofdredacteur van de „King Bao" den moed, van de regeering te verlangen, dat zy met de oude tradities en ceremoniën zou breken en „verstandige menschen naar Europa zou zenden, om daar te 1 e e r e n, te zien en te hooren." Ook deze raad werd als majesteitschennis beschouwd en de redacteur, de toenmaals bekende dichter Gur-Nu-Tschang, onthoofd. Zyn hoofd werd met afgesneden oorenen uitgetrokken tong in alle steden van Noord-China tentoon gesteld. Zelfbeschuldiging van Rockefeller junior. Rockefeller junior, de eenige zoon van den bekenden oliekoning, deelde dezer dagen den officier van justite eenige voorde politie, maar ook voor hem zelf compromiteerende feiten mede. Rockefeller junior onderhield, voor hy braaf werd en Zondagsscholen stichtte, door bemiddeling van een detective jaren lang in het centrum der stad New-York een huis, waarin geregeld orgieën plaats hadden en waarvoor by de politie eenige duizenden dollars betaalde, opdat deze dit oogluikend zou toelaten. Een inspecteur van politie ontving alleen maandelijks 600 dollar. Deze zelfbeschuldiging van den vromen man verwekt by de New-Yorksche upper ten groot opzien, dat niet vry van spoten leedvermaak is. Ren buitengewoon huwelijk. Door den dood van den vier-en-negentig jarigen John. S. Lyle te New-York heeft zyn jonge echtgenoote, die hy twee jaren geleden schaakte, een fortuin geërfd, dat op 20.000.000 geschat wordt. Ongeveer twee en een half jaar geleden werd de hulp ingeroepen van een jonge verpleegster, Julia Pannon genaamd, om de schoonzuster van den heer Lyle te ver plegen. Eenige dagen nadat de verpleegster haar post had aanvaard, werd de familie onaangenaam verrast door haar plotselinge vlucht" met den ruim negentigjarigen mr. Lyle. Het paar begaf zich per automobiel naar een der voorsteden van New-York, waar zy door een vrederechter in het huwelyk werd verbonden. De heer Lyle is thans overleden en de heldin van deze, zeer zeker buitengewone schaking, erft, uitgenomen eenige legaten aan familieleden, het reus achtige vermogen van haar overleden echt genoot. De schoonzuster van den heer Lyle, die haar zwager een „dwaze oude man" noemde en het huwelyk als „onsmakelijk" betitelde, is echter totaal onterfd. Wat de Franschen zich onder de Dardanellen voorstellen. De vraag van een Engelschen journalist T. „Wat zijn de Dardanellen heeft een zijner Fransche collega'sop het idee gebracht, diezelfde vraag aan zyn landslieden voor te leggen. Het resultaat was niet onverma kelijk. De journalist nam plaats op het ter ras van een café en ondervroeg daar alle hem bereikbare personen. Hieronder volgen eenige der mooiste antwoorden De waard „De Dardanellen is een Turksche haven." Een gast: „Het zyn eilanden waarop de Christenen door de Turken worden ver moord." Een andere gast: „Het zijn Turk sche vestingen." Een toevallig binnen komende besteller: „Eilanden, die de Italia nen niet aan de Turken willen teruggeven." (Dit antwoord kostte een glas bier.) Een koetsier: „Het zyn. bergen." Een postbode: „Turksche oorlogschepen." Een voorbijgan ger „Ach, dat weet toch iedereen, dat het Turksche parlement zoo heet." Een kranten- verkooper: „Rivieren in Tripolis,"(Die man behoorde het toch te weten.) Een dame Mijn man heeft me verteld, zy liggen in Griekenland en vroeger kwamen daar gere geld de klassieke dichters byeen." Een midi- nette: „Het zyn wilde menschen.". De Mikado en de laarzen. De „Frankfurter Ztg." bevat de volgende anecdoten uit het leven van den Mikado In de zeventiger jaren van de vorige eeuw bevond zich de militaire arts, dr. Müller, te Japan, om daar de inrichting van een mili taire academie in de geneeskunde te leiden. Hy verzuimde niet bij den jongen Japanschen keizer op audiëntie te gaan en liet zich in volle uniform by den Mikado aandienen. De hoofdignitarissen stelden dr. Müller er ech ter van in kennis, dat hy naar Japansch gebruik onmogelijk met laarzen aan, doch men stelle zich zoo iets voor 1 op de kouzen voor den heerscher moest verschij nen. Dr. Müller wilde echter absoluut niet inzien, waarom hy als Pruisisch officier niet in volle uitrusting mocht verschijnen. Er had een levendige woordenwisseling plaats, waarvan het slot was, dat de officier einde lijk de volgende verklaring aflegde: „Zijne Majesteit de Duitsche keizer heeft my opge dragen zijne Majesteit, den keizer van Japan in volle uniform mijn opwachting te maken en bij de Pruisische uniform behooren de laarzeD." Daarop had een ernstige beraad slaging plaats tusschen den Mikado en de eerste hofbeambten, die hiermede eindigde, dat men dr. Müller toestond de keizerlijke audiëntiezaal in volle uniform te betreden. Hierdoor kon dr. Müller er zich op beroe men, de eerste geweest te zijd, die met zyn laarzen het paleis van den Mikado ontwijd had. Een benzine-ontploffing Uit Frankfurt wordt gemeld, dat Vrijdag avond ongeveer half acht in de geheele stad een geweldigen slag werd gehoord. De oor zaak hiervan was een benzine-ontploffing bij de Opel-Automobielen-Maatschappij. De boekhouder werd op de plaats gedood,terwyl drie andere employé's zwaar werden gewond en in hopeloozen toestand naar het zieken huis werden gebracht. De catastrofe geschiedde bij het leegtappen van 5 benzinevaten, welker inhoud in de opslagplaats van den kelder werd geleid. Over de oorzaak is nog niets met zekerheid mede te deelen. Men zegt, dat een der vaten van den wagen is gevallen. In een oogwenk stonden drie vaten in lichte laaie; de vlam men sloegen ook in den kelder en vandaar naar de eerste verdieping, waar de kantoren gevestigd zijn. De ontploffing was zoo hevig, dat het plaveisel van de binnenplaats, waar de ontploffing geschiedde, over een lengte van 6 meter geheel opengescheurd is. Begrijpt Helen Keiler muziek Zooals men weet, verklaart Helen Keiler in hare „Levensgeschiedenis" evenals later in haar klein geschrift: „Mijne Wereld", dat zij dicht by 't klavier staande en een hand op het hout leggend, in staat is, muziek te genieten. Verscheidenepsychologen meen den tot dusver dat men hier te doen moest hebben meteen geval van zelf bedrog, vooral de Breslauer professor W. Stern was deze meening toegedaan. Op een reis naar Ame rika heeft hij Helen Keiler bezocht, en muzi kale proeven met baar genomen, waarover hij thans in 'n tijdschrift bericht uitbrengt. Hij schrijft dat hij, dank zij de proeven, van meening veranderd is en toegeven moet, dat Helen Keiler werkelijk een juiste ont vankelijkheid voor muziek bezit zooals zy zelf verklaart. Zyn proeven beschrijft pro fessor ongeveer aldus: Ik ging aan de piano zitten. Helen Keiler leunde met haar lichaam tegen 't instru ment; één hand legde zy op de piano, vlak uitgespreid. Ik speelde een eenvoudige melo die in maat, waarvan ik 'trhythmezoo duidelijk mogelijk markeerde. Helen begon dadelijk met de hand, die niet op de piano lag, de maat te slaan en wel zeer correct toen ik ophield, was zy van oordeel, dat ik een soldaten-marsch gespeeld had. Daarna speelde ik den Donau-wals van Strauss, en thans was de uitwerking merkwaardig. Helen Keiler werd zichtbaar opgewonden, haar geheele lichaam begon te trillen en zy wiegde zich heen en weer. Deze be wegingen waren zóó blijkbaar de uiting van en spontane elementaire vreugde, dat van een verbeeldingsvreugde geen sprake kon zijn. Ook de gelaatstrekken waren vroolyk- heid en vreugde. Aan het slot verklaarde miss K., dat dit een landelijke dans moest geweest zynl Ik speelde daarop de marcho funèbre van Chopin, die zij weder rustig aanhoorende hare definitie „wiegenlied*, is volgens professor volstrekt niet zoo on juist, als men wel meenen zou, want dit muziekstuk is naar stemmingsinhoud niet zoozeer tragisch dan wel elegisch en week. (Professor bedoeld zekerhet middengedeel tö)» Eigenlijk, zoo gaat het verslag voort, deed ik nog 'n paar elementaire proeven ik sloeg een lagen, en daarna een hoogen toon aan, met drie octaaf afstand. Helen Keiler merkte niet alleen, dat zij aangeslagen werden, maar ook, dat zy laag en hoog waren. Ook een triller herkende zij als zoodanig.' Diep ontroerd is professor verder, door de atmosfeer van Helen Keller's home. Hy schrijft „Dit bezoek bezorgde mij niet alleen interessante, maar ook de mooiste en reinste indrukken, die ik ooit gekregen heb. Wie het stille huis, het harmonieuseen „zielvolle" leven der bewoners, de zonnige persoonlijk heid van Helen Keiler en de ideale vriend schap tusschen haar en hare vroegere leer meesteres heeft leeren kennen, die weet, dat alle kleinzielige twy'fel, die omtrent He len Keiler en haar omgeving is gerezen, uit een booze moet zijn. Typhus-epidemie te Avignon. Uit Avignon worden 500 gevallen van typhus gemeld. Zestig patiënten zij n soldaten van de twee regimenten, die in de stad zyn ingekwartierd. De Fransche minister van Oorlog, Millerand, heeft last gegeven tot een onderzoek, dat, volgens de „petit Parisien", door generaal Vaillard geleid zal worden. Het gemeentebesruur heeft de maatre gelen getroffen om de verdere uitbreiding der ziekte te voorkomen. Fransche staatsinkomsten van speelbanken. De zelfmoord van den Berlynschen Justiz- rat Michaelis, tengevolge van zijn geldelijke verliezen op de speeltafel te Enghien-les- Bains, geeft aanleiding op de zeer groote winsten van deze speelbank te wijzen. Dat daarvan echter voor de Staat ook een aardig sommetje overblijft, is nietalgemeenbekend. Wel is niet juist vast te stellen wat de regeering, speciaal uit Enghien ten deel! valt, maar uit een officieele nota blijkt, welk totaal bedrag van alle speelbanken van Frankrijk in de staatskas vloeit. In het jaarj 1907 werd een wet aangenomen, waardoorj alle speelbanken 15 van hun winst aan den staat moesten afstaan. Een speciale! commissie in .het ministerie van Binnen- landsche Zaken beheert deze inkomsten, die] evenzoo als de inkomsten van den totalisator en de schouwburgen enz. in de kas van staatsarmenzorg („Assistence republique") vloeien. In de 5 maanden van het jaar 1907 na het inwerking treden van deze wet had den de Fransche speelbanken eennetto-winst van 14 millioen franks. In het jaar 1908 stegen deze inkomsten tot 29 millioen in 1909 tot 37 millioen in 1910 tot 44 millioen! en in 1911 tot 48 millioen. De staat heeft dus sedert het bestaan dezer wet uit den speel-] hartstocht van landslieden en vreemdelingen] ruim 26 millioen francs geput. Een 17-jarige moordenaar ter dood veroordeeld. Het hof van gezworenen te Parijs, heeft Zaterdag een jongen van nog geen volle 17 jaar, die in een korte broek en met bloota kuiten voor de rechtbank verscheen hoogst waarschijnlijk om deheeren rechters te bewegen, hem als kind te beschouwen er naar een opvoedingsgesticht te zenden, -I ter dood veroordeeld. De beklaagde, een zekere Marcel Rouches had op 1 Maart 11. zyn oude tante gewurgd en haar geheele bezit, een franc of vijftig, geroofd, om zich geld voor de bioscoop en andere hoogheerlijke vermaken te verschaf fen. Na een beraadslaging, die slechts een half uur duurde, beantwoordde de jury alle schuldvragen met „ja", en Rouches hoorde het doodvonnis tegen zich eischen. De jongen hoorde het vonnis kalm aan en zeide slechts met luider stemme, terwij de gendarmen hem wegleidden„Ik hac gedacht, dat ik voor zoo iets naar een op voedingsgesticht zou worden gestuurd." (Directeur Verkrijgbaar VI2 pCt. Depoiito-ol van 100,- 250,- 500,- en 1< en 1 November.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1912 | | pagina 2