99
Officieel
Nieuws- en Advertentieblad
1
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
Het beursje.
Jaargang.
Woensdag 14 Augustus 1912.
No. 39
Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
Staatspensioneering.
Arbeid van Leerplichtige kinderen.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal,
's-GBAVEKHAGE.
Uitgave der
te middeiharnis.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureau*
nemen Advertentiën aan.
IV.
(Het criterum der invaliditeit.)
De voorstanders van het dwangont-
werp-Talma met zijn lage ouderdoms
pensioenen op 70-jarigen leeftijd, trachten
op vergaderingen de kiezers diets te
maken, dat door den minister ook een
voorziening tegen invaliditeit wordt ge
troffen. Het is maar de vraag, wat men
onder voorziening verstaat. Het is juist
onze grief dat de samenkoppeling van
invaliditeits- en ouderdomsverzekering
er toe leidt, dat zeer lage invaliditeits-
renten bij betaling van hooge premiën
worden uitgekeerd. Of zou iemand ter
wereld, zelfs de geduldigste Patrimonium
mannen, het ook maar eenigszins vol
doende durven noemen, dat na twintig
jaar verzekering de volgende „pensioe
nen" worden uitgekeerd, als iemand
invalide wordt?
Na. twintig jaar trouwe
premie betaling by een
inkomen van
f 900 f 1200
600 900
400 - 600
240 400
Uitkeering
per week
358 cent
299
239
179
minder dan 240 150
En wanneer zal aan een invalide dit
schrale „pensioen" worden uitbetaald?
Als hij niet meer in staat is 1/3 van het
loon, dat hij verdiende, voor hij invalide
werd, te verdienen!!
Om te weten wat van deze invaliditeits
verzekering terecht zal komen, raadple
gen we de ervaring in Duitschland. Daar
wordt ook de eisch gesteld, dat men */s
van zijn arbeidskracht moet verloren
hebben, voor men voor de uitkeering in
aanmerking komt. Bij onze oostelijke
naburen beslist de arts van de verzeke
ringsbank over een aanvrage om invalidi
teitspensioen. In de eerste jaren na het
inwerking-treden der Duitsche wet was
het aantal invaliden 2 tot 6 maal zoo
groot, als de wetenschappelijk samen
gestelde invaliditeitstafels aangaven.
Dit leidde er toe, dat bij eene wijzi
FEXJIL.LETOJV.
TOONEELSPEL IN EEN BEDRIJF
NAAR
A. DE MUSSET, door B.
Chavigny.
Sta op, Mathilde, ik smeek het je op mijn beurt
je weet dat ik niet van die manieren houd. Ik jkan
niet dulden, dat iemand zich vernedert, en ik begrijp
het nu minder dan ooit. 't Te te veel vasthouden aan
kinderachtigheidJals je het beslist eischte, zou
h k u lr8 zelf wel in 't vuur wepen en daarvoor
neu ïfe geen ruil aan te gaan Kom aan, sta op, en
iaat onsi er niet meer over spreken. Adieu, tot van
avond, tot ik terug kom. (hij vertrekt;
Y.
wn A A-~ L .Mathilde (alleen)
t Omdat die het niet 1b zal ik das de andere ver
branden.
fzij gaat naar haar secretarie, en neemt er de beurs uit
die ze gemaakt heeft)
Arme kleine, ik kuste je daar straks en herinner
je je nog wat ik tot Je zeideWe komen te laat, je
ziet het. Hij wil jou niet en mij ook niet meer.
(zij gaat naar den schoorsteen.)
ging der wet de controle zeer werd ver
scherpt en last werd gegeven het artikel
omtrent 1/3 der arbeidskracht streng toe
te passen. Welke onbillijkheden daaruit
voortvloeiden vertelt ons het uitnemende
rapport van Perio en ds. Van Krevelen.
Bijna ieder Duitsch werkman kent ge
vallen, waarin aan stumperds het inva-
liditeitspensioentje was ontnomen en
waarin een rente zelfs aan halfdoode
menschen werd onthouden.
De controleerende beambten gingen
over tot een „rentejacht" die de eigen
lijke onrechtvaardigheid veroorzaakte.
Een man, die op 27 Augustus 1911,
een aanvrage om invaliditeitsrente in
diende, ontving eene afwijzende beschik
king, op advies van den arts der Rijksbank.
Acht dagen daarna overleed de man aan
de kwaal, op grond, waarvan hij de rente
had aangevraagd.
In het uitnemende werkje „Der Kampf
um die Reichsversicherungsordnung
wordt op bl. 165 het volgende geval
medegedeeld.
Een oud vrouwtje, machinebreidster
in huis, wordt lam aan beide voeten. Zij
kan die heelemaal niet gebruiken. Zij
kruipt met de handen over den vloer
en weet zich zoodoende toch te bewegen.
Zij vraagt invaliditeitsrente, die door het
Reichsversicherungsamt wordt gewei
gerd. Waarom? Omdat zij niet breit met
haar voeten Eerst als zij ®/s vaQ den
gewonen arbeidstijd noodig heeft om op
en af van haar breistoel te komen, is zij
invalide „in den zin der wet".
Hoe de controle in Duitschland werkt,
blijkt uit dit treurige feit:
Een arme verlamde portier krijgt f 9,60
per maand ^invaliditeitspensioenHem
wordt gevraagd tijdelijk in te vallen voor
een zieken nachtportier. In groote hotels
beeft zoo'n nachtportier niets te doen
dan in 'een hokje te zitten en op vragen
van gasten te antwoorden. De arme ge
brekkige neemt dankbaar de tijdelijke
bijverdiensten aan. Na een paar weken
komen een paar deftige heeren met hooge
hoeden belangstellend informeeren, wat
de man wel verdient.
De chic gekleede heeren waren con
troleurs.
Den armen kerel werd zijn rente af
genomen.
Welk een dwaasheid zich droombeelden te schep
pen Zy worden toch geen werkelijkheid. Van waar
die neiging, die onoverwinlijke bekoring, die ons
een droombeeld doet voelen Waartoe al het genot
om het te koesteren en het in stilte uit te voeren
Waartoe dient dat alles ten slotte loopt het op
tranen uit. Wat eischt dan het onverbiddelijke nood
lot? Welke voorzorgen, welke gebeden zijn er noodig
om de eenvoudigste wensch, geringste verlangen tot
een goed einde te brengen.
Ge hebt het wel goed gezegd, meneer de Chavigny,
ik houd vast aan iets kinderachtigs, maar het was
me lief daaraan vast te houden; en gij, zoo trotsch
of zoo ontrouw, het had u niet veel gekost u tot
die kinderachtigheid te leenen. OHy heeft me niet
meer lief. Hij bemint u, mevrouw de Blainville.
(zy schreit)
Kom, laat ik er niet meer aan denken, en dat
kinderspeelgoed in 't vunr werpen, dat niet vroeg
genoeg klaar is willen komen als ik het hem van
avond had gegeven, had hij het misschien morgen
verloren. Ostellig had hij hethij zou mijn beurs
op de tafel laten slingeren, ik weet niet waar, onder
zijn rommel, terwijl hij de andere overal zou mee
nemen, terwyl hij onder het spelen, op ditoogenblik,
die met trots voor den dag haaltik zie hem die
neerleggen op het tafelkleed en hoor het geld ram
melen dat er in zit. Ongelukkige! ik ben jaloersch
dat ontbrak er nog aan, om me te leeren haten,
(ze wil de beurs in het vunr werpen (en blijft staan)
Maar wat heb je gedaan Waarom je te vernielen,
treurig werk van mijn handen? Het is jouw schuld
nietgij wachtet, jij hooptet ook I Je frissche kleuren
zijn nog heel niet verbleekt onder dit pijnlijke ge
sprek jij beklaagt me, ik voel dat ik je liefhebin
dat kleine brooze netje, liggen veertien dagen van
Dergelijke gevallen vindt men herhaal
de malen in de Duitsche bladen vermeld.
En het gevolg er van. Een Duitsche
arts zegt het zeer juist: „De werklieden
in een zelfde vak en in een zelfde kleine
plaats, die elkaar zeer goed kennen, den
één, die weinig mankeert, zien, sla
gen in het verkrijgen eener rente en
den ander, die er zeer erg aan toe is in
elk opzicht, eene rente zien weigeren,
hebben geen vertrouwen meer in de zaak.
De Duitsche regeering heeft in tusschen
haar doel bereikt. Tot 1903 had de ge
regelde stijging van het aantal invalidi-
teitsrenten plaats. Na dit jaar, toen de
verscherpte contröle begon, had een
daling in het jaar 1906. Daarna is de
stijging veel langzamer dan voor 1903,
hoewel de bevolking toenam.
Geen wonder, dat onder de Duitsche
arbeiders zeer veel ontevredenheid
heerscht over de toepassing van het
invaliditeitsartikel. Die ontevredenheid
is te meer verklaarbaar, nu in de ver
plichte verzekering voor private beamb
ten slechts de helft van de arbeidskracht
behoeft verloren te zijn gegaan, om eene
uitkeering te verkrijgen. Er is geen enkele
reden om aan te nemen, dat in ons land
de resultaten van het stelsel-Talma beter
zullen zijn dan in Duitschland. De voor
standers van een eenigszins afdoende
sociale hervorming zullen in October niet
mogen nalaten alle krachten in te span
nen, om voor de invaliditeitsrente het
creterium [van '/8 verhoogd te krijgen.
I.
Door verschillende afdeelingen van
den Bond van Nederlandsche onderwij
zers is tot de gemeentebesturen het
verzoek gericht, een enquête te mogen
instellen naar den arbeid van leerplich
tige kinderen. Men moet zich er over
verbazen, dat nog tegenstanders gevon
den worden van het houden van een
zoodanige enquête. Want, wat voor en
na in de dagbladen is gepubliceerd, en
wat in de verslagen der Arbeidsinspeetie
wordt medegedeeld, wijst er op, dat dit
kwaad in lang niet bedwongen is.
Zoo lezen we in den aanvang van
't tweede hoofdstuk van het rapport, uit
het vierde distriet der Arbeidsinspectie,
uitgebracht over het jaar 1910 dezen
aanhef:
„Hoewel arbeid, door kinderen bene-
deden 12 jaren verricht, in of ten behoeve
van bedrijveD, na zooveel jaren arbeids
wetgeving niet meer behoorde voor te
komen, werden er in dit verslagjaar niet
minder dan 77 overtredingen geconsta
teerd. Ook kwamen te dier zake eenige
klachten in bij de Arbeidsinspectie."
De lezer meene niet, dat alleen in dit
district de overtredingen werden gecon
stateerd. Men hoore
„Arbeid van kinderen beneden 12 jaar
komt voor in kleine werkplaatsen, voor
namelijk het verrichten van loopwerk",
(lste district).
„Nog altijd wordt dit artikel (verbod
van kinderarbeid) veel overtreden buiten
de fabrieken en werkplaatsen". (2de di
strict).
„In het geheel werden 54 processen-
verbaal opgemaakt". (5e district).
„Ware het bewijs in rechten gemak
kelijker te leveren, dan zou zeker het
aantal geconstateerde overtredingen veel
grooter zijn". (6de district).
In het verslag van den inspecteur in
het 7de district lezen we op bladzijde 26:
„Inderdaad komt verboden kinder-
i arbeid dan ook meermalen op de steen
fabrieken voor en is ook krachtens de
Leerplichtwet dan ook herhaaldelijk
eene vervolging ingesteld, doch de op
gelegde straffen hebben weinig goede
uitwerking".
In het bedoelde geval (een 9-jarig
meisje, dat op de steenfabriek bleek te
werken), was intusschen proces-verbaal
vanwege de Arbeidsinspectie opgemaakt,
waarvan ik (de hoofdinspecteur van den
Arbeid) den schoolopziener bericht gaf
en hem verder het volgende mededeelde
„Ik ben het met u eens, dat, ondanks
de Leerplichtwet, vele leerplichtige kin
deren op de steenfabrieken werken. Met
de tegenwoordige Arbeidswet in de hand
valt daaraan, zoo de kinderen twaalf jaar
of ouder zijn, niets te doen".
De inspecteur heeft alle hoop, dat hij
door de jongste wijziging der Arbeidswet
het gewraakte euvel krachtiger zal kunnen
bestrijden.
mijn leven: O! neen, neen, de hand, die Je gemaakt
heeft, zal je niet vernielen ik wil je voltooien je
zult voor me een relequiën zijn en ik zaljeopmijn
hart dragen je zult me tegelijkertijd goed en kwaad
doenje zult mij mijn liefde voor hem herinneren,
zijn verzaken, zijn grillen; en wie weet? daar ver
borgen, zal hy je misschien daar komen zoeken,
(zij gaat zitten en hecht het eikeltje vast, dat nog
ontbrak.)
VI.
Mathilde, mevrouw de Léry.
Mevrouw de Léry. (achter het tooneel)
Nergens iemand! wat beteekent dat? 't Is hier
toch geen onbewoond huis
(zij opent de deur en roept lachende)
Mevrouw de Lery.
(zij komt binnen. Mathilde staat op)
(zij gaat zitten)
Mathilde.
Doe je bont af.
Nog eens goeden avond, lieve, geen dienstboden thuis
ik loop hier rond'en vind niemand. O 1 Ik ben doodaf.
Mevrouw de Léry.
Terstond ik ben verstyfd. Houd Je van die vosse-
kleur? ik heb gehoord dat het marter is uit Ethiopiö,
ik weet het niet, de Léry heeft het voor me uit Holland
meegebracht. Ik vind het ronduit gezegd leelijkik
zal het drie keer, uit beleefdheid dragen en dan geef
ik het aan Ursula.
Mathilde.
Een kamenier kan zoo iets niet dragen.
Mevrouw de Léry.
Dat is waar ik zal er een kleedje van maken.
Mathilde.
En was het bal mooi?
Mevrouw de Léry.
Omijn hemel, dat balmaar ik ben er niet ge
weest. Je zoudt nooit gelooven wat, me overkomen is,
Mathilde.
Je bent er dus niet heen geweest?
Mevrouw de Léry.
Ja, ik hen er wel heen gegaan, maar niet binnen
gekomen, 't Is om het te besterven van 't lachen.
Verheel je een sleep rijtuigen een sleep
(ze schatert het uit)
Die soort dingen jagen die jou schrik aan
Mathilde.
Wel ja, ik houd niet van zoo'n opstopping van
rijtuigen.
Mevrouw de Léry.
Dat is verdrietig als men alleen is. Of ik al riep
tegen den koetsier doopte gaan, hij bleef maar staan
ik was een en al woede; ik had lust zelf op den bok
te gaan zitien. Ik ben Je borg, dat ik die sleep wel
zon doorbroken hebben. Maar 't is zoo gek, daar te
zitten, geheel gekleed tegenover een kletsnatte rnit
want het stortregent. Ik heb me een half uur geamu
seerd met de voorbijgangers te zien baggeren door
het slijk en toen heb ik gezegd om te keeren. Zie
daar myn balDit vuur doet me goed I ik voel
me bijkomen 1
(ze doet haar bont af. Mathilde schelt een dienstbode)
Mathilde.
De thee.
(de knecht gaat heen)
Mevrouw de Léry.
Meneer de Chavigny is dus weg?
(HVdt vervolgd.)