99
Officieel
Nieuws- en Advertentieblad
00U,
EERSTE BLAD.
lierhandel
voor Overflakkee en Goedereede.
Het beursje.
]2de Jaargang.
Woensdag 7 Augustus 1912.
No. 38
orn,
ZOON
elharnis.
jkbedden,
:kens,
he-bureau
delharnis
bijbels,
boeken,
enbehoeften.
s.
'and brieven uit
10174 °/0. plus
n van ƒ2500,-
en 100,
)re der Bank en
DIJK.
inde prijzen:
z.
door geheel
voor het
II
SR
en Chem.
e Dordrecht.
IN
i overslag.
en VOOR-
elk gebied.
1ERSPELEN
NSICHT-,
ELALBUMS.
ETLIJSTEN
IHOUDERS.
TULEN-,
WITANTIE-
EN.
IER.
1ST
VARTEN.
ERSEN.
z. enz.
M-, HAND-
'ELS.
llNES,
IPLATEN,
ïFEURS-,
nz. enz.
an op alle
ode-, Dag-,
ën in alle
bladen.
den spoedig
erd.
SCHENK.
erl. Verzek.
Rtte Huis.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofdredacteur W. DE JONG,
Lid van de Tweede Kamer Staten-Generaal,
's-GRAVENHAGE.
Uitgave der
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
te Middeiharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
Staatspensioneering.
lil.
Eeu dwangverzekering als de Duitsche
bepaalt zich alleen tot een schrale
hulp aan loontrekkenden. Zelfstandige
werkers worden aan hun lot overgelaten.
Wel wordt de gelegenheid opengesteld
om zich vrijwillig te verzekeren, doch
in de practijk komt daar weinig van
terecht. Dat bewijst] de ervaring in
Duitschland. Daar kan een niet-verzeke-
ringsplichtig persoon zich vrijwillig ver
zekeren, doch moet dan natuurlijk de
geheele premie voldoen.
Van deze gelegenheid is veel minder
gebruik gemaakt dan men had verwacht.
Bij enkele instellingen bedraagt het
aantal vrijwillig verzekerden nog niet,
een op de 5000 totaal verzekerden, en bij
geen enkele instelling staat het in eenige
bevredigende verhouding tot het aantal
mensehen, dat zich wel had kunnen ver
zekeren.
Toch wordt op velerlei wijze de vrij
willige verzekering aangemoedigd, maar
de geringen rente is de oorzaak van het
niet verzekeren.
Een schoenmakertje te Berlijn, zeide
tot Perio en Ds. van Krevelen„als ik
het daarvan moest hebben, als ik oud
word, dan kon ik mij wel opknoopen
Iets dergelijks zeide een schildersbaasje
in Keulen en een barbier in Hildesheim.
De kleine ondernemer, die reeds aan
het sukkelen is, en die voor zijn onder
geschikten reeds de helft der weekpre-
mien moet betalen, komt er niet toe, ook
nog zichzelf en zijn vrouw te verzekeren.
De geringe voordeelen der wet zijn ook
niet van dien aard, dat zij hem, het uit
zicht openen van voldoende verzorging.
Men moge dit niet verstandig aehten,
doch het is verklaarbaar, dat slechts
weinigen van de vrijwillige verzekering
gebruik maken. Van de 100 mehschen,
die failleeren, zijn er niet velen, die 10
of meer jaren terug dat faillissement
hebben zien aankomen. Van de 100 men-
schen, die vroeger in goeden doen waren,
en arm werden tegen den tijd, dat de
FEUILLETON.
TOONEEL8PEL IN EEN BEDRIJF
NAAR
A. DE MUSSET, door B.
4.)
Mevrouw de Lery.
Neen, meneer, niet het minste. Dag liereik ver
toon me maar even. Ik ben, geloof ik, aan mijn
twaalfde verkoudheid van de winter de dertiende
is onder weg. Zooals gezegd, ik haast me en kom
uw fauteuils weer opzoeken. We zullen 't over de
douane hebben, over de modes niet waar Neen ik
ben te geschokt, we zuilen teerder snaren aan
voeren.
Nu het doet er niet toe! Bonsoir, meneer met uw
blauw als u me uitgeleide] doet, kom ik niet terug.
IV.
Chavigny, Matiide.
Wat mal mensch die vrouwJe kiest goed je
vriendinnen
Mathilde.
Jij hebt gewild, dat ze boven kwam.
Chavigny.
Ik durf wedden, dat jij gelooft, dat het mevrouw
de Blainville ia die mijn beurs gemaakt heeft.
haren vergrijsden en de spieren verslap
ten, zijn er niet veel, die dat vroeger
hebben voorzien.
En zoo staan dan die menschendaar
ten slotte als veel beklagenswaardiger
wezens, dan hun vroegere ondergeschik
ten zijn geworden.
Dit zelfde is het geval met de meeste
huisarbeiders, behalve die in de tabaks
en textielindustrie.
En dan de vrouwen
De Duitsche vrouw, de gehuwde vrouw,
die zoo gelukkig is, dat de voldoende
verdiensten van haren echtgenoot haar
niet noodzaken in loondient van anderen
te gaan, is niet verzekerd, ook zij weet
niet van te voren, wat later haar lot zal
zijn.
Wordt zij oud, dat de Hemel haar
bijsta
De Duitsche sociale verzekering doet
het niet. Leerzaam is in dit opzicht een
vergelijking tusschen den toestand in
Denemarken en Duitschland. Tegen 25
mannen genieten daar 32 vrouwen van
60 jaar en ouder een rente. Meervrou
wen dus dan mannen en daar wordt ieder
gesteund, die steun behoeft. In Duitsch
land is 't juist andersom. De ouderdoms
renten komen aan tweemaal zooveel man
nen als aan vrouwen ten goede en ook,
wat de invalidenrente betreft, krijgen
minder vrouwen dan mannen deze.
Er behoeft niet veel gepraat of geschre
ven te worden om te doen inzien, welk
een gruwelijk onrecht de vrouw, speciaal
de moeder wordt aangedaan.
En ten aanzien van het onderscheid
tusschen zelfstandige werkers en loon
trekkenden is 't al evenzoo.
Zal nu het ontwerp Talma tot wet
geworden die nadeelen der Duitsche wet
ondervangen 1 In geenen deele. Het is
in alle opzichten een verslechterde na
volging der Duitsche wet.
Het stelt voor kleine baasjes en der
gelijke economisch zwakkeren ook de
gelegenheid open tot vrijwillige verze
kering. Wie na zijn 16e jaar minstens
60 premiën van f 1,50 heeft gestort krijgt,
als tusschen de stortingsdatums en den
ingang der rente minstens 7 jaar zijn
verloopen, voor elke premie van f 1,50
één cent pensioen voor elk halfjaar, dat
tusschen den stortingsdatum en rente
Mathilde.
Neen, dat geloof ik niet.
Chavigny.
Ik ben er zeker van, dat je het gelooft.
Mathilde.
En waarom ben je daar zeker van?
Chavigny.
Omdat ik je aard ken mevrouw de Léry is je
orakel: het is eenvoudig onzin.
Mathilde.
Dat is een mooi compliment, dat ik heel niet ver
dien.
Chavigny.
Omijn hemel, en ik had liever dat je daarin
oprecht was dan geveinsd.
Mathilde.
Maar als ik het niet geloof, kan ik toch niet doen
alsof ik het geloof om tegen jou oprecht te
schijnen.
Chavigny
Ik zeg je dat je het gelooft! Het staat op je gelaat
te lezen.
Mathilde.
Als ik het zeggen moetom je voldoening te geven,
welnuik geef toeik geloof het.
Chavigny.
Ik gelooft het? en als 'twaar was, welk kwaad
zou er in steken
Mathilde.
Geen enkel, en om die reden zie ik niet in waarom
je het zondt ontkennen.
Chavigny.
Ik onken het nietzij heeft ze gemaakt.
(hij staat op)
Goeden avond, ik zal misschien straks met je
vriendin thee komen drinken.
ingang is voorbijgegaan. Is die wachttijd
van gemiddeld 7 jaar niet voorbij, dan
is de rente l/2 cent voor elk half jaar.
De Staat legt daar niets op toe. De
menschen, die zich vrijwillig verzekeren,
betalen den kostenden prijs. Maar omdat
in het ontwerp Talma gerekend is met
een rentevoet van 3%, geeft de Staat ook
hun veel minder dan een solide parti
culiere instelling voor dezelfde premiën
kan geven.
De vrijwillige verzekering zal om deze
redenen ook ten onzent, op een totale mis
lukking uitloopen.
(Wordt vervolgd)
De baantjesjager.
Dr. Kuyper heeft eens een politiek als
minderwaardig veroordeeld, die roofpoli-
tiek wordt tot het verkrijgen van baantjes.
Zonder twijfel heeft de antirevolutinaire
generaal uitgedacht dat hij dit vernieti
gend vonnis streek over zijn eigen partij-
genooten, toen ze tot de macht waren
gekomen. Zelf is hij als minister o, zoo
onpartijdig geweest van de 800 ambte
naren der Rijksverzekeringsbank zijn er
naar men zegt maar 700, clericale jonche-
lingen. Dat dr. Kuyper tot ambtenaren
aan deze instelling, kosters, kerkeknechts,
bakkersgezellen enz. enz. benoemde, pleit
natuurlijk om de degelijkheid van zijn
inzicht. Dat hij voor zijn aftreden zijn
huisknecht bij de Bank onder dak bracht,
spreekt voor zijn goed hart, al was het
wat heel goedkoop, dat hij zijn oudge
diende op Staatskosten een gemakkelijk
baantje bezorgde.
Er zijn er onder de broederen, die de
baantjesjagerij veel beter verstaan. Het
Handelsblad vestigt zeer terecht de aan
dacht op het verkeerde, dat eenige ge
wichtige functiën door één persoon ge
lijktijdig worden vervuld. Het ambt van
Gedeputeerde der provincie lijkt ons voor
een richtige vervulling minder vereenig-
baar met het kamerlidmaatschap. Even
ongewenschtis het, als een wethouder van
een groote stad tevens ^lid der Kamer is.
Dat geld t voor ieder, onverschillig tot wel
ke partij hij behoort. Doch de kroon spant
de antirevolutionaire broeder Pollema.
Wij ontleenen aan het Handelsblad:
„De heer Pollema werd door dr. Kuy-
Mathilde.
Henri, ga niet zoo van me weg
Chavigny.
Wat noem je zóó? Zijn we boos?Ik zie daar niets,
dan iets heel gewoons in iemand maakt een beurs
voor me, die ik gebruik je vraagt wie die gemaakt
heeft enj ik zeg het je Niets lijkt minder op een
twist.
Mathilde.
En als ik je om die beurs vroeg, zou je me die
willen geven
Chavigny,
Misschienwaar zou het voor dienen
Mathilde.
Het doet er niet toeik vraag er om.
Chavigny.
't Is toch niet om ze te gebruiken, onderstel ik
Mathilde.
't Is om ze te gebruiken.
Chavigny.
Wat een dwaasheid! Je Zoudt#een beurs gebruiken
door mevrouw de Blainville gemaakt?
Mathilde.
Waarom niet, en jij doet het wel.
Chavigny.
Een mooie redenIk ben geen vrouw.
Mathilde.
Welnuals ik er geen gebruik van maak, zal ik
ze in het vuur gooien.
Chavigny.
Haha eindelijk ben je dan oprecht. En wel heel
oprecht ook, nu zal ik ze behouden, als je het me
toestaat.
Mathilde.
Je hebt er de vrijheid toe zeker maar ik erken
dat het me ergert te denken, dat iedereen weet
per benoemd tot schoolopziener in het
arrondissement Weidum. Die betrekking
kon hem licht in conflict brengen met
de gedeputeerde Staten van Friesland
waarvan de-heer Pollema deel uitmaakt.
Broeder Pollema minde blijkbaar het
aardsche slijk dermate, dat hij gedepu
teerde en schoolopziener bleef.
De heer Ketelaar, onlangs benoemd
tot lid van de Gedeputeerde Staten van
Noord Holland toonde beter inzicht. Hij
was schoolopziener in het arondissement
Hilversum. Hij hegreep, dat het tegelijk
bekleeden van beide betrekkingen de
genoemde schaduwzijde had en vroeg
terstond ontslag als schoolopziener, dat
hem dan ook door de Koningin werd
verleend.
Er is echter meer. Eenige jaren geleden
liet de heer Pollema zich de benoeming
van lid der Tweede Kamer voor het kies
district Gorinchem welgevallen.
Nu kan het er door, dat personen te
's-Gravenhage of niet ver van daar wo
nende tegelijk lid van de Gedeputeerde
Staten en van de Tweede Kamer zijn.
Na afloop der Kamer zijn zij binnen
betrekkelijk korten tijd weder tehuis en
kunnen zich dadelijk weder aan de be
trekking van lid van de Gedeputeerde
Staten wijden.
Met leden van zoodanig college, in het
Noorden en in het Zuiden des lands ge
legen, is het anders gesteldbij hen
moeten beide betrekkingen er dikwijls
onder lijden.
En, alsof de heer Pollema niet reeds
genoeg bad aan de drie gemelde ambte
lijke betrekkingen, waarvoor hij jaarlijks
ongeveer f 5500 geniet, en ook nog aan
eenige van particulieren aard, is hij thans
benoemd tot lid van het College voor de
Visscherijen. De Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel had dit
moeten inzien, toen hij de voordracht
ter benoeming van leden van voormeld
college aan de Koningin indiende. De
heer Pollema, die waaarschijnlijk vooraf
over de zaak gepolst is, had moeten
weigeren, en, is hij niet gepolst, dan
zal hij moeten bedanken.
Golden het in dezen nog betrekkingen
in ééne plaats, het zou ook reeds zijn
af te keuren, dat één persoon ze allen
op zich nam. Nu het echter betrekkingen
wie zej voor je gemaakt heeft, en dat je overal dat
ding zult laten zien.
Chavigny.
Het laten zien. Zou je niet zeggen dat ik er trotsch
op zou zijn I
Mathilde.
Luister, bid ik je en leg je hand in de mijne,
(ze kust hem)
Heb je me lief, Henri Geef antwoord.
Chavigny.
Ik heb je lief en ik luister naar je.
Mathilde.
Ik zweer je, dat ik niet Jaloersch benmaar als
je me uit echte vriendschap die beurs geeft, zal ik
je er van heeler harte dankbaar voor zijn. Het is
een kleine ruil die ik je. voorstel, en ik geloof, ik
hoop ten minste, dat je niet vinden zult, dat je er
bij verliest.
Chavigny.
Wat wil je voor ruilwat is er van
Mathilde.
Ik zal het je zeggen, als je er op staatmaar
indien je me de beurs eerst gaaft, op mijn woord,
je zoudt me heel gelukkig maken.
Chavigny.
Ik geef niets op 't woord.
Mathilde.
Kom, Henri, ik vraag je er om.
Chavigny.
Neen.
Mathilde.
Welnu ik smeek het je op mijn kniëen.
Wordt vervolgd.)