n
AT.
99
Officieel
Nieuws- en Advertentieblad
;nd
AAR
uur.
G.
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
Het laatste geluk.
Woensdag 3 April 1912.
No. 20
"erdam,
lle
.doorn
jpen
:hedé
1em
•lo
t
ward
iaar
in
teief. No Q.
ORDERS.
[T GELD:
:d geld.
Flakkeesche Boet en Handelsdrukkerij
J2d# Jaargang
Heereiistraat
'X
men nauwkeurig
rk, voorstellende
nia—Dirkslaod
TAAL f 150.000).
j>and,
at of prolongatie,
igtoeht enz.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
XJltg-ave dier
te Middeiharnis.
Prijs der Advertentiën: van 1—6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van cerrespendenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
Het toppunt van huichelarij.
Hoe roerend kon in zijn democratische
dagen dr. Kuyper schrijven over de noo-
den der kleine luydenHoe wist hij
zichzelven voor te doen als de redder,
op wien men moest gaan bouwen. Dier
baar was zijn taal en fel striemde zijn
pen, als 't ging en gaat tegen de snoode
paganisten. Zijn tot het uiterste gedre
ven speculatie op de godsdienstige
hartstochten bracht hem met zijn
Roomsch monsterverbond, waarvoor hij
zijn gansche verleden verloochende, in
1901 tot de zoo vurig begeerde macht.
Over zijn regeerperiode is het maar
't best te zwijgen. Onvruchtbaarder tijd
perk van wetgevenden arbeid is er niet
aan te wijzen. Alles was gericht op de
roofpolitiek voor de sectescholen, die
zonder waarborgen voor goed onderwijs
de millioenen uit de staatskas zich za
gen toegeworpen.
In 1909 herhaalden de clericalen het
spelletje van 1901. Weer poseerden ze
als redders, weer heette het, dat zij
alleen de hervormingen konden brengen.
De lezer kent de historie. Feitelijk regeert
het clericale kabinet Heemskerk nu vier
jaar. De toebereiding der sociale spijzen
is opgedragen aan den meest geprezen
antirevolutionairen kok, aan dr. Kuypers
gunsteling zelve, den grooten Talma. Na
vier jaar is he hem niet gelukt één gerecht
goed te bereiden. Wat hij presenteert,
is öf zoo ongaar, dat het niet te veror
beren is óf zoo weinig naar den smaak
der clericalen, dat zij den Talmiaanschen
schotel met walging van zich schuiven.
Toen in Februari aan de Tweede Ka
mer de agenda van werkzaamheden voor
het tijdvak Februari Paaschvacantie
werd toegezonden, stond daarop als laat
ste puntde Bakkerswet. Dat was nu
een der hervormingen, waarmee de
clericalen zouden toonen, hoe hun het
hart klopt voor de kleine luyden.
Hoe heeft de roemluchte Duymaer
niet gevochten voor deze wet op oogen-
blikken, dat hij wel wist, dat er toch
niets van kon komen
FEUILLETON.
naar n
FELIX H0LLAE2TLEE.
25)
Wij kunnen elkaar niet toelaten.
Maar in onze hoogste verrukking en vreugde
toonen wij het kwaadaardige gedempte gelach van
kwade geesten, die in de duisternissen op onzen
val loeren en zien den afgrond voor ons.
35.
En toch is het voor ons nog volop zomer.
Nooit is Marianne, bekoorlijker, teerderder inniger
geweest, dan in deze dagen, waarin zij iedere treurige
gedachte van mij zou willen verbannen. Ze is vroolijk,
gelukkig en blij gestemd. Haar oogen lachten en
haar purper roode lippen neigen zich om mij te
kussen. Wie haar zou zien, zooals ik haar zie, zou
haar voor een zondagskind houden, wien het nood
lot niets onthouden had. Om my vrijer te doen
ademen moest zy haar strijd verbergen. Zij geeft zich
als eene die ontvangt.
Als de duisternis aanbreekt en de straatlantaars
ontstoken zijn, mengen we ons in den stroom men-
In de Kamer zag men zeer wel in,
dat van de behandeling der Bakkerswet,
niets zou komen, wanneer ze als laatste
punt, op de agenda bleef staan. De
antirevolutionaire heer Brummelkamp
stelde reeds in Februari voor de Bakkers
wet no. te plaatsen. Daartegen verzet
ten zich ongeveer alle clericalen. Het
voorstel Brummelkamp werd dan ook
verworpen. Wie juichte dat het meest
toe De nobele Standaard
Hoort, hoe dr. Kuyper jubelde op 21
Februari.
„Het is ongeraden juist nu een ont
werp in diskussie te brengen, dat rechts
appel van twist is en slechts met behulp
van links slagen kon.
Het zou stellig niet kauscher geweest
zijn, om den Minister, juist nu't sociaal
in de Kamer spannen gaat, zijn entreé
de chambre met zulk een gedwongen en
onnatuurlijk Succes te hebben laten
maken." Zoo schreef de Sandaard, alias
dr. Kuyper, die de achterstelling der
Bakkerswet door de clericale meerder
heid volkomen goedkeurde.
Toen nu verleden week mr. Troelstra
voorstelde nog voor de Paaschvacantie
met de behandeling der Bakkerswet
te beginnen, wat tevens zou beteekenen,
dat men na de vacantie met de behande
ling zou doorgaan, was het wederom
de clericale meerderheid, die dit voorstel
verwierp.
Zij en geen andere is het geweest die
de Bakkerswet van Talma heeft opgebor
gen in het museum van paradepaarden
door dr. Kuyper reeds zoo rijk voorzien.
En hoort nu de ongehoorde vrijmoedig
heid van den Roomschen heer van Nis
pen tot Sevenaer, die verleden weekin
de Kamer de verantwoordelijkheid voor
het uitstel der Bakkerswet durfde wer
pen op de linkerzijde!
En 't koor van huichelarij en voksbe-
drog zingt zoowaar de tweede stem mee
lach niet, lezer... mr.Lohman,eenmaal
genaamd de... rechtvaardige!!
Mr. Lohman, die steeds voor uitstel
was, mr. Lohman die het eerste ontwerp
Talma fel bestreed, mr. Lohman, die zich
ook nu weder tegen het voorstel-Troel-
stra verzette.
En dat durft het dan aan, de linkerzijde,
die voor de groote meerderheid steeds
voor de behandeling stemde, de schuld te
geven. Let wel, lezer,in Februari stemden
56 Kamerleden tegen behandeling. Daar
onder waren 35 clericalenHet is de
huichelarij ten top gedreven, het thans
te gaan voorstellen, alsof de schuld niet
ligt bij de clericalen zelve. Gelukkig, dat
de geheele vrijzinnige pers zijn lezers op
dit misselijk gedoe wijst. Aan onze spre
kers en geestverwanten de taak overal de
kiezers voor te lichten omtrent de treu
rige houding van de clericale meerder
heid, bij het eerste sociale gerecht, door
Talma voorgezet!
schen, De stad is dan voor ons verlicht en de uit
stallingen der winkelramen zijn er als 't ware voor
ons. Door de drukte der groote verkeerswegen heen
begeven we ons naar de „Linde" waar het stiller en
deftiger is, en waar we toch alles vinden wat ons
hart begeeit.
Ik sta met Marianne voor een hel verlicht raam,
en zy kijkt heel aandachtig naar de groote, grijze
paarlen, die naast smaragden en andere schitterende
Bteenen liggen.
Dat alles behoort mij, zegt ze lachend. Ik tooi
me daarmede voor jou, voor jou alleen.
Een paar schreden verder liggen witte en zeegroene
japonstofïen, en Marianne werpt ze in gedachte om
en staat voor me getooid alB een Koningin.
Ze geeft zich in haar vrouwelijke begeerlijkheid
zoo onvervalscht, zoo als ze bij ernstige nadenken
en diep gevoelen zijn kan.
Wij richten langzaam onze schreden naar de
Brandenburger poort en ze vleid zich al dichter en
dichter tegen mij aan. Wij gaan zwijgend voort, ver
geten alles om ons heen, werpen alle zorgen af, en
er komt een oogenblik voor ons alsof wy samen
alleen in de wereld zyn.
Op eens verbreekt zij de stilte en zegtIk heb
nu nog een wensch, die God moge vervullen, als^hij
me niet geheel verstooten heeft.
Ze ziet me geheimnisvol aan en om haar gelaat
ligt een bovenzinnelijke glans-
Ik zou, zegt ze, heel jong willen sterven, ik wil
niet, gaat ze smachtend voort, weer tot hetalledaag-
sche terugkeeren. Midden in mijn hoogste geluk moet
Hij myjoproepen, enjy zult de herinnering behouden,
aan mijn jeugd mijn schoonheid, zooals je me gezien
en geliefd hebt.
Maar na haar laatste woorden myn verschrikt
De Standaard in de knel!
Er is op de heele wereld geen enkel
blad te vinden, dat zoo vaak met de waar
heid op gespannen voet staat als de Stan
daard. Dat is trouwens licht te begrijpen.
Veertig jaar lang heeft het nobele blad
zich schuldig gemaakt aan de meest per
fide ophitsing der kleine luyden tegen
de snoode liberalen. Herhaaldelijk heeft
de Standaard in den laatsten tijd beweerd,
dat de ziektewet veel spoediger aan de
orde had kunnen komen. Het blad schreef
zelfs, dat elk man rechts niet anders
had verwacht, dan dat de Ziektewet in
Februari in de kamer in behandeling
zou komen, kwam de „Nederlander" van
mr. Lohman daar dadelijk tegen op. Na
tuurlijk deelde de Standaard van de
opmerkingen van de Nederlander niets
aan haar lezers mee. Dat brengt het fat
soen van dit nobele blad zoo mede. De
Nederlander laat dr. Kuyper echter niet
los. Dit blad plaatst onderstaand artikel,
dat wij in zijn geheel overnemeD, omdat
er afdoende uit blijkt, dat elke beschuldi
ging, alsof het links te wijten zou zijn,
dat de Ziektewet niet eer aan de orde
kwam (en ook dat heelt de Standaard al
eens durven beweren) volkomen valsch
is.
Mr. Lohman dan schrijft:
Alweer niets van aan 1
„Toen eenige tijd geleden „De Stan
daard" haren lezers meedeelde, dat bij
den aanvang van het winterreces „ieder
man van rechts" op het Binnenhof stel
lig verwachtte, dat begin Februari de
Kamer het debat zou openen over de
Ziektewet, spraken wij niet slechts dit
gezicht ziende, wijkt ze een schrede achteruit en
worden haar oogen dof.
Zoo vang je met mij deze laatste tocht aan, zei
ze langzaam, je weet dat ik zonder je niet leven kan
als je weg gingt, alleen weggingt, zou ik ellendiger
zijn dan ooit te voren.
En in een grenzelooze angst voeg ik er bijIk
wil, dat je me belooft nooit iets te doen, zonder mij
Ze laat me niet uitspreken.
Ik beloof het Je zegt ze bevend, ik beloof het je.
Maar dan laat ze er schielijk opvolgen je moogt
nooit een .doodsgedachte koesteren, het zou al te klein
en laf zyn en ik zou in myn graf geen rust hebben.
Je zult en moet recht op je doel afgaan, je moet
levenstaak, volbrengen je kinderen een naam na
laten, die ze met trots en geluk noemen kunnen.
En snikkend, nauwelijks hoorbaar voegt ze er bij
dat is het eenige, waardoor je mij by hen kunt
rechtvaardigen.
We waren in de nieuwe kunstzaal in de Victoria-
straat geweest, waar Degas, Meunier Liebermann ten
toongesteld hadden.
Marianne had in stomme aandacht voor de schil
derijen en teekeningen van Liebermann gestaan en
dan met verbazing en bewondering Degas bekeken,
den schilder der balletdanseressen, die haar pasjes en
houding, haar klatergoud en haar armoede als geen
tweede begrepen heeft.
By het weggaan zegt ze tot meDe kunst, die
ik vroeger bespotte, meen ik nu te begrypen. Lie-
bermann8 innige eenvoud heeft me aangegrepen het
is me, als of hy mij leerde de natuur nu eerst te
begrypen. Of, zegt ze met een onnoozel lachje, is
het mogelyk, dat ik mij dat slechts voorpraat, omdat
tegen, maar beweerden ook, dat ieder,
die eenigszins op de hoogte is van de
voorbereiding van dit wetsontwerp en
van het Reglement van Orde, moet in
zien, dat zoo iets onmogelijk zou
geweest zijn.
Wij deelden tevens mede, dat eenige
Kamerleden, wij mogen wel zeggen
Christelijk-Historische Kamerleden,
van meening geweest zijn, dat, wilde men
de Invaliditeitswet, men de behandeling
der Ziektewet moest uitstellen: niet om
dat er voor beide ontwerpen maar ééne
commissie is, maar omdat voor beide
dezelfde minister moet optreden.
Eindelijk beweerden wij, dat reeds nu
zeer vele kamerleden ten ijverigste ar
beiden om die wetsontwerpen tot stand
te brengen, maar dat het „reguleeren"
van maatschappelijke verhoudingen een
tijdroovende en steeds teleurstellende
arbeid, een Sisyphush-arbeid is.*)
Dat hierop „De Standaard" niet repli
ceert, nemen wij haar niet euvel. Wij zijn
er tiouwens aan gewend.
Maar wel nemen wij het haar euvel,
dat zij, zelfs zonder onze opmerkingen
aan haar lezers mee te deelen, èn ons in
den mond legt, wat wij niet hebben gezegd
èn eene insinuatie tegen ons uitspreekt.
Veiligheidshalve drukken wij het entre
filet in zijn geheel af.
Toen we de vorige week nogmaals onze
klacht over den tragen gang van 't werk
lieten hooren, durfden we de hoop koes
teren, dat van coalitie-zijde onze aan
drang tot spoed maken, in 't belang van
de zaak, in 't belang van 't land, en in 't
belang van het kabinet, met het oog op
1913, steun zou ontvangen.
Toch mocht dit, tot ons leedwezen,
niet zoo zijn.
Zelts sprak de redactie van „De Neder
lander" van een Sisyphus-arbeid,ter
wijl men weet, hoe de goede Sisyphus
zijn steen altoos naar den top van den
berg droeg, maar even dikwijls, juist als
hij boven was, de steen weer uit zijn hand
liet glippen, zoodat ze gloeiend-snel naar
beneden rolde. Een beeld, dat althans niet
op snelle afdoening van zak en wijst.
Nu bevreemdt het ons op zichzelf
niet, dat de redactie zich zoo uitliet,
„Ned." No. 5655.
ik me jou oordeel eigen heb gemaakt en met jouw
oogen zie en met jouw ooren hoor? Ik zou me daar
over niet schamen, voegt ze er deemoedig bij, maar ik
zou om niets ter wereld me zelf willen bedriegen.
Ik grijp haar hand.
"Wij werden een, omdat jy, Marianne mij zielsver
want waart, en zoo kon ik veel in je tot klaarheid
brengen en je in veel den weg wijzen. Maar niets
heb je aangenomen waartegen je natuur in opstand
kwam, daarvoor is je geheele mensch te waar.
Ze ziet me van ter zijde half twijfelend en schuch
ter, half in verrukking aan, en op een nadrukkelij ken
toon zegt ze langzaamIn my is, dit moet je
weten, een hoogmoedige trek, en ik verbeeld me
zelf iets beter en wyzer te zyn dan anderen.
Je bent het, antwoord ik trotsch.
Ik geloof het zoo graag, zoo heel graag, ant
woordt zy, want zoo kan ik het alleen maar begrypen,
dat jij me een beetje lief hebt. En nu moet je me
nog iets zeggen, mijn geliefde man, als ik indertyd
niet naar je toe was gekomen, zou je me dan geheel
vergeten hebben?
Ik had vrees voor je liefde, antwoordde ik ernstig
en daarom wilde ik weg. Maar in de vreemde stad
zou ik er naar gehongerd en gedorst hebben.
Toen, wist ik nog niet, hoe je myn heele wezen
gevangen houden kondet en dat je voor my bestemd
en geschapen waart.
Dat is me later volkomen heldeT geworden. Ik heb
e mooiheid, je lichaam, je gunst, je ziel Uef, die vol
hartstocht aan mij hangt. Ik heb je lief, zooals ik
nooit een vrouw heb liefgehad, zoo als een mensch
maar eens liefhebben kan.
(Wfdt vtrvolfd)