Officieel Nieuws- en Advertentieblad Boter. jende MERRIES OPRUIMING voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. PRINS, Het laatste geluk. 12de J aar game]. Woensdag 24 Januari 1912 No. 10 l-BEVELAND. Z WA R F 3 :evorderö seizoen KINDER- ÉN XHOEDEN. Middeiharnis er pondspak. 3i" pondspak. kerkbijbels, kerkboeken, in TeelLenbeioeften. LELS. Felicitatiekaarten ^elsdijk IS Fiakkeesche Boet en Handelsdrukkerij 3—2 KOOP hs overcompleet) laar oud, beslist zonder leer A. J. KOERT, Geers- tN ALLE leuONGEGARNEERDE Q is de beste ver- I pakte margarine latuurboter vervangt. id Papierhandel ERTENTIE-BUREAU MIDDELHARNIS llNG VAN knip- en overslag. [UZIEK- en VOOR- EN op elk gebied. J, KINDERSPELEN jZIE-, ANSICHT-, STZEGELALBUMS. PORTRETLIJSTEN VULPENHOUDERS. R-, NOTULEN-, JR-. KVVITANTIE- 5BOEKEN. ÏNPAPIER. /XE POST. s'TIEKA ARTEN. LËERPERSEN. ÏN, enz. enz. DATUM-, HAND STEMPELS. ETTEN, MACHINES, NAAMPLATEN, COIFFEURS-, TEN, enz. enz. |ten aan op alle (ten, Mode-, Dag-, |en. lertentiën in alle dsehe bladen. |en worden spoedig geleverd. [•ukken. v. d. SCHENK. bestel le bij ent per ons. van zijne Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. TTltg-grve der - te Middeiharnis. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels Iedere regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. 0,60. 0,10 Berichten van cerrespendenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Subsidiehonger. Men kan, als wij, voorstander zijn van de subsidieering van het bijzonder on derwijs, zonder nog ingenomen te zijn met den weg, dien het tegenwoordig uit gaat. En dat zit hem niet zoozeer nog in de bekende fouten, die de subsidiewet- Kuyper van 1905 aankleven, dan wel in den subsidiehonger, die door deze wet is opgewekt. Een honger, die alleen schijnt te vragen naar gei d en waarbij de over weging, of met dat geld in eene behoefte wordt voorzien, van bijkomstigen aard schijnt te worden. Waarom zijn wij voor het subsidiestel sel? Om twee redenen; uiteen billijk heidsoogpunt, en in het btlang van ons onderwijs. Het is nu eenmaal met alle billijkheid in strijd, dat men menschen, wier conciënlie daartegen opkomt,dwingt hunne kinderen naar de openbare school te zenden. Men mag betreuren, dat die openbare school niet is kunnen worden de school voor „allen", maar met Kappey- ne in 1878 den tegenstanders van het openbaar onderwijs die ondertusschen van minde heid meerderheid zijn gewor den toe te voegen: „dan moet de min derheid maar onderdrukt worden", is wel het toppunt van autocratie, wat zich trou wens dan ook duchtig gewroken heeft. Wij zijn nu meer dan 30 jaren verder, en den ken heel anders over deze dingenwe hebben dan ook genoeg gezien van de of fervaardigheid van de voorstanders van het bijzonder onderwijs, om, gesteld had den wij zulks ooit gedaan, niet aan den ernst van die conciëntiebezwaren te twij felen. Waar dus een belangrijk deel der na tie voor haar eigen onderwijs zorgt, zou de billijkheid reeds meebrengen, dat de gelden, die ze daardoor aan de openbare kas uitspaart, haar althans ten deele worden vergoed waarom nooit geheel, daar zullen wij het straks over hebben en dat is tegelijk een staatsbe lang, omdat de tegenstanders vanhetopen- baar onderwijs, als ze geheel op eigen krachten waren aangewezen hun onder- FEUILLETOIV. naar FELIX HOLLAENDER. 17) MarianBe gaat voort: Ik geloof, zegt ze lang zaam, dat in jon iets hooga, een trota en heersch- zncht kunnen zijn, die een vrouw tot vertwijfeling ofengen kntinen. En terwijl ze het portret opnieuw beziet Ik lees in haar trekken smart en verbittering en ik lees er in, hoe ze zich tegen je hevigen aard verzet heeft. Haar woorden doen me schrikken en ik antwoord met zonder bitterheidzij had ine slechts te be- &ry,Pei?' ebn beetje moeten begrijpen. Er treedt een kleine pauze in. Ze keert zich van mij af. Ik noem haar naam. Als een gehoorzaam kind keert ze zich om. Zij evenwel is zoo innerlijk aan gedaan, dat ze zich nauwelijks beheerschen kan. Met zachten drang tracht ik haar tot zich zelf te brengen. Ze schudt slechts het hoofd en ziet me aan als eene, voor wie geen troost ia. Niemand ben ik verantwoording schuldig, brengt ze nauwelijks hoorbaar nit, slechts haar en je kinde ren. Dat zal ik nooit vergeten, voegt ze er nog langzamer bij. wijs zeker niet op dat peil zouden kunnen brengen en houden, (lat voor onze volks ontwikkeling wenschelijk is, een peil, waarvan de openbare school altijd den norm zal hebben aan te geven. Over de vraag, of de openbare school regel of aan vulling moet zijn, maken wij ons dan ook absoluut niet warm, dat zal de toe komst wel leeren als wij maar hier aan vasthouden, dat de openbare school zij en blijve de school toegankelijk voor allen, zoowel voor kinderen als de onderwijzers, en tevens de school waar het onderwijs op die hoogte staat, dat ze het peil aangeeft waarop ons volks onderwijs moet staan. Zoodra de open bare school aan deze twee vereischten niet meer zou voldoen, zou zij haar reden van bestaan verliezen. Het bijzondere onderwijs moet dus van Staatswege worden gesteund, en dat moet zóó geschieden, dat, waar de be hoefte aan bijzonder onderwijs bestaat, de offervaardigheid van hen, die deze behoefte gevoelen, in die mate wordt tegemoet gekomen, dat men verzekerd kan zijn dat het gewenschte peil van het onderwijs bereikt worde. Maar die offer vaardigheid van de menschen zeiven, daarmee moet het beginnen en wel om deze eenvoudige reden, dat deze het eenige bewijs is, dat de behoefte aan het bijzonder onderwijs een werkelijk gevoel de behoefte iswaarvan de Staat natuur- lijk wel overtuigd moet zijn vóór en aleer hij het geld van de belastingschul digen, d. i. van allen, voor die subsidie mag gebruiken vóór hij over gaat tot wat toch altijd versnippering van krach ten blijft. Maar, zou allicht iemand zeg gen, is het geval dan denkbaar, dat iemand overgaat tot het stichten van eene school voor Christelijk onderwijs, zonder dat hij die behoefte daaraan zoo bijzonder diep gevoelt? Wie zal zich vrijwillig al deze soesah op den hals halen Wacht even, het geval is zeer denkbaar. Daar is op zijn dorp Piet A. Onze Piet is onder zijn geloofsgenooten nimmer voor een arend aangezien, ook al waant hij zich een valk. Wat moeite hij ook deed om in Kerkeraad of Diaconie te komen, het lukte niet, anderen gingen hem steeds en terecht vóór. Daar komt Dit was het laatste, wat Marianne dezen avond sprak. 17. In de eerst volgende dagen is ze in een zenuw achtige ongedurigheid en in een aanhoudende onrust. Ze komt een kwartiertje bij mij, wendt iets dringends voor en is weg eer ik ze tot rustig zitten nopen kan. De tijd van lijden begint. Ik ben rijk, als zij het wil en ellendiger dan mijn hond, als ze heden van mij gaat. Mijn geheele leven stel ik op haar. Ik weet het en wil toch niets van haar, als haar zien en leeren kennen. 18 Ik zit in mijn kamer en luister naar haar voetstap. Ieder oogenblik kan ze binnenkomen, van minuut tot minuut klimt mijn ongeduld. Ik weet dat ze komen zal, maar dat ze me nog laat wachten, verbittert me. Ik beproef te lezen en werp het boek in een hoek. Misschien kan ik slapen, slapen als een kind om zoo door den eindeloozen tijd heen te komen. Op eens kom ik tot zekerheid, dat zij niet komen zal. Niet heden, niet morgen Ik kon mijn koffer weer pakken, de weg naar Londen is vrij. Ik sidder, maar wacht nog. In de schuilhoeken van rayn binneste begin ik weer rust te vinden. God weet boe alles gegaan is. Misschien ligt ze ziek en ellendig op haar kussen. Ben ik wel bij zinnen Zij moet komen, ja ze moet. Om 10 uur 's avonds verlaat ik mijn kamer, moede Piet op een lumineus ideedaar moet eene bijzondere school komende ge zindte, waartoe hij behoort, heeft nog geen eigen school. Wel is er reeds eene bizondere school, maar die is niet van de leden der zoogenaamde groote Kerk, en Piet heeft dus niet de minste kans daarin iets in te brengen te krijgen. Nu heeft hij al getracht zijn predikant voor de zaak warm te krijgen, maar dat lukt niet, want die evangeliedienaar is een man op jaren, en men pleegt nu juist niet onder deze de menschen te vinden, die het aandurven om op de zelfde plaats twee scholen met den Bij bel te vestigen. Maar er verschiet een ster, de oude predikant wordt door een jongere vervangen, en deze jonge man niet zeldzaam voorkomend feit vindt dat hij zijn ijver voor de goede zaak niet beter kan toor.en, dan dadelijk op Piets voorstel in te gaan. (Merkwaar dig is bet, dat het genre predikant, dat wij in dit verband op het oog hebben, zich nooit de moeite geeft zich eerst behoorlijk in de nooden en behoeften van de plaats, die nieuw voor hem is, in te leven, maar direct de hand aan den ploeg slaat; maar deze opmerking in het voorbijgaan.) Er wordt een schoolbestuur gefor meerd, waarin Piet als een hem toe komend recht zitting heeft, en Piet triumfeert. Was hij vroeger niets, laten wij zeggen niet veel, nu is hij een mijn heer, die werk zal hebben te begeven de school moet aanbesteed worden, en als ze gebouwd is, moet ze onderhouden worden, geverfd op zijn tijd, gestuca- doord op zijn tijd, enz., enz., enz., en Piet, die klerk is op een kantoor, en die er nimmer last van had, dat de menschen overmatig notitie van hem namen, constateert met genoegen, dat er iets bijzonder hartelijks is gekomen in den groet van timmerman en verver, en zijn hart zwelt van vreugde, als de com mies van de belastingen, die het vroe ger niet verheelde, dat hij Piet ver be neden zich waande, een praatje met hem aanknoopt. Onze commies heeft namelijk een jongen, die in de oudste klas normaalschool zit, en die, als het lukt, zoowat juist tegen den tijd, dat de school kan geopend worden, onderwijzer zal zijn. en verslagen. Ze is niet gekomen en beeft zich met geen woord veronschuldigd. 19 't Is weer avond en weer het zelfde lijden Tot eiken prijs moet ik zekerheid hebben Zou ik rechtuit naar haar atelier gaan Maar als we elkaar misloopen en zij intusschen naar my toegaat? Neen, ik wacht. Ze moet heden komen! 6|uur. Nog is mijn toestand houdbaar. Kwart voor zeven. Ik besluit naar haar toe te gaan. Maar op de laatste trede houd ik stil. Ik heb gewis heid dat zij in dat oogenblik myn kamer binnen- t eden zal. In doffe vertwijfeling ga ik weer terug. Ik wil kalm heel kalm zyn en koelbloedig ook. Slechts na met een feit kennis gemaakt te hebben zal ik een besluit nemen. Eerste geval. Zij is eene roekelooze, die van het eene avontuur naar het andere ijlt ze heeft haar overmoedig spel met je gespeeld en neemt nu op haar gemak den terugtocht aan. Deze onderstelling doet me luid lachen. Van dat hout is ze niet. Tweede geval. Ze is licht ontvlambaar. Ze heeft het me zelf toegegeven. Want eenige passies heeft ze al gehad. Ik heb me slechts den schilder te herinneren. Ze heeft ergens een ellendeling ontmoet, die haar het hoofd op hol heeft gebracht. Die door haar schoonheid getroffen is, vrij is en haar begeert. Want hier moet bij bedacht worden, dat ik alsjeen blinde rondgedwaald beb, dat pas in dagen van liefde en hartstocht mij haar schoonheid geopenbaard Nu zijn wij, wij herhalen het, voor standers van het subsidiestelsel op de hierboven genoemde gronden, maar groote tegenstanders van Piet en zijns gelijken, en nu betreuren wij het, dat de Staaat met de wet in de hand tegen hen niet zoo krachtig staat als hij moet staan. Dat dit het geval is, is in den meest uitgebreiden zin de schuld van Dr. Kuyper, in de eerste plaats door zijne wet, die door gemis aan den noo- digen waarborg, dat het onderwijs ook altijd goed zal zijn, het oprichten van scholen, zonder dat de diepgevoelde be- hoeite daartoe bestaat, ten zeerste in de hand werkt. Dat wij daarbij voorna melijk op het oog hebben de nooiottige bepaling, dat er ook scholen met ééne leerkracht mogen bestaan, als gesub- sideerde scholen, hebben onze lezers zeker reeds begrepen. En daarnaast heeft de menschelijke geest helaas al tijd even geslepen als het gaat om de wet te ontduiken of om voordeel te behalen, het middel gevonden om voor de school meer subsidie los te krijgen dan de wet beoogt. Het is het bekende middel om op 15 Januari, den fatalen termijn, door een gefingeerd aantal kin deren te bereiken, dat er meer uit de Staatskas wordt toegekend, dan rechtma tig kan worden geëischt. En naar ver luidt heeft bij het bekenke geval te Watergraafsmeer het hoofd van de Christelijke school aldaar verklaard, dat deze kunstgreep bij de collega's regel was. Is er, zouden wij vragen, grooter vergrijp denkbaar Men maakt de school met den Bijhei, die, nota bene, zoo heet, omdat ze met de geboden van Gods ge openbaard Woord zou rekenen, tot een leerschool in het .liegen. Men beliegt zelf, vaak dus dominee incluis, den Neder- landschen Staatmen leert den ouders liegeD, die hunne kinderen voor dien dag of wat uitleenen, en men begaat een zedelijken moord aan de uitgeleende kinderen zeiven, voor wie het natuurlijk niet verborgen kan blijven, met welk doel zij daar zijn, en welke middelen door dat doel worden geheiligd. Maar heeft de wet van Dr. Kuyper veel schuld, niet minder verantwoordelijkheid draagt de raad door hem in „De Stan daard", kort na de aanneming van de is. Ik wil ze niet beschrijven en kan bet ook niet, zoo wat ten naaste by. De kleinste handschoen is baar nog te groot. Ze is slanker dan een Koningsden, en beeft voet jes kleiner dan die van een kind. Alzoo is deze onderstelling niet onwaarschijnlijk. Hier komt bij Wy beiden weten al te goed, dat tusscben ons niets, niets als goede kameraadschap bestaan kan. Het begint avond te worden. Het kunstlicht beschijnt reeds de straten en de volle maan vertoont zich door een kring omgeven. Het maanlicht maakt me week. Nu eerst meen ik het duidelijk te weten, dat ze mij meer is dan een voorbijgaande luim, dat zij en ik wat zich er ook tegen moge verzetten een eind weegs samen moeten gaan. Mijn angst en ellendige jaloezij wijken weer. Wie me zoo heeft aangezien als zy behoort mij en slechts mij. Maar altijd verteert mij de twijfel. De klok slaat zeven. Ik zou haar wel in een hoek willen slingeren. Ze slaat me een ongeluk. Het is zeven uur en Marianne komt niet. Ik vergrijp me nog aan den hond. Ik heb koorts en ben bijna zinneloos. Er is geen zwaarder misdaad, dan een ruensch, dat men liefheeft te mishandelen. En zij mishandelt me, dat staat vast. Ik moet naar buiten, grijp hoed en mantel Ik ruk de deur open daar staat ze voor me, een beetje voorover gebogen met een smeekende gelaatsuitdrukking en de stomme bedeWil niets vragen. Wordi wrvclgd)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1912 | | pagina 1