Uit de Pers. Binnenland. SPAARBANK Een beste Sigaar is 2 tot prijsverhooging zal leiden ook de Roomsche algevaardigde baron de Wijckerslooth, «lie den landbouw tracht voor te praten dat het tariet voor dien stand aannemelijk is, geelt toe, dat prijs- verbooging zal intreden. tlij beweert wel, dat die tijdelijk zal zijn, doch hoe lang dat tijdelijke duurt, wordt er niet bijgezegd. Welke onder nemers zullen nu van die prijsverhou ding kunnen genieten. Natuurlijk alleen zij, die goederen voortbrengen, welke uit het buitenland ook worden uitge voerd. Zoo zal b.v. de schatrijke million- airslirma Regout wellicht haar brand kast nog meer kunnen vullen van de centen der Nederlandsche huisvrouw, doordat er 12 pCt. op aardewerk zal worden gezet. Evenzoo zullen de Rijsen- sehe jutefabrikanten, groot kapitalisten, een zoet winstje kunnen slaan uit de hoogere prijzen, die zij de boeven voor hun zakken, de boomkweekers en lal van anderen voor hun amballage zullen laten betaleu. Zulke ondernemers zullen zeker dank zij de vloek der protectie het Nederlandsche volk ten bate van hun ondernemerszak kunnen brandschatten. Maar er zijn ook tal van ondernemers die enkel de lasten van het tarief te dra gen krijgen. Dat zijn al de zulke, die .goederen uitvoeren. Dat zijn onze Twent- schetabrikanten,onzeschoenfabrikanten, onze cacaofabrikanten, onze cartonnage- fabrieken, kortom allen, die voor export werken. Daaronder vallen in de eerste plaats onze landbouwers. Hun bedrijf is meer en meer een exportindustrie gewor den. Jaarlijks voeren onze landbouwers voor een waarde van meer dan 200 millioen gulden naar het buitenland uit. tariefs herziening kan hun dus nooit hoogere prijzen voor hun producten brengen. Zij hebben belang bij de minstrnogelijke belemmering hunner handelsbetrekkin gen. Voor de lasten, die de sociale ver zekering hun oplegt, brengt het tarief hun geen vergoeding in den vorm van hoogere prijzen voor hun producten. Wel zullen zij voor al hun benoodigdheden hoogere prijzen te betalen krijgen. Hun bedrijfsvoorwaarden worden daardoor zeer verzwaard en waar de concurrentie hen dwingt tot zeer scherpe mededin ging op de wereldmarkt, beteekent de tariefsherziening van hen zeerbelangrijk nadeel. Geen wonder dat tal van landbouw organisatie^ zich krachtig tegeo de plan nen van minister Kolkman uitspreken. In het Nederlandse!) Landbouwcomité heeft men deze week de vraag van het voor en tegen doen inleiden door een voor- en tegenstander. Omdat velschil lende politieke richtingen in dit comité zitting hebben, meende de voorzitter niet door een motie uitspraak te moeten laten doen. Mr. C. P. Zaaijer legde zich bij dit voorstel alleen neer, omdat reeds zoo- velen de vergadering hadden verlaten. Naar hetgeen ons uit vertrouwbare bron wordt medegedeeld, is het voor de pro tectionisten maar gelukkig, dat er geen motie is voorgesteld want dan zouden zij een verpletterende nederlaag he:>ben geleden Doch dit daargelaten. Waar de vraag van Vrijhandel of Protectie een zuiver economisc.be is, had het Land bouwcomité, een der voornaamste ver tegenwoordigingen van den Landbouw, althans de meest officieële in een zoo belangrijke kwestie zich wel degelijk moéten uitspreken. Was het de vrees, dat de meerderheid zich, evenals in bij na alle andere organisatie's, tegen den rooftocht der protectie zal verzetten, die den voorzitter tot zijn voorstel bracht? Onze landbouwers zullen wel zoo wijs zijn, zich niet le laten bedotten door praat|es, dat deze tariefwet een politieke kwestie betreft. Hun hoogste belangen worden er door getroffen en juist daarom dienen zij als één man zich te verzetten tegen de aanneming van zoon schadelijke wet. Verkeerde taktiek. In de openingsrede waarmede de voor zitter van den Vrijzinnig democratischen Rond de buitengewone vergadering, waar over wij in ons eerste artikel schreven, opende, sprak hij de hoop uit, dat in I913 Unieliberalen en Vrijzinnigdemocraten krachtig samen zouden gaan. Maar zie, dezelfde voorzitter, die dezen wensch tot samenwerking uitspreekt, wijdt een groot deel van zijn openingsrede aan we zouden haast schrijven verdacht making van de Unie, zoo zeide de Vrij- zinnig-domocratische voorzitter, dat de Unie alleen in haar program voor Alge' meen kiesrecht is. En dat terwijl bij weet, dat onophoudelijk in het partijotgaan der Unie „de Vaderlander" voor het al gemeen kiesrecht onomwonden wordt gestreden. En dat, terwijl de Unie in verschillen de plaatsen vergaderingen heelt belegd, aan het Algemeen kiesrecht gewijd Hebben haar leiders zich niet telkens er voor uit gesproken Men zou zulke verdachtmakingen stil zwijgend kunnen voorbijgaan, als dezelf de voorzitter niet den wensch naar sa menwerking bij de stembus had uitge sproken Meent men die nu waarlijk te bereiken door een zoo averechtsche tac tiek, als uit de bedoelde Openingsrede tegenover de Liberale Unie spreekt Het heelt, ons getroffen, dat in de heeie rede van den vrijz-democratischen voorzit ter met geen woord gerept wordt van den strijd tegen den vijand de elerieale coalitie. Het is niet anders dan een mis kenning van den politieken toestand, als men tracht weg te cijteren, dat we in 1913 deze coalitie weer precies zoo tegen over ons zullen vinden als in 1901,1905 en 1909. Het is heel mooi democratische eischen op papier te zetten. Doch ze zullen eenvoudig niet te verwezenlijken zijn zoolang deze zelfde coalitie, bolwerk van clericalisme en conservatisme tegelijk, niet overwonnen is. Het blijft onze vaste overtuiging, dat zooveel mogelijk al wat links staat aan de vooruitstrevende zijde, moet samengaan in 1913. De N. R. C. die zich reeds vroeger voor algemeen kiesrecht uitsprak, toont in haar artikelen aan, dat een samen werking met de Vrijliberalen wellicht mogelijk is. Wij zonderen daarvan na tuurlijk nadrukkelijk de tegenstanders van het Algemeen kiesrecht b.v. de volgelingen van het naam-liberale blad de Nieuwe Courant, de spreektrompet van het conservatisme, uit. Maar dat heeft de Vadei lander ook reeds bij her haling te kennen gegeven. Ook in dit opzicht waren de opmer kingen van den Vrijz. democratischen voorzitter dus overbodig. Wij wenschen samenwerking van gan- scher harte. Juist daarom moeten de vrijzinnigdemocraten aflaten van de voortdurende verdachtmakingen derlibe- rale Unie. Laten zij hun krachten be steden am de bestrijding dier ergste vijanden het clericalisme en het conser vatisme. Dan zullen zij de Uniliberalen als bondgenooten kunnen begroeten. Wfj lezen in het Roomsche blad, de Lim burger Koerier het volgend artikel, dat wy met instemming overnemen „Er moeten jaarlijks inplaats van 17.500, volgens de aanstaande Militiewet 23.000 man onder de wapenen komen. Nu weet men, dat de wet bovendien vele vrijstellingen verleent. De kostwinners zijn geschat op 5100 man. De geestelijken enz. op 3500. De vrijstellingen wegens broederdienst is door het amendement Eland uitgebreid, zoodat er weer 3000 meer vrijkomen, dan minister Coiyn oorspronkelijk had bedoeld. Verder heeft men niet alleen de jonge lingen vrijgesteld, wier ouders in Indië wonen maar allen, die later naar Indië zullen gaan. ook al wonen bun ouders hier. Op 'n gegeven oogeoblik riep de minister uit: nu komen er zóóvele vrijstellingen, dat ik eens moet uitrekenen, of ik mijn contingent van 23.000 man nog wel over houd Hij kwam er nog precies, maarspeling voor de loting was er heel weinig meer. Nu moet men weten, dat er bi) het leger bestuur een streven is om de keuring zoo scherp mogelijk te maken, opdat men voor den dienst alleen de meest geschikten krijgt. Bij de keuringen vallen er tegenwoordig dan ook veel meer manschappen uit, dan vroeger. Verwacht kan worden, dat dit stelsel zal worden doorgezet en steeds scherper wor den toegepast. Vandaar onze vrees, dat er weinig kans voor militieplichtigen zal overblijven om vrij te loten. Maar als dat zoo is, en het is nu nog tijd om daaromtrent voldoende licht te be komen,—als de loting practisch is afgeschaft, zoodat bij 'n beetje scherpe keuring ongeveer alle goedgekeurde manschappen zullen moe ten dienen, is dan, zoo wenschen wij te vragen, het nog wel de moeite waard de loting te behouden De loting met al haar kosten en haar nasleep van drinkgelagen en ongelukken? De vraag is nu aan de orde 1" De zaak van der Breggen Door den heer Ter Laan zijn d.d. 19 October de volgende vragen omtrent de ziekte en het overlijden van den millicien Van der Breggen schriftelijk bij de Tweede Kamer ingezonden lo. Is het juist, dat de zoon van den heer P. G. A. Van der Breggen te Bloemendaal op 19 September j.l. in het kamp te Nun- speet gelegerd, moest uitrukken, ondanks het feit, dat hij zich ziek meldde 2o. Is tiet juist, dat men dezen milicien aldaar verder gedurende ongeveer 36 uren ziek heeft laten liggen, zonder hem be hoorlijk te onderzoeken? 3o. Is er aanleiding voor den Minister van Oorlog om aan de Tweede Kamer na dere rnededeelingen te doen omtrent het verdere verloop van de ziekte van dezen milicien, welke tot zijn dood geleid heeft op 23 September Daarop is door den Minister aan Oorlog, den heer Colijn, d. d. 10 November, volgend schriftelijk antwoord gegeven; 1. De milicien Van der Breggen meldde zich Maandagmorgen 18 (niet 19) Septem ber ziek en verscheen op het morgenzieken rapport van dien dag. Volgens het zieken- register heeft hij over buikpijn en diarrbee geklaagd. Aangezien hij op den dLnst- doenden officier van gezondheid niet den indruk maakte van een ernstigen ziekeen omdat zijn klachten dezelfde waren als van zooveel andere ziekgemelden (er waren er dien dag een 14-tal met klachten over buikpijn, welke klachten in het kamp veel vuldig voorkwamen, ook onder hen, die zich niet ziek meldden), werden hem twee opiumpoeders verstrekt en werd hem ge zegd, dat hij moest trachten zijn dienst te doen. 2. Gesteld als zij is, moet de vraag ont kennend beantwoord worden. Men heeft den genoemden milicien niet gedurende ongeveer 36 uren zonder behoorlijk onder zoek ziek „laten liggen". Juist de omstan digheid, dat hij zich den dag, volgende op dien van zijn ziek worden, wederom per soonlijk op het morgenziekenrapport meld de, te zaaien met 20 anderen, die allen leden aan de toen heerschende buikaan doening en dus allen klaagden over pijn in den buik, maakte, dat de aandacht van zijn geval werd afgeleid en ook bij hem aan dezelfde buikaandoening werd gedacht zoo dat geen bijzonder onderzoek werd noodig geoordeeeld. 3. De milicien Van der Bergen meldde zich op maandagmorgen 18 September ziek en rukte, in verband met de beslissing van den officier van gezondheid, mede uit. Een poos na het uitrukken werd hij door denzelfden officier van gezondheid die bij het ziekenrapport was tegenwoordig geweest en aan den staart der uitgerukte colonne marcheerde, aan den weg zittende aange troffen en wel op de plaats, waar de troep de eerste rust hield, t. w. op den kunstweg, welke van het kamp (Halfweg, 4 K.M. ten zuiden van Nunspeet) noordwaarts leidt, by mijlpaal S. Van der Bergen was dus niet verder dan 1 K.M. van de kamp verwijderd. Hij vroeg, volgens verklaring van den officier van gezondheid hiervoren bedoeld, na-ar het kamp mogen teruggaan, wat hem werd toegestaan. De omstandigheden deden het nemen van bijzondere maatregelen toen geenzins noodzakelijk schfinen. De patiënt meldde zich, na zyn terugkeer, by den sergeant fungeerend ziekenopzichter, die hem in een der tentziekenverblyven onderbracht en daar by over koude klaagde, dekens bezorde en een glas water versterkte. Hij bleef dien dag en den daaropvolgenden nacht in- de hem aangewezen tent liggen. De ziekenopzichter bezocht hem nu en dan hy klaage over buikpyn, maar werd meestal slapende of half-slapende bevonden. Den 19en meldde zich Van der Berggen weer op het morgenziekenrapport, waar hem dezelfde officier van gezondheid, als den 18en, te vfoord stond. Hy klaagde weer over buikpyn, vroeg en kreeg weer opium. Beslist werd, dat hij andermaal tëntziek zou blijven. Patiënt werd niet nauwkeuriger onderzocht dan door ondervraging waarneming van zijn uitzicht en voelen van de pols, aangezien men hem nog steeds beschouwde als lijdende aan de heerschende, niet ernstige buikaandoening. Dien Dinsdag werd de oudste der officie ren van gezondheid in kennis gesteld met. een telegram van patiënt's vader, dat dien dag was ontvangen. Hij ging, van de oefening teruggekeerd, ongeveer 2 uur 's namiddags, naar de ambulance om den patiënt op te zoeken, die hem nog onbekend was. Een ingesteld onderzoek, naar verklaring van den betrokken officier van gezondheid, in liggende houding, leidde hem tot de diagnose: „algemeene darmaandoening van niet ern stigen aard". Aanbevolen werd verder tentziek houden en melkdiëet, terwyl bepaald werd (dit in overeenstemming met een door patiënt zelf geuiten wensch) dat hij den volgenden mor gen naar het militair hospitaal te Amersfoort zou worden geëvacueerd. Dinsdagavond kwam de broeder van patiënt, medicinae doctorandus, in de leger plaats, begaf zich rechtstreeks naar de tent, waar de zieke lag, onderzocht dezen en gaf toen een visitekaartje af, met verzoek dit aan den officier van gezondheid te brengen. Dit visitekaartje werd overhandigd aan den eenige der drie officieren van gezondheid, die van patiënt niets afwist. Deze liet zich de ziekentent wijzen waar de patiënt was, en stelde, in tegenwoordig heid van diens broeder, een onderzoek in. Men werd het niet eens over de diagnose, die door- patient's broeder op appendisitis [blindendarm-ontsteking] gesteld werd. Daar evenwel de geroepen officier van ge zondheid zich in deze onbevoegd achtte om over verdere maatregelen te beraadslagen, werd de oudste officier van gezondheid ge roepen. Ook deze onderzocht den patiënt opnieuw en meende ook thans geen appen disitis te moeien aannemen. Niettegenstaande omtrent de diagnose geen eenstemmigheid werd verkregen, werd toen overeengekomen, dat de patiënt den nacht in de ziekentent zoude doorbrengen [op een brancard, daar de bedden belegd waren] en den volgenden morgen naar het militair hospitaal te Utrecht zou worden geëvacueerd. Den volgenden morgen vroeg vervoerd, werd de patiënt te Utrecht onderzocht, waarby diagnose dadelijk op appendicitis werd gesteld. De algemeene toestand was niet ongunstig. Operatief ingrijpen werd niet noodig geacht, gelet op den voldoenden algemeenen toestand, terwyl voor een door verschillende chirurgen nuttig geoordeeld ingrijpen binnen 24 uren na het optreden der eerste ziekteverschijnselen de tijd voorby was. Den volgenden dag was evenwel de toe stand belangryk verergerd. Blijkbaar had de aandoening een progressief karakter. Operatie werd verricht, maar mocht belaas geen blijvend succes hebben. Op 23 Septem ber overleed patiënt. Wreede ontgoocheling Zoo'n kennisgeving voor het afhalen van een aangeteekend stuk, waarop staat „de f600 niet te boven gaande" heeft al menig een de verwachting hoog doen spannen en teleurstelling gebaard. Geen wonder, dat de vrouw van C. v. 't H., te Oud-Beierland, verrast was, toen zy een kennisgeving als bovenbedoeld, ontving. 't Stuk was wel aan haar man geadres seerd, doch men zou 't haar ook wel geven en dan kon zij eerst eens zien vanwaar de f 600 kwam. 't. Kon wel uit Indië of Amerika zyn, ia, een familielid, daar wellicht over leden, kon haar een erfenisje hebben nage laten. De buurvrouwen, die wellicht op een koffiepartytje rekenden, waren 't roerend met de gelukkige vrouw eens. De eerste teleurstelling was al, dat de heeren op 't postkantoor het stuk niet aan de vrouw wilden afgeven. Kees moest zelf komen. Hy werd dus uit 't land gehaald en toog, na zyn Zondagsche pak aangetrokken te hebben, naar 't kantoor. Nadat de noodige formaliteiten ten opzichte van het teekenen vervuld warenwerd hem het stuk overhandigd, 't Was wel wat dun een gewone brief, van ietwat groot formaat. De tweede teleurstelling volgde de eerste - Geen erfenis, geen geld, bevatte de brief, doch een vriendelijke uitnoodiging om voor een familie-aangelegenheid voor den rechter te verschynen. N. H. C t. De hoofdprijs, èen omnibusbreak met één paard, van de groote najaarsverioting van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw afdeeiing Gouda en Omstreken is gevallen op no. 8513. De gelukkige winner van dien pry's is een gepensioneerd brievenbesteller te Gouda. Door onvoorzichtigheid was op de vracht boot Jhr. Schoner, varende tusschen Rot terdam en Haarlem, een luik opengebleven. De machinist v.d. Heide, uit Haarlem, die dit niet wist-of zag, bad het ongeluk er in te stappen en terecht te komen op een ronddraaiende as. Op zijn hulpgeroep werd direct de machine stop gezet. De machinist had echter reeds zulke ernstige verwondin gen aan de beenen bekomen, dat te Gouda geneeskundige hulp moest worden ingeroe pen. Opname in een ziekenhuis werd nood- zakelyk geacht, waarna de boot met den gewonden machinist naar Haarlem vertrok. Van den landbouwer De Jong in de Mefie, te Bodegrave, zjjn de hooiberg en een schuur afgebrand. A D V K K T E N T I RN. van het Departement ©n Soxao tt- eladl' lx. der Mtaateehappi] tol Nut ran 't Algemeen. De bank neemt gelden op tegen 3 °/0 rente 'sjaars Gelegenheid tot inbreng en terugbetaling raa gelden op Maandag, Dinsdag, Woensdag en Don derdag van 9 12, benevens Maandagavond vas fi—7 uur, ten kantore van den Thesaurier-Boek houder. C Koiff A.Cz. te Middelharnis. NIAGARAper 100 stuks f 2,40 LORINA2,- OUD-HOLLAND 1,60 EL ORDEN„1.25 Scrape en Splendo Sigaretten. HORFF'a CACAO in bussen van 1 ^2 V« Vio K.G. Chocolaat! reepen. tnblettrn, doosje» van de beste Fabrieken. KOl.DOOT's DCBBKC-BI./lKKZGKP per pak van 3 stukken 221/2 Cent. EAU »E COCnCAE enz. OPRUIMING VAN Eecs- en Prentenboeken, l.nxe donzen Poslpaplcr enz. W y. d. HEIJDEN, DIRKhLAND.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1911 | | pagina 2