Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EEESTE BLAD. Hét laatste geluk. 11t,e Jaargang. Woensdag 25 October 1911. No. 49 Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. TTItgrarve der te Middeiharnis. Prijs der Advertentiën: van 1 6 regels 0,60. Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bnreaux nemen Advertentiën aan. Berichten van cerrespandenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Verklaarbaar. Bij de behandeling der Militiewet-Co- lijn hebben verschillende sprekers in de kamer betoogd, dat het volk niet de minste sympathie voor het leger koestert. Mr. Lohman, de bekende aanvoerder van al wat het miiitairisme met hand en tand verdedigd ziet er zelfs het bewijs in, dat bij de gegoede volksklasse een flinke geest ontbreekt. Velen toch, die niet met handenarbeid hun brood ver dienen, probeeren viermaanders te wor den om zoo gauw mogelijk van den dienst af te zijn en lust om den offiiciers- rang te bereiken, bestaat niet meer. Zon der twijfel heeft mr. Lohman die klacht met bitteren weemoed uitgesproken. Nu moge het zonderling klinken meteven- veel weemoed als deze conservatief zijn jammerklacht slaakte, met evenveel vreugde begroeten wij de antipathie, die het volk voor de huidige organisatie aan den dag legt. Wij begroeten de openba ring van dien weerzin, mr. Lohman en eoïisorten mogen het gelooven of niet, uit vaderlandsliefde. Voor de clericalen be staat het begrip vaderlandsliefde alleen in het ged wee bukken voor den militairen afgod en bet gedwee verspillen van de kostbare millioenen aan bet militairisme. Wie niet zonder tegenspraak de millioe nen helpt verkwisten aan pantserschepen en snelvuurkanonnen, geniet de eer door mr. Lohman voor „lammeling"uitgemaakt te worden. Nu laat ons dit, hetzij terloops opgemerkt volkomen koud. Wie nieuwere denkbeelden verkondigt en het waagt in te gaan tegen de denk beelden van een kaste als de militaire, weet van te voren, dat hoon en vergui zing zijn deel is. Zoo gaat het den voor standers van een andere legerorgar.isatie dan de bestaande. Juist omdat zij weten, dat het leger totaal staat buiten de natie, omdat het een verouderde instelling is met denkbeelden, die aan de moderne samenleving geheel vreemd zijn, besef fen zij, dat een dergelijke instituut nim mer het weerbare volk kan maken, dat noodig is om in tijden van nood pal te FE UIEEE T OIV. staan voor de verdediging van den ge boortegrond. Hun beweringen worden volkomen bevestigd door de voornaamste militaire deskundigen zelve. Om strijd verklaren zij, dat spijt de millioenen en nogmaals millioenen, die aan het militai risme zijn verspild totaal niets deugt. Een raad van Defensie, samengesteld uit de hoogst gegalonneerde militaire specialisten, wier boezem bij plechtige gelegenheden, een wagonlading ridder kruisen torst, heeft een rapport laten verschijnen ten betooge, dat ai de milli oenen, sinds jaren aan den militairen atgod geofierd, niets gebaat hebben voor een deugdelijke legerorganisatie. Men zou zoo meenen, dat dergelijke feiten afdoende waren om de regeering een anderen weg te doen inslaan. Niets van dit alles. De bestaande, ondeugdelijk ver klaarde organisatie wordt opgelapt door de scheuren te beplakken met een dikke laag bankbiljetten, aan het stelsel zelve wordt niets veranderd. Terwijl de voor standers van het volksleger een zoo kort mogelijken oefeningstijd bepleiten, vraagt het ontwerp-Colijn een feitelijke verlen ging en verzwaart den druk, dien op het volk ligt, in alle opzichten. Geen wonder, waar de voorlichters van dezen clericalen minister deskundigen zijn, die als 't ware van hun geboorte af is ingepompt, dat de soldaat zoo lang mogelijk moet dienen. Notabene deskundigen, die kalmweg hun duizenden per jaar opstreken, toen zij nog in actieven dienst waren, zonder bun mond open te doen, en thans, nu ze opgeborgen zijn in den Raad van Defensie, schreeuwen, dat er niets in het leger deugt en daarom de millioenen van het nijvere volk opeischen! En als men niet ge.eedeiijk toestemt in dergelijken eisch, is men volgens mr. Lohman een „lammeling", een vader- landslooze. Wij aanvaarden die betiteling als een eerenaam, op dezelfde wijze als onze voorvaderen bedelaars werden ge scholden door de handlangers van een Spaanschen dwingeland. Wat doet het huidig militairisme? Het ontrukt voor eersten oeieningstijd den jongen man maanden aan zijn werk kring. Het prest voor herhalingsoefe ningen den huisvader tot het prijsgeven zijner broodwinning. Als hij terugkeert NAAR FELIX HQLLAENDEPw. Ik kan niet verstandig zijn. Ik heb het bloed van mijn vader, die het hoofd hoog droeg en tot zijn laatsten ademtocht tegen zijn armzalig bestaan geworsteld (heeft. Maar toen wij hem naar het graf brachten en bij de geopende groeve weenden, had ik een troostHier zal er een rusten, die geen haar breed afweek, van wat hij voor voegzaam hield, een van een onbuigzamen heerlijken hoogmoed. Ik weet het, het ras sterft uit en past niet in deze wereld en ik weet, dat ik slechts den harden kop van mijn vader heb. Want bij zijn eigenzinnigheid was hij goed. Vrouw en kinderen waren hem alles en ver goedden hem al zijn lijden en teleurstelling. Ik heb mijn kinderen lief en snak naar hnn engelenkopjes ik word week bij den aanblik van onschuld. Ik heb angst bij de gedachte, dat een vroege dood mij zou kunnen wegrukken, en dat ze verweerd en ellendig, verstooten en verlaten van het medelijden van vreem de menschen zouden afhangen. Ik ben zoo week en zoo zonder wenschen dat ik den dood niet vrees. Om de wille der kinderen smeek ik om het leren. Tot God. Neen. Als God bestaat is hij zonder barmhartig heid en staat bezijden het goede en kwade. En ondanks dit alles ben ik in staat,; voor (mij zelf alleen te leven en afstand van hun heerlijke jeugd te doen. Ja, ik snak naar eenzame uren. 3. Berlijn U/7. Als u het goed vind, dan kunnen we elkaar mor gen avond 7 uur aan 't station Friedrichstraat weer zien. Vrij ben ik maar tot 10 uur. Met slecht weer moet u me, zooals van zelf spreekt, niet wachten L. L. 99 Postkantoor 30. En nog een anderen brief brengt de post, waarvan het handschrift me bekender is. Het bestaat uit kleine fijne letters, die mijn pijn doen. Ik heb angst, den brief te openen. Lanzaam geschiedt het. Ook deze omvat maar weinige regelen. Beste Vriend Ik was in de eerste dagen zoo lijdend en uitgeput, dat ik je niet schrijven kon. Mijn familie is ver schrikt van mij voorkomen. Ik hoop hier met de kinderen langzaam wat op mijn verhaal te komen. De kleinen groeten je en ik beveel me bij je aan. Dorothea. Ik krijg een rilling. Ik voel het verwijt, ofschoon zij, zooals haar gewoonte is, het niet direct uitspreekt. Ik zie haar bleek gezicht met de dunne lippen en de straalgrijze oogen, die van toorn schitteren haar smallen opgetrokken neus Bij slecht weer ben ik vrij. Ik moet er een beetje om lachen. L. L. heeft me dus niet vergeten. Wat zal me dat geven De portiersvrouw klopt zacht aan en brengt me mijn ontbijt en het ochtendblad. De koffie is vreeselijk, maar de juffrouw lacht er tot de zijnen, vindt hij vaak zijn plaats ingenomen door een ander. Het dwingt een aantal miliciens tot den dienst bij het blijvend gedeelte en verbeuzelt hun tijd met aardappeljassen, dwaze corveeën en het witten van kazernemuren. Hoe dat militairisme omspringt met de zonen des vaderlands, over wier plich ten het zoo roerend spreekt, als het nieu we millioenen en nieuwe lasten vraagt, bleek dezer dagen op tragisch-droeve wijze. De heer P. C. A. van der Breggen had een zoon, die 4 Sept. j.l. in dienst in zijn garnizoen te Haarlem trad, daar hij opgeroepen was voor herhalingsoefenin gen. Wat dezen ongelukkigen vader overkwam, vertelt ons zijn ingezonden stuk in het Handelsblad. Wij nemen dat om het groote belang der zaak grooten- deels over. De heer van der Breggen dan schrijft „Na een vermoeiende week, vooral voor jongelui, die een meer zittend le ven gewoon zijn, vertrok de troep Maandag 11 September naar het kamp te Nunspeet, waar oefeningen gehou den werden in verband met de z.g. groote manoeuvres. immer uitvallende, maakte hij alles mede en mocht daarom Zondag 17 September thuis doorbrengen, waar hij, hoewel vermoeid en verkouden door de doorgestane koude nachten, overigens in welstand verkeerde 's avonds ver trok hij weer. „Dinsdag 19 September, 's morgens vroegtijdig, ontving ik, zoo schrijft de heer van der Breggen verder, een eigen handig geschreven briefkaart, waaruit ik zag, dat mijn zoon ziek was. Het jongmensch geheel kennende, gevoelde ik dadelijk, dat zijn ziekte erger was dan hij zich uitlietdaarom besloot ik, ten einde de aandacht op het geval te vestigen, den geheelen, woordgetrou wen inhoud van de briefkaart te seinen aan den kommandant van de leger plaats, welke dépêche (vóór 9 uur reeds verzonden) luidde: „Komman dant legerplaats bij Nunspeet. Van mijn zoon, milicien-soldaat, 10e reg.inf. 3e bat. Ie kompagnie zooeven navolgend berichtVan nacht kreeg ik ineens erge buikpijn, meldde mij ziek, maar moest toch uitrukken.Na1/2uurloopen zoo vriendelijk bij, dat ik iedere aanmerking onder druk. Ik sla de courant op en lees dat er weer een nieuwe dichter ontdekt is. Hij is nog vóór den man lijken leeftijd gestorven en zijn beoordeelaar verge lijkt hem met Heinrich von Kleist. Dat de ongeluk kige dit niet beleefd heeft! Gelijk aan Kleist. Ik ken des gestorvenen werken nietmaar ik ben tegen zulke dwaze overdrijving. Kleist het klinkt bijna als lijkenschennis! Ach, de heele literatuur en dichterij! Wat al ver wachtingen en illusies brengt men te grave. Men hamert op iemand als men zenuwen van ijzer had. Iedere minste journalist wordt een hoogstaand rech ter. Ik moet in mijn herinnering lachen, als ik aan het begin van mijn schrijversloopbaan denk. Hoe vol autoriteit was mij toen de dagbladtaalWant zij, zij die als rechter waren gesteld, zoo verbeeldde ik mij, moesten mannen van de hoogste beschaving, den fijnsten kunstsmaak en van onwrikbare recht vaardigheid zijn. Gelukkig dat zulke ijdele gedachten jaren lang achter mij liggen. Het is ver van me bitter te worden. Men heeft het recht niet op hen te toornen. Het zijn arme duivels, die men niet mag uitschelden. Galei slaven, die heerendienst verrichtenschipbreuke lingen meest, die het in't leven hard genoeg hebben. Mijn oog valt weer op den brief van L. L. Een goede ziel, die hoopt. Wat mij betreft kan ze van mijn medelijden zeker zijn want ik heb niets meer te geven. Geve God, dat het om zeven uur regent en stormt, dan zijn L. L. en ik uit de engte. Ik kan niet werken. In mij is sedert de dagen, dat ik alleen ben, een eeuwige onrust. Het verleden vervolgt me als een spook. Aan al die tooneelen moet ik terugdenken, aan dien eeuwigen liet ik mij uitvallen,sjouwdenaarkamp terug; onderweg was ik misselijk, de pijn was veel ergermet veel moeite heb ik mij nu laten opnemen in ambu lance ik hoop spoedig heter te zijn, want voel mij ellendig". Naar aanlei ding dit bericht verlang ik gestreng onderzoek, jongmensch steeds plicht vervuld, geen onwil." Voorts verzocht ik mijn te Leiden studeerenden oudsten zoon (med. docts.) ter onderzoek naar het kamp te vertrekken, die daar 's avonds 7 uur arriveerde en zijn broeder in een tent alleen aantrof (de ambulance was vol gens zeggen vol), liggende op stroo, klagende over veel pijn in den buik. Hij onderzocht toen zijn broeder, en maakte onmiddellijk zijn diagnose appendicitisMijn zoon verklaarde toen nog niet onderzocht te zijn, (dus noch vóór het uitrukken, waartoe hij gelast werd, noch na aankomst in het kamp)men had hem gewoonweg poe ders gegeven voor maag- en darm- catarrh, hetgeen men dacht dat de ziek te was. Het was toen Dinsdag-avond; men had den armen jongen zonder onder zoek, zonder eigenlijk noodige verzor ging (hiervoor heb ik ook bewijzen) dus pl.m. 36 uren kalm laten liggen lijden. Toen mijn oudste zoon zijn diagnose mededeelde aan een militair dokter (le luitenant) en later aan een kapitein dokter, wilden dezen niet met zijn diag nose meegaan. Toen mijn zoon, als doctorandus tegenover twee artsen niet willende discussieeren over deze diag nose, vroeg, om toch zijn zin van over brenging per brancard te verkrijgen (het kamp moest den volgenden dag geheel opgebroken worden), of de zekerheid kon gegeven worden dat het dan geen appendicitis was, durfden die twee artsen dit niet aan. Daarom eischte mijn oudste zoon namens mij voor zijn broeder over brenging per brancard per eersten trein den volgenden morgen naar het hospi taal te Utrecht. Ook hiertegen werden eerst bezwaren geopperd betreffende formaliteiten met de spoor; doch toen aangeboden werd, dat vervoer voor eigen rekening te nemen, begon men strijd met haar, die mijn krachten tot stilstand doemde en die uit de armzaligste oorzaken steeds voorkwam. Ze had honderd en een uitwege en als ik meenden dat ik haar volgens alle regelen der logika en van het verstand haar ongelijk had aan getoond, dan kreeg ze een van die toevallen, die mij in de herinnering nog angstig en benauwd maken, Zag ik haar dan in den treurigen toestand van hevige opgewondenheid, dan had ze haar doel bereikt. Dan was het hetzelfde of ik in mijn recht of onrecht geweest was haar lijdende toestand maakte alles weer effen en mij tot den schuldige. Ze Verstond het, mij in al die jaren te doen ge looven, dat ik haar levensgeluk had geroofd. Wilde ik echter mijn boeien wegwerpen en bij nacht en ontijd wegtrekken, mijn vrijheid en ongebondenheid hernemen, dan snoerde de angst mij de keel toe. Hoe vaak had zij er van gesproken en zelf de proef genomen, de hand aan zich zelve.te slaan, daar zij het leven, hoewel ik haar ongelukkig gemaakt had, zonder mij niet dragen kon. Dat had mij in de ziel gegrepen. Als ik haar van haar onzinnig voornemen had afgebracht en zij haar met alle denkbare inspan ning tot rust had gebracht, sloeg ze weeT haar armen om mij heen en vroeg me met angstvolle blikken of ik haar ook lief had. Tk zei de haar dan iederen keer ja en geloof werkelijk, dat in dit gevoel van zorg en in de erkenning, dat ik volgens mijn gehee len aard en mijn wezen haar niet. zooveel geven kon, als een braaf echtgenoot wel verplicht is, iets van echte medegevoel lag. Maar hoe had ik na zulke nren van haat en verbittering goed en zacht tegen haar kunnen zijn. Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1911 | | pagina 1