een motie aannemen, waarin wordt gezegd, dat liet Tarief, hoeveel onbillijk heden het ook voor den landbouw be vat, van boerenstandpunt over het ge heel genomen aannemelijk is!! Een handige politicus die baron de YVijeker- slooth. Hij erkent, dat de Boeren schade zullen hebben van den voorgenomen rooftocht, doch paait ze met een motie, waarin aan de regeering veranderingen in het Tarief zullen worden gevraagd. Die veranderingen zal minister Kolkman zeker niet voorstellen. Uit de besprekingen in den Bond valt op te maken, dat ze zouden neerkomen op rechten op tal van eerste levensbe hoeften. Na zijn verklaringen in de Memorie der Tariefwet, die Excellentie Kolkman toch al niet trouw bleef, is het niet te wachten, dat hij het durtt wagen zulke eisehen in te willigen. Hij zal van zijn partijgenoot de Wijckerslooth wel gedacht hebben: Van je vrienden moet je het maar hebben. De boerenorganisaties zullen inzien, dat ze zich niet moeten laten paaien door gelegenheidstoespraken als de heer de Wijckerslooth hield. Hun belang, dat in dit geval dat der heele natie is, brengt mee te zorgen met al hun kracht, dat het ontwerp-Kolkman nimmer tot wet zal worden verheven. Mooie toestanden. De lezer weet, hoe het bij de uitdee- ling der baantjes onder dr. Kuyper toe ging. Wie van de kleur was, werd be noemd, al had hij nog minder verstand dan zekere bekende viervoeters. Weldra kon dr. Kuyper de keuring van den stroom van begeerigen niet af en werd dit de taak van den particulieren secre taris. Op welke wijze het politiek bederf had ingevreten bleek nog dezer dagen bij een rechtsgeding te Amsterdam. De beklaagde deelde daar openlijk mede, dat hem en zijn zoon mooie betrekkingen bij de Rijksverzekeringsbank waren aan geboden door het ministerie Kuyper, als het hem gelukte zijn zoon, die redacteur was van het marineblad het Anker, terug te brengen van zijn socialistische propa ganda. Toen dit afstuitte op de weige ring van den zoon, kreeg de vader de betrekking niet. Men vraagt zich verbaasd af, hoe het Kuyperbevvind het heeft dur ven bestaan feitelijk omkooperij te plegen door middel van staatsbetrekkingi-n. En dat presenteert zich dan aan de goedgeloovige kiezers als „christelijk". Een zonderlinge onthulling deed dezer dagen niemand minder dan de bekende ehristelijk-historische leider Mr. Verkou teren. Deze conservatief in merg en been sprak in een vergadering belegd als pro test tegen de verplichte negen-uur-win- kelsluiting te Amsterdam. Woordelijk zeide hij daar het volgende: „Het uitlokken van een proces ont raadt spreker; de kantonrechter zal er toch niet toe te bewegen zijn, om eene uitspraak in strijd met de bestaande verordening te doen. Beter is het, hij request aan de Koningin vernietiging van de verordening te vragen en daarbij zich op het algemeen belang te beroepen. Het verdient dan aanbeve ling, eerst den hoofdambte naar, die den Minister advi seert, te bewerken en te over reden; op die wijze heeft, spreker reeds menige bouw verordening vernietigd ge- k r e g e n." Krasser beschuldiging kan tegen het kabinet-Heemskerk kwalijk uitgebracht worden! Volgens Mr. Verkouteren berust de leiding niet bij den minister, doch bij de ambtenaren. En dat presenteert zich dan als de ware hooghouders van het gezag. Niet lachen daar! Mr. G. J. G0EK00P. Op 66-jarigen leeftijd is te 's-Graven- hage overleden mr. G. J. Goekoop, voor velen op ons eiland geen onbekende. De ouderen onzer inwoners zullen zich her inneren, hoe het district Middelharnis tal van jaren door hem, met eere werd vertegenwoordigd in de Zuidhollandsche Staten. Scheen hij bij een eerste kennis making eenigszins stug en terughoudend, wie hem nader leerden kennen, leerden hem hoogachten om zijn nobel en eerlijk karakter. Men voelde, dat men te doen had met een oprecht en eerlijk man, die het „recht door zee" tot levensdevies had gekozen. In een werkzaam leven heeft Mr. Goekoop zijn taleutqn besteed tot behartiging der belangen van land en OiT'lü April 1845 te Goedereede gebo ren promoveerde bij op 25 Mei 1870 te Leiden in de rechten en vestigde zich daarop als advocaat in zijne geboorte plaats, tevens de functie van ambtenaar van liet Openbaar Ministerie bij liet Kan- toneerecht teSommelsdijk waarnemende. Van 1872 tot '1879 was hij mede burge meester van Goedereede en Stellendam, en secretaris-penningmeester der water schappen, onder die gemeenten gelegen In October 1872 werd hij gekozen tot lid der Provinciale Staten van Zuid- Holland in het district Middelharnis en op 9 September 1879 kreeg hij zitting in liet college van Gedeputeerde Staten van dit gewest, welke iunctie hij meer dan 25 jaren heeft bekleed. Van Juli 1894 tot Februari 1905 was hij tevens lid van het college voor de Zeevisscherijen, waarvoor hij moest be danken bij zijne benoeming tot lid van de Algeineene Rekenkamer. De N. R. C. geeit van zijn loopbaan de volgende schets: Doorkneed in dc provinciale admini stratie en als weinigen bekeud met waterschapsaangelegenheden verwierf mr Goekoop zich in het college van Gedeputeerde Staten spoedig een eerste plaats. Om zijn bekwaamheid en recht schapenheid werd hij ook in de Staten bijzonder hoog geacht. Toen de Staten van Zuid-Holland „om" gingen de liberale meerderheid door eene reehtei meerderheid werd verdrongen, en dus ook de meerderheid van Gedeputeerden werd omgezet, was Goekoop, die inmid dels voor Brielle had zitting gekregen de uitverkorene die van links in het college behouden bleet. Tot Juli 1901 had hij zitting m de afdeeling van het college van Gedepu teerde Stalen, welke de beslissing in alle zaken, de financiën der provincie en Zuid-Hollandsche gemeenten rakende, heeit voor te bereiden. In de vergade ringen der Staten trad hij op als de financier der provincie. Zijn iverkzaam- heden vielen in een voor Zuid-Holland zeer gewichtigen tijd, waarin deze pro vincie werkelijk een eigen huishouding verkreeg. Een geheel net van vaarten werd sinds '1885 in beheer genomen en belangrijk verbeterd; in 1885 werd ook begonnen met den bouw der brug over de.POude Maas, de eerste stap voor den lateren tramaanleg op de Zuid-Holland- sche eilanden. In dat tijdvak was mr Goekoop de voorzichtige financier dei provincie. Hij zorgde dat een groot deel van de zeer belangrijke uitgaven, voor de werken gevorderd, uit de gewone inkomsten werden bestreden. Toen in 1901 de heer Blussé, de wa terstaatsspecialiteit van die periode, op hield, lid der Stalen te zijl) en de heei Goekoop van het toenmalige college van Gedeputeerde Staten de eenige was, die herkozen werd, kreeg hl] zitting in de andere afdeeling, welke o a de beshssing in waterstaatszaken voorbereidde Hij was dan ook de woordvoerder van Gede puteerde Staten toen na de doorbraak van den Kethel polder de wijziguig van Delflands reglement in behandeling kWN™ zijn 25-jarig ambtsfeest verliet Goekoop liet college, waarin hij zoo lang en zoo vruchtbaar werkzaam was ge- Tjok als Kamerlid stond Goekoop hoog aangeschreven. Hij kreeg daar z'Ding, in 1884, voor den Briel, welk .chs,"ci hem bleef afvaardigen tot hij inl' lot lid van de Rekenkamer werd benoemd. In de Tweede Kamer was hij langen tijd de marine-specialiteit, die over bet leven van de ministers van marine voor een goed deel beschikte. Ook de Rijkscomtabiliteit hield voort durend zijne aandacht en belangstelling gespannen. De duidelijker inrichting van de staatsbegrotingen, met. name die voor het departement van marine, was vooial aan zijne critiek, daarop uitgeoefend te danken. Als voorzitter van de staatscom missie voor de comtabiliteit. der rijks werven heeft hij de administratieve re organisatie dezer instellingen mede hel- nen voorbereiden. In de latere jaren nam Goekoop min der aan de discussiën deel. Een gehoor- kwaal maakte het hem moeilijk de dis cussiën. zooals hij dit wenschte, te Zijn benoeming tot lid der Rekenka- merdeed zijn politieke loopbaan eindigen. Zijn heengaan zal door zijn talrijke vrienden diep betreurd worden. Een hoogstaand man wordt, met hem naai de faatste rustplaats gebracht. Hel Vaderland schrijft over Mr.'G.J. GOEKOOP: lieden overleed in den ouderdom van 06 jaar de heer mr. G. J. Goekoop, lid der Algemeene Rekenkamer. Mr. G. J. Goekoop was een man van groote kennis, ijzeren werkkracht, lange ervaring en een muurvast karakter. Zijn omvangrijke werkzaamheid laat zich niet in enkele regels beschrijven. In de eerste plaats denkt men daarbij terug aan hetgeen hij in zijn hoedanig heid van lid van Gedeputeerde Staten voor Zuid-Holland is geweest. Goekoop bad zich zoozeer in de belangen van ons gewest ingewerkt, had zich daarmede zoozeer vertrouwd gemaakt en vereen zelvigd, dat hij als de verpersoonlijking van de Provincie was te merken. De Provinciale waterstaat, de Provinciale financiën, de Provinciale deelen der Pro vincie, alles wat met de Provincie samen hing werd door hem in gelijke mate beheerscht. Wie Goekoop over een Pro- vineialeaangelegenheid kwam raadplegen stond telkens opnieuw verbaasd over zijn feiten- en zakenkennis. Geen wonder, dat in de Provinciale Staten zijn woord welhaast wet was en dat hij in die ver gadering een gezag genoot, gelijk vóór noch na hem wellicht iemand is ten deel gevallen. Ook als lid van de Tweede Kamer, waar hij tot de naaste geestverwanten van Gleiehman behoorde, stond Goekoop in hoog aanzien. Hij was, schoon knap spre ker, geen schitterend redenaar en van wat zoo vaak ten onrechte de „hooge" politiek wordt geheeten, hield hii zich uit aangeboren tegenzin ver. Maar aan den zakelijken arbeid der Kamer nam hij een werkzaam aandeel en zijn doorwrochte adviezen vonden bij zijn medeleden een aandachtig oor. Goe koop sprak nooit, of hij kende de zaak, waarom het ging, door en door, en als de Brielsche afgevaardigde het woord nam, wist men iets belangrijks te zullen hooren. In het bijzonder schonk hij zijn aandacht aan alles wat met de Marine in verband stond en menig Minister van Marine heeft moeten ervaren, dat deze mr. in de rechten beter thuis was in Marineaangelegenheden dan de Minister zeil of diens adviseurs aan het Departe ment. Goekoop zou zeker niet uit vrijen wil zijn betrekkingen van Gedeputeerde en Kamerlid hebben vaarwel gezegd, had niet zijn toenemende hardhoorigheid hem het volgen der beraadslagingen in groo- tere vergaderingen onmogelijk gemaakt. Als lid der Algemeene Rekenkamer kon hij zijn kennis van de publieke zaak nog aan 's Lands belang dienstbaar maken. Vandaar dat hij zich in 1884 een benoe ming tot lid van dat college liet welge vallen. Schoon zijn werkzaamheid in die hoedanigheid uit den aard der zaak niet naar buiten bleek, is toch voldoende hekend geworden, dat ook in dat college zijn werkkracht en gave om de délails te beheerscben hem tot een der meest ge zaghebbende leden hebben gemaakt. Laat Goekoop heengaan een leegte in den Staatsdienst, die niet gemakkelijk zal worden aangevuld, niet minder zullen zijn talrijke vrienden hem betreuren. Want de eenvoudige en hulpvaardige man had vele vrienden, zoowel om zijn kunde en begaafdheden als om zijn per soonlijkheid. Wat in dezen hoogstaanden mensch in het bijzonder aantrok, was de vastheid en rechtschapenheid van zijn karakter. Nooit klonk een valsche noot in het geluid, dat van hem uitging, nooit was hij hem iets te bespeuren die van die diplomatieke gereserveerdheid, welke zoovelen eigen wordt, die als hij lange jaren aan het publieke leven deel nemen. Goekoop was vóór alles een man van karakter. Men wist, wat men aan hem had, en wat men aan hem had was veel. Dure tijden. Als moeder de vrouw eens onverwachts volk krijgt op het eten, dan is het schert send „Als er niet genoeg is, dan haal je de riem maat wat vaster." Nu, dan schikt men zich wel in. Maar het arme huisgezin, dat aan het noodige gebrek heeft, hoe treurig staat het daar niet mee 9 Weinig verdiensten, dus geen geld voor eten en brandstof. Hoe ze den winter doorkomen moet ieder verbazen, die eenigszins van nabii met het lijden van de armen bekend is. En dan nog die dure tijden. Zeker kerkelijk blad zou weer smalend zeggen, dat we weer met dure klompen en dure petten komen aandragen. We storen ons echter aan zulk spotten, spotten met uw nooden arbeiders, begrijpt ge dat wel, in 't geheel niet, maar bewijzen weer met cijfers. De Amsterdamsche winkelprijzen zijn ge durende een halfjaar, maar gedurende de drie laatste maanden irj 't bijzonder, verba zend gestegen. De koffie zoowat 15 cent per pond. De suiker 5 cent per pond. De erwten 5 cent per kop. De boonen 10 cent, per kop. De appeltjes 7 l/2 cent per pond Slaolie 20 cent per liter. Gedroogde pruimen 10 cent per pond. Kaas 10 cent per pond. En zoo zien we, alle winkelprijzen nagaan de, voortdurend stijgen, duurder en duurder worden. Het is dus bewezen, dat het leven duurder wordt en daar de loonen maar zeer zelden een kieinweinigje verhoogd worden, moet met hetzelfde geld meer gedaan worden dan vroeger. Meer gedaan, maar minder gekocht. Dat beteekent dus armoe en honger voor allen, die van een klein loon moeten trach ten om rond te komeu. En dan steken sommige scheldblaadjes er den gek nog mede, als wü het hebben over dure tijden en over het ongelukkige van een Tariefwet. Een kleine Theo. (F)akkeesche dorpsschets). Mijn vrouw was kwaad. Niet op mij hoor, want ik had netjes het zootje geschild en ik was niet naar de kaai gegaan. Dat hoefde trouwens niet ook, want we hadden nu nieuws genoeg thuis. Nee, ik zal het je vertellen. 'sAvonds zei mijn vrouw tegen me, dat Jantje zijn pokken beter waren. Hij is pas ingeënt moet je weten en ze waren nogal kwaad. Ik zeg zoo, dat is gelukkig. Maar omdat die kleine deugniet zoo lastig was en ze er zooveel omkijkens naar had, wou ze hem naar de polka doen. Ze noemen we de bewaarschool, moetje weten. Dat vond ik goed, want het is een heele gerustigheid als je weet, da.t ze bezorgd zyn. Bovendien, kon hij dan met Gerritje samen gaan. Dat zou echter twee dubbeltjes per week worden en ais je het nu met je handen moet verdienen, dan is elk dubbeltje er een. Weet je wat ik doen zal,zeimijn vrouw, ik zal aan den burgemeester gaan vragen, of ze samen voor drie stuivers mogen. Er zijn er meer die dat doen en als bet lukt, is 't weer een meevallertje. Nou, den anderen dag is ze gegaan, maar dat heeft ze geweten en ze is nog zoo nijdig, dat ik 't waarachtig ook al ontgelden moet en me om de lieve vrede in huis maar stilletjes houd. Maar laat ik verder gaan. Ze komt boven, zoo noemen we hier het secretarie moet je weten en gaat naar binnen. Morgen burgemeester. De burgemeester kijkt even op, ziet mijn vrouw staan en omdat het een vrouw is zeker al begrijpend wat er aan het handje is, schuivelt en stommelt bij eerst een poosje voor hij vraagt, wat of ze wilde hebben. Ze vroeg toen, of Jantje en Gerritje, nu er twee op de polka gingen, samen niet voor drie stuivers konden gaan. Zoo, ze had dus weer een kind voor de bewaarschool, maar dan moest ze eerst het pokkenbriefje geven. Dat had ze vergeten, maar of burge meester dan toch niet vast kon zeggen of 't kon. Ja, mijn vrouw moest toch nog terug komen dus Maar of de burgemeester het vast niet zeggen kon? Ach vrouwtje je moet toch nog terug komen, haal nu eerst je briefje maar. En of mijn vrouw vroeg of niet vroeg, zoo goed was ze niet, of ze moest eerst om het briefje. Mijn vrouw weg en thuis het briefje ge haald. Weer naar boven. Daar kwam men tot de ontdekking dat het een verkeerd pokkenbriefje was. We hadden vroeger ook aleenseenjongetje gehad, maar die was gestorven, die had ook Jan geheeten, en omdat mijn vrouw maar alleen naar de naam gekeken had, wist ze niet, dat ze 't verkeerde meenam. Ja vrouwtje, je moet het andere briefje halen. Maar of de burgemeester dan vast zeggen kon of ze voor minder mochten. Ja vrouwtje, je moet toch nogterugkomen. Maar of burgemeester 't dan niet. zeggen kon. Ja, vrouwtje, maar straks moet je toch nog terugkomen. Of burgemeester het dan nu maar vast wou zeggen, ja of neen. Straks kwam vrouwtje toch nog terug, dus dan Ja, maar dan wist vrouwtje het vast. Er hielp geen moedertje lief aan, mijn vrouw moest terug om het andere briefje. Tusschen twee haakjes, 't pleit erg voor mee voelen met de burgerij als een burge meester je zoo behandelt. Miin vrouw dus weer terug, 't goede briefje gehaald en weer naar boven. Maar stel je voor lezer, de burgemeester was vertrokken. Hoewel hij wist. dat mijn vrouw terug

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1911 | | pagina 2