spoedig mogelijk de uitkeering wordt
gestaakt. De geneeskundige behandeling
schijnt mij de primaire eiseh in zake
ziekteverzekering, liet ziekengeld de se
condare. Ik kan mij wel een ziektewet
denken, al zou ik die onvoldoende vin
den, die alléén de verplichting oplegt,
zich voor geneeskundige behandeling te
verzekeren, en de noodige voorschritten
ter nakoming van die verplichting bevat;
maar een ziektewet, verplichtend tot
een ziekengeldverzekering zonder ver
zekering voor geneeskundige behande
ling, had ik mij ondenkbaar geacht tot
op het oogenblik, dat het ontwerp van
dezen Minister verscheen.
Mijnheer de VoorzitterIn dit opzicht
hebben alle wetgevers van de wereld de
zaak ingezien, zooals ik haar on het
oogenblik ontwikkel. Alle wetgevers der
wereld hebben, de ziekteverzekering in
voerend, op den voorgrond gesteld ver
zekering van geneeskundige behandeling.
Of men komt in Duitsehland of in
Oostenrijk, de landen der verplichte ver
zekering, dan wel in Denemarken, het
land der vrijwillige verzekering, in
Zweden of in Noorwegen, of wel in
Engeland, waar een nieuw stelsel op het
oogenblik door Lloyd George wordt ver
dedigd, overal gaat de verzekering hier
van uit, dat de geneeskundige hulp en
het ziektegeld als één geheel in de ver
zekering zijn betrokken. Eveneens zoo
hebben er over gedacht de ambtsvoor
gangers van dezen Minister, zoowel Mi
nister Kuyper, als Minister Veegens. Ook
hun ontwerpen, die met het oog speciaal
op Nederlandsche toestanden zijn samen
gesteld, hebben de geneeskundige behan
deling en de ziekteverzekering als één
geheel geiegeld.
Ik ga verder. Feitelijk heeft te dezen
aanzien reeds uitspraak gedaan de Neder
landsche wetgever. Immers de Ongeval
lenwet is in haar wezen niet anders dan
een stuk ziekteverzekering, n.l. voor die
ziekten die ontstaan door uitwendige
laesie in het bedrijf. Bij de Ongevallen
wet stond men voor dezelfde quaestie.
Moest men alléén verzekeren schadeloos
stelling of tevens de geneeskundige be
handeling Het antwoord is bekend. De
Nederlandsche wetgever heeft dus in deze
materie reeds uitspraak gedaan in den
geest zooals ik zeide. Het standpunt van
dezen Minister is derhalve nog door geen
wetgever ter wereld ingekomen.
Ik weet wel, dat indertijd iets in deze
richting is verdedigd door dokters, de
medici, maar niet één wetgever, die de
verantwoordelijkheid moet dragen tegen
over het geheele volk en zich niet mag
stellen op het standpunt van de vakver-
eeniging der doctoren, is het ingevallen
een dergelijke regeling te maken.
Nu moet ik hier even een uitweiding
maken aan het adres van den heer
Passtoors, die heeft voorgelezen, dat in
het Verslag betreffende het ontwerp-
Veegens vele leden op splitsing hebben
aangedrongen. Hier nu heerscht spraak
verwarring.
Wat was het punt daarbij in quaestie?
Het was dit, of, indien met verplichtte
tot verzekering voor geneeskundige be
handeling én voor ziektegeld, dit moet
worden gebracht bij één kas, dan wel
bij twee. In dien zin werd er gesproken
over splitsing. Maar hier geldt het een
andere vraag, namelijk of de verzekering
moet omvatten zoowel de geneeskundige
behandeling als het ziektegeld, dan wel
het ziektegeld alléén. En dus berustte
langs de leuning naar beneden is dat nu zoo
moeilijk Zoo klonk het om Karls ooren, maar hij
herkende niet eens de stemmen, hoewel het enkel
bekenden waren, die spraken en keerde zich ook
niet om. Ergens in de buurt kraaide de haan, Karl
was 't alsof hij in een droom verkeerde. De bewaarder
plaatste de lantaarn op den rand van de put, en de
moeder riep „Komt er dan niet gauw een dokter
De oude Ladenbauer tilde het hoofd van Marie op
zoodat het licht van de lantaarn haar gezicht geheel
bescheen. Nu zag Karl duidelijk hoe de neusvleugels
vertrokken, de {lippen bewogen en de opene uitge
doofde oogen hem evenzoo aanstaarden als vroeger.
Hij zag nu ook, dat daar waar de man het hoofd
van Marie opgeheven bad, het rood en vochtig was.
Hij riep: „Marie, Marie!" Maar niemand hoorde
hem en hij hoorde zijn eigen stem ook niet. De man
boven op de gang stond daar nog steeds can de
leuning met de twee vrouwen, als woonden ze een
voorstelling bij. De kadr3 was uitgedoofd. De morgen
schemering daalde over de binnenplaats. Mevrouw
Ladenbauer had het hoofd van Marie op de tezamen
gevouwen witte zakdoek gelegd; Karl bleef bewe
gingloos voor zich heen staren. Het was al licht
genoeg. Hij zag nu, dat het gelaat van Marie vol
komen rustig was en dat zich niets bewoog dan de
bloeddruppelen, die van het voorhoofd langs het
haar over de wangen en hals op de vochtige steenen
neervielen en begreep nu dat Marie dood was.
Karl opende oogen, als om een benauwden droom
te verjagen. Hij zat alleen op de bank bij den weg, 1
en hij zag hoe de Kapelmeester Rebay en de gekke
Jedek de zelfde straat afliepen,die zij allen tezamen i
waren opgekomen. Ze scheenen heftig te praten met
zwaaiende armen en hevige gebaren. Jedeks wandel
stok beschreef kringen in de lucht. Zij liepen steeds
harder, door een lichte stofwolk gevolgd, maar hun
woorden verwarden in den wind. Het landschap om
hen heen was schitterend mooi en scheen met de
gedachten aan den dood te spotten.
dÜoJ! redeneering van den heer
passtoors op een misverstandde heer
i assteors sprak over iets anders dan het
vraagpunt aangeeft.
Voorts moet ik met een woord, om
dat dit tot een soort interruptie bij de
rede van den heer Duys aanleiding
ïeeft gegeven, terugkomen op iets an
ders betreffende het ontwerp van Mi
nister Vegens.
Ook daar ging het over dezelfde quaestie
straks noemde, of namelijk de
verzekering voor geneeskundige hulp en
die voor het ziektegeld bij één of bij
wee kussen zou worden gebracht. Nadat
hierover in het Verslag zeer uitvoerig
was gesproken, volgde er„Ook werd
de volgende regeling in overweginggege
ven. „Er staat niet bij in het Verslag,
ot daar een, dan wel enkele of vele leden
aan het woord waren maar er staat
eenvoudig dat een ander stelsel werd aan
de hand gedaan, en dat andere stelsel
ik erken het is dat, hetwelk in
uit wetsontwerp is neergelegd.
Waar nu de heer Talma lid was der
commissie, heb ik verondersteld, dat dit
zijn persoonlijke meening was en voors
hands geloof ik het nóg. Hieruit zou
blijken, dat de heer Talma bij zijn mee
ning is gebleven, maar anderzijds óók
dat dit stelsel toen niet het onderwerp
van de eigenlijke bespreking heeft uit
gemaakt.
Ten aanzien van het punt in quaestie,
de vraag, of de verzekering moet worden
uitgebreid tot de geneeskundige behan
deling, staat de Minister onder de wet
gevers in de geheele wereld alléén.
Nu kan bet ten slotte best zijn, dat
die Duitsche, üostenrijksch, Deensche,
Zweedsche, Noordsche en Engelschè
wetgevers, benevens dr. Kuyper en mr.
Veegens, brekebeenen op het gebied van
sociale verzekering waren en minister
talma aüeén de zaak goed inziet. Het
is mogelijk. Het zou niet de eerste maal
zijn, dat iemand die in zijn opvatting
tegenover een communis opinio geheel
alleen stond, niettemin achteraf het bij
i het rechte eind bleek te hebben. I
Echler moet de Minister toegeven dat
mj in dit opzicht een praesumtie tegen
zich heeft. Onwillekeurig moet bij de
leden der Kamer de vraag opkomen
zouden al die andere personen zich ver
gist hebben; zouden al die wetgevers
me dit probleem voor oogen gehad heb
ben de zaak verkeerd ingezien hebben?
Dat moet de Minister begrijpen, en
daarom kunnen wij van hem, ten aan
zien van dit punt, zeer klemmende, zake
lijke argumenten eischen.
Ik hoop, dat hij ons die zal willen
geven en wel in zeer concreten vorm
dat hij ons niet al te veel slechts
met algemeene termen zal willen ver
zekeren, dat het zóó moet zijn en niet
anders, en dat wij niet te veel zullen
hoorendit of dat is eisch van goed
beleid, of wel, dit of dat zou onwensche-
Ujke toestanden in het leven roepen.
Dergelijke verklaringen maken soms
indruk in vergaderingen waar men niet
precies op de hoogte is van het onder
werp, maar snijden in den grond der
zaak niet veel hout. Waar de Minister
een zoo geïsoleerde positie in deze mate
rie inneemt, vragen wij van hem een-
^oudig, dat hij ons zoo concreet mogelijk
laat gevoelen, dat hij alleen gelijk heeft
tegenover de geheele andere wereld.
De heer Talma, Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel: Er was
tot nu toe niemand in de geheele wereld
die een ziektewet voor Nederland heeft
moeten maken.
De heer Duys: En Kuyper dan?
De heer Schaper: En Veegens en
Begout!
De heer Patiju: De heeren zijn reeds
zoo vriendelijk geweest de interruptie
van den heer Minister te beantwoorden.
Wordt vervolgd.)
Ongelooflijk, maar waar
Eenige maanden geleden had het cleri-
cale kabinet generaal Cool als redder van
het vaderland uit het militaire moeras
uitgekozen. Generaal SabroD, redder No. 1
had niets anders gedaan dan ƒ400.000
verknoeien ;-an nuttelooze premievrijwil-
ligers en de infanterie desorganiseeren
door invoering van het tweeploegenstel-
sel.
Generaal Cool diende een ontwerp in
tot regeling derotficierstraktementen. Dit
ontwerp werd sterk bestreden door den
Indiscben specialiteit der Kuyperianen,
den heer Colijn en den roemruchten ka-
pitijn der Kuypergarde, den heer Bode
wijk Franciscus Duymaer van Twist.
De heeren wilden van het ontwerp
niets weten, omdat niet tegelijk met de
officierstractemeriten hun pensioenen
werden geregeld.
De heer Duymar van Twist, dien
de "als instrument van den giooten
leider uit de Kanaalstraat, diende zelf
een motie in om generaal Cool te verzoe
ken zijn ontwerp terug te nemen en met
een nieuw ontwerp te komen, waarin
traktementen en pensioenen beide gere
geld zouden worden.
Deze motie werd sterk verdedigd door
den heer Colijn.
De aanneming dezer motie noopte
generaal Gooi tot aftreden.
In zijn plaats trad no B op, de heer
Colijn, de vurige verdediger der motie
Duymaer van Twist, de man dus, die
het beter zou doen dan zijn voorganger.
In het Vaderland van 19 Juni j.l.
kwam het ongeloofelijke bericht voor,
dat het wetsontwerp van minister Colijn
tot regeling der officierstraktementen
Geen regeling der pensioenen bevat.
Let wel, het was de heer Colijn, die
generaal Cool tot aftreden dwong, omdat
de regeling der pensioenen in zijn voor
stel ontbrak
De Vaderlander is op informatie uit
gegaan, of drt verbluffende bericht waar
kon zijn.
„Het Vaderland" heeft gelijk schrijft
het blad, de heer Colijn regelt in zijn
ontwerp de pensioenen niet, wat zeide
deze heer Colijn als kamerlid
„Een regeling der traktementen zon
der die der pensioenen vond hij on-
noodig duur en hij vond geen vrijheid
aan het onnoodig dure mee te werken,
waar de behoeften van het leger zoo
enorm groot zijn."
Wat doet de heer Colijn als minister?
Wel, hij stelt zoo'n onnoodig dure
regeling voor
De clericalen noemen zich de ware
redders van het vaderland uit het mili
taire moeras
Let op Colijn en als hij zijn zin krijgt
op uw belastingbiljet
Is dat christelijk
Dezer dagen deed in de kerkelijke pers
ook op ons eiland het bericht de ronde van
de vreeselijke gebeurtenis te Nijeveen.
Daar wilden de openbare onderwijzers geen
feest, geen Juliana feest vieren.
Die „rooie" schoolmeestersZoo vergif
tigden ze uw kind als ge het naar de
Openbare School zendt! Zoo klonk de laster
van de drijvers.
We hebben het ook gehoord, lezer, maar
schouderophalend gewacht, tot de waarheid
aan het licht zou komen.
We wisten, dat de wakkere vereeniging
„Volksonderwijs een onderzoek instelde.
Door het orgaan der vereeniging weten
we thans de ware toedracht en we kunnen
niet anders zeggen, maar zelden is op zoo'n
lage en gemeene manier door de kerkelijke
pers de Openbare School een klad aange
wreven.
Het hoofd der Openbare School trad 1 Dec.
1907 te Njjeveen in dienst.
In den zomer van 1908 werd door hem,
het personeel en enkele jongedames een
schoolfeest gehouden ter gelegenheid van de
verjaardag van H. il. de Koningin.
Per telegram werd H. M. de Koningin
geluk gewenscht, de kinderen vierden feest,
hielden wedstrijden en dat alles werd op
geluisterd door muziek.
In 1909 werd volgens afspraak een reisje
met de oudste leerlingen gemaakt.
In 1909 werd het prinsesje geboren.
Weer spanden hoofd en personeel hunne
krachten in. De kinderen trokken met oranje
en vlaggen door het dorp en zongen oran
jeversjes. 't Was feest.
Maar de bijzondere school deed niet mee.
Terwijl de leerlingen der Openbare School
het dorp doortrokken bleven zij binnen.
Zelfs de groote liefde voor Oranje, waarvan
zfj altijd zeggen zoo vol te zijn, vermocht
hier den haat niet overwinnen tegen de
Openbare School.
Dat is de uiting van het„Gij zult Uwe
naaste liefhebben Foei
Dat is het bewijs, dat men op de kerke
lijke scholen de kinderen wel verkettert.
Zoo wordt het kind een werktuig in de
handen van politieke fanatiekers.
Op den eersten verjaardag van prinses Ju
liana hielden de leerlingen der Openbare
School weer een optocht, die van de bijzonde
re school bleven weer thuis
Bij de inhuldiging van den nieuwen bur
gemeester verkoos Bet hoofd der bijzondere
school afzonderlijk feest te vieren.
De leerlingen van de Openbare school
vierden weer feest, hielden wedstrijden,
hadden muziek; de kinderen van de bijzon
dere school deden aan dit alles niet mee. Ze
kregen alleen hun cadeautje.
Toen een onderwijzer 25 jaren zijn ambt
vervuld had, werd weer een feestje georga
niseerd waarbij vele moeilijkheden te over
winnen waren
't Gelukte en de kinderen hadden weer
een prettigen dag.
't Schoolreisje was nu echter al zoo dikwijls
uitgesteld, dat men besloot in 1911 dit vast
en zeker te ondernemen.
Nu wilde men echter een soort Pinkster
feest vervormen tot een Oranjedag.
Maar dan moest het voorgenomen reisje
vervallen, terwijl er voor de kinderen wei
nig te genieten zou zijn zonder optocht en
zonder muziek. Daarom weigerde het hoofd
en personeel hunne medewerking, want
voor kinderen gaf zoo'n feest niets.
Wat gebeurt echter. Ben week of wat
later vieren de kinderen feestin de Gerefor
meerde kerk onder leiding van het hoofd
der bijzondere school. Vreemd dat hij nu wel
feest wilde vieren
Dat is nu alles. Daarover maakt de ker-
•kelijke pers nu zoo'n kabaal.
Waarheidlievend? Dat is een onbekend
iets. Er was iets uit te halen, om het Open
baar Onderwijs aftebreken, juichend maakte
men zich op en verzweeg den waren toestand
om ouders te lokken in alle oorden des lands.
Gelukkig dat „Volksonderwijs" ons een
helder en zuiver inzicht geeft in die zaak.
Een groot bewijs van ernstig streven voor
het heilig recht der Openbare School.
Is dat nu de „christelijke" dankbaarheid
Was daarom het hoofd en het personeel
jarenlang de ziel van de kinderfeesten
Is het „christelijk" van sommigemenschen
om daar, waar men zelve in gebreke bleef
telkens en telkens weer, uit een onnoozel
meeningsverschil een wapen te mogen sme
den tegen het Openbaar Onderwijs, tegen de
Openbare Onderwijzers
Is het geen treurig bewijs tegen de voor
standers van kerkelijk onderwijs, dat ze
gretig zulke lage middelen bezigen.
Maar waarom meer
Dat ieder in eigen kring rondzie. Dat men
nagaat hoe en op welke wijze er gewerkt
wordt, dan ziet men genoeg.
Maardan, als ge overtuigd zijt van het
onwaardige van zoo'n strijden, dan zult ge
evenals wij u niet laten verblinden door laster.
Dan zult ge, ondanks alle laster en alle
verdachtmaking opmaken om de Openbare
School en de onderwijzers te verdedigen.
Wendt tot Volksonderwijs", dat U
gaarne allerlei inlichtingen zal verschaffen
en ge werkt mede tot een rechtvaardige en
eerlijke zaak, tot welzijn van het kind, tot
verhooging van de volksontwikkeling.
-Dat is de waarheid.
Geen middel wordt door kerkelijke drij
vers ontzien, om de Openbare School af
te breken en de openbare onderwijzers ver
dacht te maken.
Wanneer ze het woord Openbaar maar
hooren, worden ze gif en gal.
Ze schelden en razen er op los, ze liegen
maar raak en helaas zijn er altijd nog men
schen, die aan zulke lasterpraatjes het oor
leenen.
Een arbeider, och, buiten zijn werk be
moeit hij zich weinig met andere dingen en
daar maken soms dwarsdrijvers gebruik
van.
Ze liegen zoo'n man wat voorspiegelen
hem allerlei schoonschijnende dingen voor,
kortom, hij wordt gewoonweg omgepraat.
Gelukkig zijn er uitzonderingen, die op
verbetering wijzen. Het doet je goed, ar
beiders te ontmoeten, die een eigen inzicht,
een eigen meening er op na houden.
Flink zoo, dat is het begin van de toekomst.
Gij moet uzelfleeren gevoelen als mensch.
Dan zult ge niet meer zoo als nu, een willoos
werktuig zijn, waarvan men vaak misbruik
maakt.
En die ontwikkeling kan niet anders ko
men, dan door goed, degelijk volksonderwijs,
zooals dat op de voor allen toegankelijke
Openbare School gegeven wordt.
Wat zeggen onze tegenstanders?
Och lezer, die scheldredenen hier te herha
len, 't zou te veel eer zijn voor de lasteraars.
Maar ge weet, zoo goed als wij, het roode
spook en de roode onderwijzers doen opgeld.
Vroeger waren we reeds in de gelegenheid
een woord van dr. Gunning aan te halen.
Deze heer is districts schoolopziener te
Amsterdam en hij verklaarde in de verga
dering van de schoolcommissie en als
waar christen behoeft aan zijn woorden
niet getwijfeld te worden het volgende
„dat mg, zoolang ik districts schoolop
ziener ben, in de klassen onzer school
nog nimmer iets is gebleken, dat leek op
politieke propaganda.
Dat oordeel werd uitgesproken in Juni
1911 over het Openbaar Onderwijs!
Waar blijven nu de kerkelijke leugenaa'rs
Het ware „christelijke."
Gaat Vooruit spotten.
Neen lezer, als ge goed kijkt staat 't tus-
schen aanhalingsteekens en dat is wel
noodig.
Waarom we dit doen
Kort en bondig zeggen we hier op, er zijn
er zoovele, die den naam willen, maar
wien de daad vreemd is. Begrijpt ge
We hebben weer een staaltje van een
kerkelijke school.
Leugens, neen lezer geen leugens. We
zullen naam en datum alles noemen, dan
kan men er onderzoek naar doen als men
durft.
Ja lezer, als men durft.
Waarom wordt er niet gezegd Vooruit
spelt de arbeiders wat op den mouw
Maar tot de zaak.
Te Watergraafsmeer verschijnt de „Kleine
Meerbode."
Daarin deelt G. N. Bronke Jr. mede, dat
Dina Koremans, die in 1910 de school ver
laten had in 1911 voor een week weer op
de school geplaatst werd.
Ze moest die week komen, om het aantal