Officiéél Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
Het nieuwe lied.
I lde Jaargang.
Woensdag 28 Juni J911.
No. 32
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
TTItgfa/ve der
te Middelharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Konkelarij.
De Kamer heeft deze week bijna uit
sluitend haar tijd besteed aan de behan
deling van de Vraagpunten over Ziekte
verzekering. Indertijd is op voorstel van
mr. Lohman besloten, dat bij groote
sociale wetsontwerpen over de hoofdbe
ginselen door de Commissie van Voor
bereiding het advies der Kamer zal
worden ingewonnen, alvorens het eigen
lijke ontwerp van wet bij de Kamer in
behandeling komt. Het doel dezer be
sprekingen zou naar de meening des
voorstellers leiden tot bekorting der
discussie's bij de behandeling der eigen
lijke wet. De Minister immers kon dan
van te voren rekening houden met de
wenschen der Kamermeerderheid. De
goede bedoeling van mr. Lohman is in
discrediet gebracht door de konkelarijen
der clericale Coalitie zelve. Reeds ver
leden week, voor de besprekingen in de
Kamer nog een aanvang hadden geno
men, was het een publiek geheim, dat
achter de coalitieschermen al was afge
sproken, hoe de clericale meerderheid
ten opzichte der vraagpunten zou hande
len. Op het voornaamste punt, dat han
delt over het al- of niet- verplichtend-
stellen van geneeskundige hulp door de
Ziekenfondsen, zal de coalitie minister
Talma gelijk geven. Deze oud-voorzitter
van Patrimonium schakelt de geneeskun
dige hulp, totaal uit. En toch is die ge
neeskundige hulp een voorwaarde om
uitkeering te verkrijgen
De onmogelijke Ziekteraden, die deze
minister wil instellen, werden door nie
mand verdedigd. De vernietiging der
reeds bestaande vrijwillige fondsen werd
door veile kamerleden bestreden.
Op deze twee punten moet de minis
ter toegeven, maar op het voornaamste
punt, dat tevens het ontwerpslechtmaakt
FEUILLETON.
NAAR
ARTHUR SCHNITZLER.
Slot)
„Neen," zei Jedek met de noodige veronschuldi-
gingen, ik was zoo vrij, meneer von Breiteneder
ik was zoo vrij. Omdat ik (wist, dat u er was, heb
ik baar gezegd, dat u er was. En omdat ze zoo
dikwijls naar u gevraagd had toen ze ziek was heb
ik haar gezegd: Meneer Breiteneder is er daar...
achter de lantaarnpaal staat hij, heb ik haar gezegd
en ze heeft druk met me gesproken.
„Zoo?" zei Breiteneder. Het stokte hem in de keel
en hij moest de oogen afwenden van den strakken
blik, die Jedek op hem gericht had. Vermoeid viel
hij op een bank neer, waar ze langs kwamen en sloot
de oogen. Hij zag zich op eens weer in den tuin
zitten, en de stem van mevrouw Ladenbauer klonk
hem weer in 't oor „Marie laat u vriendelijk groeten
en vragen of u niet met ons meekomt na de voor
stelling?" Hij herinnerde zich, hoe bet hem op eens
zoo wonderlijk wel te moede was geworden, als of
zij. hem alles vergeven had. Hij dronk zijn glas
wijn uit en liet er zich nog een brengen. Hij dronk
zoo veel, dat hem het heele leven minder somber
toescheen. Heel vergenoegd zag en hoorde hij de
volgende voordrachten aan, praatte als de andere
menschen, en toen de voorstelling afgeloopen was
ging hij goed gehumeurd door den tuin'en de zaal
naar de zitkamer van het logement, aan den ronden
hoektafel zitten waar zich het gezelschap gewoonlijk
na de voorstelling verzamelde. Jedek met zijn vrouw,
nl. de uitschakeling der geneeskundige
hulp, krijgt hij zijn zin.
Nu vermeldt het afdeelingsverslag over
het Ziekteontwerp, dat men „vrij alge
meen" overwegend bezwaar had tegen
Talma's stelsel. Als men deze parlemen
taire taal in rond-Hollandsch overzet,
luidt ze „We moeten er niets van
hebben."
Zoo was het eenige weken geleden.
Thans handelt de clericale meerder
heid anders, ze geeft Talma zijn zin.
Vanwaar die zwending
Broeder van Vliet kwam het in Zijne
Kinderlijke onschuld verklappen. In
conferentie's met de kuyperianen was het
zaakje van te voren klaargemaakt. Nog
voor de minister gesproken had, ver
klaarde broeder van Vliet al, dat hij
met de zijnen hun vriend Talma zouden
steunen. Het coalitie belang gaat blijk
baar voor den braven heer van Vliet
boven het arbeidersbelang, wat geeft
het, vragen wij, vraagpunten aan de ka
mer te stellen, als de meerderheid zich
verlaagt tot een kliek, die vooraf' in
onderonsjes met hun minister bekokstooft,
dat men terwille van den minister en
een coalitie een slecht, ondeugdelijk en
schandelijk duur ziekteontwerp zal slik
ken
Aan dit politieke geknoei der clericalen
wordt het arbeidersbelang opgeofferd.
Een mislukt sociaal ontwerp van mi
nister Talma wordt in het St.aadsblad
gebracht, door politiek gekonkel, dat de
kamerdebatten vrijwel waardeloos maakt.
En dat gaat dan door onder den naam
van „christelijke" politiek
Mr. Patijn over de Ziekteverzekering,
Onze afgevaardigde, mr. Patijn, hield
deze week bij de behandeling der vraag
punten over de Ziekteverzekering een
uitmuntende redevoering, waar hij dui
delijk schetste, hoe het belang der arbei
ders geschaad wordt door het treurig
ziekte-ontwerp van minister Talma, waar-
een zeker heer met een bril, dien Karl niet kende
allen groeten hem en waren niet bijzonder ver
wonderd hem terug te zien. Op eens hoorde hij de
stem van Marie achter zich„Ik vind het wel,
moeder, ik ken den weg." Hij waagde het niet, zich
om te keeren, maar daar zat ze al bij hem en zeide,
Goeden avond, meneer Breiteneder hoe gaat het
u toch?" Op dit oogenblik herinnerde hij zich ook
dat zij tegenover hem een jong mensch, dat vroeger
haar minnaar geweest was, later altijd met „u" en
„meneer" aangesproken had. En daar at zij nu haar
avondeten alles werd gesneden voor haar neerge
zet, én bet heele gezelschap was vroolijk en verge
noegd, alsof er niets veranderd was. ,,'t Is goed
gegaan zei de oude Ladenbauer. „Nu beginnen er
weer betere tijden". De vrouw van Jedek vertelde
dat allen de stem van Marie veel mooier gevonden
hadden dan vroeger, en meneer Wiegel-Wagel hief
zijn glas op,op het welzijn „van de wederherstelde"
Marie hield haar glas omhoog, allen stootten met
haar aan en Karl raakte met het zijne ook even
het hare. Toen scheen het hem, als wilde ze met
haar uitgedoofde oogen diep in de zijne blikken.
Ook haar broeder was er bij, zeer elegant gekleed
en hij bood Karl een sigaar aan. Ilka was het vroo-
lijkstehaar aanbidder een jonge dikke man met
een angstwekkend voorhoofd zat tegenover haar en
praatte opgewekt met meneer Ladebauer. De vrouw
van Jedek had echter haar gelen regenmantel niet
afgelegd en zat naar een hoek te kijken waar niets
te zien was. Twee of driemaal kwamen menschen
van een naburig tafeltje om Marie te feliciteeren
ze antwoordde op haar kalme manier als vroeger,
als was er niet het minste in haar veranderd. Maar
op eens zei ze tot Karl „Och, waarom is u toch
zoo stil Toen merkte hij pas dat hij al dien tijd
daar gezeten had, zonder een mond open te doen.
Maar nu werd hij levendiger dan iemand, en nam
deel aan het gesprekalleen tot Marie sprak hij
geen woord Rebay vertelde van den heerlijken tijd,
toen hij coupletten voor Matras geschreven had,
vertelde hij den inhoud van een poste, die hij voor
vijfendertig jaar geschreven had en speelde de rollen
zoowat voor.Vooral als Boheemsch muzikant verwek-
bij de geneeskundige hulp volkomen
ongeregeld blijtt.
Mr. Patijn bestreed het plan des minis
ters om de verplichte verzekering alleen
uit te strekken tot de verzekering van
ziekengeld, als volgt
Ik wil wel erkennen, dat voor mij hier
een zeer groot bezwaar ligt, ja eigenlijk
het eenige onoverkomenlijke bezwaar,
dat ik tegen deze wetsvoordracht heb, en
dat het mij voorkomt, dat indien het
wetsontwerp op dit punt ongewijzigd
bleef, wij alsdan niet alleen zouden ma
ken een ziektewet, die zeer verre bleef
beneden de eischen, aan een ziektewet
te stellen, en die ook alle andere wet
gevers aan een ziektewet hebben gesteld
maar bovendien, dat wij een regeling
zouden maken, die in menig opzicht
rechtstreeks schadelijk zou wertcen.
Wat beoogt een ziektewet? Een ziek
tewet, ik geloof dat dit geen tegenspraak
zal vinden, beoogt dat deel van de be
volking, dat men niet in staat acht, ten
deze voor zich zelf te zorgen, zooveel
mogelijk te vrij waren tegen de nadeelige
gevolgen van ziekte. Een ideale ziekte
wet zou een wet zijn, die voorkwam, dat
iemand in het vervolg in Nederland ziek
werd maar waar dat vooreerst wel on
mogelijk zal blijven, moet m. i. een goede
ziektewet er naar streven, dat het ziek
zijn zelf zooveel mogelijk binnen de per
ken van het onvermijdelijke wordt terug
gebracht. Het is van veel meer belang
voor dengeen die door een ziekte wordt
getroffen, en voor de maatschappij in het
algemeen, dat de zieke weer zoo spoedig
mogelijk genezen is en aan het werk gaat,
dan dat hij tijdens zijn ziekte een deel
van zijn loon int.
Zoo heeft ook het Nederlandsche volk
het ingezien, want het aantal van hen
die zich vrijwillig voor geneeskundige
behandeling verzekerd hebben, is onein
dig veel grooter dan van degenen die
zich vrijwillig van een ondersteuning
van ziekengeld verzekeren. Ik meen, dat
de verhouding 1 20 is. Maar voor den
te hij algemeene vroolijkheid. Om een uur stond men
op. Mevrouw Ladenbauer nam haar dochter bij den
arm. Allen lachten, scheiden het was wel
vreemd, geen een vond er iets bijzonders meer in
dat de wereld om Marie geheel donker was. Karl
liep naast haar. Haar moeder vroeg hem Argeloos
nog van alles Hoe het thuis ging, hoe hij het op reis
gehad had, en Karl vertelde beknopt over allerlei
dingen|die hij gezien in't bijzonder, van schouwburgen
en tingeltangels, die hij bezocht had, en hij verwon
derde zich maar over, hoe zeker Marie haar weg ging,
door |haar moeder geleid en hoe rustig en opgewekt ze
luisterde. Daarna zaten ze allen in het koffiehuis,
een oud, rookerig lokaal, dat op dit uur geheel leeg
was en de dikke vriend van de Hongaarsche Ilka
hield het gezelschap vry. En na, in de drukte en
verwarring om hem heen, was Marie vlak bij Karl
gezeten, juist als zoo vaak vroeger, zoodat hij de
warmte van haar lichaam voelde. En plotseling
werd hij gewaar, hoe zij zijn hand aanraakte en streek,
zonder dat ze een woord daarbij sprak. Thans had
hy zoo graag iets tot haar gezegd iets liefs, iets
troostende maar hij kon niet Hij keek haar
van ter zijde aan, en weer was het hem, als straalde
hem uit haar oogen iets toe maar niet een mensche-
lijke blik, maar iets onheilspellend, iets vreemds,
dat hij vroeger niet gekend had en hij werd door
een huivering aangegrepen, alsof er een spook naast
hem zat Haar hand beefde, trok zich zacht
terug uit de zijne en zij vroeg zacht: „Waarom heb
je toch angst? Ik ben nog dezelfde." Hij was niet
in staat te antwoorden en praatte door met de
anderen. Na een poosje riep op ,eens een stem
„Waar is toch Marie Het was mevrouw Ladenbauer
die vroeg. Nu viel het allen op, dat Marie verdwe
nen was,
„Waar is toch Marie?" riepen andere weer. Eeni-
gen stonden op, de oude Ladenbauer stond aan de
deur van het koffiehuis en riep over de straat
„Marie!" Allen waren opgewonden praatten door
elkaar. Een zeideMaar hoe kan men toch zoo;n
schepsel alleen laten opstaan en weggaan Plotse
ling klonk een stem uit de plaats in huis. Breng
lichtBreng lantaarns En een riep „Jezus Marie
wetgever komt er iets anders bij. Wan
neer de wetgever een verplichting tot
premie-betaling ter zake van ziekengeld
oplegt, komt het mij voor, dat hij de
rnoreele verplichting op zich neemt te
zorgen, dat de menschen zoo spoedig
mogelijk weer aan het werk kunnen gaan,
en dat, indien zijn regeling die strek
king niet heeft, hij onrecht pleegt tegen
over den arbeider, dien hij wel dwingt
premie te betalen, maar die, wanneer
hij het voorrecht heeft zelden of nooit
ziek te zijn, geen voordeel voor zich
zelf uit die wet trektonrecht ook tegen
over den patroon, dien de wetgever wel
dwingt premie voor een deel te betalen,
maar die persoonlijk niet in de voordee-
len van de verzekering valt. Wanneer
de wetgever de verplichting tot premie
betaling voor ziekengeld oplegt, heeft
hij te zorgen, dat de zieke zoo spoedig
mogelijk aan den arbeid gaat, en de uit
keering mitsdien kan worden gestaakt,
wil hij geen onrecht begaan tegenover
hen wien hij die verplichting oplegt.
Ik ga verder een wet, die eenerzijds
wel ziekengeld geeft, maar anderzijds
niet den waarborg, dat het ziek zijn zelf
zoo veel mogelijk zal worden beperkt,
schijnt mij toe een rechtstreeks demo-
raliseerende strekking te hebben. Er
zullen altijd menschen zijn, het zijn er
helaas niet weinigen, die er de voorkeur
aan geven voor een deel van hun inko
men thuis te luieren, dan aan den arbeid
te gaan en hun volle loon te verdienen.
Wanneer de wetgever wèl ziekengeld
verstrekt, maar niet waarborgt, dat de
zieke weer zoo spoedig mogelijk aan den
arbeid gaat, stijft hij op die wijze de
luiaards in hun kwaad en demoraliseert
hij de bevolking.
Uit dien hoofde geloof ik, dat de eerste
eisch dien men aan een ziektewet moet
stellen deze is, dat zij zooveel mogelijk
de strekking heeft te waken, dat de ar
beider, die door een ziekte is getroffen,
zoo spoedig mogelijk geneest, zoo snel
mogelijk aan het werk gaat en dat zoo
Dat was weer de stem van de moeder Ladenbauer.
Allen 6tormden door de kleine keuken naar de
binnenplaats. Rondom die binnenplaats van het één
verdieping hooge oude huis was een houte gaanderij,
aan welke een leuning een man stond in hemds
mouwen een lantaarn met brandende kaars in de
hand.
Twee vrouwen in nachtgewaad verschenen achter
hem, een andere man stormde langs het krakende
trapje naar beneden. Dit was het wat Karl het eerste
zag. Daarop zag hij iets voor zijn oogen scheemeren,
iemand hield een witten zakdoek in de hoogte en
liet die weder vallen. Hij hoorde de woorden zeggen
vlak bij zich
„Het helpt toch niet meer zij beweegd zich
nooit meer Haal toch een dokterWat,
is er dan geen reddingswezen Een nachtwacht
Een nachtwacht!" Allen fluisterden door elkaar,
eenige ijlden de straat op, eene gestalte volgde Karl
onwilkeurig met de oogen het was de lange vrouw
Jedek in haar geelen mantel, ze hield de beide han
den in vertwijfeling tegen liet hoofd, liep weg en
kwam niet terug achter Karl drongen de men
schen op. Hij moest met. de elleboogen achteruit
duwen, om niet over mevrouw Ladebauer te vallen,
die op de kniëen lag en Marie's beide handen in de
hare hield, ze heen en weer bewoog en uitriep
„Zoo spreek toch! spreekt toch! .„Eindelijk
kwam er nu iemand met een lantaarn, de huis
bewaarder in nachtgewaad en op pantoffelshij
lichtte de gevallene in 't gelaat en zeide„och,
wat een ongeluk En juist daar tegen de put moet
ze |met het thoofd [gevallen zijn." En nu zag Karl,
dat Mari9 bij de steenen rand van de put uitgestrekt
lag. Juist nu kwam de man in de hemdsmouwen
op de gang vertellen Ik heb iets hooren tuimelen,
't is een kleine vyf minuten geledenEn allen
keken naar hem op, maar hij herhaalde maar aldoor
,,'tls nog geen vijf minuten dat ik het vallen ge
hoord heh Wie heeft haar dan toch naar boven
laten gaan ?"fluisterde iemand tegen Karl. „Maar,
ik bid u," sprak weer een ander, ze is toch met
het huis bekend; ze is door de keuken al tastende
naar boven de houten trapjes opgegaan en dan weer