Officiéél Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
Het nieuwe lied.
I lde Jaargang.
Woensdag
21 Juni 1911.
No. 31
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
TTltg'a/ve d.er
te Middeiharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels j 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
In de kaart gekeken.
Bij de begrootingsdebatten van het
vorig jaar hield dr. Kuyper een rede
voering waarin het kabinet Heemskerk
precies werd voorgeschreven, wat het in
1913 in het Staatsblad zou hebben moe
ten gebracht. De Ziekteverzekering, de
herziene Ongevallenwet, de Invaliditeits
verzekering en de Tariefwet moesten
afgedaan zijn, anders was het oordeel
over het kabinet geveld. Dit deurwaar-
dersexploit liet aan duidelijkheid niets
te wenschen over. Onomwonden gaf de
antirevolutionaire leider te kennen, wat
wel het minste was, dat men van het
zittend kabinet mocht verwachten. Dr.
Kuyper wist zoo goed als iemand, dat
het stellen dezer eischen in 1910 betee-
kende, dat het kabinet-Heemskerk als
een mislukking beschouwd moet worden.
Met nagenoeg wiskunstige zekerheid toch
kon men narekenen, dat van de genoem
de ontwerpen maar een klein deel kans
heeft wet te worden.
De Kamer gaat weldra met zomerva-
cantie naar huis. Bij haar terugkomst
in September duurt het niet zoolang of
zij begint aan de begrootingen en is er
geen gelegenheid voor groote ontwerpen,
't Wordt dus minstens 1912, eer aan
één der vier door dr. Kuyper geëischte
wetten kan worden begonnen.
De lezer herinnert zich wellicht, dat
minister Talma als eerste eisch stelt, dat
de Ziekteverzekering tot stand komt.
Deze is voor hen zoo ongeveer het fun
dament, waarop de overige sociale wetten
gebouwd moeten worden. Hij heeft daar
aan steeds vastgehouden en dat weet
dr. Kuyper ook wel. Het heele steisei-
Talma staat of valt met de Ziekteverze
kering. Hoor nu de brave Standaard als
spreektrompet van dr. Kuyper. Het edele
orgaan smeert minister Talma honing
om den mond in de overdrevenste lof
tuitingen. Het ontwerp tot herziening
der ongevallenwet, vertelt dr. Kuyper,
is een prachtig stuk werk, een reuzen
arbeid, magnifiek, heerlijk, superbe.
Maar maar hoe mooi het is, voor-
FEUILEETOIV.
NAAR
ARTHUR SCHNITZLER.
U behoeft niet te gelooven, dat ik mij verontschul
digen wil," zei Rebay klappertandend. „IJ, neen ik
heb heel geen aanleidingin 't geheel nietIk heb
de beste bedoeling gehad, en iedereen zal het mij
toestemmen. Heb ik het lied niet zelf met haar
ingestudeerd? Ik vraag, u immers ja! Ja, nog
toen zij met verbonden oogen in de kamer zat, heb
ik het met haar ingestudeerd En weet u hoe ik
op 't idee gekomen ben Ik heb gedacht, 't is een
ongeluk, maar toch is nog niet alles verloren. Haar
stem heeft ze nog, en haar mooi kopje Ook
haar moeder, die bijna in vertwijfeling was heb ik
het gezegd. Mevrouw Ladebauer heb ik gezegd, nog
is niet alles verloren let u maar opEn dan,
tegenwoordig, nu er blinden instituten zijn, waar ze
heusch met den tijd weer lezen en schrijven leeren
ik heb een jong mensch gekend, dat op zijn twin
tigste jaar blind werd. lederen nacht droomde hij
van 't mooiste vuurwerk, van allerlei soort van ver
lichting.
loopig moet ministei' Talma het maar
in den grooten doofpot van zijn ministe
rie stoppen. „De Invalid)teits-en Pen
sioenwet moet haar spoor vrijkrijgen,
om op eigen gelegenheid naar het eind
station te stoomen." Zoo luid de aller
nieuwste eisch uit de Haagsche Kanaal
straat. Met het onschuldigste gezicht
van de werled komt dr. Kuyper van
Talma eischen dat hij zijn heele stelsel
maar pardoes over boord zal gooien en
zal beginnen met de wet, die de minister
zelve als sluitsteen van zijn gebouw
beschouwt.
De brave Standaard schrijft uit den
treuren, dat de anti's hun minister
Talma krachtig moeten steunen. Terzelf
der tijd geeft niemand hem geduehter
trappen dan dr. Kuyper. En 't gaat zoo
handig, eigenlijk zoo geniepig, dat de
argelooze Standaardlezer het niet eens
in de gaten heeft. Precies als poes, die
met het onnoozelste gezicht haar fluwee-
len pootje toont, nadat ze juist de vin
nige klauw heeft uitgeslagen. Eén is er,
die dr. Kuyper's taktiek zeer goed door
ziet en daarom door de Kuyperblaadjes
stelselmatig wordt doodgezwegen. De
lezer mag natuurlijk niet weten van het
geen mr. van de Laar in zijn Beukelaar
schrijft, want dan zouden er allicht zijn,
die begrepen, welke intriges er achter
de coalitieschermen worden op touw
gezet.
Mr. van de Laar dan schrijft
„Onlangs heette het in De Sandaard,
dat men zich de beteekenis van een
mogelijken val van minister Talma helder
had voor te stellen. Vóór 1912 zou er
in zake de verzekeringswetten, zoo
schrijft dan altijd de Standaard, geen
eerste beslissing komen, viel dan de
minister, zoo ware geen plaatsvervanger
te vinden, in 1913 stond men voor een
volkomen fiasco op sociaal gebied, links
zou dan ongetwijfeld winnen, weer
werd het dan een politieke tragedie van
korten duur. Ten slotte wist niemand
uitkomst, geen man van rechts zou meer
de leiding van zaken op zich kunnen
nemen. „En het was met het oog op die
fatale uitkomst, dat we steeds alle be
schikbare krachten om het tegenwoordig
Kabinet poogden te vereenigen, en,
terwijl de sociale vlag boven dit Kabinet
Breiteneder lachte luid. „Spreek u in ernst? Vroeg
hy
„Och watj!" antwoordde Rebay rnw, „wat wil u
dan
Moet ik me van kant maken, ik Waarom
toch
Bij God, ik heb ellende genoeg gehad in de wereld
Of meent u, dat het een leven is, meneer von
Breiteneder, als men eenmaal tooneelstukken ge
schreven heeft, zooals ik als jongmensch, en men
is op zijn achtenzestigste ten slotte nog zoo ver dat
men op een ellendige rammelkast voor een ellendige
paar kreuzers diejheesche loeders begeleiden moet
en coupletten voor hen schrijven.Weet u wat ik
voor een couplet krijg U zoudt er verbaasd van
staan meueer von Breiteneder
„Maar je speelt ze machinaal, zei Jedek, die nu
heel ernstig en netjes, ja zwierig naast hem liep.
„Wat wilt u dan van me vroeg Breiteneder. Het
werd hem opeens alsof die beiden hem vervolgden,
en hij wist niet waarom. Wat had hij met die twee
kerels uitstaan
Rabay sprak echter doorIk heb het meisje een
bestaan willen verzekeren met een lied Juist
daarmee
En is het misschien niet mooi. Is 't niet roe
rend?. ..De Kleine Jedek trok Breiteneder opeens
bij den mouw, hief de wijsvinger der linkerhand
omhoog, aandacht vragende, stak de lippen vooruit
en floot de melodie van het nieuwe lied, dat Marie
Ladenbauer, genaamd „de witte merel," van avond
gezongen had. Hij floot het geheel en al, ook behoorde
tot zijn handigheden.
„De melodie heeft geen indruk gemaakt. Zei
Breiteneder. „Wat? "riep Rebay —'Ze liepen allen
bard, draafden bijna, hoewel de weg aardig steeg
in top waait, met name op minister
Talma wezen, als den man voor wien
elk onzer in de bres had te staan."
Dit alles werd dan geschreven, nadat,
naar De Voorhoede constateerde, minister
Talma van Dr. Kuyper den eersten trap
had gekregen, geschreven na ons artikel
„Heemskerk of Kuyper". Voor minister
Talma heeft heel de Anti-revoltutionaire
partij in de bres te staan, maar bij dat
al wordt dan nu aangeraden de „pensi
oenwet" voorop te schuiven, heel minis
ter Talma's stelsel omver te werpen,
het onmogelijke van hem te eischen,
en zoo zijn positie onhoudbaar te maken.
Ziehier dus den tweeden trap. Maar
nu is het een iluweelen. Wordt niet
de herziening der
ongevallenwet bui
tengewoon geprezen, heet het niet „een
reuzen-arbeid, die niet hoog genoeg kan
worden gewaardeerd". Maar die buiten
gewone waardeering moet zich dan
hierin openbaren, dat toch vooral de
„pensioenwet" worde vooropgeschoven,
dat zij op eigen gelegenheid, zooals het
dan nu heet, naar het eindstation kan
stoomen.
Heel de kritiek van Dr. Kuyper op
minister Taima was altoos opbouwend,
geen bezwaar werd opgenoemd of het
middel dit bezwaar te ondervangen werd
aanstonds er bij aangegeven. Zoo schreef
de Anti-Revolutionaire Rotterdammer,
bizonderiijk tegen hetgeen wij hierover
opmerkten. En nu moet dan toch ge
vraagd of dit vooropstellen der invali
diteitswet soms ook opbouwende kri
tiek is.
De Stichtsche Courant sprak van po
litieke kwaadstokerij, wijl wij wat licht
lieten vallen op Dr. Kuyper's kritiek op
minister Talma. Wij zullen ons hierdoor
niet laten weerhouden op de politieke
zetten van uit de Kanaalstraat, de aan
dacht te vestigen, opdat er althans wat
meer helderheid kome in het politieke
leven.
Als straks minister Talma valt, als
heel het coalitiekabinet Heemskerk een
mislukking blijkt, zal Dr. Kuyper, het
onschuldige Barbertje, altoos gedaan
hebben wat hij kon. En daarom is het
noodig reeds thans vast te stellen, dat
dit alles dan mede het werk zal zijn
geweest van Dr. Kuyper.
„Hoe zoo meneer von Breiteneder 't Is de tekst,
die schuld heeft, geloof me?... Ja om Gods wil
staat er dan in den tekst iets anders, als Marie
zelve geweten heeft?... En in haar kamer, toen ik
het ingestudeerd heb, heeft zij geen enkele maal
gehuild. Zij heeft gezegd „Dat is een droevig lied
meneer Rebay, maar mooi is het!.
„Mooi is het," heeft ze gezegd.Ja,'tis waar,'tis
een treurig lied, meneer von Breiteneder het is
een droevig noodlot dat haar beschoren is. Zoo kan
ik voor haar toch geen vroolijk lied schrijven?..."
Zij gingen het bosch in. Door de takken heen
straalde de zon, uit de boschages klonk gelach, en
geroep.
Ze liepen allen zoo hard, als wilde de een den
ander voorbij loopen. Op eens begon Rebay weder
„En de menachen voor den drommelhebben ze
niet geapplaudiseerd als of ze gek waren Ik
heb het vooruit geweten, met dit lied zal ze groote
opgang makenEn 't heeft haar ook plezier
gedaan. ze heeft bepaald gelachen over haar heele
gelaat, en de laatste strofe heeft ze moeten herhalen.
En dat is ook een roerende strofetoen ze bij mij
opgekomen is, zijn de tranen me in de oogen geko
men weet u om de zinspeling op het andere
lied, dat ze altijd zingt En hij zong, of sprak
meer, [alleen de rijmwoorden stiet hij uit als een
orgeltoon.
„Hoe mooi was het toch voorheen op de wereld,
Als de zon veld en woud had bepereld,
En ik met mijn lief Zondags ging in het land,
En hij mij met liefde omvatte de hand.
Nu schijnen mij zonnen en sterren niet meer!
En krijg ik mijn geluk en liefde niet weer
Men denke aan Dr. Kuyper's deur
waardersexploot bij zijn begrootingsrede
van 1910. Zoo de ziekteverzekering, de
herziene ongevallenwet, de invaliditeits
verzekering en de wijziging van het
tarief niet vóór de stembus van
1913 in het staatsblad verschenen, zou
daarmede het oordeel over het beleid
van het cabinet zijn geveld. Men denke
aan de val van minister Cooi, mede waar
door het ministerie Heemskerk op mi
litair gebied, terwijl het aan het militaire
vraagstuk feitelijk zijn ontstaan te dan
ken had, al meer schier tot bespotting
werd. Men denke aan heel deze kritiek
op minister Talma, dit stellen van een
allervriendelijksten ejsch, waaraan de
minister toch niet kan voldoen. Men den
ke aan dit alles en volge dr. Kuyper's zet
ten op het politieke schaakbord.
Uit deze beschouwing van mr. Van de
Laar blijkt wel, dat hij doorziet, hoe
Dr. Kuyper de man is, die onder den
schijn van steun het kabinet-Heemskerk
meer ondermijnt dan aanvallen van open
lijke vijanden dit zouden kunnen doen.
De Kuyperpers zal natuurlijk weer wel
doodzwijgen, dat hun leidei zoo leelijk
in de kaart wordt gekeken.
De militaire kwestie.
De Standaard is uitermate boos over
de stemmen der Katholieken voor de
motie Nolens, waardoor de behandeling
der militiewet, Colijn is uitgesteld gewor
den. Het brave blad deed beter eens
helder in het licht te stellen, welk een
politiek bedrag heel die redding des
vaderlands is gebleken, waarom het
kabinet de Meester door een clericaal
complot ten val is gebracht. Dan deed
het beter werk dan met zijn geheime
intrigues tegen zijn zoogenaamd bevriend
kabinet. Minister Colijn, zoo luiden de
geruchten, zal thans met een noodwet
komen. Een noodwet, waarom 1 Omdat
het tweeploegenstelsel van minister Sa-
bron de infanterie totaal heeft gedesor
ganiseerd. En wie was minister Sabron.
Dat was de eerste redder des vaderlands
uit het militair moeras, wien door het
clericale kabinet de redding werd opge
dragen. De „redding" heeft bestaan in de
meerdere verspilling van duizenden gul-
„Genoeg!" riep Breiteneder, „ik heb het gehoord
„Is 't misschien niet mooi vroeg Rebay en zwaai
de met zijn cylinder. „Er zijn er niet veel die tegen
woordig zulke coupletten maken. Vijf gulden heeft
de oude Ladebauer me gegeven dat is mijn
belooning, meneer von Breiteneder. Ook heb ik het
nog met haar ingestudeerd."
En Jedek hief weer den wijsvinger op en zong
zeer langzaam het refrein „O God, wat bitter een
lot heb ik te doorstaan. Dat nooit meer de lente
voor mij open zal gaan
„Alzoo waarom, vroeg ik! riep Rebay
waarom?" Gauw daarop was het bij haar er in
Is 'tniet waar, Jedek? En ze is met een zalig
lachje gaan zitten, heeft haar kwartje wijn gedron
ken en ik heb haar over 't haar gestreken en heb
tegen haar gezegd Nu, zie eens Marie, hoe het
de menschen bevallen heeft? Nu zullen er stellig
ook menschen uit de stad bij ons komen; het lied
zal furore maken. en zingen doe je het prachtig."
En wat men dan alzoo meer praat, bij zulke ge
legenheden En de kastelein is ook binnengekomen
en heeft haar gefeliciteerd. Ook heeft ze bloemen
gehad van u waren ze niet, meneer von Breite
neder En alles liep best van stapel. „Alzoo
waarom zou mijn couplet den schuld hebben Dat
is heusch gekheid!"
Plotseling bleef Breiteneder staan en pakte Rebay
bij de schouders. „Waarom hebt u haar dan gezegd,
dat ik hier ben? Waarom toch?... Heb ik u
niet gesmeekt het haar niet te zeggen?"
„Geloof dat niet! Ik heb haar niets gezegd! Van
den oude zal zij het gehoord hebben."
(Word* vervolgd)