Officieel Nieuws- en Advertentieblad te Middeiharnis. EERSTE BLAD. bruiloften 'artij en voor Overflakkee en Goedereede. Het nieuwe lied. Woensdag J 4 Juni 1911. No. 30 A. FONGERS Mand 16. >f haarsnijden, EI JS BERG, Liter f 1,10 per flesch f 0,95 [Liter 11,00 per flesch f 0,90 Flakkeesche Boek- en fiandelsdrnkkerij I lde Jaargang. )NGERS hebt ifbrengen door 3rk aanbeveelt. LjI. |aan huis laten leer billijke voorwaarden |velende, KAPPER. ZANDPAD 250 B. Igeteekende de bekende Jjnen der firma Ferwerda [msterdam, met recht tot ongeopende llesschen. VREWIJX en JE.NEVER lurreerende prijs: schillende soort en prijs, (lend, t gijkucht gij, hebt geelachtig, haalt g(j lusteloos, ziit ge malaria, 13 TJw keel hevige dorst, hebt ge houderbladen, zfitge ;emak, zijt ge droef- JA? dan zijn Uwe n aangedaan. Het is (volgens portret), lig bfi ons was, kon gebruikt, doch niets aulo, die wij kocjjten benauwdheden ver- n 230 gram f 1,van van 1000 gram ƒ3,50. iraat, Rotterdam. We<l C. v. <i «luis Wed A. v. <1. Tak neen. tvit.SlBan nee. A. Ij. Hobbel te Ahinzn. en Ij. Hos- ■nelsriijk. Wed A. tl. Mnordboek te Apothekers. Dit blad versGhijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. "CT3.tg-a.-ve d.er te Middelhamls. Prijs der Advertentiën: van 1—6 regels f 0,60. Iedere regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspendenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Mislukt. De Standaard, alias dr. Kuyper, had het op haren en snaren gezet om de militiewet van Colijn, den beschermeling van den antirevolutionairen leider, er nog voor de zomervacantie der Kamer door te jagen. Veel tijd zou er wel niet voor de behandeling zijn, hoogstens een dag of vier, doch dat hinderde niet. Geldt het de belangen van de kleine luyden, dan komt het er bij de broeders niet op een jaartje aan. Een roerende preek voor de verkiezingen is dan al voldoende om de Patrimoniummannen zoet te houden. Talma gaat dan drie jaar pein zen over verzekeringswetten naar een eigen systeem, want hij zou het heel anders en heel beter doen dan vorige ministers en komt dan per slot van rekening voor den dag met een mislukte copie der Kuyper-ontwerpen, alleen nog wat schrieler voor de kleine luyden en oneindig rijker aan bureaucratischen rompslomp. Doch voor de kleine luyden meenen de broeders blijkbaar, dat die het wel gelooven en niet haasten zullen. Heel anders is het gesteld met het mili tairisme. Heeft dat meer millioenen noodig, dan zijn de Kuyperianen er als de kippen bij om de belastingpenningen te otteren op het militaire altaar. Van af '1901 hebben ze trouw de militaire uitgaven opgedreven en elke poging tot bezuiniging direct of indirect zooveel ze konden, gedwarsboomd. Zoodra het militairisme een grooten mond opzet, huilt de Standaard tranen met tuiten over de ontreddering van ons leger. Dan schrijft Dr. Kuyper roerende epistels over Vaderlandsliefde. Mr. Lohman doet er nog een duit in 't zakje bij en als derde in het verbond treedt de heer Van Karnebeek op, de meest onvervalschfe conservatief, die ons land telt. (En die durft zich nota-bene nog liberaal te noemen). Zoodra een aanval op de schatkist wordt gedaan om voor het militairisme nieuwe millioenen t,e verwerven, is volgens deze rnilitairistische paladijnen het vaderland in nood, de legerorganisatie gedisorganiseerd en uit stel der voorziening (in den vorm van nieuwe millioenen) onverantwoordelijk. Dr. Kuyper schreef dan ook in zijn Standaard, dat de militiewet-Colijn met de auto moest worden afgedaan. De heer Kuyper is een slecht chauf feur van de beruchte coalitie-auto ge worden. Zijn Roomsche medepassagier, dr. Nolens, bleek gansch niet gediend van dr. Kuyper's autobeleid. Van zijn kant kwam naar aanleiding van het voor nemen van den Kamervoorzitter het voorstel de Militiewet dit zittingjaar niet meer in behandeling te nemen. Dr. Nolens verklaarde te spreken namens zijn Roomsche par tijgenooten. De stemming wees uit, dat hij daartoe recht had, alle Katholieken op twee na stemden voor zijn voorstel, dat door de Kamer met groote meerderheid werd aange nomen. Wij verheugen ons daarover ten zeerste. Het gaat niet aan, een ingrijpende en zeer kostbare wet als Colijn's mili tiewet er door te jagen in een vloek en een zucht. Dr. Kuyper's autotocht met het mili taire Danaïdenvat als eindpunt is onmo gelijk gemaakt door zijn Roomsche bond- genooten. Rlijkbaar hebben deze begrepen, dat alle praatjes over legerontreddering be nevens het beruchte stuk van den De fensieraad niet anders dan middeltjes waren om de Kamerleden gewilliger te maken bij het voteeren der millioenen. Aan den noodstand hebben ze blijkbaar niet geloofd. Het verheugt ons ten zeerste, dat paal en perk gesteld is aan het mililairistisch drijven der Standaardclub. Het gebeurde bewijst opnieuw, hoe valsch de leuze was en is, dat Rome en Dordt gemeen schappelijk als regeeringspartij kun nen optreden. Bij de behandeling der sociale ontwerpen zal nog wel nader blijken, hoe de leugen der coalitie de 60 wel aan het bewind kon brengen, doch allerminst een inwisseling der ge dane beloften waarborgt. Integendeel Er zal nog wel meer mislukken dan dr. Kuyper's militair autotochtje! FEUILLETON-. NAAR AETHUR SCHNITZLEB. Zonder het te bemerken, was hij van zijn stoel opgesprongen, was tegen een lantaarnpaal gaan staan, en had 'het bijna uitgekreten van medelijden en angst. En nu begon ze te zingen. Met een heel vreemde stem zacht, veel zachter dan vroeger. Het was een lied dat ze altijd gezongen had en dat Karl minstens wel vijftig keer gehoord had, maar de stem klonk hem zoo zeldzaam vreemd en pas bij het refrein „Ik heet de kleine merel, als ik zing en ook in huis," geloofde hij den klank der stem weder te herkennen. Ze zong de drie strofen, Rebay begeleidde haar. Toen zij geëindigd had viel er een luid en donderend applaus in, Marie lachte en boog. Haar moeder ging de drie treden naar het podium op. Marie sloeg de armen in de ruimte, als zocht zij de handen harer moeder, maar het (applaus was zoo hevig, dat ze terstond haar tweede lied moest zingen, dat Karl ook wel een vijftig keer gehoord had. Het begon „Ik ga van daag met mijn lief naar 't land. en Marie wierp het hoofd zoo vroolijk omhoog, wiegde zich zoo luchtig heen en weer alsof ze werkelijk met een geliefde naar het land ging, den blauwen hemel, de groene weide zag en in het vrije dansen zou zooals het lied aangaf. Daarna zong zij het derde, het nieuwe lied. „Hier moet een heel klein tuintje zijn," zei meneer Rebay, en Karl kromp in een van schrikHet was heldere zonneschijn de straat schitterdein het licht. „Daar kan men gaan zitten," ging Rebay voort „en een glas wijn drinken, ik heb nog ergen dorsthet zal warra worden." „Of het warm iszei iemand achter hem. Breite neder keerde zich om. Wat was die hem ook nageloopen. Wat wilde die toch van hem Het was die malle Jedek men had hem nooit anders genoemd maar het was niet twijfelachtig, dat hij eerstdaags geheel en al gek worden zou. Een paar dagen geleden had hij zijn langë. bleeke vrouw met den dood ge dreigd Jen het was vreemd dat men hem nog vrij rond- loopen liet. Nu streek hij zoo dwergklein als hij was naast Karl neeruit het geele gezicht keken u een paar onbegrijpelijke dwaas-lustige oogen aan, op zyn hoofd had hij dat overal bekende grjjze slappe hoedje met den verslapten veer, in de hand hield hij een dun wandelstokje. De anderen plotse ling vooruit was hij in het kleine tuintje neer ge streken, had op een houten bank tegen het onder huis plaats genomen, sloeg met zijn stokje heftig op de groen geverfde tafel en riep den kellner aan. De twee anderen volgden hem. Langs het groene houten hek ging de straat omhoog met kleine onbeduidende villa's bezet tot aan het bosch. De kellner bracht, wijn. Rebay legde zijn cylinder op de tafel, streek met de hand door zijn withaar, wreef zich, naar gewoonte, met de beide handen langs de gladgeschoren wangen, schoof Jedeks glas Candidaat Kolkman en Minister Kolkman. Toen de heer Kolkman in 1907 candi daat der clericale partijen voor een Rotter- damschen Kamerzetel was, hield hij in de Maasstad een redevoering. Natuurlijk moesten de liberalen het ontgelden en vooral het liberale ministerie-de Meester werd lel bestreden. Dat kabinet had te kennen gegeven, dat het een debietrecht op tabak zou voorstellen. De candidaat Kolkman was daar slechts over te spreken en zeide o.a.: „Het debietrecht op tabak zal worden de meest impopulaire wet. Wat is dat, debietrecht 7 Geen invoerrecht, dat is zeker. Dit had de vorige minister (Harte) voorgesteld. De tabakshandel is de meest bloeiende 'ak van handel. Deze kon zeer gemak kelijk de 4 ton van Harte opbrengen. Maar dat mocht niet, men zou er iets anders op vinden, zonder aan de nering doenden een te zwaren last op te leggen. Het debietrecht zal zoo iets zijn als het vergunningsrecht, maar dan zijn vele dingen mogelijk, maar zeker is het, dat men claDdestinen verkoop van tabak zal krijgen. Naast den eerlijken winkelier krijgt men den smokkelaar. En wie betaalt deze 2 millioen van tabak meer? Natuurlijk de kleine man. Maar die 2 millioen is nog maar de bruto-opbrengst. Natuurlijk krijgt men nog een leger van ambtenaren, die ook bet;>ald moeten worden". Zoo sprak in 1907 de candidaat Kolk man. De Minister Kolkman dient in 1910 een debielrecbt op tabak in, dat in zijn gevolgen nog veel erger zal zijn! Kamercandidaat Kolkman verklaarde zich in 1905 tegen de invoering van rechten op eerste levensbehoeften, waar onder hij het meel uitdrukkelijk noemde. Minister Kolkman stelt een recht van 40 cerit op elke 100 kilo meel voor Dat heet bij de clericale heeren poli tieke trouw De heer Kolkman is er slechts één van bet drietal ministers, die de Tariefwet onderteekenden. van zich af en boog zich over de tafel naar Karl toe „Ik ben toch niet gek geworden, meneer von Brei- teneder Ik weet toch wat ik doe Waarom zou ik schuld hebben?... Weet u voor wien ik couplet ten geschreven heb in mijn jonge jaren Voor Scala enz.Dat is geen kleinigheid En dat heeft indruk gemaakt 1 [Tekst en muziek van mij En veel is in andere werken overgenomen!" „Laat u uw glas staan vroeg Jedek en gichelde zoowat. „Ik vraag u, meneer von Breiteneder," ging Rebay voort en schoof zijn glas weer van zich af. „U kent me toch en u weet, dat ik een fatsoenlijk man ben Ook is er in mijn coupletten nooit iets onbehoorlijks, nooit een vuile aardigheid En dat couplet waarom de oude Ladenbauers toen veroordeeld is, was van een ander En vandaag ben ik acht en zestig, meneer von Breiteneder dat wil wat zeggen En weet u hoelang ik al bij bet gezelschap Ladenbauer ben?... Toen leefde Kduard Ladenbauer nog die het gezelschap opgericht heeft En Marie ken ik van hare geboorte- Negenentwintig jaar ben ik bij de Ladenbauers in de volgende maand Maart heb ik mijn jubileum En ik heb mijn melodiën niet gestolen ze zijn van mij, alles van mij En weet u hoeveel men in der tijd van mijn werken gespeeld heeft?... Achtier., niet waar, Jedek?... Jedek lachte aldoor geruischloos, met groote oogen. Thans had hij alle drie de glazen van zibh afgeschoven en begon met zijn vingers zacht langs de randen te strijken. Het klonk teer, een beetje roerend, gelijk verre hobo- en klarinettoonen. Breiteneder had deze vaardigheid altijd zeer be wonderd, maar op dit oogenblik kon hij die klank in 't geheel niet verdragen, Candidaat Talma verklaarde zich staan de tegenover mr. Van Gijn te Dordt, tegen meelrechten. Minister Talma gaat met zijn collega Kolkman accoord. Kameicandidaat Heemskerk verklaar de zich tegen meelrechten. Minister Heemskerk verzet zich er niet tegen, dat het Kabinet, waarvan hij mi nisterpresident is, meelrechten voorstelt. Allemaal politieke trouw, voortsprui tend uit het clericaal beginsel! 'tls inderdaad fraai! De geyolgen eener Tabaksbelasting. Nu minister Kolkman zijn rampzalig voornemen om ons land ongelukkig te maken door den vloek der protectie, heeft kenbaar gemaakt, in zijn ontwerp- Tariefwet, is het van belang de werking van de rechten, die hij voorstelt, zich duidelijk voor oogen te stellen. Als een der middelen om de schatkist te stijven, heett deze minister het beruchte debiet recht van 10 procent op tabak en sigaren voorgesteld. Het Roomsch-Kathoiiebe Patroonsblad bevatte onlangs een betoog van een deskundige in tabakszaken, waarin deze verklaarde, dat minister Kolkman's tien procent op bewerkte ta bak gelijk staan met de 40 °/0, die in Duitschland bij invoer van onbewerkte tabak worden geheven. En wat is nu de uitwerking geweest van die Duitsche tabaksbelasting in 1909 ingevoerd. Het Volk vermeldt de volgen de verschrikkelijke feiten: „In de eerste 8 maanden van 1910 werden in Duitsch land 2.352.000 duizendtallen sigaren minder gefabriceerd. Dat beteekende voor de fabrikanten een verlies van 17% millioen gulden in 8 maanden Door de belasting zijn in 1910 30000 a 40000 sigarmmakers broodeloos gewor den. Aan loonen werd in 1910 een bedrag van f3.373.668 minder aan verzekerings- plicbtige tabaksbewerkers uitbetaald dan in 1909. In de eerste helft van 1910 werd aan werkloozen in de tabaksindustrie in Westfalen uitgekeerd f 774.611. In Silezië werden tal van groote fa brieken maandenlang stop gezet en thans Aan de andere tafeltjes luisterde meneenige knikten toejuichend, een.dikke heer klapte in de han den opeens schoof Jedek alle drie de glazen weer weg kruiste de armen over de borst en staarde de straat, waarop steeds meer menschen op weg naar het bosch zich voortbewogen. Karl scheemerdej het voor de oogen, en 't leek hem alsof de menschen achter spinnewebben dansten en zweefden. Hij srteek zich langs het hoofd en de leden en wilde tot zich zelf komen Hij kon er niets tegen doenHet was een schriklijk ongeluk maar hij had geen schuld er aan En opeens stond hij jop, want als hij aan het eind dacht kon het hem de borst ver scheuren. „Laat ons gaan," zei hij. „Ja, frissche lucht is de hoofdzaak," antwoordde Rebay. Jedek was op eens kwaad geworden, niemand wist waarom Hij ging voor een tafel staan, waaraan een vreedzaam paar zat, zwaaide met zijn wandelstok in de ronte en riep met luider stem „Daar zal de duivel van opspringen voor denDe beide vreedzame menschen werden verlegen en wilden hem sussen de overige lachten en hielden hem voor dronken. Breiteneder en Rebay waren al op de straat, en Jedek, weer kalm geworden, kwam hen achterna. Hij nam zijn grijs hoedje af, stak het op zijn wandel stok en lei die met hoed en al als een geweer over den schouder, terwijl hij met de andere hand ge weldig groetend wuifde. Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1911 | | pagina 1