99
Nieuws- en Advertentieblad
EEESÏE BLAD.
Officiéél
voor Overflakkee en Goedereede.
I lde Jaargang.
Woensdag 8 Maart 1911.
No. 16
Flaktache Boek- en Handelsdrukkerij
Zelfopoffering.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
TUItgfa/rre der
te Middeiharnis.
Prijs der Advertentiën: van 1 6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de FlakkeesGhe Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
Het debietrecht
De Minister is thans begonnen met de
behandeling van Ministers Kolkman's suc
cessiewetje, een erfstuk uit het kabinet de
Meester. De braaf-conservatieve jhr. Van
Asch van Wijk heeft over deze stoutig
heid van minister Kolkman reeds de fiolen
zijns antirevolutionairen toorns uitgestort.
In het Voorloopig verslag over dit wetje
heeft zelfs een snugger Kamerlid de opmer
king gemaakt, dat 'n dergelijke belasting
„het kapitaal vernietigt"!! Als men nu
weet, dat minister Kolkman uit de ver
hooging der successiebelasting het beschei
den sommetje van 11 ton wil halen, dan
kan men begrijpen, hoe spoedig conser
vatieve heeren van vernietiging van het
kapitaal durven spreken. In Engeland en
Frankrijk heft men heel wat hooger rech
ten en tot gerustheid van alle conserva
tieven kunnen we mededeelen, dat in die
landen het kapitaal nog in 't geheel niet
vernietigd is. Integendeel. Het nationaal
vermogen neemt jaarlijks in Engeland
zeer sterk toe en Frankrijk is nog steeds
de geldschieter van heel Europa. Durfde
een minister van Financien het flinkweg
aan, een successiebelasting voor te stellen,
zooals de Engelsche, dan zou alleen uit
die belasting zooveel gehaald kunnen wor
den, dat het debietrecht op tabak en de
rampzalige tariefverhooging achterwege
konden blijven Maar jawelAls de Tweede
Kamer al zoo'n successiewet aannam, de
conservatieve heeren der Eerste Kamer
zouden er geen oogenblik aan denken om
het ontwerp aan te nemen.
Op 'een heel enkele na, b.v. de heeren
Lely en deBoer zouden ze eenparig tegen
stemmen. De conservatief clericale meer
derheid van dat College voelt er veel meer
voor de groote brandkasten te sparen en
de millioenen uit de zakken der kleine
luyden te halen. Als het ongeluk wil, dat
minister Kolkman zijn tariefverhooging in
de Tweede Kamer aangenomen-krijgt, zal
hij van de Eerste Kamer weinig tegenstand
ondervinden. De clericale meerderheid zal
daar willig genoeg de ramp der protectie
over ons volk brengen. Met het debietrecht
FEUILLETON.
NAAR
A. TSINIUS,
ij-
Over het berglandschap, waardoor de zilvergrijze
Moezel stroomde begon de lenteadem te zweven.
Ditmaal had het lang gewinterd. Menigmaal had het
geschenen, als wilde de lente hare heerschappij
komen voeren, als de eerste teere grashalmpjes te
voorschijn kwamen, om weder dooreen kouden wind
te worden verstikt. Thans begonnen op de wijnberg,
terrassen de eerste terngkeerende woudzangers zich
weer te doen hooren. Menig teeken wees er op dat
de lente hare boden vooruitzond, dat zij zelve reeds
achter de bergen van den hondrug haar intocht had
gedaan, en dan liet de afscheidnemende winter weder
zijn ruwe hand voelen en een sneeuwlaag overdekte
nog eens bergen en bosschen.
Tot eindelijk de lente voor goed haar intrede deed.
Een zoele regen was voorafgegaan, een nacht was
gevolgd waarin de nieuwej maanschijf] de wolkge
vaarten scheen weg te jagen. Daarna was het stil
geworden. Bij bet dagen van den morgen kwam
rustig de purpere zonneschijf op, verspreidde lang-
op tabak zal het evenzoo gaan. Toen het
kabinet de Meester een debietrecht aan
kondigde, waren de clericale broeders
niet uitgepraat over de snoodheid van die
paganistische ministers. Dominee de Visser
zei in een verkiezingsrede, dat men den
werkman een vuile pijp wilde laten rooken,
Het is dan het clericale kabinet beschoren
gebleven de Nederlandsche werklieden de
vuile pijp van dominee de Visser te laten
rooken. Verbruiksbelastingen hebben altijd
het groote nadeel, dat zij de kleine luyden
en de kleine winkeliers het ergst treffen.
De onzinnig-hooge tabaksbelasting in
Duitschland heeft den ondergang van tal
van kleinere fabrieken tengevolge gehad
en honderden arbeiders op de keien ge
worpen. Te Rotterdam werd verleden week
een drukbezochte vergadering van kleine
sigarenfabrikanten gehouden, Het voorge
stelde debietrecht, zoo meende men, zal
den ondergang dier kleinere ondernemers
ten gevolge hebben. Het kleinere bedrijf
zal moeten worden ingekrompen met het
groote nadeel, det er arbeiders zullen wor
den ontslagen. De wet op het debietrecht
achtte men practisch niet uitvoerbaar. Mi
nister Kolkman schat het tabaksgebruik
in ons land op 20 millioen gulden. Een
heffing van 10 procent zou dus 2 millioen
in de schatkist moeten brengen.
Doch de opbrengst der belasting zal
grootendeels verloren gaan aan de con
trole. Een heirleger van ambtenaren zal
noodig zijn. Dat die controle zeer moeilijk,
zoo niet ondoenlijk is, komt, doordat vele
kleinere fabrikanten bij hun fabriek tevens
hun winkel noodig hebben. Bovendien zijn
er in deze industrie vele thuiswerkers. De
wet zal aanleiding geven tot ontduiking en
clandestienen verkoop, daarom noemde de
inleider op de vergadering het ontwerp
immoreel.
Een ander gevolg van deze wet zal zijn,
dat de goedkoopere fabrikaten van het
platteland zullen betrokken worden, waar
de loonen lager zijn, hetgeen tot groot
nadeel van de arbeiders in de steden zal
strekken.
Bij de Bakkerswet schreef dr. Kuyper
hartroerend over het huisrecht van den
alleenwerkenden patroon. De Standaard
zal zeker niet kunnen nalaten op te komen
voor het huisrecht der sigarenwinkeliers.
Immers minister Kolkman bepaalt, dat de
zaam aan een zee van licht, warmte en glans, en gaf
een eerste lentedos. Nu was het bijna avond geworden.
De zon wierp haar laatste stralen over de toppen
der bergen en de tuinen, en paleizen der groote
wijnhandelaren aan den rivieroever werden reeds in
schemer gehuld.
Achter de mooie breede oeverstraat lag het eigen
lijke oude stadje, diep door de bergen omsloten, van
waar uit van alle kanten wellende beekjes naar den
Moezel stroomden.
Tegenover de eerwaardige Kreis-stad lag met een
brug verbonden een alleraardigst dorp, dat door de
smaakvol ingerichte woningen, der aldaar wonende
wijnhandelaren op een stadje geleek. Zoo was er
onder de woningen hier aan den oever ook een een
voudig huis, dat dicht verscholen onder de boomen
bijna aan de straatzijde onzichtbaar was. Op de
netjes met kiezelzand belegde plaats voor het huis
speelde een blond knaapje van zoowat vijf jaar. Uit
de groote blauwe oogen straalde de vroolijkheid u
tegen. Schalksheid blikte er uit zijn oogen, toen hij
plotseling met een helmhoed op, een rinkelende
sabel op zij, een wapperende vlag in de hand van
een kleinen heuvel af kwam rennen en eenige malen
op quasi ernstige manier rond een bloembed mar
cheerde.
Juist op dat oogenblik werd de huisdeur geopend,
en bleef de kleine man op soldatenmanier groetend
staan, nam de driekleurige vlag in de beide handen,
zwaaide die boven zijn hoofd, terwijl hij een luid
„hoera" liet hooren. Toen er daarop in den post
van de deur de gestalte van een lief jong meisje
verscheen schreeuwde de kleine jongen nog luider.
„Leve tante Lena!" riep hij overmoedig, wierp de
vlag op den grond en snelde naar het jonge meisje
toe, terwijl hij haar omklemmend, vleiend vroeg:
controleerende ambtenaren het recht zullen
hebben alle bescheiden van de winkeliers
te controleeren, zelfs hun kas na te tellen,
hun woning binnen te komenHet is
inderdaad meer dan ergerlijk dat aldus op
krasse wijze in het bedrijf dier menschen
wordt ingegrepen.
Het is volkomen verklaarbaar, dat de
vergadering te Rotterdam eenstemmig de
volgende motie aannam
„De vergadering, van sigarenfabrikanten,
alsmede de winkeliers, enz.,
gehoord de besprekingen over het ont-
werp-debietrecht op tabak, zooals dit dooi
den minister van financiën aan de Tweede
Kamer is voorgesteld,
spreekt als haar eenparig oordeel uit,
dat bedoeld wetsontwerp groot nadeel of
ondergang van kleinere fabrikanten tenge
volge zal hebben, alsmede werkloosheid en
nadeel voor hun werklieden
voorts van oordeel, dat dit ontwerp niet
uitvoerbaar is, wegens ontduikingen, die
er plaats zullen hebben en de bezwaren,
die er verbonden zijn aan de controle en
in strijd is met redelijke begrippen van be-
drijfsvrijheid.
besluit met alle wettelijke middelen zich
tegen de aanneming van genoemd wets
ontwerp te verzetten."
Wie fraude tracht te plegen, zal worden
gestraft. Als een grootkapitalist wordt be
trapt op ontduiking van de vermogens- of
bedrijfsbelasting, begaat hij volgens de wet
een overtreding.
Veel schuldiger dan zoo'n grootkapita
list, die de schatkist misschien voor dui
zenden jaarlijks benadeelt, is een sigaren
winkeliertje, die ontduiking tracht te plegen.
Hij begaat geen overtreding, doch de
Minister zegt het uitdrukkelijk een
misdrijf!
Krijgt minister Kolkman zijn zin, dan
krijgen de arbeiders de vuile pijp van
dominee de Visser op 1 Januari 1912 te
rooken.
Als het ongeluk wil, dat de protectie in
het Staatsblad wordt geloodsd, zullen de
arbeiders nog heel wat erger aan den lijve
voelen, hoe „christelijk" de] regeering is,
die ze in 1909 aan het bewind brachten
Een nieuwe greep in de Schatkist.
De heer Colijn als minister van Oorlog
•s verleden week van wal gestoken met
„Blijf hier, tante Lena en ga niet weg!"
„Niet altijd zoo schreeuwen Wees niet zoo dringend
je weet toch dat tante weer verder wil!" Bestemder
slanke vrouw, die dit zeide en wier blond, dicht
glad gestreken haar op haar even glad voorhoofd
lag, klonk hard en miste dien muzikalen klank, die
een oogenblik nog in de ziel van den hoorder door
klinkt.
Maar vader heeft toch pas gezegd, dat ik „hoera"
moet roepen als tante Lena komt?"
„Erik heeft gelijk 1 Ik heb schuldIk heb gekheid
gemaakt." De man, die het alzoo voor zijn kleinen
lieveling opnam was ongeveer zes en dertig jaar. had
een scherp besneden gelaat, met een breed voorhoofd
en zwart kroeshaar.
De blonde vrouw deed alsof zij deze tegenspraak
niet hoorde.
Zij stak het jonge meisje, wier gelaat onder de
voorafgegane kleine scène met een vluchtig rood
overtogen was geworden, de hand toe en sprak
„Vergeef me juffrouw HeleneWel bedankt voor
uw vriendelijk bezoek. Herhaal het nog eens!" Ze
knikte nog eens tegen de bezoekster, die zwijgend
boog en ging weder het huis binnen.
Toen greep de kleine jongen zijn vaders hand en
zei
„Niet waar, vader, tante Lena is niet boos, dat ik
zoo hard heb geroepen?"
„Dat weet ik niet Erik, dat moet je haar zelf
vragen."
De kleine omvatte op nieuw het jonge meisje en
vroeg weer: „Niet waar tante Lena, je bent niet boos.
Je kan niet boos-zijn!"
„Denk je Erik?" Tot verder antwoord boog ze
zich naar den kleine en kuste hem op 't voorhoofd.
Toen zij het hoofd weer ophief ontmoetten bare
zijn militaire hervormingsplannen. De lezer
herinnert zich, hoe de clericaal-conserva-
tieve meerderheid der Eerste Kamer minis
ter Staal, die zoo aanmerkelijk op het
militairisme wilde bezuinigingen en het vol
komen nuttelooze en overbodige blijvend
gedeelte, dat grootendeels bezig gehouden
wordt met aardappel-jassen, vloeren schrob
ben en wachtje-spelen wilde afschaffen.
Minister van Rappard, die minder ver ging,
bezuinigde toch nog ruim 4 ton en zou nog
even zooveel bezuinigd hebben, als het
wetsontwerp op het blijvend gedeelte en
dat betreffende de hoogere-bevelvoering
tijdig door de Kamer waren behandeld,
viel als offer van het clericale complot, dat
tuk was op de zetels achter de groene
tafel. Het kabinet Heemskerk zou nu eens
als redder van het vaderland in de mili
taire kwestie poseeren. Eerst kregen we
minister Sabron, die vier ton wegwierp
aan nuttelooze premie-vrijwilligers en door
zijn tweeploegenstelsel de infanterie ge
heel ontwrichtte. Daarna kwam minister
Cool, die verdreven werd door den
roemzuchten heer Duymaer van Twist,
voor hij goed en wel kon toonen, wat hij
als „redder" vormocht. Thans is de heer
Colijn aan het woord gekomen. Het schijnt
met ons leger dan toch maar bar gesteld
te zijn. Bij een nieuw militair ontwerp van
minister Colijn is een stuk gevoegd van
den Raad van Defensie. Die Raad bestaat
uit heele hooge militaire oomes, generaals,
admiraals, oud-oorlogsministers en een paar
niet-militaire specialisten, waaronder pas
toor Evers.
Die knappe menschen zijn in dat stuk
dan toch maar heel slecht over ons leger
te spreken. De lezer leze maar eens nauw
keurig.
De Raad van Defensie rapporteert
„Wordt in het voorgaande het doel van
onze weermacht aangegeven en verder
daarbij de eischen besproken welke aan
ons leger moeten worden gesteld, thans
dringt zich de vraag op, of dat leger in
tegenwoordigen toestand aan die eischen
voldoet.
Tot zijn leedwezen moet de Raad die
vraag beslist ontkennend beantwoorden.
Door zijn meer deskundige leden voor
gelicht niet alleen, maar na ook kennis
genomen te hebben van de zeer belangrijke
gegevens en uitspraken, ontleend aan onze
oogen die van den man, die nog altijd naast haar stond.
Het was een diepe, rustige blik, die hij in hare
donkere oogen wierp en waarmede hij haar als tot
in het diepste der ziel scheen te doorschouwen.
Zij doorstond dien blik, zoo dat haar lief gezicht,
waarom een eigenaardige zwaarmoedigheid lag alle
trots en droefgeestigheid verloor.
Toen gingen beiden langzaam het middenpad van
den tuin af, naar bet, hek dat aan de straatkant
tegenover de brug lag. Het knaapje was intusschen
vooruit geloo en en bleef bij het uitgangshek staan,
nieuwsgierig met de heldere oogen over de stille
straat kijkende.
„Ziet u wel," begon nu de man tegen het jonge
meisje, „daar ligt alweer een heele krans sneeuw
klokjes om den lindeboomHet is een lust het
eerste bloeien in de natuur te zien. Al het andere,
dat volgt lijkt er niet meer op, zelfs niet de rozen-
tijd. Het is als de eerste jeugd! Men droomt maar
eens zijn eersten lentedroom!"
De toegesprokene was ook blijven staan, zweeg
evenwel nog eenige oogenblik ken. Het scheen als
wilde ze het gesprek een lossere wending geven. Ze
lachte ondeugend en zeide: „Wees toch niet zoo
trotsch op je sneeuwklokjes! Wij in onzen bergtuin
zijn al veel verder. Wij hebben al viooltjes!"
„Waarlijk?" Ook hij lachte. „Waarlijk?" herhaalde
hij nog eens, als wilde hij met dezen handig ge-
huiehelden twijfel tegenspraak bij haar uitlokken.
„Stellig Gelooft gij het soms niet? We hebben twee
viooltjes, twee ontluikende viooltjes 1 Ziet u, daarmee
kunt u nu nog niet aankomen.
Wordt vórvolgd.