Officiéél Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. I lde Jaargang. Woensdag 8 Februari 1911. No. 12 Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij Zonder vrede. n r i i J y Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. "tTltg-a/ve der te Midd.elha.i'nls. Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels 0,60. Iedere regel meert 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Denkt er om. IS Febmari is de uiterste termijn om allen, die er voor in aanmerking kunnen komen, alsnog op de kiezerslijst te brengen. Nog slechts ééne week rest onze ijverige kiesvereenigingen om te zorgen, dat geen enkele worde vergeten. Al onze mannen moeten op de lijst. Lauwen en onverschil ligen moeten worden opgewekt. Men zegge niet: Er is toch dit jaar geen verkiezing. In de eerste plaats zij er aan herinnerd, dat de gemeenteraadsverkiezingen onze aandacht zullen vragen en ook in die Colleges de vrijzinnige politiek voorgestaan moet worden. In de tweede plaats bedenke men, dat de politieke omstandigheden er wel degelijk toe kunnen leiden, dat alge- meene verkiezingen plaats moeten hebben. Staat bovendien elk district niet voor de mogelijkheid van een tusschentijdsche ver kiezing? Steeds waakzaam, is het parool voor onze organisatie's. Onze wakkere centrale en onze plaatse lijke organisatie's op Flakkee zij, (al is het misschien overbodig,) nog eens herin nerd aan de zorg voor de kiezerslijst! De verspilling van 46Va millioen. In de binnen- en buitenlandsche pers blijft het beruchte ontwerp om 4ó'/2 mil lioen te gaan verspillen aan doode weer middelen aan onze kusten, terwijl de schat kist hopeloos ledig is en een enorm tekort vertoont, een punt van bespreking uit maken. In Frankrijk en België wordt druk geredeneerd over de vraag, of Nederland op grond van bestaande tractaten en met het oog op de gewaarborgde onzijdigheid van België het recht heeft den Scheldemond door forten bij Vlissingen minder toegan kelijk te maken. In Engeland wordt het ont werp al even ongunstig beoordeeld. Men ziet daar in den voorgenomen fortenbouw een daad tegen Engeland. Nu is dat het eenige land, waarvan ooit een aanval over zee te duchten zou zijn. Zelfs in het zeer onwaar schijnlijke geval, dat dit zou gebeuren, wat de meeste militaire deskundigen onmogelijk FE UILEE TOKT. DOOR A, TRINIUS. 4). Ze sloeg de handen voor de oogen en omarmde hem. „We moeten verstandig zijn, Frans al valt het nog zoo zwaar." 't Was alsof het bosch hen beluisterde,, Toen zij samen arm in arm in donker voortschreden. Beiden zwegen, terwijl ze de handen vast omkneld hielden. Van tijd tot tijd kwam er een zucht over de lippen van den man een ingehouden snik en aan het klop pen van zijn lichaam voelde Threeze, hoe het in hem kookte en woelde, op eens nam hij haar hoofd tusschen zijn handen. „Treeze," stiet hij heftig uit, „moet het zoo zijn?" Z\j kon niet meer spreken. Zij boog alleen nog het hoofd. Daarna zonk ze als gebroken tegen zijn borst. „O, mijn Godjammerde hij. Naderende stappen werden gehoord. „Barbel ben jij het?" „Ja Therese „Nou dan .Frans, goeden nacht! Wees verstandig, achtten, zou tegen de reuzenmacht der Engelschen die verdediging al weinig be- teekenen. Aangenomen, dat dit treurig ontwerp heelemaal niet is voortgekomen uit drang van Duitscblandaangenomen dat dit ont werp niet het minste verband houde met de nog altijd onopgehelderde van Heecke- ren-Kuyper-affaire, dan nog is het begrij pelijk, dat men in die kustversterking in het buitenland het bewijs ziet, dat Neder land pareert als de lakei van Duitschland. Als ooit in een grooten oorlog vrees voor bezetting van ons grondgebied zou bestaan, zou het gevaar uit het Oosten dreigen en juist de oostelijke grens is het gemak kelijkst te overtrekken Een zekere christelijk historische leider heeft bij gebrek aan argumenten de onbe hoorlijke uitgave van 46 V2 millioen ver dedigd met het praatje, dat vaderlands liefde er toe noopte. Ja wel, dat hebben we van af 1872 van eiken oorlogsminister gehoord. Meer dan 50 millioen is in den vestingput verdwenen en de militaire des kundigen vertellen om strijd, dat er niets van deugt. Bijna 25 procent der belasting penningen worden jaarlijks aan het militai risme geofferd en nog verleden week ver klaarde het antirevolutionaire Eerste-Ka- merlid 't Hooft, „dat ons leger als geheel, als paraat middel van verweer, geen waarde meer had." Aangenaam om te hoorenEn wat nu? Maar steeds meer millioenen in den bodemloozen put storten? Onder het motto „Vaderlandsliefde" zal dat Pinkpil- lenmiddel wel weer verdedigd worden Over een paar jaar hooren we dan weer precies dezelfde klachten. Er is maar één uitweg: Men kome tot het Volksleger. „De hechtste vesting is die, waarvan de muren mannen zijn," zeide de bekende luitenant-kolonel Pop verleden week in de Vereeniging tot beoefening der Krijgs wetenschap. Die vesting door levendestrijd krachten gesterkt zal ons land pas worden als het Volksleger de plaats heeft inge nomen der tegenwoordige organisatie. In plaats van te streven naar dit doel, wijdt dit kabinet zijn aandacht eerst aan de doode weermiddelen, terwijl het leger door zijn minister Sabron voor jaren is gedes organiseerd. Dat zijn dan de redders met vaderlandsliefde Als mr. Lohman het daar weer over als je me lief bebt. Góedeiinacht1 laat me -weten, als je weggaat, op dat ik thuis zij. Ga met God Zij rukte zich uit zijn omarming los. „Kom, Barbel! je bleef van daag (lang uit. Goeden nacht, Frans I" Ze steunde op de oude vrouw, nog juist in staat staande te blijven en ging de hut binnen. Acht dagen, later op een Zondagmorgen, kwam het uur van scheiden. Het was een afscheid voor eeuwig. Geen van beiden sprak dit harde woord uit, maar beiden voetden de zekerheid met bitter leedgevoel. Boven onder de eschdoorn stonden ze, Frans met zijn valies, dat zijn weinige bagage inhield om de schouders. Verscheidene dagreizen ver woonde een bloedverwant van zijn moeder zijn vader had hij nooit gekend waarheen hij het eerst zijn schreden dacht te richten. Verder was hij niet in staat op dit oogenblik te bedenken. Het was een heerlijke zomermorgen dampig maar toch zonnig, die den naderende herfst aankondigde. Als in vloeibaar goud gedoopt, doemden de bergtop pen op, schitterend als een bont tapijt lag het landdaar in den verte. Maar die twee hadden daar geen oogen voor. Zij dachten slechts aan de uren van hun rein ge luk. Ze klemden zich vast tegen elkaar, maar zagen elkaar niet aan. Ze wilden aaneengesloten blijven. Hoog steeg de zonneschijn, steeds meer nieuw leven doende ontluiken. Toen maakte Therese zich zacht uit zijn omhelzing los. Zij zag bleek en beefde zichtbaar. „Frans1" fluisterde ze. „Je moet gaan je weg is nog lang en we moeten toch eenmaal scheiden. Ga, Frans, ga met Godje was me 't liefste op de wereld, dat weet je, maar God heeft niet gewild dat ik je zou toebehooren." Op dit oogenblik begon daar beneden de dorpsklok te luiden. Toen werd de man woedend. Tranen welden hem in de oogen. Hij hief heeft, kan hij er zijn lezers bij vertellen, dat het heele Nederlandsche leger aan dat gevoel mangelt. Want tegenover een zeer enkele verdediger van het beruchte ont werp (o. a. generaal den Beer Poortugaal, doch die zou desnoods de heele Staats- begrooting aan het militairisme offeren) heeft de overgroote meerderheid der mili taire deskundigen zich er tegen verklaard. Bij generaal Eland, generaal Staal, gene raal van Rappard, admiraal Cohen Stuart, mannen dus van erkend gezag is zich komen voegen een autoriteit als gemelde luitenant kolonel Pop. Jammer, dat plaatsruimte ons verbiedt de rede geheel op te nemen. Deze militaire deskundige verklaarde onder nagenoeg al- gemeene instemming der talrijke aanwezige officieren, (de zaal was stampvol): „Onze havens zouden begeerlijk kun nen zijn voor anderen ingeval van een Engelsch-Duitschen oorlog ot van een oorlog van Engeland en Frankrijk tegen Duitschland. Men zou van die havens dan een maritieme basis willen maken voor de oorlogvoerende vloot, maaral heeft men nog zoo'n haven, dan heeft men nog geen maritieme basis, welnu op krijgskundige gronden betoogd de heer Pop, dat eigenlijk geen onzer ha vens aan de vele voorwaarden voldoet, die haar begeerlijk maken als operatie basis, zeer geschikt daarentegen zijn zij om een vloot, die er eenmaal is binnen- geloopen, bij het uitvaren het lot van het eskader van Cervera bij Santiago, te doen deelen. Engeland heeft zelf veel betere havens voor het doel. Via onze havens en ons land Duitschland te be reiken zou zóó moeilijk zijn, dat zelfs ons landleger volkomen in staat zou zijn, dit te verhinderen. Duitschland zou onze havens kunnen gebruiken om van daar uit Engeland door zijn schepen te bestoken, doch dit acht de spreker al heel onwaarschijnlijk. Al vreesde men echter daarvoor, dan ware een versterking van de oost-grenzen veel rationeeler. Dit doet men echter niet („Gelukkig" meent de heer Pop.) Onze havens te nemen niet voor eigen voordeel, maar om den tegenstander een voordeel te onthouden, is daarom niet te vreezen omdat, zooals de heer Pop meent te hebben aangetoond, voor geen dreigend de gebalde vuist op en riep: LasteT God niet! Hij scheidt ons nooit! Maar de kerk wil het nietZejluidt de klok ter eere Gods scheurt on s vaneen en rooft ons de zielevrede. Schud niet het hoofd, ThereseIk voel het in dit uur nu ik je voor de laatste maal in de oogen zie, dat ik zonder vrede de wereld in ga, en jzonder vrede blijven zal. Tot alles uit is. En ook jij zal nooit meer kunnen lachen. Dat weet ik Die voor het altaar staan en de liefde Gods prediken, hebben ons vertreden en voor ons leven ongelukkig gemaakt „Stil, stil, Frans! Wij zijn niet zonder vrede, want wij kunnen voor ons zelfs bestaan en daarom ook eenmaal voor God verschijnen. De klok, die ik eens zoo graag hoorde, roept mij niet meer in de kerk daarginds. Maar het bidden heb ik daarom nog niet verleerd, en zal het iederen avond doen, op dat het jou goed ga in den vreemde. En nu, vaarwel, Frans I Maak het nog niet zwaarder dan het al is. Als je eerst een paar mijlen verder zfjt, zal je je ook meer verruimd voelen. Laat me je nog eens kussen. Zoo zoo en nu God moge je behoeden 1" Zij rukte zich los en deed een paar schreden terug. Toen bleef ze staan en weefde tegen den vertrekkenden. „Treeze 1" Ze lachte flauwtjes, toen ze hem nog eens toeknikte. „Als je boven op den berg zijt, joedel dan nog eens hoor je Frans! zooals je het vroeger zoo graag deed. Vaarwel!Vaarwel!" Zij ving zijn laatsten droeven blik op, die haar meer dan duizend woorden zeide, dat de scheidende man nooit meer de onde levenslust terug winnen zoude. Spoedig daarna was hij achter een boschje verdwenen. Bevend niet de hand tegen de boTSt. gedrukt bleef ze met glanslooze oogen naar den berg wand staren. Een kwatier later zag ze hem de berg- van beide partijen het nemen van onze havens een voordeel zou zijn. Voor uitval-havens zijn onze havens door de natuurlijke gesteldheid zeer on geschikt. Veel noodiger en nuttiger dan het uitvoeren van de voorstellen aanhangig acht hij een verbetering en modernisee ring van de Hollandsche stelling aan de landzijde en nu vreest hij, dat juist de nu gevraagde groote uitgave ten gevolge zal hebben dat het leger het kind van de rekening wordt. Want gaat men den weg der nu ge wilde havenversterking op, dan zal nog veel meer noodig zijyi dan 40 millioen er werd nog buitendien geld gevraagd voor andere zaken. Het overbrengen van de kustverdedi ging van de landmacht naar de zeemacht is den redenaar volstrekt niet sympathiek Het zou ten eerste zeer veel kosten en omslag met zich brengen en de aange voerde argumenten acht hij geen van alle afdoende. Eindelijk de maritieme middelen. Met het oog op den enormen vooruitgang van den bouw en bewapening van de pantserschepen der groote mogendheden acht hij de aanschaffing van veel kleinere en zwakkere pantserscheprn niet nuttig. Men zegtwanneer wij die schepen niet zullen heben, zal de vijand met minder waardig materiaal ons kunnen aanvallen. Ten eerste is dit nog de vraag, want tegenover onze kustforten heelt men zeer zwaar materiaal noodig, maar ten tweede ligt het niet op onzen weg den vijand te nopen tot groote krachtsontwikkeling. Van het uitvoeren van de aanhangige voorstellen vreest hij een te groote en onnuttige versterking van de doode weer middelen ten koste van de levendedie te allen tijde hoofdzaak moeten blijven. Ons veldleger moet kunnen beletten, dat een eventueel geland of binnengedrongen leger op den duur veel invloed in het land heeft. Kan het dit niet, dan geeft elke versterking van de vestingen niet." Onder al de aanwezige officieren was er slechts één, die het regeeringsontwerp zwakjes verdedigde, de geheele vergadering was het met den inleider eens. Voor de regeering een vingerwijzing In dezelfde week, dat deze redevoering straat opgaan. Hij liep gebukt en zwaar. Hij hief het hoofd niet op en keek niet om. Pas toen hij den top bereikt had, waar de straat met een sterke bocht in het dal neerdaalt, bleef hij staan en keerde zich om. Therese was op het rotsblok bij de eschdoorn gaan staan. Daar moest ze zijn gestalte duidelijk herkennen. Hij had haar ook herkent, hief de rech ter hand op tot een laatste groet en liet daarop een kreet hooreD, die van berg tot berg weerklonk. Ook het antwoord bleef niet uit. Met de laatste kracht die zij nog over had gaf Therese hem ant woord. Zij zag, hoe hij nog enkele oogenblikken staan bleef, onbewegelijk naar haar starende tot hij den hoek omging en uit haar oogen verdween. De hemel, d" boomen, het dal, de bergen alles scheen voor haar in 't niet te verzinken. Met een vreeselijke gil viel zij bewusteloos op den grond Bij het afscheidnemen had Therese haar geliefde doen beloven niet eer te schrijven, dan als hetbera goed ging. Waartoe, had ze gezegd zullen we elkaar nog meer bezwaren. We zullen buiten dien genoeg te dragen hebben. Als je het geluk weer gevonden heb, schrijf bet me en ik zal om uwentwil hartelijk verheugd zijn. Maar zij moesten beiden het geluk wel voor altijd begraven hebben. Jaren verliepen. Geen levensteeken van den heen geganen bereikte den Steenhof. Dat zeide genoeg. Hij had het geluk niet gevonden. Over haar eigen hart had sedert dat uur van scheiden een dichte zware wolk gehangen die haar de heele wereld donker en vreemd deed schijnen. Naar het dorp daalde zij maar zelden af en gebeurde het al eens dan haastte ze zich en ademde ruimer, als de dorpshutten achter haar lagen. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1911 | | pagina 1