Wij, vrijzinnigen, zijn den geachten afge
vaardigde uitermate erkentelijk voor de
belangelooze wijze, waarop gü ongevraagd
aan onze educatie als Regeeringapartij heeft
gewerkt, en wij willen hem gaarne de ver
zekering geven, dat wij ook onzerzijds bereid
zijn, aan de sociaal-democratie die wenken
te geven en die lessen in te scherpen, die
wij richtig voor hen achten tegen het oogen-
blik, dat de heer Troelstra en de zijnen
aan de groene tafel zullen plaats nemen.
Ma .r wy willen er den geachten afgevaar
digde één belofte by doen, n.l., dat onze
lessen aan hen den lande minder duur zul
len uitkomen dan de zijne aan ons."
Met dit lesje kunnen de sociaaldemo
craten het doen Onze lezers zullen met
voldoening lezen, hoe weer een keer te
meer blijkt, welke uitnemende vertegen
woordigers zij in de HH. Patijn en Rood-
huyzen naar de Kamer zonden
De redevoering van den heer
Roodhuyzen.
(Slot).
In 1913 zal het 18 jaar geleden zijn dat
de motie-Heldt in deze Kamer is aangeno
men en 16 jaar-, dal de voorziening voor den
ouden dag werd gebracht op het anti-revo-
lutionnaire sociale program als eerste punt,
en het tweede kerkelijke Ministerie zal heen
gaan zonder dien eisch in een wetsontwerp
te hebben belichaamd.
Nu moet ik mij vrijwaren tegen een be
strijding, die natuurlijk op den weg zou lig
gen van een handig debater als de Premier
is, en die me de vraag zou kunnen stellen:
sinds wanneer zijt gij voorstander geworden
van de verplichte verzekering die wij op het
oog hebben ik dacht, dat gij voorstander
waart van een voorziening van den ouden
dag in de richting van Staatspensionneering.
Zeer zeker, Mijnheer de Voorzitter 1 Met mijn
politieke vrienden zou ik mij veel liever in
deze richting bewegen, maar wanneer de
verplichte verzekering /.oo wordt gemaakt,
dat vrijstelling wordt gegeven van premie
betaling voor de laagste loonen, dan, het is
reeds uit bet debat voor sociale verzeke
ring gebleken, is ook zelfs de heer Treub
niet ongeneigd in deze richting van Staals-
pensionneering mede te gaan, en dan zullen
ook wij die hervorming in het belang van
den arbeider subsidiair accepteeren, als de
volheid van onze wenschen niet kan worden
bereikt.
Eén punt ly'kt mij echter niet voor tegen
spraak vatbaar, namelijk dit, dat de Regee-
ring op den door haar ingeslagen weg deze
meest urgente hervorming niet zal bereiken
en ik vraag haar, of het nog den tijd niet
is tot omkeeren. Men zal mij misschien ant
woorden, dat dit niet kan zonder dat de
Minister van Landbouw, Nijverheid en Han
del tot een valte face geknoopt wordt, maar
of die geachte bewindsman nu één of twee
vaite-face's maakt in zijn sociale verzeke
ring, zal toch in het belang van de arbeiders
wel bijzaak moeten zyn. Wy herinneren
ons toch allen, dat hy geruimen tijd bezig
was geweest met de herziening van de Onge
vallenwet en daarover in deze Kamer ook
al had gesproken, maar dat by daarop na
zyn „misverstand met de deskundigen" die
zaak weer heeft laten liggen en tot een ander
systeem is overgegaan.
Zou het misschien ook kunnen zijn, dat
deze Regeering van den ingeslagen weg niet
wil terugkomen, omdat zij meent in al die
„raden" en ook in deze ziekteverzekerings
raden de uitwerking gevonden te hebben
van de Kuyperiaanscbe phrase van de orga
nisatie van den arbeid Zoo ja, dan heeft
zij toch bij de behandeling van de Bakkers
wet wel ondervonden, dat de Kamer niet
erg „raden"achtig is en kan ook dat een
motief zijn om terug te komen van de dwa
lingen haars weegs.
Mynheer de Voorzitter I Is de Regeering,
zoo is mijn pertinente vraag, niet bereid
nog op dit oogenblik het roer te wenden
en de ouderdomsverzekering voorop te bren
gen Zou zij Diet willen luisteren naar de
stemmen, die in dit opzicht ook van rechts
zyn opgegaan Zoo niet, dan zal hij zeer
zeker een stand van zaken in het leven
roepen, die wolkom zal zijn aan de conser
tieven van alle gading, die het Kabinet steu
nen, en dan zal de ouderdomspensionnee-
tthg, die groots hervorming, waarop wij
allen wachten, er niet komen en dan kan
men slechts het woord herhalen, dat de heer
Heemskerk in deze Kamer als Kamerlid in
April 1907 sprak: „wat er wel moet worden
van de sociale wetgeving, dat begrijpt nie
mand."
Zelden heeft een Premier in vroeger jaren
een woord gesproken, dat zoo klopt op den
toestand van zijn eigen Ministerie.
Ik moet hier nog iets bijvoegen. Ik zie
een neiging om telkens in de pers te venti-
leeren, dat dit Ministerie toch op alle moge
lijke manieren bezig is om te voldoen aan
den gerechten eisch, die in dit opzicht door
de arbeiders kan worden gesteld, en zoo zijD
wy ook weer verblijd met de tijding, dat
de ouderdomspensionneering het Departe
ment heeft verlaten. Mijnheer de Voorzitter
De Premier zai my niet ten kwade duiden,
dat deze uitingen ik weet natuurlijk niet
of zij van hem zyn my voorkomen linea
recta afkomstig te zyn van de bekende
Pythia van het orakel van Delphi in dezen
zin, dat men niet weet wat men er aan
heeft. Wat wil dit zeggen „het Departe
ment verlaten Het kan evengoed betee-
kenen, dat die peusionneering bij de Minis
ters circuleert als dat zij by den Raad van
State is ingekomen.
De Minister van Landbouw roept mij toe,
dat zy naar den Raad van State verzonden
ismaar zelfs dan ben ik nog niet heel
gerust. Ik kan mij begrijpen, dat de heer
Talma, die my daar interumpeerde, dit heeft
overgehouden uit den tyd zijner propagan-
dareizen, uit den tyd van den Minister Kuy
per, toen hij altyd verteldemenschen,
maak u niet ongerust, dit en dat is bij den
Raad van State. Ik was toen gewend er op
te antwoorden, dat als men alle ontwerpen,
die bij den Raad van State waren, en die
nimmer wetsontwerpen zijn geworden, aan
elkander naaide, men er een weg mede kon
plaveien van hier naar Parijs en verder.
De heer Heemskerk, Minister van Binnen-
landsche ZakenMen moet toch beginnen
met een wetsontwerp naar den Raad van
State te zenden. Weet u, hoe het anders
zou moeten gaan
De heer RoodhuyzenDe geachte Premier
denkt mij hier een les in het Staatsrecht
te geven ten aanzien van de wijze waarop
een wet tot stand komt. Ik weet wel, dat
men moet beginnen een wet naar den Raad
van State te zenden, maar mijn bezwaar
is juist, dat de Regeering, wat de Ouder
domsverzekering betreit, er mee eindigt.
Wanneer ik, die bekend sta om de zachtheid
waarmede ik mijn tegenstanders te lyf ga,
naar verzachtende omstandigheden zoek
voor de klacht, dat de regeering niet toe
grijpt, niet voortmaakt, dan kan ik alleen
dit vinden, dat zij uit te groote zwakheid
tegenover haar Minister van Financiën, zich
de financieele basis van haar sociale her
vormingspolitiek heeft laten ontnemen.
Ik zal mij niet in financieele beschouwin
gen begeven, ik ben veel te verheugd, dat
veel bevoegder mannen van mijn party deze
taak op zich zullen nemen, maar wanneer
de financieele basis van sociale hervormingen
van het Kabinet ondergraven is, behoeft men
er eigenlijk niet lang meer over te praten,
dat er op dit gebied niets tot stand komt.
In dit opzicht moet ik het is mij zeer
onaangenaam opkomen tegen iets dat ik
tot my'n leedwezen niets anders kan quaii-
flceeren dan als volksmisleiding, nl. het z.g.
„potje," dat voor de ouderdomsvoorziening
wordt gereserveerd. Ik zal er niet meer dan
dit van zeggen. Twee auguren in het oude
Rome plachten te glimlachen, als zij elkaar
tegenkwamen, maar ik stel mij voor, dat,
wanneer ervaren parlementariërs als de hee-
ren Heemskerk, Kolkman en Talma over
dat „potje" aan het praten raken, zij in een
schaterlach uitbarsten helaas ten koste
van het Nederlandsche volk.
Nu is er voor de tweede maai een kerke
lijk Ministerie, dat de sociale hervormingen
op den voorgrond bracht, en voor de tweede
maal zien wij er niets van komen. Het
spreekt vanzelf, dat wie zijn ooren te luis
teren heeft gelegd by de behandeling van de
Bakkerswet, weet, dat de conservatieve ele
menten daarvan voor een groot deel dj
schuld dragen.
De Minister heeft in de Memorie van Ant
woord wel gezegd niet in te zien, dat liet
Kabinet een conservatieve signatuur draagt,
maar mij dunkt, wanneer hij zyn oogen den
kost wil geven, zal hy genoeg teekenen ont
waren, die de uitspraak rechtvaardigen, dat
het Kabinet in hoofdzaak steunt op een
conservatieve constellatie.
Wanneer de Minister het niet wist, zou
ik bem willen wijzen op een in dit opzicht
bijzonder teekenend feit. Het Kabinet heeft
niet aangedurfd de uitvoering van de motief
Aalberse omtrent den 10-urigen arbeidsdag,
maar als compensatie wellicht daarvoor in
zijn Arbeidswet den 10-urigen arbeidsdag
voor vrouwen neergeschreven. Tal van
adressen tegen het invoeren van dien maat
regel hebben de Kamer bereikt. Nu geloof
ik in alle bescheidenheid bij dergelijke adres
sen een goede methode toe le passen.
Wanneer ik een adres krijg, waarin staat
zoo moet de regeling zijn wil men er met
de belangen van de menschen in het bedrijf
en het bedrijf zelf rekenen, dan wil ik gaarne
overwegen, wat mi) gezegd wordt, maar
wanneer men, zooals bij dat ontwerp, met
een berg adressen komt, waarin men heele-
maal alle verbetering afwijst, maar alleen
redeneert van het standpunt van de winst
van het bedry'f. zonder zich te bekommeren
om het geestelijk en lichamelijk welzijn van
den arbeider, dan leg ik die naast mij neer.
De Minister is nu voor den berg van adres
sen van de laatste soort bezweken het
spijt my, dat de Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel hierom lacht ik
vind er niets in om te lachen - en tot heden
is die povere hervorming van den 10-urigen
arbeidsdag voor de vrouw reeds terugge
bracht op 101/2 uur en misschien zal de
Minister, wanneer er een amendement komt,
om er nog 20 minuten by te doen, ook daar
voor te vinden zijn.
Maar sterker is dit. Niet alleen de leden
van het Kabinet, die uit den aard der zaak
minder vrij staan, maar ook de leden van
de meerderheid dezer Kamer, voelen duide
lijk, dat zij het conservatief element moeten
ontzien. Ik wijs in dit verband op de zeer
juiste opmerking van den geachten afge
vaardigde van Appingedam, dat de aandrang
voor beperkten arbeidsduur bij de Bakkers
wet niet is gekomen van de heeren Pas-
stoors en Aalberse, de mannen, die buiten de
Kamer optochten hielden en met vaandels
loopen, om voor deze zeer noodige hervor
ming te manifesteeren, maar van dezen
kant.
Ik zou willen zeggen, dat alles wat in deze
coalitie komt daarin verdrinkt, dat de demo
cratie van haar leden in waarde vermindert
als het gouden tientje dat men in een vat
met kwik werpt.
En de houding, welke de heeren Aalberse
en Passtoors aangenomen hebben bij de
Bakkerswet, speciaal op het punt wat ik
noemde, is waarlijk niet het eenige voor
beeld, ik zou myn betoog in deze met veel
andere voorbeelden kunnen adstrueeren.
De historie van de sociale hervorming
ten onzent is dus alzoo het eerste Kabinet
dat sociale hervormingen tot stand bracht,
bleef het eenige. In 1901 werd de sociale
hervorming stop gezet; in 1905 kreeg ze
door het optreden van het Ministerie-de
Meester nieuw leven, maar dit nieuwe leven
werd spoedig verstikt. En als wy dan nalezen
de trotsche verklaring van dit Kabinet, dat
de Regeering geenszins gezind was zich te
laten afbrengen van zijn voornemen, om op
sociaal gebied krachtig op te treden, ont
waart men, dat daarvan niets is overgeble
ven dan een ydel woord en dat men in geen
opzicht het recht heeft te zeggenziedaar
myn dadenmyn krachtig optreden laat ik
gerust ter beoordeeling over aan de Neder
landsche natiede feiten staan in dit opzicht
onafwijsbaar aan myn zijde.
Zoo is dus bij de conservatieve constellatie
van thans de kiesrechtquaestie van de baan;
daarvoor is een Staatscommissie als kapstok,
en de sociale hervorming is, dooreen werk
wijze, die geheel in de lijn zou liggen van
een Kabinet dat zich eerlijk als conservatief
aanmeldt en zeker in dit opzicht, want er
zijn nog conservatieven genoeg, grooten
steun in het land zou kunnen ondervinden,
verwaarloosd, geheel in stryd met de ver
klaring, waarmede de Regeering in Maart
1908 is opgetreden.
Het is mogelijk, dat er menschen zijn, die
zich over dezen stand van zaken zouden
verheugenten minste als men De Standaard
mag gelooven, die zegtmen verheugt zich
aan de overzijde, dat er niets tot stand
komt. Ik leg hier den nadruk op het woord
tot stand komt.
Men voert toch met ons geen fair debat,
wanneer men ons zegt, dat er niets tot
stand komt, uitlegt wat mij ook in de
afdeelingen is gebeurd alsof wy aanmer
king zouden maken op den ijver en de
werkkracht van dit Ministerie.
Laat ik, om dit misverstand eens en vooral
af te snijden, zeggen, dat ik speciaal den
Minister van Landbouw, Handel en Nijver
heid den grootsten eerbied voor zyn werk
kracht en ijver toedraag. Ik vraag mij zelfs
af, wanneer ik zijn werkwijze zie, of hij niet
te veel werkt en of dat er nog toe mede
werkt, dat hij den frisschen kijk op de
zaken verliest.
Maar het is geheel iets anders of er hard
gewerkt wordt dan of er iets tot stand
wordt gebracht en ik hoop dan ook niet
dat van ernstige mannen van achter deze
Regeeringstafel de aanmerking dat er niets
tot stand komt, gerefuteerd zal worden alsof
men zich aanmerking had veroorloofd op
den ijver en de toewijding voor hun taak
van de leden van dit Ministerie.
Mij verheugt echter deze loop van zaken
allerminst en ik hoop inderdaad, dat de Re
geering er Dog toe te bewegen zal zyn, die
ouderdomsverzekering voorop te brengen.
Het is voor mij niet de hoofdvraag van wie
de sociale hervormingen komen, maar wel
of zij er komen en of zjj er goed komen.
Maar ik heb nu ten tweeden male geleerd,
dat de opbouw van een Ministerie op de coa
litieleus is een onoverkomelijk struikelblok
voor de totstandkoming van sociale hervor
mingen en ik kan my haast niet begrijpen
dat deze mannen, achter de groene tafel
gezeten, de verantwoording daarvan willen
dragen, tenzij zij met een luchthartigheid,
die ik niet kan onderstellen, zelfs nu nog
zouden beweren dat in deze periode de voor
ziening van den ouden dag tot stand zal
kunnen komen
Is dus in het sociale hervormingswerk
deze Regeering by uitstek zwak, ik zie ook
in haar geheele optreden zwakte en gemis
van leiding. Ik wijs in dit verband op het
geen gebeurd is bij het wetsontwerp be
treffende de subsidieering van het meer
uitgebreid lager onderwijs, waarbij het Kabi
net eigenlijk de leiding overgaf aan den
heer van WynbergeD, die door zijn amende
ment een geheel ander karakter aan het
wetsontwerp gaf dan het oorspronkelijke
had gehad.
Er is maar één zaak waarin het Kabinet
sterk is, en niet alleen het Kabinet, maar
ook de coalitie waarop het steunt en waar
uit het is voortgekomen. Dat is en dat
vervult my met groote zorg de verscher
ping der antithese.
Ik was oorspronkelijk van plan geweest
deze mijn stemming te adstrueeren met het
geen mij bekend is op het gebied van be
noemingen en sollicitatiën, maar ik zal
daarover na ryp beraad geen woord zeggen.
Niet omdat ik voor my niet uitdrukkeliik
het recht vindiceer om op hetgeen ik als
eerlyk man uit zuivere bron te weten kom,
als zulks mij een gevaar toeschijnt voor ons
volksleven, als volksvertegenwoordiger den
vinger te leggen, maar omdat ik mijn tegen
party niet de gemakkelijkheid van een
schijnoverwinning wil gunnen. Men zal
mij natuurlijk te gemoet voerenNoem
namen, en daar men dat in zulk een geval
uit den aard der zaak niet loen kan, zou
men triomfantelijk uitroepen ge kunt geen
namen noemenwe wenschen niet in te gaan
op feiten die ge niet bewijzen kunt. Ik zal
mij dus geheel onthouden van over deze
beide zaken te spreken. Ik zal de verscher
ping der antithese onder dit Kabinet en de
coalitie van thans alleen adstrueeren met
feiten, welke zoo notoir en publiek domein
zijn, dat dat argument my niet voor de voe
ten kan geworpen worden.
Wat ontwaren wy ten deze opzichte tegen
woordig? Dit, Mijnheer de Voorzitter, dat
deze meerderheid zoo overtuigd is dat haar
meerderheid medebrengt het recht op een
deel van den buit en moet zjjn vae victis
voor de minderheid, dat men in eigen kring
zelfs niet meer die kieschheid bewaart om
twisten over de verdeeling van genoemden
buit binnenskamers te houden.
Ik herinner aan de vacature, die er kort
geleden was voor de burgemeestersplaats te
Delft. Er werd niet aan gedacht, dat 's lands
belang mee kon brengen dat men mijnheer
A of mijnheer B zonder politieke richting,
dat viel niemand in de coalitie in. Neeij,
wel ontstond er dadelijk stryd, welke van
de fractiën der rechterzijde met den buit
zou gaan strijken.
Maar dat is nog het ergste niet.
Er is in dat Delftsche geval iets dat zeer
krachtig is voor de adstructie van wijn
stelling. Dit namelijk, dat bij de verkiezingen
voor de Provinciale Staten, in 1909, de
Katholieke kiesvereenigingen in Delft den
heer van der Velde liet vallen als candidaat.
En zulks omdat hy niet genoeg zijn best
had gedaan of heelemaal niet zijn best had
gedaan om Delft een Katholiek burgemeester
te bezorgen.
En nu kom ik aan het aller ergerlijkste
in deze zaak. Toen heeft een collega van
den heer van de Velde, lid van Gedeputeerde
Staten van Zuidholland, de katholieke heer
IJzermans, eeD stuk geplubiiceerd, waarin
hij die Delftsche kiezers aanmaande den
heer van de Velde maar weer te kiezen, en
dat niet, omdat deze zoo uitstekend opzijn
plaats was als lid van Gedeputeerde Siaten
of omdat hij de provinciale belangen zoo
best behartigde, maar omdat hij en dat
teekent ais lid van Gedeputeerde Staten
altyd zijn best had gedaan de Katholieken
zooveel mogelijk te bevoordeelen.
Als men dat leest, is men blij, da' me£1
dat in het Holiandsch lees*, want las men
het in het Spaansch, dan zou men denken,
dat men niet in Nederland, maar iD een der
Zuid Amerikaansche Republieken verzeild
was geraakt. De heer de Stuers hoorik hier
als amendement voorstellen dat het dan
in het Portugeesch zou geschreven zijnik
kan mij daar opperbest mee vereenigen.
Meer en meer begint by het Nederlandsche
volk de overtuiging post te vatten, dat men
tot de coalitie moet behooren om iets te
wordenwy hebben ik blijf steeds bij
de notoire gevallen ter adstructie daarvan
het geval Gevers in Alkmaar.
De heer Gevers is jarenlang als liberaal,
door een liberale kiesvereeniging afgevaar-
vaardigd in het district Alkmaar als lid van
de Provinciale Staten van Noordholland.De
Katholieken, die in dit district de meerder
heid hebben, hebben hem steeds laten zitten,
natuurlijk niet omdat hij democratische
aspiratiën had, maar omdat hij conservatieve
allures vertoonde. Maar nu kwam deze in
1909 plotseling tot de overtuiging: dat zij
toch over te groote meerderheid in den lande
beschikken om dergelijke goedwilligheid te
betrachten. Een zeer zonderling standpunt,
tusschen haakjes, men zou denkenhoe
grooter de meerderheid, hoe meer aanleiding
tot royaliteit, maar van niets geldt meer
dan van de coalitiel'appétit vient en man-
geant et devient toujours plus grand.
De heer Gevers scheeD dus verloren, en
een Katholiek blad had zulks reeds voor
speld, toen men plotseling in datzelfde
blad het bericht vond, dat genoemde beer
Gevers een van de velen was die tot de
Christelijk-historische partij wasovergegaan,
en nu jubelde dat Katholieke blad Nu is
hij een der onzen!
Om de portée van dat„Nu is hy dén der
onzen!" goed te begrijpen, zal ik bet geval
even omkeeren.
Gesteld eens dat een der leden aan deze
zijde tot het Katholiek geloof overging
er is mij gelukkig geen enkel geval bekend,
dat dit ooit is gebeurd om een zetel vast
te maken en dat deze nieuwe bekeerling,
met den ijver die neophyten doorgaans on
derscheidt, om le toonen dat hy eigenlijk
nog meer dan de broeders van huis uit dat
nieuwe geloof liefhad, een bijzonder éclatant
bewijs zou willen geven dat hij uit volle
overtuiging tot het nieuwe geloof was over
gegaan, en dat hij - het is, naar mij bekend,
de eenige manier, waarop dat in het publiek
zou kunnen gemanifesteerd worden aan
een processie deelnam, wat zouden wjj dan
zeggen, als aan den rand van den weg de
heeren de Savornin Lohman en de Visser
stonden en uitriepenziet, daar loopt onze
vriend in de processie, nu is hij een van de
onzen 1
Ik geloof wezenlijk, dat ik hierna met
meer behoef te demonsfreeren, dat „een der
onzen niets te maken heeft niet. eenige ge
loofsovertuiging dat men daarmee alleen
wil zeggen, hij is nu lid van de kongsie
geworden, waar de eereambten en de plaat
sen in de Vertegenwoordiging gemakkelijk
te verkrijgen zyn.
Men is aan de overzijde zoo in de war
geraakt tusschen landsbelang en coalitie
belang dat ik daarvan nog een sprekend
staaltje wii aanhalen.
Het is ons bekend, dat in Nijmegen in
de kiesvereenigingi waarvan ons geacht
medelid, de heer jhr. van Nispen, voorzitter
is,... „was", hoor ik hier zeggen, bet zy zoo
ik kan my begrijpen, dat men, als men zijn