ongedekt. De kleine luyden moet nu
door het ministerieele smoesje van dit
fonds wijs gemaakt worden, dat de
millioenen voor de verzekering worden
vastgelegd. Jawel! Toen de Heer Kolk
man de jeneverperspomp ging aanzet
ten, heette het, dat de hoogere opbrengst
in een fonds zou komen voor de ver
laging van den suikeraccijns
Die belofte wordt niet nagekomen
De millioenen uit de verhooging van
den drankaccijns dienen tot dekking
van het tekort. Welke waarborg is er,
dat de minister niet de millioenen uit
het spaarpotje zal gaan gebruiken, om
zijn tekorten te dekken?
Geen enkele.
Als de tekorten toenemen, zal van
daag of morgen het potje geleegd wor
den En zoo'n laag-bij-de-grondsche
truc moet dan de kleine luyden wijs
maken, dat de sociale hervormingen bij
dit conservatief clericale bewind veilig
zijn
De uitkomst zal wel anders leeren
De redevoering van den heer
Roodhuyzen.
Als eerste spreker bij de Algemeene
Beschouwingen over de Staatsbegrooting
trad de heer Roodhuyzen op. Zijn rede
voering is zoo uitnemend, dat wij ze in
dit en het volgend nummer in haar geheel
zullen opnemen.
Mynheer de VoorzitterWas ik oorspron
kelijk teleurgesteld, dat de opmerkingen
door mij en anderen van mijn kant wel
eenigszina uitvoerige opmerkingen bij
hoofdstuk X over de sociale hervorming
van dit Kabinet in het midden gebracht,
niet in het Verslag waren opgenomen, met
een verwijzing naar hoofdstuk I, die teleur
stelling is spoedig overgegaan, toen ik voor
mij zelf tot de conclusie kwam, dat in deze
de goede en rechte weg was bewandeld.
De quaestie van de sociale hervorming
is to.h zoo op den voorgrond tredend, dat
zij niet kan zijn een punt van discussie
met één Minister, maar dat daarbij zeer
zeker het beleid van het gansche Kabinet
ter sprake komt. Zelfs hy die zich op het
standpunt zou stellen van een der met deze
Regeering meest bevriende bladen, ik meen
natuurlijk De Standaard, dat er in dit Ka
binet niet voldoende leiding is en dat wy
in plaats van met een Ministerie, eigenlijk
met 9 Ministers te doen hebben, kan om
bovengenoemde reden niet anders dan op
dat standpunt blijven staan. Om de plaats,
welke de sociale hervormingen op dit oogen-
blik in ons publiek leven innemen juist
aan te wijzen, moet ik er aan herinneren,
dat, toen het eerste en helaas het eenige
Kabinet van sociale hervormingen, het Ka-
binet-Pierson-Goeman Borgesius, waar
aan dat Kabinet niet was toegezwaaid door
den heer Drucker, wien ik dankbaar ben,
dat hij, zij het laat, tot deze erkentenis is
gekomen tot aftreden was gedwongen,
wij in de geheele kerkelijke pers bij het
optreden van het Kabinet-Kuyper een
angstvallige zorg hebben ontwaard, om dit
vooral te laten uitkomen; waarvoor men
ook bevreesd moet wezen, welke gerechte
verwachtingen men ook zal mogen koes
teren van de verandering in het regeerings-
kasteel, dit staat vast, dat de sociale her
vormingen niet op den achtergrond zullen
komen, dat zy zullen zyn het hoofdpunt
op het program van de nieuw opgetreden
kerkelijke Regeering.
Ik behoef zeker niet in herinnering te
brengen wat er van de beloften van het
Kabinet-Kuyper in deze is tot stand geko
men, maar toch wil ik er in dit verband
als teekenend op wijzen, dat, toen de ver
kiezingsstrijd van 1905 werd gevoerd en
men aan de zijde der kerkelyken begreep
dat men ook daarom zoo zwak stond, omdat
men wist dat men ten deze geheel te kort
was geschoten, als lokaas het ouderdoms-
en invaliditeitspensioen den kiezers werd
voorgehouden, met de bijvoeging: deze, de
groote sociale hervorming zal de belooning
zijn voor uw trouw aan bet Ministerie.
Dat het Kabinet-de Meester natuurlijk niet
anders was en niet anders kon zijn op
sociaal gebied dan de voortzetting van het
Kabinet-Pierson-Borgesius; dat het de sociale
hervorming krachtig heeft aangevat, worde
hier ook daarom vermeld, omdat ik er prijs
op stel de legende den kop in te drukken,
dat dit Kabinet in dit opzicht op één lyn
zou te stellen zijn met het Kabinet-Kuyper,
dat het niets op sociaal gebied tot stand
zou hebben gebracht.
Dit laatste wordt natuurlijk door mij niet
ontkendhet Ministerie-de Meester heeft een
ontydigen dood gevonden, ik zal nu maar
om geen gevoeligheden op te wekken, niet
zeggen omdat, maar laat ik het zoo uitdruk
ken: op een tijdstip dat de grondwetsher
ziening in aantocht was. Maar een Ministerie
dat reeds in zijn tweede jaar kwam met een
ouderdomspensioen en te gelijk met de flnan-
cieele ontwerpen, waar deze zeer belangrijke
sociale hervorming uit kon worden bekos
tigd, kon zeker niemand kan zeggen
wat er gebeurd zou zijn ,ls dit of dat niet
gebeurd was gerechte hoop geven, dat
deze, in mijn oog de allereerste en aller
noodzakelijkste, sociale hervorniing, door
haar tot een goed einde zou zijn gebracht.
En dat is van te meer gewicht, omdat,
hoe meer men van de behoeften een studie
maakt, men telkens dieper overtuigd wordt,
dat de voorziening van den ouden dag voor
den arbeider de meest vragende is van alle
sociale hervormingen. En n'en déplaise de
onbarmhartige critiek, de scherpe tegen
stand, die de scheiding van ouderdoms en
invaliditeitsverzekering door Minister Vee-
gens, by het toenmalige Kamerlid voor
Tietjerksteradeel, den heer Talma, heeft
ondervonden, dunkt het my moeilijk voor
tegenspraak vatbaar, dat reeds daarom die
scheiding logisch en goed was, omdat de
meeste invaliditeit door de Ongevallenwet
wordt gedekt, terwijl wanneer men, zooals
hier de geachte afgevaardigde uit Grave, de
heer Kooien, heeft verdedigd, ook deberoeps-
ziekten in de Ongevallenwet opneemt, nog
meer zal uitkomen, dat. de voorziening van
den ouden dag no. 1 moet zijn op het sociale
program, ook daarom, omdat voor die voor
ziening ook het particulier initiatief niets
heeft gedaan.
Maar het Kabinet-de Meester viel, en de
geachte afgevaardigde uit Appingedam, de
heer Schaper, kon te recht met leedwezen
getuigen, dat daardoor een aantal plannen
tot verbetering van de toestanden des volks
bleven liggen, dat die toestanden nu jaren
achtereen voortdurendat men van het
Kabinet-Pierson Borgesius kreeg deOngeval-
lenwet 1901 en een Woningwet, maar dat
er na dien tijd op sociaal gebied zoo
zeide die geachte afgevaardigde niets
meer is gebeurd.
Ik zai zeker wel niet behoeven te zeggen
dat ik het met deze uitdrukking geheel eens
benin hoever zelfverwijt den geachten
afgevaardigde van Appingedam dit deed
zeggen, zal op het, oogenblik niet door my
worden onderzocht.
De heer Schapet: Het zou uook moeilijk
vallen iets te vinden, want daarvan is geen
sprake.
De heer Roodhuyzen: Op deze interruptie
zal ik antwoorden, dat ik het juist daarom
niet zal onderzoeken, omdat ik sinds dien
tijd tot mijn vreugde in dit opzicht bij de
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij zulke
teekenenen van beterschap heb waargeno
men, dat het my niet zou passen, haar thans
nog voor de vroegeie feil den mantel uit
te vegen.
Bij interruptie wordt my door den heer
Troelstra gevraagd, of ik dan het arbeids
contract niet onder de sociale wett6n reken.
Wel zeker, maar het is voor my niet een
sociale wet van dien aard, dat men het op
één lyn zou kunnen stellen met de voor
ziening in den ouden dag, of met andere
wetten, die medewerken om op economisch
gebied den toestand der arbeiders te ver
beteren.
Mynheer de Voorzitter 1 Ook het tegen
woordige Kabinet begon natuurlijk bij zijn
optreden met te zeggen, dat de sociale her
vormingen op zijn programma zonden blij
ven staan. En deze uitspraak was zeker des
te meer noodig, omdat het moeilijk voor
tegenwerping vatbaar is, dat de figuur van
den Premier in dit Kabinet toch nog altijd
laat ik het zacht zeggen een meer
conservatief tintje geeft aan een Kabinet,
door hem geformeerd, dan de figuur van
den „van God gegeven leider". Het verwon
dert mij dan ook niet, in de Regeeriugs-
verklaring van 10 Maart 1908 een uitvoerige
uiteenzetting te vinden van het werkplan
van de RegeeriDg op sociaal gebied.
Het ziekte verzekerings ontwerp werd in
getrokken, en het is wel de moeite waard
de aandacht te vestigen op de motieven, die
daarvoor werden gegeven.
Er werd opgegeven niet alleen, dat een
omwerking van het ontwerp noodzakelijk
was, maar men wilde die zaak „aanstonds"
aanvatten En in hetgeen er van d»t „aan
stonds" is gekomen, ligt al reeds de geheele
karakteriseering, hoeveel haast dit Kabinet
met de sociale hervormingen maakt.
In November 1908, d. w. z een halfjaar
later, was die ziekteverzekering reeds in
„ver gevorderd" stadium van voorbereiding
In Mei 1909 was zy in „steeds verder vor
derend" stadium van voorbereiding. En ein
delijk, nu dit Kabinet bijna drie jaren aan
het roer is, zijn we zoover, dat de ziekte
verzekering de Tweede Kamer heeft bereikt
en in handen is gesteld over die Commissie
van Voorbereiding.
Ik kan over die Commissie van Voorbe
reiding nog niet spreken, zonder een legende
te refuteeren die meer en meer dreigt ingang
te vinden bij het Nederlandsche volk, als
gevolg van een misleidende voorstelling in
de kerkelijke pers. Die Commissie wordt in
zekere kerkelijke pers voorgesteld als een
poging van de Kamer, waarbij men niet
onduidelijk laat doorschemeren, dat die
natuurlijk van de linkerzijde uitging, om
het door dit Ministerie gewilde werk op de
lange baan te schuiven.
Men moet toch wel zeker zyn van de
totale onbekendheid van zyn volgelingen
omtrent de werkwijze van de Kamer, om
het aan te durven dergelijke misleidende
voorstellingen bij zyn lezers ingang te doen
vinden.
Het is overbodig, Mijnheer de Voorzitter,
er op te wijzen, dat het benoemen van een
Commissie van Voorbereiding op uw voor
stel geschied is en ik waag natuurlijk niet
veel, als ik de onderstelling uitspreek, dat
dergelijke voorstellen niet van den Voorzitter
uitgaan dan nadat hij daarover de Centrale
Sectie heeft gehoord. Maar daarenboven, wij
zitten hier 60 tegen 40 en als de rechterzijde
van meening ware geweest, dat het leggen
van deze zaak in handen van een Commissie
voor Voorbereiding een hinderpaal zou zijn
voor bekwamen spoed, dan zou zy met
haar meerderheid, die zij ons wel op andere
wyze heeft doen gevoelen, wel hebben ge
toond, dat zy in deze de baas was.
De gemakkelijkste weg, dien de Regeering
had kunnen volgen, wat betrof het invali-
diteits- en ouderdomspensioen, om daarbij
het ontwerp-Kuyper een voudig uit het minis
terieel archief terug te halen, is niet gevolgd
en ook dit feit geeft natuurlijk ook ai geen
vertrouwen in den overstelpenden haast,
om dat woord nu eens te noemen, den
grooten ijver die haar op het gebied van
sociale hervormingen bezielde. Ik, die, het
zij in bescheidenheid gezegd, een tamelijk
groot aandeel heb gehad in de propaganda
van het jaar 1905 tegen het Ministerie-Kuy-
per, herinner mij, welk een gevaarlijk anti
propagandist, van mijn standpunt uit gespro
ken, de heer Talma toen was en hoe hij
het geheele land rondging om te zeggen:
wanneer er iets is waarom het voor jelui,
arbeiders, noodig is dat dit Ministerie aan
het roer blijft, dan is het dat nu eindelijk
na zooveel moeiten het ontwerp-invalidi-
teits- en ouderdomsverzekering op de tafel
ligtzorgt dat het tot wet kan worden
verheven.
De heer Talma, Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel: Ongewijzigd?
De heer RoodhuyzenIs dat een interrup
tie van een oud-parlementariör Welk ont
werp komt ongewijzigd door de Tweede
Kamer heen Ik moet inderdaad zeggen,
dat een dergelijke interruptie meer handig
heid verraadt, dan dat zy op eeuige solide
basis rust.
De heer Talma, Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel: Gij meendet, dat het
ontwerp-Kuyper onder mjjn verantwoorde
lijkheid ongewijzigd kon worden ingediend.
De heer RoodhuyzenIk spreek hier niet
van gewijzigd of ongewijzigd, het is in zijn
geheel naar den ministerieelen prullemand
verwezen.
En bij allen smaad, waarvan ook ik heb
te lijden gehad, en zeker niet in het minste
in de rede die de tegenwoordige President
van het Kabinet, de heer Heemskerk, hier
gehouden heeft by de algemeene beschou
wingen in 1905, omdat wij het ontwerp-
euderdoms- en invaliditeitsverzekering van
den heer Kuyper op onbillijke wyze zouden
hebbon beoordeeld, zyn wy ten slotte nooit
beter in bet gelyk gesteld dan door het
feit, dat toen de heer Heemskerk aan het
roer kwam, die ons daarover te lyf was
gegaan, met den heer Talma, die in den
lande had verdedigt, dat juist op dien grond
het Kabinet-Kuyper moest worden geconti
nueerd, dat toen, die beide heeren, die dan
toch, met den heer Kolkman, de groote
politieke figuren, de politieke Ministers bij
uitnemendheid in dit Kabinet uitmaken,
maar het best gevonden hebben, dat zooge
noemde hemelsche manna als beschimmeld
brood achteraf te zetten.
Ik kom nu tot, wat ik noem, den groot-
schen opzet in de verzekeringswetten, die
dit Kabinet beloofde tot stand te zullen
brengen. Ik wil wel zeggen, dat ik bij een
zoo by uitstek practisch onderwerp als de
voorziening van den ouden dag is en ook
andere voorzieningen van dergelyken aard
zijn, nergens banger voor ben dan voor een
grootschen opzet. Ik herinner mij het
zij mij vergund een voorbeeld te noemen
den tyd, dat ik repetitor was aan de
Academie en juristen bekwaamde voorliet
thans afgeschafte propaedeutisch examen.
Ik heb toen een student gekend het was
een zeer zwakke broeder die voor de
duizend en zooveel regels Ajax, die hij in
zijn hoofd had te stampen, drie editiën van
Sophocles aanschafte om den tekst onder
ling te kunnen vergelijken. De gevolgen zijn
niet uitgebleven. De goede vriend is-t,otop
den buidigen dag adspirant propaedeuticus
gebleven.
Men vraagt hier, Mijnheer de „Voorzitter,
of de bedoelde een mijner discipelen was;
neen, het was mijn leerling Diet. Waarin
bestond nu de grootsche opzet van de Regee
ring
Wij zouden eerst krijgen de ziektever
zekering, dan de herziening van de Onge
vallenwet, die oorspronkelijk voornamelijk
verdedigd werd met liet oog op het tekort
aan de Rijks-verzekeringsbank en die eerst
later, bij de Memorie :van Antwoord van
1909, geheel is vastgekoppeld aan de ziekte
verzekering. Als nieuwe vinding werd daar
enboven de voorziening van den ouden dag
een onderdeel genoemd van de invaliditeits
verzekering. Op die wyze zouden wij aan
het werk gaan.
Mijnheer de Voorzitter! En de Regeering
zou ons daarbij iets geven, waar wij nog
meer behoefte aan hadden dan aan een
voorziening van den ouden dag, een behoor
lijke organisatie van de verzekering, en in
de Memorie van Antwoord op hoofdstuk I
der Staatsbegrooting voor 1909 werd gezegd
„Het ligt voor de hand, dat bij de omvang
rijke taak, die op het g. bied der verzekering
op het Departement rust, de bewerking der
invaliditeitsverzekering op den achtergroud
staat, totdat de andere ontwerpen gereed
zijn gekomen. Met eenvoudige uitbreiding
van personeel is dit niet te veranderen,
vooral ook, omdat, wil men de noodige
aansluiting aanbrengen tusschen de verschil
lende takken van arbeidersverzekering, het
noodig is bij het ontwerpen der invaliditeits
verzekering in het oog te hebben de organi
saties voor ongevallen- en ziekteverzekering
in werking en de beginselen, waardoor
beider regeiing wordt beheerscht.".
Wij weten, dat er verschil geweest is over
de uitlegging van deze woorden, maar thans
staat vast, dat de Minister voor zich moest
hebben het aspect van de werking van de
ziekteverzekeringin verband met de herziene
Ongevallenwet, vóór hy aan de voorziening
van den ouden dag toe kwam.
Wanneer ik zooeven geklaagd heb over
de vrees, die mij beving bij dezen grootschen
opzet, stond ik waarlijk niet alleen De
Standaard, die in dien tijd nog beschikte
over haar volledige politieke vigueur, schreef
dat op die manier in het gunstigste geval
de arbeider eerst in 1915 zou komen aan
zijn voorziening van den ouden dag, aan zijn
pensioen. Men ziet: deze opmerking van De
Standaard behelst reeds een groote veroor
deeling van den weg dien het Ministerie
wenschte te volgen. Want het zal toch wel
voor geen tegenspraak vatbaar zijn, dat
ieder Ministerie bij het vaststellen van zijn
werkprogram, ook op dit gebied, zich te
zetten heeft op dit zeer eenvoudige, maar
ook zeer logische standpunt, dat de tijd van
werken is van verkiezing tot verkiezing.
Het is toch een zeer hooge uitzondering,
dat een Kabinet na de verkiezingen weer
is opgetreden, wanneer dat geen tusschen-
tijds Kabinet was.
Welnu, De Standaard heeftgewaarschuwd.
Er waren ook anderen van de vrienden die
waarschuwden dat op die manier van de
invaliditeits- en ouderdomsverzekering niets
zou komen. Maar de Regeering heeft de
waarschuwing niet aangenomen, ze heeft
ze in den wind geslagen, de waarschuwing
die naderhand hier ook herhaald is door de
heeren Nolens, de Visser, Snoeck Henke-
mans, ieder op zijn manier, om den gevolg
den weg te verlaten en vóór te laten gaan
de voorziening van den ouden dag.
Mijnheer de Voorzitter! Waar zyn wij nu
door deze werkwijze van het Kabinet be
land? Wij hebben een ontwerp-Ziektever-
zekering voor ons, waarvan ik my niet kan
voorstellen, dat de Kamer, wanneer dit ont
werp uit de handen van de Commissie van
Voorbereiding ons bereikt, het in behande
ling zal willen nemen. Wij kunnen dit met
de ziekteverzekering eenvoudigreedsdaarom
niet doen, omdat het noodzakelijk comple
ment, d. i.het ontwerp-herziening Onge
vallenwet, waaruit wy moeten leeren op
welke wijze en waarom deze in verband
met de ziekteverzekering is gewijzigd, zóó
en niet anders, ons niet te gelijker tijd heeft
bereikt, en dit klemt te meer, omdat de
geneeskundige hulp in dit ontwerp-ziekte-
verzekering niet is opgenomen, zoodat wij
ons absoluut geen voorstelling kunnen
maken op welke wijze de Ongevallenver
zekering door dit ontwerp zal worden ont
last. Door het verzuim der Regeering in
deze krijgen wy maar de helft van het
boek, waardoor ook de ons gegeven helft
geheel onbegrijpelijk wordt. Ik herhaal dus,
dat ik mij niet kan voorstellen, dat iemand
in deze Kamer, wanneer die ziekteverzeke
ring in de afdeelingen komt, zich competent
zal verklaren daarover een oordeel tekunnen
uitspreken; ik althans zal dat eerst kunnen
doen, wanneer ik weet wat die ziektever
zekering beteekent in verband met de
Ongevallenverzekering, waarbij nog dit kapi
tale punt niet moet worden vergeten, dat
wij moeten weten of die ziekteverzekering
zal zijn een ontlasting van de ongevallen
verzekering in gezonden dan wel in reactio
nairen zin, waarover ook absoluut niet kan
geoordeeld worden als de twee wetsontwer
pen niet in bun onderling vèiband kunnen
worden vergeleken. De Regeering echter
speelt in deze geheel op zien komen en zii
heeft ons de verbijsterende mededeeling
gedaan, dat zij eerst moet weten hoe het
ontwerp-ziekteverzekering door de Kanier
heen zal komen, om daarop haar ontwerp
tot herziening der Ongevallenwet te kunnen
opbouwen.
De heer Talma, Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel: Wanneer i? dat ge
zegd
De heer Roodhuyzen: Is dat niet gezegd?
De heer Talma, Minister van Landbouw,
Nijverheid en HandelDoor mij nooit.
De heer Roodhuyzen De ziekteverzeke
ring gaat vooraf aan de herziening van de
Ongevallenwet, en er is gezegd in de gewis
selde stukken ik zal de plaats straks
opzoeken dat de Regeering moet weten
hoe die ziekteverzekering zich eigenlijk zal
ontwikkelen, omdat zij daarmee rekening
moet houden by de beslissing, hoe zy de
herziening der Ongevallenwet in verband
met de ziekteverzekering zal inrichten. Ik
vind dit een werkwijze, die niet is aan te
bevelen. Wij hebben pas bil bet ontwerp-
Bakkerswet beleefd, dat de leiding was bij
de Kamer en niet by de Regeering. Moet
ik inderdaad meenen dat de motie-Troelstra
bij die gelegenheid aangenomen, de Regee
ring zóó heeft gestreeld, dat zy naar een
tweede edilie daarvan verlangt om verder
door haar socialen verzekeringsarbeid 'ïeen-
geholpen te worden Het is en blijft dus
van deze regeering een cardinaie fout, dat
zij het ontwerp-ziekteverzekering ais iets op
zich zelf staande heeft ingediend.
Mijnheer de Voorzitter! Wanneer ik zeg,
dat ik my niet kan voorstellen, dat de Kamer
ooit geneigd zal zyn de ziekteverzekering
qua talis, als een apart wetsontwerp te
behandelen, dan heb ik misschien niet
genoeg gerekend met de zeer groote volg-