Buiteiilandscli Overzicht.
Jawel, nog meer millioenen voor for-
tenbouw. Nog een „muizenval" er bij,
zooals we in de gerenommeerde stelling
van Amsterdam bezitten.
Een leege schatkist, geen geld voor
de kleine luyden en een verbond
met België zou millioenen aan forten
kosten. l)e Belgen, die bij 't zaakje veel
belang schijnen te hebben, zouden blijk
baar een verbond gaarne willen.
Wij Nederlanders, hebben er nog meer
belang bij om beleefdelijk te zeggen
Dank je wel.
"Wij maken ons niets ongerust, dat
bet tot een verbond zal komen. Geen
ministerie zou het aan durven uit onze
schatkist, waarin geen geld voor ver
zekering is, nieuwe millioenen weg te
werpen aan fortenbouw. De kronkel
wegen der hooge politiek zijn echter zoo
onnaspeurlijk, dat het goed is van den
aanvang af tegen dergelijke plannen op
te komen. Het blijve bij 't geen minister
de Meester zeide:
„Het laten varen van alle rancune en
het onderhouden van oprechte, vriend
schappelijke betrekkingen."
Een schreeuwende onrecht
vaardigheid,
Rijksambtenaren moeten, wanneer zij
in dienst komen, in vier jaar tijds de
helft van hun traktement voor het pen
sioenfonds storten. Een klerk met f600
inkomen, stort vier jaar lang zijn f 75
evengoed als iemand met een hoog trak
tement. We behoeven natuurlijk nie
mand uit een te zetten, hoe zoo'n klein
ambtenaartje die korting in zijn beurs
voelt, vier jaar lang ligt hij er krom
voor. De rijksambtenaren weten echter,
dat die korting noodig is, dus ze leggen
er zich bij neer. Hoe moet het er echter
wel in 't gemoed van die proletariërs
uitzien, als zij de volgende
Schreeuwende onrechtvaardigheid van
het ministerie Kuyper, lezen
„Zoolang de heer Pop, waarnemend
directeur-generaal der posterijen (meer
bekend als post-majoor) was, genoot hij
als zoodanig f 6000 tractement zonder
eenige korting. Na zijn definitieve be
noeming werd op zijn tractement de
korting voor het burgerlijk pensioenfonds
toegepast en dit zal vier jaren worden
voortgezet, evenals zulks bij andere bur
gerlijke ambtenaren gebruikelijk is. Om
den directeur generaal in dezen te ge-
moet te komen, is een Koninklijk be
sluit uitgelokt, waarbij hem gedurende
vier jaren duizend gulden toelage boven
zijn tractement wordt toegekend.
Het Koninklijk besluit hiertoe kwam
onder 't ministerie Kuyper tot stand.
Het is een schande, zoo'n knoeiboel.
Een arme drommel die van zijn nood
druft betaalt, kan vier jaar krom liggen.
Een postmajoor, die van zijn f 6000,
van zijn overvloed betaalt, krijgt f 1000
toelage.
Het is misdadig, zoo'n knoeiboel.
Want bij duizenden zal 't rechtvaar
digheidsgevoel in opstand komen tegen
zoo'n bevoorrechting ven groote heeren.
Dat deed het ministerie-kuyper, dat
voor de kleine luyden geen cent over had.
Dat wordt gedaan voor een man, on
der wiens beheer bepaald werd, dat bij
arme stakkers, bij brievenbestellers en
dergelijke, van den tijd, die tusschen
twee verhoogingen verioopen moet, de
ziektedagen worden afgetrokken. De
kleine man beknibbeld in zijn luttel
loon, de groote directeur-generaal vier
jaar lang een fooi van duizend gulden.
Een schande, zoo'n knoeiboel
De Gezondheidscommissie,
De heer Roodzant te Dirksland heeft
bedankt als lid der Gezondheidscom
missie. Voor de keuze van een lid in
zijn plaats maken burgemeester en wet
houders der Flakkeesche gemeenten
aanbevelingen op, waaruit de Cen
trale Gezondheidsraad een voordracht
samenstelt, uit welke de Commissaris
der Koningin ten slotte een lid kiest.
Toen de Gezondheidscommissie werd
ingesteld, hebben wij er onze bevreem
ding over uitgedrukt, dat in deze com
missie voorkwamen twee leden uit
Sommelsdijk, twee uit Oude Tonge, doch
geen enkel lid uit het oostelijk deel of
het verre westelijk deel van het eiland.
Nu is het mogelijk, dat de toestanden
daar zoo veel gunstiger zijn dan in Som
melsdijk en Oude Tonge, dat men twee
leden uit die gemeenten noodig heeft en
uit de genoemde deelen geen.
Dat kunnen we echter zoo grif niet
aannemen.
Ook zou het kunnen zijn, dat in Oude
Tonge en Sommelsdijk b.v. alleen be
kwame leden worden gevonden en in
het Oostelijk en Westelijk deel niet.
Dat kunnen we echter ook zoo grif
niet aannemen.
We dringen er daarom op aan, dat
ditmaal uit het Oosten of Westen een
lid zal benoemd worden, daar zoo iemand
uit den aard der zaak 't best met de
toestanden in zoo'n deel op de hoogte is.
't Zou ons het billijkst toelijken, als
thans een man werd benoemd met de
toestanden in Stad, Bommel en Plaat
bekend, 't Zou de stuwkracht in de com
missie waarschijnlijk ten goede komen.
Een noodzakelijk wetje.
De regeering heeft een wetsontwerpje
ingediend, dat de bedoeling heeft een
der vele onbillijkheden der gerenom
meerde Drankwet van dr. Kuyper weg
te nemen. Volgens de thans geldende
bepalingen kunnen de zoogenaamde bier
huishouders gedwongen worden hun be
drijf te staken, als zij in de laatst ver
ioopen vijf of tien jaren wegens sommige
kleine drankwetovertredingen waren
veroordeeld.
Men kan licht begrijpen, dat zeer
vele overigens oppassende en fatsoenlijke
menschen door de nieuwe Drankwet
broodeloos gemaakt werden. Op zeer on
billijke manier. Voor hun overtreding
heeft de strafrechter hen reeds gestraft,
dr. Kuyper voegde bij de ondergane
straf een nieuwe verstooting uit hun
bedrijf. Terecht heeft de regeering be
grepen, dat het ten hoogste onbillijk is
die menschen aldus te treffen. Van daar
dat wordt voorgesteld het thans in de
wet genoemde aantal overgangstermijnen
te verruimen en de bedoelde bierhuis
houders alsnog gelegenheid te geven
„verlof" te bekomen.
Daartoe wordt bepaald, dat de voor 15
October 1904 uitgesproken kleinere ver
oordeelingen, genoemd in art. 36, eerste
lid 2e voor hen die thans reeds het be
drijf uitoefenen, geen beletsel zal zijn, om
in het bezit van „het verlof" te geraken.
Een voorstel, dat wij om de billijkheid
met groote ingenomenheid begroeten.
De derde herhalingsoefening.
Als onze jongens, die door het toeval
der loting aangewezen zijn om het lieve
vaderland te verdedigen, hun eersten
diensttijd hebben volbracht, zijn ze daar
mede nog lang niet van't soldaatje-spe
len af. Op de herhalingsoefeningen
(voorloopig van 2X6 dagen) volgt nog
de indeeling bij de landweer, en reeds
in 1906 zal een aanvang gemaakt wor
den met het oproepen der lichtingen
van de landweer ten einde te zien of de
duur der herhalingsoefeningen aan de
verwachtingen beantwoordt."
Dat beteekent voor de miliciens zoo
veel als: weer eenige dagen uit betrek
king of bedrijf weggerukt worden om
misschien bij de terugkomst, hun plaats
ingenomen te zien door een ander.
Om die reden ontmoet de derde her
halingsoefening bij de miliciens zeer veel
tegenstand. Geen wonder ook. Patroons,
die zoo iemand in dienst hebben, ontzien
zich niet, als de milicien opmoet komen,
zijn plaats voor goed door een ander te
doen bezetten. Anderen weer willen om
die herhalingsoefeningen een milicien
niet in dienst nemen. Zoo sterk zelfs is
het, dat er een vereeniging is opgericht
om miliciens, welke uit dienst komende,
hun plaats vervuld vinden, verder te hel
pen.
Veel beter dan dit ware het, dat de
zoo bezwarende derde herhalingsoefe
ning werd afgeschaft. Daarop moet de
actie gericht zijn. En die actie wordt
het best geleid door de belanghebben
den zelf. Vele miliciens en oud-miliciens
hebben dit begrepen en zich daarom in
een bond vereenigd. Zelfs wordt van
Roomsch Katholieke zijde getracht een
bond van R. K. miliciens op te richten.
Het Kamerlid Pastoors bepleit zoo'n ver
eeniging in zijn blad de Volksbanier.
Hij zegt onder meer
„Op heden zijn de herhalingsoefenin
gen bepaald op tweemaal zes dagen.
Dat is nog al dragelijk ook als daarbij
wordt gerekend het jaarlijksch onder
zoek van verlofgangers (inspectie.)
Maar men kan er zeker van zijn, dat
hier in 't klein is begonnen om de las
ten steeds zwaarder te doen worden en
dat de twee perioden van zes dagen in
een tijdperk van zeven jaren, niet zullen
beantwoorden aan de eischen, welke
sommige militaire autoriteiten of speci
aliteiten meenen te mogen stellen. Het
is immers nog zoo heel lang niet gele
den, dat de diensttijd vijf jaar duurde;
nadien is art. 6 der Militiewet gewijzigd
en werd de diensttijd van lieverlede ge
bracht op acht jaren; Ook dit was niet
genoeg, zoodat wij zeven jaren dienst bij
de landweer er bovendien bij kregen".
En als het op den weg voortgaat,
waarop ons land zich in de laatste ja
ren bevindt, dan krijgen wij nog heel
wat militaire „zegeningen" te „genieten".
Wij kunnen dit geheel onderschrijven
Al achten wij een organisatie van alle
miliciens veel beter en een organisatie
naar de godsdienstige gezindheid totaal
overbodig, toch begroeten wij de pogin
gen van Roomsche zijde met instemming,
want het getuigt, dat ook aan die zijde
het verzet tegen 't invretend militairis
me begint te doordringen. En we weten
het, tegen die veelkoppige hydra is meer
dan één stormram noodig. Hoe meer
van alle zijden op den militairen draak
wordt ingehakt, hoe grooter de kans is,
dat de weg der bezuiniging zal bewan
deld worden en het volksleger de tegen
woordige leger inrichting zal vervangen.
Daarom: organisatie ook van de mi
liciens. Zij voelen aan den lijve, dat 't
militairisme zware lasten oplegt, zooals
de overige burgers het in de beurs
voelen.
Moet onze afdeeling lid van het
Groene Kruis blijven?
Op de agenda van de laatste algemeene
vergadering der Zuid-Hollandsche ver
eeniging „het Groene Kruis" stelde het
hoofdbestuur voor, dat de afdeelingen
16 °/0 van hare inkomsten zouden afstaan
aan de Algemeene Kas. Dit voorstel werd
door de afdeeling Middelharnis-Sommels-
dijk in een circulaire aan de zusteraf-
deelingen sterk bestreden. Ook op de Al
gemeene vergadering vond het zoodanige
tegenkanting, dat het Hoofdbestuur zich
genoodzaakt zag de 16 °'0 terug te bren
gen tot 12 Middelharnis kreeg dus
voor een deel zijn zin. Nu is het maar
de vraagmoeten we het hiérbij laten.
Reeds meermalen hebben wij ons de
vraag gesteldwaarom zijn we lid der
groote vereeniging? Om 't voordeel ze
ker niet, want we profiteeren van ons
lidmaatschap totaal niets.
Waarom dan? Enkel om de algemeene
kas te steunen voor zaken, die hoe nut
tig ze mogen zijn, voor ons geen belang
hebben. Er is een centraal Magazijn van
verplegingsarti kelen. Door ons isolement
is het voor ons van geen belang. Wij
kunnen er geen gebruik van maken.
De f 50, die we aan 't Hoofdbestuur af
dragen, hebben zeker hun nut voor
arme zieken in andere plaatsen. Maar
onthouden we ze feitelijk niet aan de
kranken in onze eigen gemeenten?
Blijven er in onze eigen omgeving niet
ongeholpen, welken met die f 50 het
ziekbed verlicht had kunnen worden?
We zeggen er volmondig ja op. Maar
de organisatie. Zeker, we zijn er groote
voorstanders van, we zijn gaarne solidair.
Doch die questie geldt meer de vak-
vereeniging dan een vereeniging als 't
Groene kruis.
Waarvoor werden de Flakkeesche af
deelingen opgericht Om de Flakkeesche
zieken te helpen. En zoolang er in onze
eigen omgeving zooveel nood te lentgen
blijft, is er geen reden eerst te denken
om zieken in andere plaatsen.
Integendeel. Dan is het plicht eerst
te zorgen voor eigen kranken, uit wel
begrepen plaatselijke, we zouden haast
schrijven dorpssolidariteit. Wij meenen,
dat de vermindering van 16 tot 12 °/0
de questie, welke op de laatste afdee-
lingsvergadering ten sprake werd ge
bracht, onaangetast laat. Nog steeds
dringt de vraagMoeten wij lid blij ven
der hoofdvereeniging? De beantwoording
ervan dient met ernst te worden over
wogen, het besluit tot al- of niet- afschei
ding met klem van redenen te worden
omkleed. Wij meenen, dat het afdee-
lingsbestuur zoo spoedig mogelijk in een
algemeene vergadering der afdeeling
deze questie te berde moet brengen.
Het voor- en tegen der afscheiding
kan dan breedvoerig overwogen worden
terwijl de vraag, of een Flakkeesche
organisatie tot stand zou kunnen komen,
tevens een punt van overweging zal
kunnen uitmaken.
Staatsbegrooting 1906.
Uit de Algemeene Beschouwingen.
Volgens vele leden viel niet te ontken
nen. dat het vorige ministerie geloofshaat
heeft gewekt door niet alleen voordurend
het christelijk karakter van het kabinet op
den voorgrond te stellen, maar het tevens
te doen voorkomen, alsof zij, die op politiek
gebied met het kabinet medegingen, als
voorstanders en zij, die dat niet deden,
als tegenstanders van Christus zouden zijn
te beschouwen. Dat de oppositie zich vooral
richtte tegen de politiek van den vorigen
minister van binnenlandsche zaken was het
natuurlijk gevolg van de omstandigheid, dat
de politieke gedachte van het vorige minis
terie vooral in dien bewindsman belichaamd
was en dat hij zelf zich, zelfs in buiten-
landsche aangelegenheden, telkens op den
voorgrond stelde. Velen vreesden, dat het
aanblijven van dat ministerie het land zou
terugvoeren tot de kerkelijke geschillen van
voorheen. Daarbij kwam, dat het bij de
vrijzinnigen groote ergernis had gewekt te
zien, hoe genoemde minister hunne richting
als ten doode opgeschreven voorstelde, en
met de minderheden weinig of geen rekening
hield."
„Ten aanzien van de wijze, waarop dit
ministerie duurzame versterking der midde
len wil tot stand brengen, had men meer
licht verwacht.
Vele andere leden kwamen tegen dit
verlangen op, doch hoopten, dat het eerste
hiertoe strekkende voorstel dan ook spoedig
zal worden ingediend. Eenige leden wensch-
ten de noodige versterking der middelen te
verkrijgen door verliooging der directe be
lastingen, verscheidtnen, waaronder ook mede
standers van het vorige ministerie, drongen
aan op samensmelting van de vermogens- en
bedrijfsbelastingen. Voorts werd aanbevolen:
verhooging der successiebelasting, een flinke
belasting van de goederen in de doode hand,
betere invordering van liet personeel en van
de bedrijfsbelasting, een debietrecht op tabak,
zware belasting op automobielen en speel
kaarten, hooge rechten op champagne en an
dere fijne wijnen en bieren voorzoover de
internationale verhoudingen dit toelaten,
verhooging van den gedistilleerdaccfjns,
herziening van de regeling der registratie
rechten.
Het voorstel tot heffing van 10 opcenten
op de vermogens- en bedrijfsbelasting
vond veel tegenkanting. De meerderheid
der leden bleek niet gezind in die heffing
toe te stemmen, tenzij de noodzakelijkheid
daarvan duidelijk werd aangetoond. Ver
scheidene leden meenden dat op de inge
diende begrooting van een ernstig streven
naar bezuiniging zeer weinig is te bespeuren.
Aangedrongen werd op bezuiniging op de
militaire uitgaven.
„De kredietaanvrage! voor den aanbouw
van nieuwe stallen met aanhoorigheden op
Het Loo vond bfj velen bezwaar".
De Tsaar heeft zijn handteekening gezet
onder een manifest, waarin hij afstand doet
van zijn titel van alleenheerscher en waar
in het volk weer gepaaid wordt met eenige
schoone beloften, die dan ook een deel der
Kussen van vreugde deed juichen; doch er
zyn er ook, en niet weinigen, die zich niet
gemakkelfjk laten beetnemen, omdat ze de
zaak kalm bekijken, en die vinden nog geen
redenen voor groote blijdschap; zij meenen
dat bet manifest is uitgevaardigd onder den
druk van den opstand en daarom weinig
betrouwbaar is, en de Russische arbeiders
partij schetst den toestand juist, als zij
schrijft: Men geeft ons de vrijheid van ver
eeniging, maar de troepen omsingelen de
lokalen, men geeft ons de vrijheid van het
woord, maar de censuur blijft bestaanmen
geeft ons de vrijheid van onderwijs, maar
de hoogeschool is bezet door de troepen
men geeft ons de onschendbaarheid der
personen, en de gevangenissen zitten vol;
Witte wordt ons gegeven, maar Trepof
blijft; wij krijgen een grondwet, maar de
autocratie duurt voort. Kortom, men geeft
ons alles, maar wij hebben niemendal."
De arbeiderspartij heeft dan ook weer de
algemeene werkstaking afgekondigd en
zelfs de vredestichter, Witte, schijnt te wan
hopen; hy moet aan de tot hem gekomen
commissie van het Sojoes Sojoesof verklaard
hebben, dat hij zonder het geduld en het
vertrouwen van het volk niets in hun voor
deel tot stand kan brengen. Hij beloofde
aan de commissieleden die hun wantrouwen
ten aanzien van de beloften van den Tsaar
en van Witte niet verborgen: dat hij on
middellijk de kieswet voor de ryksdoema
van 6 Augustus ook tot de ontwikkelde
klassen en de arbeiders wilde uitbreiden,
naar de invoering van algemeen stemrecht
moest aan de rijksdoema zelf overgelaten
worden. Hü verklaarde zich bereid, nadat
de rijksdoema eerst gekozen zou zijn en
zitting zou genomen hebben, voor dat
lichaam afstand te doen van z;jn macht en
te zeggen: „Doe nu, wat gij denkt dat tot
heil van ons arm Rusland strekt." Maar
eerst moest de orde in zooverre hersteld zijn,
dat werkelijk gekozen zou kunnen worden.
Witte hoopt door een politiek van gerust
stelling en hervorming meester te worden
van den toestand, en nu hoopt juist de
autocrattóche party en de hofkliek dat die
poging zal mislukken en dat dan de Tsaar
ongeduldig geworden door het volhouden
van het onbevredigbare volk alles zal te
rug nemen, wat hij beloofd heeft.
Wel zijn de leiders der revolutie er van
overtuigd, dat, als Witte mocht vallen, er
weer een regeering van het oude stelsel
komt, maar zij gelooven reeds sterk genoeg
te zijn om ook deze te overwinnen, daar
naar hun meening in leger en marine de
revolutionaire gezindheid sterk toeneemt
en nu oüder de arbeiders veel wapens en
bommen voorhanden z;jn.
Witte heeft ook een dertig dagbladredac
teuren uitgenoodigd by hem, in ziin woning
te komen, waar hy hen zei. dat hij den
steun van het publiek noodig had om het