Officieel Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
5de Jaargang.
Woensdag 20 September 1905.
No. 43
Fiakkeescbe Boek- ea Handelsdrukkerij
EEN SCHITTERENDE GEDACHTE.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofd-Agent voor NederlandC. W. BETKE, Advertentie-
Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam.
TJItg'a.Tre d_er
te Mictdeltiarnis
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10.
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Artikel 36 der Geloofsbelijdenis en
de Antirevolutionaire Partij.
In de Belijdenis des Geloofs der Ge
reformeerde kerken in Nederland lezen
we in artikel 36 omtrent het ambt der
overheid
„En hun ambt is, niet alleen acht
te nemen en te waken over de Po
litie, maar ook de hand te houden
aan den heiligen kerkedienst; om
te weren en uit te roeien alle afgode
rij en valschen godsdienst, om het
rijk des Antichrist te gronde te
werpen en 't Koninkrijk van Jezus
Christus te bevorderen; het Woord
des Evangelies overal te doen pre
diken, opdat God van een iegelijk
gekend worde, gelijk Hij in Zijn
Woord gebiedt."
Aan de overheid wordt dus in dit
artikel een zware taak op de schouders
gelegd, zij moet „alle afgoderij en val
schen godsdienst weren."
Lezen we nu Vraag 80 van den Ca-
tichismus, dan vinden we daarin aan
het slot:
„Alzoo is de Mis in den grond anders
niet dan een verloochening der eenige
offerande en des tijdens van Jezus Chris
tus en eene vervloekte afgoderij."
Waaruit volgt, dat blijkens artikel 36
de overheid volgens de Gereformeerde
Geloofsbelijdenis geroepen is den Pioom-
schen godsdienst te weren 111
't Is of dr. Kuyper reeds jaren tevo
ren voorzien heeft, dat hij eenmaal met
Rome arm in arm zou gaan, want arti
kel 3 van 't antirevolutionaire Program
van Beginselen eischt wel de belijdenis
der eeuwige beginselen van Gods Woord,
maar„zoo evenwel, dat het staats
gezag noch rechtstreeks noch door de
uitspraak van eenige kerk, maaralleen
in de consciëntie der overheidspersonen,
aan de ordenantiën Gods gebonden zij."
Dat wil zooveel zeggen, als dat de
overheid aan iedere richting vrijheid
moet laten, zonder zich te laten binden
door de uitspraak van eenige kerk. Dui-
S1 E XJIZ.Z.ETON.
van Grete Olden,
(10) door K. te W.
Met de Oostpraisische dame was weldra het gaü-
sche hotel door de weldadigheidskoorts bevangen, cr
boden zooveel personen hun gewaardeerde mede
werking aan, dat de ontwerpster van het plan voor
de moeilijke vraag stond wie er voor publiek zouden
overblijven. Gelukkig kreeg zij den goeden inval
om de geldelijke bijdrage der medewerkers op een
rijksdaalder en die der toehoorders op een gulden
te stellen. Door dezen maatregel werd het evenwicht
tnsschen acteurs en publiek vrijwel hersteld.
De doktor, die van het begin af niets anders dan
een gewone toegangskaart gewenscht had, werd als
een onverschillige buiten alle besprekingen gelaten.
Maar juist daardoor zagen nu allen in hem een onbe
vooroordeeld criticus, wiens tegenwoordigheid ten
zeerste gewenscht was.
Toen hij nu bij het begin van het avondeten ont
brak en de eene minuut na de andere verliep zon
der dat hij kwam opdagen, maakte een groote on
rust zich van het gezelschap meester.
Men had bij de te verwachten verrassingen steeds
gevoegd: ,,Wat doktor Schmidt er wel van zeggen
zal?'' of: „Wat zal doktor Schmidt groote oogen
delijk genoeg, dat art. 36 der Belijdenis
en artikel 3 van j't antirevolutionaire
Program elkaar tegen spreken. Daar
moest wat op gevonden worden en zoo
ontstond de beweging om art. 36 óf te
wijzigen óf te schrappen. De synode der
Gereformeerde kerken in Nederland
heeft deze maand aan dien drang gehoor
gegeven. Uit art. 36 zijn geschrapt de
woorden „om te weren alle afgoderij en
valschen godsdienst," om het rijk des
Anti christs te gronde te werpen."
Dat is nu alles goed en wel, doch wij
zouden willen vragen
„Die belijdenis des geloofs," welke
sinds 1618 wordt geleerd in de Gere
formeerde kerken, is toch gegrond op
Gods woord. Art. 36, regelende de
verhouding van kerk en staat eveneens.
En nu komt in '1905 een Generale
synode dit artikel 36 gedeeltelijk schrap
pen. Waarom? Omdat men het inzicht
van mr. Lohman deelde, die reeds vroe
ger zeide „Wij zijn thans in een ander
tijdperk gekomen".
Volkomen waar, doch dit is het libe
rale standpunt. Het standpunt immers,
dat de Schrift geen richtsnoer kan zijn
van een staatkundige overtuiging. Waar
men erkent, dat omtrent een zoo ge
wichtig punt als de verhouding van
staat en kerk art. 36 der geloofsbelij
denis niet meer is voor dezen tijd dienen
de, erkent men tevens, dat die Belijdenis,
dan toch zeker wel gegrond op Gods
woord, eene meening uitspreekt, welke
in onzen tijd onmogelijk is. Metandere
woorden; onze voorvaderen van 1618
deden juist, wat men in onze dagen zoo
veelvuldig ziet: zij legden hunne mee
ning neer in een geschrift, dat zij ge
grond noemden op Gods woord. Zij gaven
als richtsnoer datgene, wat zij richt
snoer jj wenschten te doen zijn. And're
tijden, and re zeden. De synode van 1905
ziet zich genoodzaakt de meening der
vaderen uit de Geloofsbelijdenis te ver
wijderen, omdat die meening vooral ge
vaarlijk is voor och 't is duidelijk
genoeg voor de coalitie, voor de staat
kunde.
Dat alles is verklaarbaar voor elk libe
raal. En wie weet, dat toch in 1618 die
Belijdenis, regelende de verhouding tus-
schen kerk en staat, werd vastgesteld
opzetten I" Het zou dan ook wel een groote teleur
stelling geweest zijn, als men den eenigen onpartij-
digen toehoorder had moeten missen.
Toen hij eindelijk binnentrad werd hij levendig
toegejuicht, doch men gunde hem geen tijd eerst
wat te eten, de kunstenaarszielen voelden zij zoo
deerlijk bekneld, dat ze zich moesten uiten, ze kon
den geen oogenblik langer wachten. Daarom werden
voor den doktor op een klein tafeltje in de leeszaal
thee en broodjes gereed gezet ende feestelijkheden
van den avond konden een aanvang nemen.
Zooals het bij een echt en welgemeend weldadig
heidssoiree behoort, moest de avond met een berijmde,
toepasselijke voordracht door één persoon beginnen.
Die moeilijke taak was door de beminnelijke Oost-
pruisische op zich genomen en zij kweet zich uit
muntend van haar plicht. Met diep geroerde en roe
rende stem riep zij het medelijden der toehoorders
wakker en eindigde telkens met het refrein
„O, helpt, helpt de armen
Dit maakte zeer grooten indruk en het effect werd
niet weinig verhoogd doordat de dame getrouw de
e als een uitsprak, dus telkens smeekte
„O, halpt, halpt de armen
Doktor Schmidt was niet zulk een trouwe broeder
moeten zijn als hij zich altijd betoonde, om niet al
bij de eerste regels het werk van de dichteres Klara
te herkennen. Zij had een eigenaardige manier om
afkortingen toe te passen, zoo zelfs dat een spot
achtige oom haar eens met den naam „apostrophen-
dichteres" had genoemd Maar al was men ook niet
bekend met dien aardigen stijl, dan zou een enkelen
blik van Rudi op zijn zuster hem terstond gezegd
hebben dat zij de vervaardigster van hét gedicht was.
Met hoogroode wangen zat zij op haar stoelde
handen krampachtig in den schoot gevouwen, wendde
als door Gods woord gewild, wordt een
keer te meer gesterkt in zijn overtui
ging, dat het liberale standpunt, hetwelk
staat en kerk zijn eigen terrein toewijst
en van hunne dooreenmenging slechts
godsdiensttwisten en tweedracht te
wachten zijn, het ware is.
Ten slotte zou men kunnen vragen,
hoe 't gewijzigde artikel 36, eischende
dat de overheid ,,'t woord des Heeren
overal zal doen prediken'' te rijmen is
met de onthouding, die 't Antirevolutio
naire program aan diezelfde overheid
oplegt. Terecht noemt de N. R. Ct. de
daad der synode van historische betee-
kenis. Dat zal uit 't bovenstaande den
lezer wel duidelijk zijn.
Rome en de Democratie.
Bij de laatste Kamerverkiezing in Rot
terdam deed zich een merkwaardige ge
beurtenis voor. Tegenover den candidaat
der vrijzinnig democraten hadden de
Roomsch-Katholieken gesteld den heer
Jac. P. van Term, hoofdredacteur van
de Gelderlander. Woensdag 6 Sept. hield
deze candidaat een rede voor de kiezers.
Met sommige deelen van zijn beloog zijn
we het volkomen eens. Zoo zeide hij
onder meer:
Onder dr. Kuyper hebben benoemin
gen plaats gehad, die beter achterwege
hadden kunnen blijven.
De oorlogsminister Bergansius was te
militairistisch.
De marineminister Ellis gebruikte
niet het geschikte middel om het socia
lisme te bestrijden.
De heer Van Term is een tegenstan
der van het militairisme, het Zwitsersche
volksleger is zijn ideaal.
Hij vreest niet voor het algemeen
stemrecht.
Hij is bereid tot 't geven van meer
dere waarborgen bij het bijzonder onder
wijs.
Hij wil geen overheersching van de
geestelijkheid in wereldscbe zaken.
Hij wenscht inquisitie en brandstapel
niet te verdedigen."
De lezer ziet, de heer Van Term denkt
nog al democratisch.
Doch wat gebeurde er?
zij geen oog van de voordragende dame af baar
lippen bewogen zich, zij sprak de verzenzacbt mede
uit.
Enkel bijval viel het eerste nommer van dien
avond ten deelde doktor slaakte een zucht van
verlichting en Klara leunde, tevreden glimlachend,
achterover in haar stoei. Van dit oogenblik af waB
haar belangstelling in het voordragen geweken, eerst
zat zij een poosje droomerig in gedachten verzonken,
toen knoopte zij zacht een gesprek aan met haar
huurman.
Deze buurman was niemand anders dan de belang
wekkende mijnheer Baldenius, die aan zijn wit fla
nellen pak een nieuwen luister had bijgezet door
een vuurroode das om te doen en met een palm.
bladvormigen waaier in de hand in de zaal_ te ver-
schijnen. Ofschoon de thermometer geen bijzondere
hooge warmtegraad aanwees, had hij terstond
den waaier in beweging gebracht en met dezen zich
gelijk een Oostersche dame zeer handig en koket
koelte toegewuifd Zelfs onder het tamelijk levendig
gesprek met Klara bleef de waaier in werking en
maakte de merkwaardigste en verrassendste bewe
gingen. Als het niet bekend geweest ware, dat de
heer Baldenius de laatste tien jaren op Zanzibar, ver
van Europa's beschaafde wereld had doorgebracht,
zou men hem voor een lid van een of ander operette
gezelschap kunnen houden.
Op een paar voordrachten volgde een vierhandig
stuk op de piano, dat een trotsche mama door haar
twee spruiten, de een van tien en de ander van
twaalf jaar, liet uitvoeren.
De kunstenares-moeder had de laatste drie dagen
het stuk ongeveer vijftig maal met haar kinderen
gerepeteerd, zöodat de gloed van het nieuwe (er al
aardig af was, en de toehoorders eigenlijk slechts met
De Roomsche Maasbode schreef onmid
dellijk na deze speech:
„Op grond van de redevoering van
den heer Van den Term kunnen wij hem
niet\bij de kiezers aanbevelen."
Natuurlijk niet, zouden we haast zeg
gen. Meneer Van den Term denkt voor
de conservatieve heeren van de Maasbode
wat te democratisch en dus: weg met
hem.
Dat de candidaat goed Roomsch is,
daaraan twijfelt zelfs de Roomsche Tijd
niet. De Maasbode nam dan ook dat
is duidelijk alleen haar aanbeveling
terug, omdat meneer Van den Term niet
behoudend genoeg is.
En de Tijd is het „met die critiek
vrij wel eens." Dit voorval teekent pre
cies, wat van Rome voor de democratie
te wachten is.
't Was voor de pastoors, die aan de
Maasbode zitten, dan ook wel een bit
tere pil te moeten vernemen, „dat uit
de benoemingen van Idenburg en Ber
gansius blijkt, dat het nieuwe ministe
rie geen anticlericale politiek zal voeren."
„dat de rechterzijde niet mag trachten
dit ministerie omver te werpen, zoolang
er slechts van gezegd kan worden, dat
het goed deed.'
„dat de bekende aanschrijving van
den minister van oorlog bijval zal vin
den bij een ieder, die weet, wat een
mindere van een meerdere in den mili
tairen dienst te verduren kan hebben."
Enz.
En als de heer van Term nu eens ge
kozen was, zou hij dan zoo democratisch
gehandeld hebben als hij sprak Moge
lijk, doch hoe R.ome de democratie denkt
te temmen, blijke uit onderstaand re
geltje uit de Tijd'.
„De heer Van den Term zal zich wel
van „Singulariteiten" als die welke in
zijn rede aanstoot hebben gegeven, vrij
houden."
Gelukkig zijn we voor „Singularitei
ten" bewaard gebleven, want Rotterdam
koos met groote meerderheid den vrij
zinnig democraat. Daar is de democratie
beter mee geholpen.
spanning wachtten of de knaap, dien de linker partij
toebedeeld was, weer de gewone fout in eene zekere
maat zou spelen en of het dezen keer aan het meisje
gelukken zou den slottriller te maken.
In bonte rij trokken de overige kunstenaars aan
de oogen en ooren van het publiek voorbij.
De Amerikaansche propagandist toonde zich een
veelzijdig talenteerst verrichtte hij verschillende
kunststukken met de kaart en trad daarna op als
leider van een zeer stemmigen wals.
Een Zwitsersche droeg eengedicht van Hebei voor
in een Zwitsersch dialect, waardoor het voor de toe
hoorders zoo goed a;s geheel onverstaanbaar werd.
De opgewondenheid bereikte het toppunt, toen de
heer Baldenius een Sanzibarsch volkslied ten beste
if.
Hij begeleidde zich zelf met eenige zeer gebrekkige
akkoordenhet lied maakte geheel den indruk van
oorspronkelijk te zijn er was geen spoor van me
lodie of maat in te bespeuren, tenminste niet voor
Europeesche ooren, slechts een woest gegorgel van
klanken en medeklinkers vormde den tekst. Bijzonder
liefelijk was de uitwerking vaneen telkens herhaald
gedeelte, zooveel als een refrein „Aï, aï, mia'dat
volgens de verklaring van Baldenius zooveel betee-
kende als: „Hartstochtelijk beminde mijner ziel!"
Hiermede was het hoogste punt der genoegens van
dien avond bereikt en hetgeen nu volgde, een solo
op de fluit van den overste en een landelijk lied van
Miss Littledale, werden slechts beleefdheidshalve
aangetoond.
De eenigszins bejaarde grondbezittter uit Ponime-
ren gaf vrij juist den indruk weer, toen hij zei„Het
mooiste was toch het lied van den Afrikaner, dat
was zoo wonderlijk en vreemdsoortig."
(Wordt vervolgd.)