Buiteiiliindsch Overzicht.
Landbouw.
schen reus toekende treffend de geluk
kig verslagen clericals coalitie.
Kinderwerving.
De minister van Marine heeft door
tusschenkomst van de burgemeesters
aan de hoofden van openbare en bij
zondere scholen, van wie de noodige
medewerking kan worden verwacht, cir
culaires tot bevordering van dienstne
ming van jeugdig scheepsvolk bij de
marine ter verspreiding uitgereikt.
Wanneer de hoofden van openbare
en bijzondere scholen bedenken, dat
jongens van 13 of 14 jaar zich voor een
twaalftal jaren moeten verbinden, moet
hun zedelijkheidsgevoel hun zeggen, dat
zij hun medewerking niet tnogen ver-
leenen. Hoe kan een kind oordeelen
over een verbintenis, die voor zijn vol
gend leyen beslist? Is niet de slechte
geest, welke zoo veelvuldig onder het
marinepersoneel zich uit, mede een ge
volg van het stelsel, dat men een kind
zich laat verbinden voor een loopbaan,
waarvan het zich totaal geen voorstelling
kan maken, zich iaat verbinden tot
dienst aan boord van een oorlogsschip,
welke in werkelijkheid zoo gansch ver
schilt van de illusiën, welke de knaap
zich van het mooie schip vormt?
Daarom verwachten wij van de hoof
den der openbare en bijzondere scholen
voor de verspreiding dezer circulaires
geene medewerking. Zoowel door Sociaal
democraten als door vrijzinnig-democra
ten, liberalen en antirevolutionairen is
herhaaldelijk gewaarschuwd tegen deze
kinderwerving.
Het stelsel is zedelijk zoozeer ver
oordeeld, dat elk hoofd de circulairis
eenvoudig ter zijde dient te leggen.
Politiek besef.
leder, die zich de moeite wel eens
heeft getroost de kleine luyden op de/
hoogte te brengen van belangrijke kwes
ties, heeft ervaren, hoe vaak hij stuit
op groote onkunde en geringe ontwikke
ling. Vaak is dat de schuld dier men-
schen zelve niet. Zij moesten heel vroeg
reeds van school om 't kostje op te
scharrelen, in hun moeizaam bestaan
schoot nauw een enkel uur vrije tijd
per dag over. Zij hadden geen tijd zich
bezig te houden met andere dingen,
zich op de hoogte te stellen van de
vraagpunten van den dag.
Bedenkelijk in hooge mate echter
wordt het, wanneer alle politiek besef
blijkt te ontbreken bij mannen, die nog
wel dingen naar een zetel in de Tweede
Kamer.
Zelden hebben wij iemand van zoo
weinig politiek inzicht, van zoo weinig
kennis der groote vraagstukken zien
optreden als de heerTutein Nolthenius,
candidaat der rechterzijde in het district
Zutphen.
De vergaderingen, waarin deze can
didaat optrad, hadden gansch en al het
karakter van een kluchtspel.
De lezer overtuige zich eens:
„Het vakonderwijs zal het socialisme
wegvagen.''
En dan kregen we tot staving daarvan
dit betoog:
„In Beieren zijn schoenmakersscholen.
In drie maanden leert men daar de
techniek van het vak, scheikunde, boek
houden, afgietsels van misvormde voe
ten maken enz.
Dat onderwijs is het middel tegen het
socialisme."
„De soc.-dem. partij is de partij der
moedeloosheid."
Waarom?
Omdat ze meenen, dat Nederland niet
verdedigd kan worden tegen de groote
mogendheden.
„De godsdienst wordt miskend."
Waarom?
Omdat er een renpaard is, dat Quo
Vadis (waar gaan wij heen?) heet en
een sigaren merk, dat Pro Deo (gratis)
heet.
Dergelijke onnoozelheden waren sche
ring en inslag in de geheele redevoering
van dezen spreker.
Over de Tarieftvet durfde de man zich
niet uitspreken, die kon nu eens goed
bestudeerd worden.
Dat dr. Kuyper millioenen door den
trechter der kloosters aan de Roomsche
kerk geeft, is geen bezwaar.
„Ze mogen met het geld doen, wat ze
willen."
Men vraagt zich toch in waarheid af,
waar het politiek besef van zoo'n can
didaat zit, hoe zoo iemand zich durft
presenteeren als Kamerlid.
De heer Nolthenius is de schrijver
van een brochure
„Lente in de Politiek."
De lezer zal uit bovenstaande aan
halingen wel de overtuiging gekregen
hebben, dat deze „Lente", zich aandie
nende in een zwart gekleede jas en een
gouden knijpbrilietjes voor socialen oogst
al bedroevend weinig belooft.
De goede verwachtingen op den vrede, die
onder den indruk van de totale vernietiging
der Oostzeevloot alleszins gegrond schenen,
zjjn op het oogenblik dat de Russische onder
handelaars hun voet op Amerikaanschen bo
dem gezet hebben, ongeveer tot het vriespunt
gedaald. Als de Russische afgezanten wer
kelijk last hebben, om te onderhandelen
onder de leus: geen geld en geen grond,
zullen de Japanners spoedig een hoffelijk
afscheid nemen. Men dient echter rekering
te houden met de manieren van de Russische
diplomatie. Zij heeft van haar standpunt
gelfjk, met de uitkomsten van de Japansche
oorlogsvoering te verkleinen en een onver
schillige houding ten aanzien van het tot
standkomen van den vrede aan te nemen.
Die komedie zou begrijpelijkerwijs, haar
hoogtepunt moeten bereiken, vlak voor het
begin der onderhandelingen. En de Tsaar
mag natuurlijk tegenover de hem trouw
gebleven onderdanen ook geen oogenblik
uit zijn rol vallen van machtig en auto
cratisch heerscher die zich de wet niet laat
voorschrijven door het dwergvolk der Ja
panners. Toch zijn er verschillende aanwij
zingen dat de partij, die den oorlog tegen
over Japan en de reactie in eigen land wil
voortzetten in den laatsten tijd weer krach
tig het hoofd opsteekt en alles in het werk
zal stellen om de onderhandelingen in de
war te sturen. Een correspondent van de
Duitsehe Tageszeitung, die meermalen goed
op de hoogte bleek te zijn, verzekert dan
ook dat de Tsaar zeer twijfelmoedig gesteld
is ten aanzien van de vredesonderhandelin
gen. Te Petersburg en in de meeste andere
plaatsen van Rusland, zoo zegt hij, stem
men de politici met den keizer in de ver
wachting overeen dat de onderhandelingen
op niets zullen uitloopen. De tijd zal het
leeren.
Deze gedachten komen geheel overeen
met hetgeen de Petersburgsche correspondent
van de Matin meldt, namelijk dat het be
richt aangaande de totstandkoming van den
vrede op de redelijkste grondslagen daar
als een ramp zou ontvangen worden.
Overigens, vervolgt de correspondent, zijn
alle voorzorgen genomen, dat zoo iets niet
gebeure. De laatste lastgevingen, die Witte
voor zijn vertrek ontvangen heeft, hebben
een geheele verandering gebracht in de ziens
wijze van de Russische diplomatie. Men
hecht veel gewicht aan het antwoord van
den Tsaar op het jongste adreü, waarin hij
gewaagde van de onmogelijkheid van een
smadelyken vrede.
Kolonel prins Wolkonski, van den groote
staf, die met een opdracht naar het Verre
Oosten is geweest, is van het leger van
Linjewitsj en uit Wladiwostok terugge
keerd met hoogst bemoedigende woorden
voor hen die niet van vrede willen hooren.
Wladiwostok kon een jaar en nog langer
verzet bieden. Het Mandsjoersche leger is
nog niet zoo sterk, noch beter gewapend
geweest; het moreel is uitstekend.
Verder vertelde die officier nog dat Lin
jewitsj niet dacht aan aanvallend optreden.
De opperbevelhebber heeft zijn troepen zoo
opgesteld dat hij voor onbepaalden tijd het
besluit van de Japanners kan afwachten,
Hoe het de Russische wapens ook vergaan
moge, men is niet bang voor een ramp.
Aan Russischen kant wint de opvatting
veld dat thans het oogenblik gekomen is
om de vruchten te plukken van Koeropat-
kins aarzelend beleid.
Men kan zeggen, eindigt decorrespondent,
dat de onderhandelingen te Portsmouth
gedaan zullen zijn zoodra Wladiwostok be
gint en dit alles is de uitkomst van het
veelbesproken onderhoud der twee keizers
bij Bjoerkoe,
Hoe evenwel de Russen zich zoo stokstijf
op het standpunt kunnen stellen dat zij
geen grondgebied zullen afstaan, is wonder
lijk, daar de Japanners Port Arthur en
Sachalin reeds in hun macht hebben en
Rusland, na het gros aan zijn vloot verloren
te hebben, geen middelen bezit om dat ge
bied terug te veroveren. En als over eenigen
tijd het Amoergebied en de Kustprovincie
in handen van de Japanners zjjn gevallen,
zullen zij een nog kostbaarder pand bezitten.
Men moet aannemen dat de Russische di
plomaten dit alles zullen bedenken, al ne
men zij ook den schijn aan van kooplieden,
die meer uit nieuwsgierigheid dan belang
zucht ter markt zijn gekomen.
Ondertusschen wordt de oorlog toch voort
gezet, want er schijnt weer een veldslag
aanstaande te zijn. Alle berichten, ook die
uit Japansche bron, verklaren eensluidend
dat Linjewitsj geweldige versterkingen aan
manschappen en artillerie ontvangen heeft
en nog ontvangt. Een Japansch officier
schat de Russische strijdmacht nu reeds
op 20 legercorpsen van 30000 man of
600000 man in het geheel en op 800 ka
nonnen. Bij het centrum liggen de voor
posten op geen duizend meter afstand van
elkaar. Een telegram meldt dat het ver
voer van particulier vrachtgoed langs het
Siberische spoor weer zal worden gestaakt.
Deze aankondiging wyst op een laatste
groote poging van Russischen kant. Zou
de aanval dan dezen keer van Linjewitsj
komen? Het tegendeel wordt staande ge
houden, maar onwaarschijnlijk is toch dat
de Japanners de aanvallers zullen zijn,
terwijl een deel van hun troepenmacht in
het hooge Noorden en bij de Toemen ope
reert. Ook in deze kwestie zal de tijd de
oplossing moeten brengen.
Donkere wolken hadden zich samenge
pakt boven de Oostzee en dreigden Europa
met schrik en vernieling. Het vorige jaar
bezocht de Duitsehe vloot verschillende
Britsche havens en manoeuvreerde in En-
gelsche zeeön. Als antwoord op dat onge-
wenscht bezoek zendt nu Engeland zijn
Kanaalvloot naar de Oostzee om Duitsehe
havens te bezoeken en in de nabijheid van
de Duitsehe kust oefeningen te houden.
Als de berichten waarheid bevatten dan
zal ook eerstdaags de Fransche vloot een
bezoek brengen aan Kopenhagen.
Men maakte zich daarover in Duitschland
tamelijk ongerust en de gewoonlijk kalme
en bezadigde Reichsbote waarschuwde om
bij het aanstaande bezoek van eenEngelsche
oorlogsvloot in Duitsehe havens zeer bij
zonder wantrouwend en voorzichtig te zjjn
en vraagt: Wat en hoe zal alles worden,
indien Engelands heerschzuchtige aanspra
ken, gesteund door Frankrijks ijverzucht,
nog grooter worden Komt er dan niet een
grens, waarbij het Duitsehe rijk, uit achting
voor zich zelf, zoo iets niet langer kan
verdragen
Indien geest schreven bijna alle Duitsehe
bladen, het eene wat meer opgewonden
dan het andere, doch allen zagen het oor
logsgevaar dreigen.
Personen die wat meer achter de scher
men mogen kijken gaven al spoedig kal-
meerende berichten: zoo seinde de corres
pondent van de Frankforter Zeitung:Onze
betrekkingen tot Duitschland zijn helaas
sinas langen tijd niet juist vriendschappe
lijk en een deel der pers, niet alleen ginds,
maar ook bij ons, doet veel wat het ont
staan van vriendschappelijke betrekkingen
tegenwerkt. Maar de officieele betrekkingen
der beide regeeringen zijn volkomen correct
en tusschen de beide landen bestaat op dit
oogenblik gelukkig geen enkele vraag, die
tot een ernstigen strijd aanleiding zou kun
nen geven. Men hoort het hier gaarne en
gelooft het ook, wanneer voorname Engel-
sche bladen verzekeren dat verantwoorde
lijke Engelsche staatslieden niet denken
aan een betooging tegen Duitschland en
dat er, ondanks de algemeene koele
stemming geen reden bestaat tot geschil
len. Daar kom.t bij dat een vlootdemon-
stratie in de Oostzee een zeer onnoodig
begin zou zijn, want door het zien van de
Engelsche schepen zou aan niemand in
Duitschland iets gedemonstreerd kunnen
worden, wat hij niet te voren wist. Er is
ook voor de Engelschen niets te zien wat
zfj ook niet reeds wisten. Men zal hen ont
vangen zooals hoffelijke gasten kunnen ver
wachten en zonder wantrouwen.
Het Duitsehe departement van buiten-
landsche zaken heeft door een publicatie
alle gemoederen tot rust gebracht, het be
richtte: „Reeds vóór het in zjjn beteekenis
sterk overschatte bericht van Reuter, was
in gezaghebbende Duitsehe kringen bekend
dat ten minste sedert Mei in Engelsche
marinekringen gesproken werd over het
plan om vlootoefeningen te houden in de
Oostzee. Toen dit voornemen een vasten
vorm bij de Britsche marineoverheden had
aangenomen, volgde ook in correcten vorm
de gebruikelijke officieele mededeeling aan
Duitschland langs diplomatieken weg. Aan
dezen tocht van de vloot werd door geen
der beide regeeringen een hooge politieke
beteekenis gehecht. Voor zooverre het En
gelsche smaldeel Duitsehe kustplaatsen zal
aandoen, zal het op de zelfde gastvrijheid
kunnen rekenen als herhaaldelijk aan Duit
sehe schepen in Britsche havens verleend is."
Hiermede schijnt het Oostzeeonweder te
zijn afgedreven.
Mededeelingen van een landbouwer
over de bemesting der
stoppelvruchten.
Zooals enkelen van jullie zeer goed weten,
heb ik wel wat te kleinen stal voor het
land, dat ik onder den ploeg heb. Ik heb
dus zeer zuinig te ziin met den stalmest
dien ik maak en ik moet alles goed uitreke
nen, wil ik geregeld overal eens komen, ik
denk, dat dit bij U allen ook wel ongeveer
hetzelfde zal zijn. Een gevolg hiervan is, dat
ik liefst geen stalmest geef aan mijn stop-
pelgroen en spurrie. Vooreerst heb ik in dien
tijd niet heel veel stalmest en daarenboven
moet ik bewaren voor de rogge en voor mijn
zwaardere perceelen, waarop ik natuurlijk
zooveel mogelijk stalmest breng. Toch waag
ik het er maar niet op, om af te wachten,
of het ook niet zonder mest gaan zal. Dat
nooit. Ik wil den grond dwingen, zooveel
mogelijk op te leveren. Ik heb in het eerste
jaar een proefveld aangelegd, dat in drie
'gelijke veldjes verdeeld was,
Het middelste van mijn drie veldjes liet
ik onbomest, een der twee andere gaf ik twee
baaltjes super (per Hectare of Bunder)daar
mijn veldjes maar. klein waren, elk een paar
are, had ik niet zoo heel veel noodig. Dit
zelfde veldje kreeg ook nog in het geheel
(ik zaaide 'het in 2 keer uit) een baaltje
chili per Hectare. Dit tweede veldje kreeg
dus fosforzuur en stikstof, maar geen kali,
En nu het derde veldje. Dit gaf ik denzelf
den mest en ook nog patentkali. Dit kreeg
dus een volledige bemesting met kali.
Ziehier den uitslag. Ie veld, kunstmest
zonder kali, 34,250 K.G. knollen2e veld,
onbemest, 22,950 K.G. knollen: 3e veld,
kunstmest met kali, 44,500 K.G. knollen.
Is deze bemesting voordeelig vroeg ik me
af. Het eerste veldje kostte me 2 maal
f 2,30 en nog f 16,60. Daarvoor had ik 11300
K.G. knollen. Voor eiken cent, dien ik aan
bemesting had uitgegeven, kreeg ik dus
K. G. knollen, ongerekend het groen, want
ik had de knollen zonder het blad gewogen,
Het derde veldje, dat met de volledige be
mesting, kostte me 2 maal f 6.—meer, dus
f 23,60. Daarvoor had ik 21550 K.G' knol
len meer.
Voor eiken cent, dien ik aan de bemes
ting uitgaf, kreeg ik hier dus ongeveer 71/2
K.G. knollen.
Maar er was nog meer voordeel. De bo
dem was door de bemesting met super en
patentkali in heel wat betere conditie dan
het naastliggende onbemeste perceel. Dat
bemerkte ik het volgende jaar aan de haver,
die er toen op groeide. Het was toch niet
toevallig, dat juist op de plaats waar per
ceel III had gelegen, de plaats dus, waar ik
de kalibemesting had gegeven, de haver
aanmerkelijk beter stond, dan op het overige
deel van den akker, veel langer uitgroeide,
en in 't geheel niet onderhevig was aan lege
ren. Dat kon niet anders toegeschreven
worden dan aan het gebruik van het kalizout
Dat ik dus op dien weg voort moest gaan,
was voor mij een uitgemaakte zaak.
Het volgende jaar nam ik op een anderen
akker weer drie proefveldjes en verdubbelde
de hoeveelheid kali. Wel had ik ook nu
uitstekende uitkomsten en groeiden de knol
len, dat het een lust was, maar naar even
redigheid was mijn zuivere winst minder.
Wel kon ik hef volgende jaar zien, dat er
toch niets verloren was. De rogge op het
perceel stond prachtig. Waar andere rogge
omwaaide en zwak stroo had, stond deze
rogge als een bosch omhoog, rechtop, zon
der een aartje te laten vatten.
Intusschen berekende ik, dat ik toch de
grens van de hoeveelheid kunstmest voor
mijn grond overschreden had en verleden
jaar nam ik twee akkers naast elkander,
elk 25 aren groot.
Drie had ik er niet meer noodig, want ik
had al lang gezien, dat zonder kunstmest
de opbrengst zoo gering was, dat ik die
schade niet meer wilde hebben. Daar ik uit
de proeven die ik genomen had, ook de
overtuiging had gekregen, dat in elk geval
kali een onontbeerlijk bestanddeel van den
knollenmest was, besloot ik alleen een proef
te nemen, om de hoeveelheid patentkali te
bepalen, die op de knollen de grootste
winst gaf.
Ie Veld.
Groot 25 aren of 175 roeden.
Bemest met:
50 K.G' patentkali.
(200 per Hectare.)
50 superfosfaat
(200 per Hectare-)
25 chilisalpeter
(100 per Hectare.)
2e Veld.
Groot 25 aren of 175 roeden.
Bemest met:
75 K.G. patentkali.
(300 per Hectare.)
50 superfosfaat
(200 per Hectare.)
25 chilisalpeter
(100 per Hectare.)
Laat ik vooruit zeggen, dat ik de kali en
het super op het stoppelland had gezaaid
en gelijk met den stoppelingeploegd en dat
ik de helft van het chilisalpeter een week
nadat de knollen boven waren, uitgezaaid
heb en de andere helft twee weken later.
Deze bemesting kostte mij
le Veld.
per 25 aren. per H.A.
kali a f 6,25 f 3,125 f 12,50
super a 2,20 1,10 4,40
chili a „11,50 2,90 11,50
f 7,125 f 28,40
2e Veld'
per 25 aren per H.A.
kali f 4,69 f 18,75
super 1,10 4,40
chili 2,90 11,50
f 8,69 f 34,65
En nu de opbrengst.
le Veld 2e Veld
10650 K.G. knollen. 15592 K.G. knollen.
Ongerekend de bladeren,
le Veld dus per H.A. 42600 K.G.
2e 62376
Voor eiken cent, dien ik aan bemesting
uitgaf, leverde het eerste veld me dus 15
K G. knotten en het 2e veld 18 K-G. knol
len op.
Voor f 6 25 die een H.A. meer kost aan
bemesting, zou ik dus gehad hebben 20000
K.G. knollen.
Dat deze bemesting niet duur is blijkt
nog, als men nagaat, dat een vierkante
roede slechts 5 centen kost als men per
H.A. 300 K.G. patentkali, 200 K.G. super
en 100 K.G. chilisalpeter geeft.
Ik ben van plan om mijn stoppelknollen
op deze wijze te bemesten, en ik kan op
grond van mijn genomen proeven het jullie
ook aanbevelen.
Wat de spurrie aangaat, ook daarmee ben
ik bezig proeven te doen. Ik kan nu al
mededeelen, dat ik alle redenen heb om te