Officieel Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
5de Jaargang.
Woensdag 26 Juli L905.
No. 35
Flakkeesclie Boek- en Handelsdrukkerij
EEN SCHITTERENDE GEDACHTE.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs- per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofd-Agent voor NederlandC. W. BETKE, Advertentie-
Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam.
XTitg-a/ve eter
te Middeiharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels 0,60.
Iedere regel meer0,10.
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
Een Armenzorg.
Nog altijd is in ons land de armen
zorg geregeld volgens de wet van 28
Juni 185.4. Al lang zijn velen het er
over eens dat deze wet gansch niet
voldoende is. Er wordt veel meer geld
uitgegeven dan noodig is, dubbele bedee
ling komt vaak voor, „de politiezorg,,
die onze armenwet op den voorgrond
stelt, is feitelijk niet anders dan een
aalmoezengeverij door de overheid.
Van dr. Kuyper was een herziening
dezer wet vooreerst niet te wachten,
want ziekte-, ouderdoms- en invaliditeits
verzekering moesten volgens hem voor
afgaan.
Nu een nieuw ministerie zal optreden
dat, naar wij hopen een krachtige voort
zetting zal zijn van het ministerie Bor-
gesius -1901, is er kans, dat het uitne
mend ontwerp door dezen staatsman
indertijd ingediend, aan de orde gesteld
zal worden.
Onze tegenwoordige wet, zoo zeiden we
reeds, beschouwt armenzorg als politie
zorg. Zij laat de verzorging der armen over
aan de kerkelijke en bijzondere liefdadig
heid de armenzorg van overheidswege
wordt pas gegeven als het onvermij de
lijk is. De wet heeft dus niet de be
doeling armoede te voorkomen. Ware
het nu dat armoede alleen te wijten
ware aan den persoon zelve, er ware
voor uitsluitende politiezorg althans iets
te zeggen. Doch waar de armoede in
zeer vele gevallen een kwaad is, waar
aan de maatschappij zelve in meerdere
of mindere mate schuld heeft,wordt zoo'n
wet hardvochtig en onbillijk als zij de
staatszorg bepaalt tot politiezorg. Juist
omdat de armoede niet is een individu-
ëele aangelegenheid, doch een maat
schappelijk kwaad, moet een goede ar
menwet er op gericht zijn armoede te
voorkomen.
Het ontwerp Borgesius was daartoe
een flinke schrede.
Het stelde allereerst regelen vast om
trent de weldadigheid die een of andere
FEUILLETON.
van Grete Olden,
(2) door K. te M.
Zij hadden allen er zich toe beperkt om den herfat
te vieren als den tijd, waarin geoogst wordt wat in
den zomer en de lente met noeste vlijt uitgezaaid
werd, en eindigden ook allen met de vertroostende
hoop, dat een vroeg, zonnig voorjaar den menschen
zon doen vergeten de gure, buiige dagen van den
herfst en de sneeuwstormen van den winter.
Met een zucht van verlichting nam hij eindelijk
het laatste schrift ter hand.
„Deutsche opstellen van Toni Koopman" stond op
den buitenkant. Hij wist, dat hij hier op twee of
drie bladzijden een bijna ontelbare menigte zonden
tegen de heilige spraakkunst zoa vinden, doch dat
de inhoud zoo kinderlijk eenvoudig en het schrift
gewoonlijk zoo net was, dat hij geneigd was de vele
taalfouten bijna te vergeven.
Toni Koopmans was de oudste leerlinge der geheele
kostschool.
„De oudste en de slechtste," had de directeur
Vrooljjk eens gezegd, en doktor Schmidt, de taal
leeraar der eerste klasse, gevoelde volstrekt geen
behoefte dit tegen te spreken.
instelling wilde uitoefenen. Let wel: het
laat b. v. aan de kerkelijke instellingen
haar volledige vrijheid, doch het eischt
dat de overheid zal weten volgens welke
regelen liefdadigheid zal worden geoe
fend.
Daartoe worden inspecteurs' aange
steld, belast met het toezicht op het
armbestuur.
In iedere gemeente kan worden opge
richt een armenraad, die tot taak heeft
zich op de hoogte te stellen van het.
ai mwezen in de gemeente en voorstellen
kan doen, welke hij noodig acht in 't
belang eener goede armenverzorging.
Bij het Burgerlijk Armbestuur worden
aangesteld armbezoekers, welke door den
gemeenteraad worden benoemd. Zij krij
gen elk één of meer wijken voor hun
rekening.
Aldus kan men in elke gemeente
nauwkeurig op de hoogte komen van
den toestand derarmlastigen. Welk voor
deel dit heeft?
„Dat zwakken, zieken en gebrekkigen
ouden van dagen, arme weduwen, de
ongelukkigen derhalve, die met den bes
ten wil door geen energie of eigen
kracht voor gebrek bewaard kunnen
blijven, beter en doelmatiger ondersteund
zullen worden, maar dat van den ande
ren kant tegen onverschilligen en zor-
geloozen, tegen luiaards en dronkaards
veel krachtiger zal opgetreden worden
dan onder de tegenwoordige wet moge
lijk is."
Tot dat krachtig optreden tegen lui
aards zal mede dienen het werkhuis,
hetwelk in de verschillende gemeenten
zal opgericht worden. Een anti-revolu
tionaire propagandist, een zekere heer
Huizinga, verspreidde in de verkiezings
campagne een biljet met deze woorden
„Weet gij, wat de liberale minister
Borgesius met de Armenwet wil?
Welnu, die wil de menschen helpen
met ze te sturen naar het werkhuis."
Is die voorstelling eerlijk? Meneer
Huizinga weet wel beter. Volgens het
ontwerp-Borgesius zullen armen, tot
werken in staat, wier onderhoud geheel of
ten deele ten laste van het Burgerlijk
Armbestuur komt, en wier armlastigheid
een gevolg is van hun gedragingenal
leen worden ondersteund op voorwaarde
Toni Koopmans was bijna achttien jaar, maar in
haar eenvoudig kinderkopje heerschte de grootste
verwarring van begrippen. Zij verplaatste een Zwit-
sersch meer gewoon weg in Rusland, zij huwde ko
ningin Elizabeth van Engeland uit aan een Duitschen
prins, die een honderd jaar vroeger leefde, met den
grootsten ernst vroeg zij naar het aantal meeldra-
draden der koraal. En dat in weerwil van haar
grooten ijver bij het leerenmaar het was of zijdes
te minder wist naarmate zij meer studeerde.
Zij was eerst twee jaar geleden hier op school ge
komen, voor dien tijd was zij op het land vrij op
gegroeid, „in vrijheid gedresseerd" zooals directeur
Vroolijk met afkeurenden ernst zei. Haar medeleer
lingen en ook den goeden dokter Schmidt had zij
in vertrouwen medegedeeld, dat zij nog spoedig wat
opvoeding moest ontvangen, want haar ouders waren
met de bewoners van een naburig landgoed overeen
gekomen,'dat hun wederzijdsche kinderen met elk
ander zouden trouwen. De .genoemde landgoedbe
woner was niemand minder dan baron von Domnitz,
die wat de opvoeding en ontwikkeling zijner toe
komstige schoondochter betreft de allerhoogste
eischen mocht stellen.
Zij liet aan haar vertronwelingen het portret zien
van een jong -huzarenluitenant, wiens ronde, levens
lustige oogen bij den eersten aanblik deden vermoe
den dat hij zich nu juist om een fijne opvoeding
niet bijzonder veel bekommerde.
Haar positie van „toekomstige verloofde," maar
ook haar goed hart gaven Toni Koopmans in weer
wil van haar weinige schoolkennis, een zeker over
wicht op haar medeleerlingen langzamerhand werd
zij, trots haar gebreken, de lieveling van allen.
Mocht zij onder de les al weinig in tel zijn, daar
zij bij iedere vraag met den mond vol tanden zat,
dat zij worden opgenomen in een werk
huis. Zij verblijven daarin ook gedurende
den nacht. In het werkhuis zijn afzon
derlijke werk- en slaapplaatsen voor
mannen en vrouwen, voor het werk dat
zij verrichten, ontvangen zij een dagloon.
Zij ontvangen dus, niet als thans, een
aalmoes, doch hun eigen verdiend loon.
Let wel, dit geldt hen die armlastig
zijn door hun eigen schuld. Zij, met wie
dit niet het 't geval is, worden onder
steund op voorwaarde, dat arbeid wor
de verricht.
Tot verwezenlijking dezer denkbeelden
geven Rijk en provincie aan de gemeente
subsidies.
Het ontwerp Borgesius heeft dus ten
doel:
ie De armverzorging beter teregelen.
2e Bedriegelijke handelwijzen te voor
komen.
3e Zij die armlastige zijn door eigen
schuld, toi verbetering te brengen
4e Armoede waar 't kan niet te leni
gen door bedeeling, doch door werk
verschaffing.
Van een minister, wiens kabinet de
Ongevallenwet, de Gezondsheidswet en
de "Woningwetten tot stand bracht,
mag meneer Huizing niet zeggen, dat
Goeman Borgesius de menschen wil hel
pen, door- ze te zenden naar het
werkhuis. Van zijn standpunt moest hij 't
integendeel toejuichen, dat een wet werd
voorgesteld, die veel krachtiger dan onze
tegenwoordige de armoede zal helpen
bestrijden.
Echter de kerkelij ken hebben tegen
dit wetsonderwerp een bezwaar. Het
randt het Christelijk beginsel aan. Dat
hebben wij in de Juni debatten telkens
kunnen hooren. Wij willen dit bezwaar
in een volgend artikel eens nader be
kijken. Wordt vervolgd).
Een valsche beschuldiging.
In zijn brochure tegen de liberalen,
over welk boekske we in ons vorig
nummer reeds spraken, komt ook een
oordeel voor over de openbare onderwij
zers. De hooggeleerde schrijft over de
openbare onderwijzers als voigt:
„dat aan de kleine Nederlandsche bur
gers waanwijze vrijdenkertjes met slechts
in de pauzen was dat geheel anders, dan behoefde
zij naar geen antwoord te zoeken, al bestormde men
haar ook met vragen, of was dan het algemeen mid
delpunt en deelde uitnoodigingen uit voor haar
avondpartijtjes, want haar ouders, die voor den tijd
dat Toni's opvoeding voltooid zou worden zich te
Berlijn metterwoon gevestigd hadden, zagen het
gaarne dat hun verwend dochtertje zich naar harte
lust vermaakte.
Iedere wensch, die in Toni's bortgelokte kopje
ontstond, werd vervuld mevrouw Koopmans maakte
dan steeds de wijsgeerige opmerking „Wie weet, wat
haar later te wachten staat, en bovendien, het kind
moet zich zoo bijzonder inspannen."
Daaraan had de liefhebbende ook geen ongelijk.
In den laatsten winter had het kind zelfs privaat
lessen moeten hebben en doktor Schmidt was de
aangewezen man geweest om die te geven.
De herinnering aan die lesuren was voor doktor
Schmidt nog altijd zeer aangenaam. In de gezellige
woning, die Koopmans voor zijn driejarig verblijf in
Berlijn gehuurd had, werd hij altijd met dezelfde
vriendelijkheid door den grijsharigen Koopmans en
diens bedrijvige echtgenoote ontvangen. Toni opende
meestal de deur voor hem met een„Ha, doktor,
wij hebben op u gewacht met de koffieDan leidde
zij hem in de woonkamer, waar aan de witgedekte
tafel een plaats voor hem open stond, en terwijl de
moeder een broodje voor hem gereed maakte, wik
kelde de vader hem in een klein politiek gesprek,
of vertelde hem welke berichten van Boltenhagen,
zoo heette het landgoed der familie Koopmans, ont
vangen waren. Na de koffie stond de heer des huizes
op om zijn dagelijksche namiddagwandeling door de
diergaarde te gaan maken de moeder zette zich met
een handwerkje aan het vensterzij breide jaar
een negatie in de ziel, als onderwijzers
hunner [kinderen op het dak gestuurd
werden, lui, die in zich zelf, -ze zijn
neutraal grinniken om het geloof
hunner leerlingen, zooals de rnensch zoo
dikwijls grinnikt om datgeen, wat hij
niet begrijpt"
Wij weten niet of professor deze pas
sage in zijn boekske „grinnekend" heeft
neer geschreven. Doch wel weten wij,
dat hij blijkens deze uitlating al zeer
weinig begrijpt van de opvatting, die de
openbare onderwijzer zich stelt van zijn
hooge taak.
Dat grinneken om het geloot hunner
leerlingen, zooals professor het gelieft uit
te drukken is een verdachtmaking, die
op één lijn gesteld kan worden met de
rij valsche beschuldigingen a laWielinga,
van Grieken, Witz en anderen.
Of er dan onder die openbare onder
wijzers geen vrijdenkers zijn? Zeker. Er
zijn ook Roomschen, Israëliten, modernen
orthodoxen, er zijn er van alle gezindten
onder. Doch zij allen, zij komen slechts
in de openbare school binnen met dat
ééne grootsche doeiGeef des kinds wat
des kinds is en leidt het op tot christe
lijke en maatschappelijke deugden. Dat
staat in zijn ziel ais de positieve grond
stelling, als het fundament waarop hij
de opvoeding des kinds baseert.
En hoe zijn inzichten mogen zijn op
godsdienstig of op staatkundige terrein,
hij zal ze verre houden van de kinder
ziel, gedachtig aan zijn opvoedkundige
grondstelling, dat zij voor den kinder
leeftijd niet passen.
Als professor Holwerda hun een be
schuldiging wil aanwrijven als de ge
noemde, moet hij aantoonen, dat die open
bare onderwijzers in eenig opzicht in de
school grinneken om 't geloof hunner
leerlingen, dat zij door hun onderwijs
dat geloof ondermijnen.
Dat echter kan professor niet, omdat
het niet xvaar is. De Hooggeleerde is
dan ook wel zoo voorzichtig om te zeg
gen ze grinneken in zichzelf.
Erg gemakkelijk om aldus een klad
te werpen op den onderwijzersstand.
Maar erg oneerlijk bovendien.
Men kon 't evenwel verwachten van
den man, die zich niet ontziet de liberale
partij de partij van 't ongeloof te noemen.
in jaar uit kousjes, welke dienden als kerstgeschenk
voor de kleine Boltenhagersen Toni haalde met
een diepen zucht haar schrift en boeken voor den
dag, terwijl ze dikwijls mompelde„Waarlijk, dat
domme leeren is het eenige onaangename van deze
gezellige uren
Toch gaf zij zich onder de les tamelijk veel moeite
en doktor Schmidt kon op glorierijke middagen te
rugblikken, middagen waarop zijn leerlinge zonder
haperen de zijrivieren van den Rijn noemde en na
driemaal verkeerd raden den naam van den schrijver
van een gelezen gedicht raadde.
Toen hij nu Toni's opstellenschrift opsloeg, be
merkte hij tot zijn verwondering, dat haar „Gedach
ten" dezen keer het bescheiden aantal bladzijden
verre overschreden had. De nette, kleine lettertjes
bedekten nu bijna zes kantjes. Zou Toni eens een
bijzonder helder oogenblik gehad hebben Och, he
mel, neen Vorm en inhoud lieten als altijd zeer
veel te wenschen over— en toch— uit dat kinder
lijk gestamel sprak eigenlijk meer, dan uit de lange,
sierlijk gebouwde zinnen der zoogenaamde goede
leerlingen.
Toni's opstel was het eenige, dat met recht het
opschrift „Mijn gedachten aan een herfstmiddag"
dragen mocht, want zij had zich niet tot algemeen
heden bepaald, maar werkelijk haar eige* gedachten
neergeschreven.
Evenals de eerste zin, bewezen aide volgende een
soort van oorspronkelijkheid „Hoe verschillend zijn
mijn gedachten aan een herfstmiddag of ik dien in
de stad slijten moest; of thuis, op bet land door
brengen mocht. [Wordt vervolgd.]